DE RATEL GAET SEPTEMBER 2018
* We kregen een vraag over de naamgeving van het ‘stukje van de voorzitter’
- de Ratel Gaet. Eerst heette het kwartaalblad van de Historische Kring Huizen ‘Huizer Kring Berichten’; in het voorjaar van 2001 werd besloten het blad zowel een nieuwe vormgeving als een nieuwe naam te geven. Na een prijsvraag werd uit de 36 namen die door 10 personen waren ingezonden door een deskundige jury vijf namen gekozen die op een ledenavond aan de leden werden voorgelegd. De Huizer Kroniek en de Kaekel kregen drie stemmen en ‘t Klaphek zes. Met 10 stemmen elk voor ‘De Ratel Gaet’ en ‘Vroegerennu.HKH’
staakten de stemmen en moest het bestuur de uiteindelijke keus maken. En toen is het ‘De Ratel Gaet’ geworden. In Huizen was de omroeper met zijn ratel een bekend iets, het gaf aan dat er nieuws te horen was. ‘De ratel gaet’ betekende ‘ssstt, even stil zijn om het nieuws te kunnen horen’. De redactie heeft uiteindelijk deze originele naam voor het blad niet volledig overgenomen en besloten het blad ‘De Ratel’ te noemen en het ‘stukje van de voorzitter’ (waar het blad altijd mee begon en
begint) ‘De Ratel Gaet’ te noemen.
Ons minder actieve zomerseizoen zit er weer op; nu hebben we allemaal hopelijk weer aandacht voor de activiteiten van onze Historische Kring Huizen na alle zomerwarmte en droogte-perikelen overleefd te hebben.
Wij sloten de voorzomer af met een succesvolle fietstocht ‘Sporen uit het verleden – Oostzijde Dorp’ op 26 mei, met een goed bezochte ledenavond op 31 mei (naar volle tevredenheid voor het eerst in ‘t Visnet) met lezingen van Dick Schaap en Pieter van der Poel, en met de opnieuw goed bezochte tweede versie van de wandeling op Landgoed Oud Bussem op 15 juni. Deze zomer waren er ook geslaagde klederdracht-optredens in Schagen en Katwijk. En als deze Ratel in uw bus ligt hebben we de jaarlijkse excursie naar het Cultuur-Historisch Veenmuseum ook alweer achter de rug.
Tijdens de Huizerdag op 8 september proberen we de nationale Monumentendag die daarmee samenvalt wat meer inhoud te geven dan alleen met de gebruikelijke openstelling van de Oude Kerk en de kerktoren. Het experiment van 3 jaar geleden zal, hier en daar wat aangepast, worden herhaald met een rondleiding langs diverse monumenten in oud-Huizen. Later in de maand worden ook onze inmiddels gebruikelijke fietstochten en rondleidingen voortgezet. In de Agenda verderop in deze Ratel vindt u de gegevens hiervan.
’t Visnet voldeed goed aan onze verwachtingen
DE RATEL / SEPTEMBER 2018
(Redactie)
en onze komende ledenavond op 27 september zal daar ook weer plaatsvinden. Dan met een stukje historie over ‘t Visnet door Klaas Schipper en een lezing van Frans de Ruijter uit Blaricum over ‘Blaricum-naast-Huizen’. Frans de Ruijter is een echte Blaricummer maar wat weet hij over Huizen en hoe keken de Blaricummers tegen Huizers aan (en andersom)?
Tot onze blijdschap hebben een viertal van onze leden zich aangemeld om actief te worden als vrijwilliger. Hun belangstelling loopt uiteen van o.a. bestuur, monumenten, resten uit de Eerste Wereldoorlog, postbezorging en het oude postkantoor in Huizen, en de Franse tijd in Huizen.
Wij zien uit naar hun bijdragen.
Een ander verheugend bericht is het volgende. Eerder dit jaar kregen wij een positieve reactie van de Gemeente Huizen op ons verzoek om verhoging van onze Gemeentelijke subsidie naar € 1000. Wij zijn blij met deze toezegging. Wel zullen wij hier prestatie-afspraken over moeten gaan maken, maar daar schrikken we niet voor terug. Als de afspraken vastliggen, zullen wij deze op een ledenavond bekend maken.
Tenslotte: het is weer een zeer lezenswaardige nieuwe Ratel die voor u ligt.
Met vriendelijke groet, namens het bestuur
Ewoud Doyer, voorzitter
Dit nummer begint met een korte uitleg over de van schenkingen in de afgelopen periode en de naamgeving van het ‘stukje van de voorzitter’, te rubriek Van de Werkgroep Huizer Dialect met een weten ‘De Ratel Gaet’, en gaat verder met de lijst bijdrage van Gerrit Jongerden en Klaas Schipper.
DE RATEL / SEPTEMBER 2018
Van Emmy Zitman-van Loon (coördinator collectie van het Huizer Museum) kregen we een fraai geïllustreerd verhaal over Huizer visserspetten vanaf 1860. Hartelijk dank daarvoor. In de serie voor Huizen interessante berichten uit de Philips Nieuws-golf volgt nr. 3 - met twee onderwerpen: de kroning op 2 juni 1953 van Koningin Elizabeth II van Groot-Brittannië die voor het eerst op de televisie kon worden gevolgd en de ‘opmerkingenbus’.
Twee van de tijdens de herdenking op 4 mei 2018 voorgelezen ‘Gezichten’ van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog zijn in het vorige nummer van de Ratel gepubliceerd, nu volgt het derde, te weten ‘Het verraad van Huizen’ dat tot gevolg had dat op 28 september 1944, 74 jaar geleden, Arie de Waal, Klaas Snel en Jakob Brands door de Duitsers gefusilleerd werden. Wij zijn het 4 mei Comité Huizen erkentelijk dat we ook dit verslag mogen publiceren.
In de vorige Ratel schreven we over een ongeluk met ingrijpende gevolgen voor de familie van mevrouw G. Schram-Rebel 60 jaar geleden. Ditmaal gaan we honderd jaar terug, naar het verhaal van een ongeluk met een tram dat familie van mevrouw Schram in augustus 1918 trof; Gerrit Jongerden schreef het met haar op. Het jaar 1918 was ook voor de familie van Lies Schaap een rampjaar, toen haar grootvader Klaas Koeman overleed aan de Spaanse griep. Zij schreef het verhaal op dat haar tante Aaltje Koeman haar vertelde. Over de in dit verhaal genoemde huisarts Dr. Van Eyk vonden we in ons archief enige informatie en een verslag van zijn begrafenis (blz 18-19). Opnieuw bijzondere bijdragen aan de geschiedschrijving van gewone families van Huizen in de afgelopen eeuw. Heel veel dank hiervoor.
Tenslotte vult Henk Schipper het bestand van Gevelstenen in Huizen aan met het verhaal van twee pas ontdekte gevelstenen. We eindigen met een pagina met advertenties uit Gemeentegidsen van de jaren 1920-1930.
Veel leesplezier gewenst,
Wendy van Noppen en Janny Stevens
SCHENKINGEN in de afgelopen periode (voorjaar/zomer 2018)
- Mevr. R. Kruimer, een oorkonde van een belijdenis uit 1918
- Dhr. J. Rebel een kopie van het ‘Officieel adresboek der gemeente Huizen’ uit 1934
- Mevr. G. Westland-Kriek dia’s over de oorlog en een puzzel van Huizen
- Dhr. H. Borstlap een video van Huizen, een poster van een Huizerdag en een verjaarskalender
- Mevr A. van Wessel ansichtkaarten van het koninklijk huis en een Trouw-Bulletin van 4-4-1945
- Kringloopwinkel Bakboord een ingelijste afbeelding van klederdracht.
Wij zijn als Historische Kring Huizen ontzettend blij met al deze schenkingen. Hartelijk dank hiervoor.
Het komt regelmatig voor dat wij boeken over Huizen krijgen die al in het archief aanwezig zijn. Mocht u op zoek zijn naar bij voorbeeld
‘Huizen zo”e as ‘t nooit meer wurdt’ neemt u dan gerust contact met ons op.
Werkgroep Archief
DE RATEL / SEPTEMBER 2018
VAN DE WERKGROEP HUIZER DIALECT Klaas Schipper
Dee mól weer een stukkien van ónze, ik mag haast wel zeggen vaste, schrijver, Gerrit Jongerden. Hij het een stukkien ëschreven, wat mijn wel verrastte. Ik bin namelijk zellëf ‘t lijdend vurwerp. Arrëg vijnden doeën ik ‘t nijt, want ‘t is gelijk een bietjen (sluik)reclame vur mijn. Lees mar.
HUIZER BIER!
Óngerlest stung d’r een aindjen in de krant, dat de meeste minsen gien éëns ëlezen zallen hemmen. Mar ik wel en ik had ‘r al metéënen gien goeëd gevøl bij. Ik zal ‘t ópschrift en éën riegel hier deurgeven, percies zoëas ‘t ‘r stung. Dan weten jelui metéënen waar ‘t over gaet en dat ik niks uit m’n duim ëzeugen het.
Ze zeuken dus in ‘t héële langd bierbrouwerijen dee ze over kannen niemen. Ik hoor jelui al denken, wat hemmen wij daer nou mie te maken? Nou, dan za’k je mar ies gauw uit de droëm helpen. Kóm je nooit in dee drankwinkel van Gall en nog wat óp de Baan? Nou, ik gae d’r welderies kijken en parte keren wurdt daer bier te koëp annëbeuen van Brouwerij ‘De Grens’. Dat zait jelui nog nijt vuul? Dat valt m’n teugen, mar ik zal ‘t verklaeren. Brouwerij ‘De Grens’ brouwt bier an ‘t Grenspad hier in ‘t darp en vandaer de naam. Wéël is dan de brouwer/aigenaar? Dat is Klaas Schipper, hier beter bekend as Klaas van IJs van Jaap en Jannemeut van IJzuk. Gaet je al een lichien óp? Neejen? Dan kóm ik d’r nou mie vur de dag. Uit naeje móngden hem ik pas verneumen, dat Heineken in óngerhangdeling is mót ‘De Grens’. ‘k Was glad verbouwereerd. Mar nou ken ik Klaas goeëd en ‘k het ‘m óp de man of ëvreugen,wat ‘r gaende is. Nou, liegen doeët dee man nijt, mar errëges ómhéëne draeien kannen dee Schippertjies as de beste politicus. Ze kannen een hoëp ónger de pet houwen. Dus, ik wurden d’r gien wijzer van. Nou, ‘k het nijt lullëk ëdaen, mar ‘k het m’n aigen méëning d’r over en dat zal ik ëries naer buiten brengen.
Netuurlijk is d’r wat an de hangd en héël wat oëk, denk ik. ‘k Het Heineken ëbeld en wat zaien dee? In deze fase van de onderhandeling doen wij geen mededelingen. Daer dan! Heineken het óngerlest wel een paar miljard in China uitëgeven, mar een paar miljoen hier of daer is vur dee gasten niks, mót je mar denken. Dee Schippertjies binnen oëk nog ëries gewiekste zakenminsen. Daer kannen de Westlangden, de Teeuwissens en zoë meer,
Huizen, september 2018
nog een puntjen an zuigen. Nu nog mar ëries, wat hemmen wij daer mie te maken? Nou kijer, dat kan vur de HKH héëlegaar mis loëpen. As voort de miljoenen binnenstroëmen, is Klaas zoë vertrukken. Dat kan ‘n huissien van een miljoen of dree, vier, in Blarrekóm, Laren of Blómmendaal wezen. Wat docht je van Zwitserlangd? Ja, minsen, da’s nou krek ‘t arge van ‘t héële vehaal. Klaas doeët akelig vuul vur de Huizer Historische Kring en ik bin doësbenaauwd dat-ie dat, weet-ik waar vandaan, gien meer kan. ‘k Wul hiermie iederéën vragen óm te pramberen, Klaas vur ónze Kring actief te laeten blijven. Dat was nou, wat ik effetjies óp mós schrijven.
Is zoë’n verhaal nou wel wat vur óns blaadjen? Zeker wel; ‘t is nog gien historie, mar as ‘t allemol deurgaet, wurdt óns darp historisch óp de kaert ëzet. Dan wurdt ‘r ëschreven, dat Heineken over de grens gung (denk aan China) mar dat ze nou ‘De Grens’ overnammen!
Gerrit van Jan van Goësen van Geb
As ik ‘t bovenstaende lees, dan denk ik dat Gerrit ‘t stukkien ëschreven het too ‘t zoë warm was. Hij lust wel een biertjen en meschien hettie deur de warmte wel een bietjen tevuul ëneumen. En ‘t kón nog wel ëries wezen dattie daerdeur een rare droëm ëkregen het en docht dat ‘t allemol echt was. Geeft nijt hoor Gerrit, taatjen. Ik wou dat ik dee droëm ëhad had.
Klaas van IJs van Jaap en Jannemeut van IJzuk
DE RATEL / SEPTEMBER 2018
Kleding als erfstuk door Emmy Zitman-van Loon, coördinator collectie Huizer Museum
HOEDEN EN PETTEN IN DE 19e en 20e eeuw - de Huizer visserspet
Zoals bijna alles bij de klederdracht, komt het uit de burgermode: de mannen droegen op zondag bij rouw en trouw in Huizen een cilinderhoed, in de volksmond ‘hoge hoed of hoge zije’. Er is een document waarin staat dat men ook met deze hoed uit vissen ging, we hebben het dan over de 19e eeuw. De hoge hoed is een van de bekendste hoeden uit de geschiedenis.
De oorsprong van de hoge hoed is niet duidelijk. Mogelijk stamt hij af van de zogeheten ‘suikerblad hoed’, een hoge puntige hoed gemaakt van bladeren, die waarschijnlijk al tot de middeleeuwen teruggaat (https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/.../101159-geschiedenis-van-de-hoge-hoed.html)
Na de hoed kwamen de petten, en er was een verschil tussen de boeren- en visserspetten. Dit stukje gaat over de visserspet.
De eerste Huizer visserspet was er een zoals op de eerste tekening te zien is; deze gegevens komen uit het Openluchtmuseum. Het Huizer Museum wil graag weten of er nog iemand gegevens over deze pet heeft, de pet komt uit 1860. We hebben wel de hele beschrijving. De pet was van zwart laken.
De volgende pet is uit 1890, dat is nog een “lage” pet.
Je ziet op de tekening een rosetje, volgens een beschrijving werd dat gedragen tijdens de rouwtijd. Hieronder deze rozet (object van de HKH).
Naast de lage visserspet een patroon uit Pinterest ‘geheugenvannederland.nl’. Deze pet is nog van laken.
De visserspet wordt hoger en wordt van een ander materiaal gemaakt, een soort ribkatoen. De klep aan de onderkant is van leer. Deze pet is het meest bekend, omdat die nog lang gedragen is. De pet stond een beetje hoog op het hoofd.
In de 20e eeuw komen de confectiepetten, die niet alleen in Huizen, maar ook in andere delen van Nederland gedragen werden. Boven is de meest gedragen pet, maar ook de onderste bewerkte pet werd in Huizen gedragen.
PHILIPS IN HUIZEN (deel 3)
Dit keer gaat het in de selectie uit de Nieuws-Golf (uitgave van de N.V. Philips Telecommunicatie Industrie, N.V. NEDERLANDSCHE SEINTOESTELLEN FABRIEK Hilversum) over de eerste Eurovisie televisieuitzending van de kroning in Engeland en over de ‘opmerkingsbus’ van de Philips Communica-
tie Industrie.
Op 2 juni j.l.om ongeveer 12.30 uur hebben millioenen mensen in Engeland, Frankrijk, Belgie, Nederland en Duitsland gezien hoe de aartsbisschop van Canterbury de kroon plaatste op het hoofd van Koningin Elizabeth II. Dat zovelen van dit historisch ogenblik getuige konden zijn, was te danken aan de televisie, die voor het eerst in de geschiedenis een kroningsceremonieel zichtbaar maakte voor mensen die niet op de plaats zelf aanwezig waren. En ongetwijfeld hebben de kijkers naar een televisiescherm de plechtigheid beter gezien dan tallozen van de genodigden die in de Westminster Abbey aanwezig waren.
Op technisch gebied staat er niets in de weg om dit najaar te beginnen met een permanent, (Redactie)
goed functionerend West-Europees TV net. Zowel voor de Hilversumse en Eindhovense Philipsmedewerkers, die zo’n belangrijk aandeel hebben ge- had in het tot stand brengen van de kronings-uitzending, als voor de toestelbezitters, zal 2 Juni daarom ook om deze reden een historische datum blijven.
WAAR HET BIJ DE OPMERKINGSBUS OM GAAT ! Een opname, gemaakt van het beeld zoals dit verscheen op het beeldscherm van een der televisieontvangers, welke tijdens de uitzending in ons ontspanningsgebouw ‘Hoogerheide’ waren opgesteld. ‘Het zijn mensen, die het werk voorbereiden; het zijn mensen, die de organisatie vaststellen en het zijn mensen, die het werk verrichten. En mensen kunnen wel hun best doen, maar het volmaakte zal nooit kunnen worden bereikt en hoogstens worden benaderd. Maar twee weten meer dan één. Het moet dus goed zijn wanneer ook anderen dan degene wier taak ligt in de organisatie en voorbereiding, over de gang van zaken nadenken en de gelegenheid krijgen om hun ideeen kenbaar te maken’.
‘De opmerkingsbus die de goede ideeen beloont - waarbij de grootte der beloning onder andere afhankelijk is van de waarde, welke het voorstel voor de onderneming heeft – is reeds hierdoor van groot nut. Toch ben ik overtuigd, dat de grootste waarde is gelegen in het scheppen van belangstelling voor het werk en voor het bedrijf als geheel, alsmede in het tot stand brengen van betere verhoudingen tussen personeel en de leiding’.
Het bovenstaande schreef Ir. Chr. Henssen in de Nieuws - Golf van 14 juni 1952. Hieruit blijkt zo duidelijk waar het bij de Opmerkingenbus om gaat, dat het hier nogmaals wordt afgedrukt. Slechts met aller medewerking kunnen de beste resultaten worden bereikt. Het is goed dit nog eens duidelijk naar voren te brengen, niet alleen als stimulans voor het inzenden van opmerkingen, doch ook voor het verlenen van de volle medewerking ten opzichte van het invoeren van de goede ideeën.
Het gaat er de Opmerkingenbuscommissie om, dat u de onvolkomenheden in uw omgeving niet alleen opmerkt, doch dat u tracht een verbetering te vinden. Is uw idee goed, dan ontvangt u een geldelijke beloning; doch het zien van een door uw suggestie ontstane verbetering zal u minstens even veel voldoening schenken. Het mag natuurlijk niet voorkomen, dat wordt vergeten een door een opmerking voorgestelde verandering in practijk te brengen. Zij die hiervoor verantwoordelijk zijn dienen zich bewust te zijn, dat het niet invoeren van een dergelijke verandering: 1e het bedrijf en de eigen afdeling nadeel bezorgt; 2e reactie kan veroorzaken als: ‘Waarom zou ik me zo druk maken als de leiding het blijkbaar ook niet doet’;
3e het werk van de commissie ernstig bemoeilijkt, aangezien het belangrijkste deel der beloning - namelijk de bevrediging van te hebben meegewerkt aan een verbetering - niet wordt toegekend.
Wellicht geeft de naam Ideeënbus duidelijker weer wat de bedoeling is dan de naam Opmerkingenbus. Deze laatste naam heeft echter in de afgelopen 25 jaren burgerrecht verkregen in ons bedrijf en blijft daarom gehandhaafd. In een volgend artikeltje zal nader worden ingegaan op de vraag: wat is nu eigenlijk een opmerking?
De Opmerkingenbuscommissie.
Hoe simpel kan het zijn:
Opm.5305/01. Het aanbrengen van kleerhaakjes op de toiletten, zowel te Huizen als te Hilversum is door deze opmerking bevorderd. Premie ƒ 7,50.
Dat was het voor deze keer. Wordt vervolgd!
Redactie
DE RATEL / SEPTEMBER 2018
142 DE RATEL / DE RATEL / FEBRUARI 2018SEPTEMBER
DE RATEL / FEBRUARI 2018S PTEMBER 2018 153
1416 DE RATEL / DE RATEL / FEBRUARI 2018SEPTEMBER 2018
HET VERRAAD VAN HUIZEN september 1944
4 mei Comité Huizen
‘Gezicht 3’
tijdens de herdenking op 4 mei 2018 gelezen door Donald de Marcas.
In de loop van augustus 1944 krijgt Paul de Vries, de leider van het verzet hier in Huizen, opdracht om een plan te maken de PHOHI-zenders in handen te krijgen.
Verzetsleider De Vries schijft:
‘Ik verzocht daarom de agent van politie Arie de Waal, mijn meest toegewijde medewerker, eens poolshoogte te nemen en te zien of de situatie bij de Duitsers zodanig was, dat door omkoping of list, de zenders in onze handen konden komen.’
Na een paar weken meldt De Waal dat hij in contact met de Commandant van de zenders is gekomen. Deze man, een Duitser, is al een paar jaar ingekwartierd bij fietsenmaker Jakob Brands. Samen luisteren ze naar de Engelse radio en de commandant laat zich altijd zeer anti-nazi uit.
Verzetsleider De Vries schrijft: ‘Om kort te gaan, men vertrouwde hem volkomen.’
De Commandant wil het verzet wel helpen. In ruil daarvoor wil hij na de oorlog officieel Nederlander worden. Het klinkt allemaal heel simpel. Maar wat u niet mag vergeten is dat het inmiddels september 1944 is en dat de Slag om Arnhem in volle gang is. De geallieerden lijken aan de winnende hand en het is niet uitgesloten dat de Commandant van de zenders zich wil indekken tegen een naderende Duitse nederlaag.
Naast De Waal en Brands is Klaas Snel de derde man in het complot. Snel heeft een timmerfabriek die uitkijkt op de zenders. Hier vinden de onderhandelingen plaats. Een paar dagen zijn er geen ontwikkelingen en de Commandant dringt aan op meer daadkracht bij het Huizer drietal. Hij begint De Waal te stalken, zouden we nu zeggen. De Vries, de leider van het verzet in Huizen, vertrouwt het niet en geeft Arie de Waal de raad het contact met deze drammende Duitser te verbreken. Arie de Waal weigert omdat hij de Commandant vertrouwt. Ten onrechte zal al snel blijken.
Arie de Waal, Klaas Snel en Jakob Brands Gefusilleerd op 28 september 1944 bij de Steenfabriek in Huizen.
Inmiddels hebben geallieerden de slag bij Arnhem verloren. Nu is de kans op een snel einde van de oorlog verkeken.
Verzetsleider De Vries schrijft na de oorlog: ‘Een paar dagen later kwam De Waal zeer nerveus bij ons en zei van een Duitse soldaat vernomen te hebben, dat toen hij op wacht stond, de Commandant het volgende tegen hem had gezegd: ‘Ik ga naar Bussum om de Ortscommandant te waarschuwen, want ze willen de zenders overvallen.’
De Vries adviseert Arie de Waal om onder te duiken, maar hij weigert. Sterker nog; hij gaat naar de Commandant en vraagt hem op de man af of hij de zaak heeft verraden. Deze ontkent.
Verzetsleider De Vries schrijft: ‘Ik dring er bij De Waal nogmaals op aan van het toneel te verdwijnen daar wij de toestand hoogst gevaarlijk voor hem vonden. De Waal deelde onze mening niet daar hij een groot vertrouwen in de Commandant had.
Dit gesprek had plaats op 27 september om 1 uur in de middag. Dien zelfde middag om 5 uur werd ik gewaarschuwd dat De Waal, Brands en Snel gearresteerd waren.’
Het drietal wordt de dag erop, zonder enige vorm van proces, gefusilleerd bij de steenfabriek. Naar verluidt met het gezicht naar de zenders.
Philips Omroep Holland-Indië (PHOHI) is opgericht in 1927. Het is de eerste radiozender die vanuit Nederland de koloniën kan bereiken. Men hoopt dat deze radioverbinding na de oorlog weer in gebruik genomen kan worden.
DRAMA IN 1918 - EEN ZEER TRAGISCH VERKEERSONGELUK
In augustus 2018 was het 100 jaar geleden dat er een vreselijk ongeluk gebeurde waarbij vijf Huizers betrokken waren. Je kunt wel zeggen, dat het hele dorp in rep en roer was en er werd in die dagen over weinig anders gesproken. In de Gooi- en Eemlander verscheen het volgende bericht:
HUIZEN, ERNSTIG TRAMONGELUK
Gistermorgen is op den Utrechtschen weg - meldt de “Tel.” - bij het gesticht St. Louis een rijtuig in botsing gekomen met de Oostertram, die van Zeist kwam. In het rijtuig waren gezeten de heer en mejuffrouw Rebel, mejuffrouw Veerman en de heer Jongerden en de koetsier J. Rebel, allen uit deze gemeente. Ze waren op weg naar het Zendingsfeest te Driebergen. Het rijtuig kwam met zulk een kracht tegen de tram, dat de bagagewagen werd ingedrukt. Zeer ernstig gewond werden mejuffrouw Veerman en de heer Jongerden en ernstig de heer J. Rebel. Met de auto van mevrouw v.d. Held, uit Bilthoven, werden eerstgenoemden naar het ziekenhuis te Amersfoort gebracht en de heer J. Rebel per tram. Mejuffrouw Veerman was al stervende. Het ongeluk gebeurde omdat het paard schrok van de bel van de tram en op hol sloeg.
Omdat er meerdere familieleden van mij bij betrokken waren, is het voor ons, als gezin, altijd als het ware dichtbij gebleven, eigenlijk tot aan het overlijden van mijn vader en moeder toe.
De genoemde koetsier van het gehuurde rijtuig, Jacob Rebel, was namelijk mijn vader, toen bijna 19 jaar oud want hij werd geboren op 5 september 1899. De genoemde heer en mejuffrouw Rebel waren broer en zuster van van de koetsier, van mij dus een oom en tante. De oudste was ome Gerrit, geboren 13 april 1894 en overleden december 1971. De tweede oudste tante Rein, voluit geheten Reinika Christina, geboren 1 januari 1896 en zij overleed op 24 mei 1989. De oudste van dat gezin was een meisje dat al op 5-jarige leeftijd overleed aan TBC. Zoals in heel veel gezinnen in die tijd ook hier dus die droevige kindersterfte. Mijn vader was vrijgezel, niet zo verwonderlijk als je pas 18 bent. Ome Gerrit was verloofd met Annetje Veerman die bij dat ongeluk om het leven kwam. Er staat wel in het krantenbericht, dat ze op weg naar het ziekenhuis stervende was maar in feite overleed ze al op de plek van het ongeluk. Vreemde bijkomstigheid: haar oorijzer lag onbeschadigd aan de kant van de weg, alsof ze hem afgezet had en daar neergelegd. Ome Gerrit en tante Rein hadden beiden helemaal niets. Vader heeft tien dagen in ‘t ziekenhuis gelegen. Ome Gerrit is z’n hele leven ongehuwd gebleven, in feite als gevolg van het ongeluk.
Het woord ‘verloven’ werd hier 100 jaar geleden nog niet of nauwelijks gebruikt maar voor de duidelijkheid noem ik het toch zo. Tante Rein was verloofd met Aart Jongerden. Aart lag een hele poos in het ziekenhuis en na thuiskomst heeft tante Rein vrijwel meteen de verloving verbroken. Had dat direct of indirect ook met het dramatische ongeluk te maken? Ik weet het niet en daarover werd niet gesproken. Ook tante Rein bleef haar hele leven ongehuwd. Ome Gerrit en zij hebben heel lang samen op Noorderbuurt 1 gewoond, als was het een echtpaar zonder kinderen! Ze hadden daar een boerderij.
mei 2018
G. Schram-Rebel
1918 - HET JAAR VAN DE SPAANSE GRIEP NEDERLAND ROUWT, HUIZEN ROUWT
Lies Schaap
Dit jaar - 2018 - is het 100 jaar geleden dat de wereld en ook Nederland getroffen werden door een pandemie, die de naam Spaanse Griep kreeg en waarvan ook in Huizen velen het slachtoffer werden. - Met het sterven op 48 jarige leeftijd, op 16 november 1918, van onze grootvader Klaas Koeman (1870 - 1918) kwam deze dreiging en ramp ook heel dicht bij mijn familie.
‘Het vergeten drama’ noemde het Nederlandse televisieprogramma Andere Tijden in 2005 de Spaanse griep. “Want in het najaar van 1918 wordt de wereld getroffen door een stille ramp. De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog zijn bijna ten einde als een moordend virus zich in razend tempo over alle continenten verspreidt. De ziekte doodt in korte tijd wereldwijd talloze mensen. De schattingen van het aantal slachtoffers lopen uiteen van 20 tot 40 miljoen. In de geschiedenis is geen andere epidemie bekend die zo snel en zo hard toesloeg. Toch is er nooit veel aandacht aan besteed. Hoewel het virus in meer levens moet hebben ingegrepen dan de Eerste Wereldoorlog (door oorlogshandelingen kwamen toen ‘slechts’ 9 miljoen mensen om), wordt er in historische overzichten zelden melding van gemaakt. Ook de kranten in het jaar 1918 zelf wijden hun pagina’s aan belangrijker nieuws.
Af en toe verschijnt er een klein berichtje, zoals in de Hoogeveensche Courant. Een paar regels die herinneren aan het drama dat zich op talloze plekken over de hele wereld voltrekt: alweer een buurman, een zoon, een moeder door de Spaanse griep geveld.
‘Hoogeveen, 22 november. De Spaanse griep woedt hier en in de omtrek in steeds heviger mate. Het aantal sterfgevallen neemt onrustbarend toe. In de jaren dat de zo gevreesde cholera-epidemieën voorkwamen vielen niet zoveel slachtoffers als thans. In een gezin stierven twee volwassen zoons, in een andere twee zoons en een dochter terwijl in beide gezinnen nog meer huisgenoten ziek liggen. In het gehucht Stuifzand overleden zondag 4 personen. Het is een angstige tijd.’ Hoogeveensche Courant, 23 november 1918.
Een eerste golf van de Spaanse griep doet zich in het voorjaar van 1918 voor. Waar de griep precies is ontstaan is tot op de dag van vandaag onbekend. In Spanje is in februari al een eerste uitbraak en algemeen heerste het idee dat het virus hier vandaan kwam. Maar ook in Amerika zijn heel vroeg in het voorjaar gevallen ontdekt en misschien moet daar de aard worden gezocht. [De ziekte verspreidde zich daar over diverse legerbases. Toen de militairen naar Europa vertrokken in verband met de Eerste Wereldoorlog, zette het virus ook voet op Europese bodem. Aanvankelijk was het virus niet dodelijk, maar al snel veranderde dat.] In ieder geval ebt de eerste golf overal weg om in oktober opnieuw met verhevigde kracht toe te slaan!”
“En toen kwam de angstige periode van de heropleving van de griepepidemie. Deze maal was het niet iets om mee te spotten. De ietwat grappige, hoewel afmattende ziekte van die zomer kwam tegen het najaar in angstaanjagende kwaadaardige vorm terug. Telkens werden soldaten uit de stad of uit de omtrek naar het hospitaal gebracht, ijlend in hevige koorts en de ziekte nam een razend snel verloop, tastte de longen aan en sleepte het jonge leven in een paar dagen, soms in enkele uren, naar het graf.” [uit: ‘Het drama van 1918’ van Eric Mecking ]
Sommige streken van Nederland werden zeer zwaar getroffen door deze zgn. Spaanse griep, zoals o.a. Drenthe. Maar ook in Huizen heeft deze epidemie veel slachtoffers gemaakt. Hoe groot dit aantal is valt niet exact te achterhalen. Maar wel staat vast: in oktober en november 1918 sterven er in Huizen 37 personen, die hun laatste rustplaats kregen op de Oude Begraafplaats! Daar zijn (uiteraard) ook mensen bij die niet aan de Spaanse Griep zijn gestorven. Maar het totale aantal overledenen in de tijd van twee maanden mag wel abnormaal hoog genoemd worden.
Hoe angstig de situatie in november 1918 was is mede op te maken uit het hier nu volgende verhaal. Het gaat dan over het sterven aan de Spaanse griep van mijn grootvader van moeders zijde.
Mijn tante Aaltje Koeman (1903-1994) vertelde mij bijna 40 jaar geleden – mei 1979 - hoe en wat zij die dagen, vanaf dinsdag 12 november 1918, als 15-jarig meisje beleefde. Haar verhaal heb ik toen op band opgenomen. Ik voer haar nu als het ware sprekend in en zal er uit citeren.
“Toen was het dus 12 november, dinsdagsmorgens. ’s Maandags goed naar zee gegaan, heel goed, gewoon. Zelfs nog… er was toen bijna niets te krijgen …. dus ze hadden aardappels meegenomen, wat ze nooit deden. Maar omdat je ook geen pannenkoekenmeel kon krijgen, in zekere zin [was] alles op de bon. Dus waren er dan aardappels. Die hadden ze zélf verbouwd. Aardappels mee. En hij [haar vader] had een rood kooltje meegenomen. Oh, dat was eigenlijk véél te veel werk, voor zee, maar ze moesten wel. En het was nog betrekkelijk goed weer, want het was al half november, dus het had net zo goed hard kunnen vriezen. Maar ze waren nóg op zee! Dus, ... die wilden ze schoonmaken, dat kooltje ’s morgens, dat hadden ze dinsdags willen eten. En toen zei ie dat ie niet erg lekker was. Toen hebben ze ome Jaap [Koeman], waar ie dan aan vast was, die hebben ze gecharterd. Dat was zijn maat, [met wie hij in span viste]. Nou die was er zó, langszij het schip. En die hebben de netten ingehaald en die zei: “Gáuw naar huis!” [...]
Toen hij zei dat ie niet erg lekker was, dan werden de netten uit zee gehaald, de hele boel opgehaald en ze gingen allemaal naar huis toe. Allebei. Ze konden ook niet anders, natuurlijk. Dus zodoende waren ze in de haven, dinsdagsmorgens.[...] ’s Nachts was ie dan al niet lekker geworden. En ome Jaap misschien wel bang? [...]
Uit zee! Uit het viswater gaan. En dan naar de haven gaan. Dat was verloren tijd. Verspillen! ……. Je ging nooit het viswater uit. (De kopers kwamen immers wel dáár….) Uit angst. Er was toch geen radio aan boord. D’r was niets! Dan kwamen ze alleen maar even…..dan gingen ze uit hun viswater uit, en ze gingen vragen, - je hoefde het ’s nachts niet te doen - als ze dan voor de nacht maar weer op ’t zeewater waren misschien. Eigenlijk is ’s nachts toch de beste tijd om te vissen. Maar dan kwamen ze expres naar huis, naar de haven. Soms twee keer in de week. Vragen hoe het was… [...] “ Wat kom je doen?” - Nou we komen maar even kijken, of jullie nog goed zijn. Ja, ja. Dat was helemaal niet gek, want we zaten d’r zelf ook mee. Je vond het helemaal niet zo gek. Of ze ’t allemaal gedaan hebben, dat weet ik niet. [...]
Oooh jaah! Er stierven veel mensen! Dan … van vissers, dat weet ik niet zo precies meer, of er veel vissers bij waren. Maar ’t was al het laatste! ’t Laatste! Hij is één van de laatsten geweest die er aan gestorven is… Juist de vorige week was ie nog mee begraven geweest met een vrouw, van een neef van hem. [...] Dat was een week geleden. En dan nóg een paar mensen, maar dat waren eigenlijk de allerlaatsten. Dus…. Dan hóóp je al dat het over is hè? En toen kregen wij de slag!
Moeder zou de kachel zetten, half november. ’t Is niet zo erg koud geweest, want – hoewel die nooit zo vroeg kwam hoor – vroeger. Altijd zowat november natuurlijk. Maar dan zou ze nou de kachel gaan zetten. En wij [Aaltje en haar 13 jarige zus Heintje] zouden daar een beetje toe redderen. En daar… om een uur of elf …. komt vader thuis. Of moeder beneden was, weet ik eigenlijk niet eens precies. Misschien hebben we haar wel geroepen: vader is er! Dat zal wel zo geweest zijn. - Wat is d’r? - Ja, niet goed… ja… Er werd niet veel gezegd natuurlijk, op zulke dagen, tijden. - Zouwen we de dokter halen? Nou,.. vandaag maar niet. - Altijd nog hopen dat het opknapt, natuurlijk. Hoewel je al vooruit weet, eigenlijk, dat het ernstig is.
Volgende dag: toch maar de dokter halen. [...] Dokter van Eyk. – Verband, natte, hete verbanden om de lendenen, voor de longen, dat was dan de ziektebestrijding hè, vroeger. En de zuster moest de koorts opnemen. En dan weten ze het wel. Hij zal wel een medicijntje gehad hebben, een drankje of zo.[...] De volgende dag kwam hij [de dokter] weer. Iets hogere temperatuur! Dat merkte je al aan de zuster. De dokter zegt verder ook niet zo veel... En donderdags kwam hij wéér. Weer hoger! … Mijn tante, die was al wel een keer geweest. Meutje Tijmentje. Want die had veel meer ziektes meegemaakt. En die zei tegen moeder: je moet het veel héter doen. En die deed het nog even erger. Want het moest heet zijn, dat moest genezen. […] En zij, met haar handen – want ze had hárde handen evengoed – die hitte, uitknijpen van die doek… ik zie het nog doen. En dan een flanellen doek d’r om, en nog een eh, taft d’r omheen, hè, zó moest dat dan. - Ik denk dat de zuster dat doen moest, ik denk dat de zuster dat gedaan heeft, hoor. En dat die het eigenlijk, naar haar zin niet heet genoeg gedaan heeft. Toen was zij er bij, en toen zou zij het eens doen. - Nou ja. Toen de volgende dag, donderdags, was het wéér een beetje erger. De koorts. Iedere dag werd de koorts hoger.
Nou, toen zaterdagsmorgens - hij had al zo’n nare nacht gehad natuurlijk - toen zegt ie tegen de zuster: hoeveel is het? - Zóveel graad (?) is ie, Koeman. - Nah… daar ging ze. Moeder had al zo’n nácht meegemaakt. Want dat was vrijdags al begonnen. Vrijdagsmiddags en vrijdagsavonds dat ie naarder werd. […] Die zag het al aankomen. Moeder ging niet naar bed. Ja, eerst wilde m’n vader ‘t wel, maar nee, ze ging niet naar bed. Ze blééf op. De hele nacht. Een beetje geworsteld natuurlijk.[...] Wat zal je dan doen op zo’n nacht. Een beetje drinken geven, maar ze ging toch - ze werd oplest zo angstig, tegen het dagworden, want het is november, het is nog lang donker – de luiken maar open doen en de lamp uit. Kon ze een beetje verder van d’r af kijken.
Nou …, zo ging dat leven natuurlijk die morgen ook weer voorbij. Ome Henk [Prins] zal wel thuis gekomen zijn. Die moest nog van zee komen. Nou die nemen nog vis mee natuurlijk, zo als dat is. Die weet ook nérgens van. Dus dat moest ze allemaal nog verzorgen. Die man maakte vis schoon nog, buiten, achter. Nou… ondertussen met een doodzieke man moest moeder dat allemaal …. – wij waren eigenlijk nog te jong om dat te snappen - […]
Maar, we werden ook wel bang, omdat moeder bang werd, natuurlijk. We zagen best dat vader niet goed was. Dat zagen we best. En we kwamen ook wel bij het bed, maar…. Ja je durfde niet veel te doen. Je had nooit zozeer … hoewel hij twee jaar daarvoor ook al een erge longontsteking gehad had. Toen waren we óók erg bang!! Dat weet ik nog goed. En toen, … maar dan was hij negen dagen doodziek, zoals dat dan vroeger was. En toen die morgen de crisis voorbij was – de zuster, de dokter, die zeiden de crisis moest nog komen - eerst zeven dagen, toen negen dagen. Zo was dat dan. Nou en de crisis die kwam en ja, hij werd flauw …. en ging zacht liggen. Dat was juist de genezing hè. Toen was hij er overheen. Toen was ik dertien, nou dan ben je ook al wel zo [groot], dat je het een beetje gaat snappen. - Maar toen had moeder ook al zo’n ernstige, nare, angstige week meegemaakt. Maar nu was het dan wel … nu trof het hoor! Toen hij dat dan ook zei, ’s nachts …. ja …: “Wat gaat dat raar, kind “ Moeder kon ook niet veel zeggen natuurlijk. “Wat gaat dat raar …..” Hij wist het niet uit te drukken natuurlijk.
Om een uur of vier ‘s middags, nou toen kwam tante, meutje Wim d’r an. [Uit Zeist, waar ze bij haar dochter en schoonzoon woonde]. Dat vonden we wel fijn, dat ze kwam. Dat was een beetje steun. Maar toen was ie haast weg, toen moesten ze al…. Ome Jaap en tante Tijmentje zullen ook wel gekomen zijn. Wie er allemaal om het bed gestaan hebben dat weet ik niet eens meer hoor. Nou en toen was ie dan, toen kwamen de vissers thuis. En iedereen, de één vertelde tegen de ander: Klaas Koeman is zo ziek! En ondertussen stierf de man daar! Een huis met mensen! Toen gingen ze ineens …. Toen kwamen ze in huis! Mat kwam in huis, en, Klaas “Soen” kwam in huis, en Andries, Geertje misschien, z’n vrouw. Dat weet ik niet precies, maar in alle geval. .. Toen was de man … die was gestorven en hij moest afgelegd worden. Enne, dat moest allemaal in ‘t … En die mensen stonden daar, nou, moeder, die was hopeloos….! Dat kan je wel begrijpen. Moest kleren zoeken, van niemand kon ze steun hebben. … Dat was wat… Een uur of zes …. half zeuven, denk ik. Toen was alles ... voorbij!
Ja, om vier uur was meutje Wim gekomen. Misschien heeft hij haar nog wel gezien of gekend. Is ze nog wel even bij het bed geweest. Toen leefde hij nog. Maar hij werd al zieker! Dus je kon wel aan zien komen dat het de laatste uren waren, hoor. Dat weet ik allemaal nog wel, hoe dat ging. Als iemand, die eigenlijk een beetje zijdelings er bij staat. Die nergens wat aan doen kan. Als je jong bent…. Je kon niet troosten, je kon niet helpen, je kon alleen maar een beetje hopeloos heen en weer lopen. En dan had hij ook nog gezegd ’s middags: laat Kees [Prins] een zeil over de aardappels leggen. Want in de voorzolder, daar lagen de aardappels. Die waren al gerooid, [...] zelf gebouwd die zomer. Een klein akkertje, omdat er niets te krijgen was. Dat moesten ze zaterdags ook nog verzorgen. Aardappels hakken en later rooien en moeder ook helpen en wij ook! Mee, helpen rapen. Dus die waren al goed en wel boven. Hij heeft er niet van gegeten. Varken dito. Een half varkentje gefokt met alle moeite en pijn. En wij maar sjouwen, met een kruiwagen met een halve ton met water en melk mag ik wel zeggen, karnemelk! (Want die kerels [die de melk leverden] gooiden er net zoveel water bij als ze maar wilden…) Maar goed, dat varkentje is nogal gegroeid. Dus we hadden ook nog een half varkentje….! Hij heeft er níets van gehad natuurlijk. ’t Was allemaal net in ’t vat misschien, dat varkentje. Toen de aardappels op zolder. Toen zegt ie, omdat hij toen hoorde dat ‘t vroor – en het vroor ook, want later lag er al ijs op de plasjes, toen we ’s middags dan naar de dokter gingen, nog weer, geloof ik - . Maar toen zei hij: Kees moet een zeil over die aardappels gooien. Die zolder was niet verwarmd, dan waren ze weer bevroren! Die moesten eerst drogen. Later gingen ze naar de kelder. Nou, hoe het daarmee afgelopen is met die aardappels, dat weet ik niet. Ze zullen wel in de kelder gekomen zijn. En het varken is ook wel opgegaan. Maar vader heeft er niks van genoten. Nou ja, dat is het ergste niet.
Nou, toen die dagen hè, toen is ie ’s woensdags begraven. Ja….. Nou, dan komen er mensen, dan loopt het. Ik weet nog wel dat ik bij de kist stond . Kees van de Born, die moest de begrafenis leiden, dat was een neef van moeder. Kees van de Born. Ik weet nog dat ik erbij stond en ik zie hem nog zó liggen, in de kist. Voor dat raam, zo stond dan de kist natuurlijk, in de andere kamer. Precies, zoals hij dáár is!! (wijst naar de foto aan de muur) Zo lag ie precies en precies zelfde! Dat kan ik nog wel voor me halen. En door die foto, kan ik het nog beter natuurlijk, nou weer.
’s Woensdags is hij begraven, ’s zaterdags is hij gestorven. De klok mocht niet luiden met de begrafenis, want dat moest allemaal afgeschaft worden, op last van dokter van Eyk. [Omdat er zoveel mensen stierven!] “Daar werden de mensen maar zenuwachtig van”. Dus d’r werd niks gedaan. - Ze gingen wel mee begraven allemaal, die begrafenissen konden ze natuurlijk niet verhinderen, dat moest wel. Maar de klok mocht niet meer luiden. Dus!
Meutje Wim is gelukkig veertien dagen bij ons gebleven Maar ja, toen is ze ook nog een beetje ziek geworden! Dan lag ze gewoon bij moeder in de bedstee natuurlijk. Dat kon niet anders.
En wij werden ook een beetje ziek! Nee, ik weet niet, of ik er ook bang voor geweest ben. Ik weet wel, dat ik ook op bed lag, dat ik ziek was – we hadden het niet zo ernstig. Maar dat was vlak na vaders dood hoor. En zo moest je maar doorleven dan hè.
Toen kwam dat voorjaar hè. Vader had altijd gezegd, want het was een nare zomer: “ wat zal ….” Moeder zei dan tegen hem, als ze soms even samen waren: “Wat moeten we toch doen? Ja, het moest je toch eens overkomen, met dat… Dan zit je daar met je zaak, met de schuit enzo, wat zouden we dan? Dat zou toch wat zijn!” Zo ga je dan praten. Toen zei vader: “Diréct wegdoen kind, diréct wegdoen! Dat wordt niks. Met twee knechtsen d’rop, dat gaat van je af. Je bent er niet zelf bij, enne.. “ Dus moeder had dat één keer gehoord, natuurlijk en dat werd eigenlijk terloops gezegd. Maar die had dat in haar oren geknoopt en die zei ook dadelijk tegen ome Jaap: Je moet het wegdoen… Klaas heeft dat gezegd. Nou en die was d’r ook best mee content, want die snapte dat ook best. Want die hield ook niet van twee knechtsen op de schuit. Daar schiet je niks mee op. En dus, zodoende. – Advertentie…voor de krant, de visserskrant. Dat er een botter te koop is. Het was nog erg in trek, want de vorige zomer was nogal goed geweest, dus. Er kwamen mensen uit Scheveningen zelfs. Ik zie ze nog aan tafel zitten. Net voorjaars. Die moet je dan ontvangen. – De schuit bekijken, natuurlijk. Die hebben hem wezen bekijken. En dan komen ze bij je. En dan praten; hoe dat verder gegaan is, met prijzen, daar weet ik allemaal niets van. Maar ik weet wel, van die toestand dat ook al de zeilen van de zolder moesten en de netten en alles wat d’r maar bij hoort. Dat moest mee. Dat moest weg. Dus zodoende was het, eer het feitelijk voorjaar was, was álles verdwenen ….! De mán en z’n zaak!”
GEVELSTENEN IN HUIZEN - een nieuwe aanvulling op het boek uit 2015
Henk Schipper
’t Slingerbosch
Er zijn weer enkele gevelstenen ontdekt die niet in ons boek Gevelstenen in Huizen zijn opgenomen. De eerste is in de gevel boven de voordeur van een landhuis aan de Amersfoortsestraatweg 202. De steen toont een vogel met daaronder de tekst ’t Slingerbosch
Het landhuis staat op een bosperceel dat in 1939 werd verkocht aan Johannes Nicolaas Burger. Hij had een fortuin verzameld in Indië en hij kocht het voor zijn enige dochter Anna Maria Margaretha (Anne), die gehuwd was met Jean Gerhard Loeber uit Blaricum. De letters L en B zijn verwerkt in het smeedwerk van de lantaarn in de voorgevel. De heer Burger overleed in hetzelfde jaar.
Het landhuis werd gebouwd naar ontwerp van Anthonie Pieter Smits (1881-1957) door aannemers Loman & Pijpers. De oudste zoon van het echtpaar Loeber, Johannes Nicolaas, legde de eerste steen, maar deze steen is niet gevonden.
De voorgevel van ‘t Slingerbosch
De familie Loeber woonde eerst in Amsterdam en later in Bussum - sinds 1939 in ’t Slingerbosch. Maar niet voor lang: in de Tweede Wereldoorlog confisqueerde de bezetter het huis met omliggende villa’s. Het werd het hoofdkwartier van de Wehrmacht in Nederland, dat geleid werd door de luchtmachtgeneraal F. Christiansen. In de tuin werd een bunker gebouwd. Na de bevrijding betrok de familie Loeber het pand weer; in 1970 werd het huis verkocht, de familie verhuisde toen naar Laren.
In 2009 werd het huis verbouwd tot een luxe zorgveste voor bejaarden van de stichting Domus Magnus. De naam ‘t Slingerbosch zal verband hebben met het bos waarin het gebouwd is. In het bos was een doolhof van, in 1939 al verwilderde, beukenlaantjes. De oprijlaan is daar nog een restant van.
De lantaarn Landhuis ‘t Slingerbosch
Transformatorhuisjes
In het boek over de gevelstenen werden de siersteentjes in transformatorhuisjes aan de Flevolaan en de Havenstraat besproken. Nu blijkt dat er nog een aantal transformatorhuisjes in Huizen deze stenen hebben. De voorstelling is steeds hetzelfde: hond en haan.
-- Aan de Lindenlaan, hoek Ceintuurbaan, stenen aan weerskanten van de deur ingemetseld; gebouwd in 1949.
-- Aan de Ericaweg tegenover nummer 23 / Parkweg gebouwd in 1949. -- Een huisje met de naam Huizen Kom aan het Oude Raadhuisplein achter de Elleboogstraat 7 gebouwd in 1929.
-- Zeeweg tussen de nummers 50 en 50 b, stenen aan weerskanten van de rechter deur; gebouwd in 1949.
Bronnen:
Kaart Topografische dienst 1908
Drs. Peter Heijkoop
Website Slingerbosch
Mw. Corrie Marek (info en foto Daphne)
Mw. Anne Loeber
Liander: lijst van historische gebouwen.
Dr. H.H. van EYK, HUISARTS IN HUIZEN AAN HET BEGIN VAN DE 20e EEUW
In het verhaal van Lies Schaap over hoe haar grootvader 100 jaar geleden in Huizen overleed aan de Spaanse griep komt de naam van de huisarts Dr. van Eyk voor. In ons archief vonden we bijgaande algemene informatie over zijn persoon en zowel de rouwadvertentie als een krantenknipsel met een verslag van zijn begrafenis.
Dr. van Eyk had zijn huisartsenpraktijk aan de Lindenlaan nr. 79 (later woonde daar zijn opvolger dr. Obbink). We hebben nog niet precies kunnen achterhalen wanneer hij zich in Huizen vestigde, wellicht rond zijn huwelijk in 1898. Hij is dan 29 jaar oud. Als hij in november 1918 bij Klaas Koeman wordt geroepen (zie 1918 - HET JAAR VAN DE SPAANSE GRIEP - NEDERLAND ROUWT, HUIZEN ROUWT van Lies Schaap hierboven) zou hij ongeveer 20 jaar (huis)arts zijn. In Huizen zelf was Dr. van Eyk begin vorige eeuw nauw betrokken bij verbeteringen met betrekking tot de volksgezondheid.
Dr. van Eyk overleed in Huizen op 11 augustus 1930 en werd onder grote belangstelling op 15 augustus 1930 begraven (op wat nu de Oude Begraafplaats is). De tekst hieronder stond in de Gooi- en Eemlander van 16 augustus 1930 en geeft duidelijk weer hoe belangrijk Dr. van Eyk voor het dorp was geweest. Redactie.
Hoyte Hendrik van Eyk werd op 9 januari 1869 in Rotterdam geboren als zoon van Petrus van Eyk en Clazina Elizabeth Barel. Op 14 juli 1898 trouwde hij met Antonia Cornelia Catharine de Lange en samen kregen zij drie kinderen: Clazine (13 november 1899), Margarethe (8 juni 1901) en Petrus (8 oktober 1904, overleden 17 juni 1908). Mevrouw van Eyk overleed in Huizen op 2 september 1926.
HUIZEN
BEGRAFENIS Dr. H.H. VAN EYK
Gisteren onder groote belangstelling op de Algemeene Begraafplaats.
Zooals we in een gedeelte van onze oplage van gisteren nog konden vermelden, heeft gistermiddag op de Algemeene Begraafplaats alhier de teraardebestelling plaats gehad van het stoffelijk overschot van wijlen dr. H.H. van Eyk, in leven arts te dezer plaatse.
Zoowel in de onmiddellijke omgeving van het sterfhuis aan de Lindelaan als op den weg, dien de stoet volgde naar het kerkhof hadden zich vele vrienden en bekenden van den overleden geneesheer geschaard om hem de laatste eer te bewijzen. Ook op de begraafplaats was de belangstelling zeer groot. In den stoet, welke de lijkbaar volgde, zagen wij o.a. den burgemeester dezer gemeente, den heer Egberts, den gemeentesecretaris, den heer Groenestein, voorts de heeren Dr. Schaberg en Dr. van den Berg, alhier, Dr. Bijvoet uit Bussum, Dr. Obbink uit Utrecht, den heer Roos, directeur van de gasfabriek, het raadslid den heer Jac. Schaap en vele anderen. Onder hen, die den rouwstoet op het kerkhof opwachtten, merkten wij o.a. nog op de heeren Ds. Vonkenberg, den directeur van het postkantoor, den heer Govers, den oud-directeur van het postkantoor, den heer ten Cate, den heer Gordeau, lid van den gemeenteraad te Bussum, Dr. Thomassen, 1ste geneesheer van “Julianaoord” te Laren, Dr. Blanke, oud-directeur van “Sonnevanck” bij Harderwijk, den heer Kruisweg uit Bussum, lid van de gezondheidscommissie, benevens verschillende collega’s van den overledene.
Nadat de kist in de groeve was neergelaten en verschillende kransen rondom waren geschaard, getuigde een broeder van den overledene van den ontzettenden slag, welke de familie door dit verscheiden heeft getroffen. Spr. schetste den ontslapene als een man met een nobel hart, een geziene figuur in de geheele familie. Zijn herinnering zal nimmer verloren kunnen gaan.
De heer Bouman, directeur eener H.B.S. te Amsterdam sprak hierna enkele woorden als oudste studievriend van Dr. van Eyk. Bij alle verschil van inzicht, aldus spr., groeide er tusschen ons een vriendschap voor het leven. Een vriendschap, die alles zou kunnen weerstaan. De vriendschap, waarvan de grondslag in den studietijd gelegd is, is een hechte geweest, die nooit verloren kan gaan. Spr. wilde den overledene op deze plaats hiervoor danken. In van Eyk gaat een nobel man verloren. Hij ruste in vrede!
Als oudste collega van den overledene sprak vervolgens Dr. Schaberg, die er aan herinnerde hoe Dr. van Eyk zich immer voor zijn patienten ten volle heeft opgeofferd. De groote verbeteringen, die hier in Huizen zijn gekomen ten aanzien van de drinkwatervoorziening en de woningtoestanden, zijn voor een zeer groot gedeelte te danken aan Dr. van Eyk. Voorts bracht spr. in herinnering het vele werk, dat de overledene verricht heeft voor de Volksgezondheid. Ook zijn collega’s hebben buitengewoon veel gehad aan Dr. van Eyk en ook veel van hem geleerd door zijn uitgebreide ervaring. Spr. eindigde met woorden van dank voor de vele diensten, die Dr. van Eyk immer belangeloos bewees.
Namens de afdeeling Gooi- en Eemland van de Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunde sprak Dr. Bijvoet uit Bussum woorden van groote dankbaarheid voor het vele werk, dat Dr. van Eyk verricht heeft voor deze afdeeling en voor de Maatschappij, zowel als bestuurslid als in zijn functie van afgevaardigde naar de algemeene vergadering. Steeds arbeidde hij met de meeste toewijding en gaf hij zijn beste krachten aan de taak, welke hij op zich had genomen. Ook als collega, aldus spr. verliezen we den heer van Eyk in de afdeeling. Met een woord van dank, voor alles wat de heer van Eyk gedaan heeft, eindigde spr. zijn toespraak.
De heer Kruisweg uit Bussum, lid van de Gezondheidscommissie, sprak wegens ontstentenis van den voorzitter, namens dit college en memoreerde daarbij het groote verlies, dat de gezondheidscommissie door het overlijden van Dr. van Eyk lijdt. In hem gaat een van de beste leden heen en noode zullen we zijn plaats aan een ander moeten afstaan. Zeer moeilijk zal ook zijn plaats te vervangen zijn, want Dr. van Eyk beheerschte de sociale wetgeving op het terrein der volksgezondheid in al hare geledingen.
Een figuur als van Eyk gaat misschien niet uit in de richting van den algemeenen volksgeest, maar toch wist hij zonder aanzien des persoons aan zijn gedachten uiting te geven. Dat hebben we altijd geapprecieerd, daarvoor zijn we hem thans nog dankbaar. Zijn nagedachtenis zal bij ons immer blijven voortbestaan.
Tenslotte sprak de heer Roos, namens de patienten van Dr. van Eyk, woorden van dank voor alles, dat deze voor zijn Huizer patienten heeft gedaan en voor alles, wat hij voor hen is geweest. Dag en nacht stond hij voor hen klaar, nimmer was het hem te veel met raad en daad hulp te verleenen, waar die hulp noodig was. Spr. uit vervolgens enkele woorden van waardeering en sympathie jegens den ontslapen geneesheer, wien hij hier namens diens patienten nog wil dank zeggen voor alles, wat hij voor hen is geweest. De naam van Dr. van Eyk zal met eere op aller lippen blijven.
Een broer van den overledene dankte hierna de aanwezigen voor hunne betoonde belangstelling en de verschillende sprekers voor hunne woorden, gewijd aan de nagedachtenis aan zijn ontslapen broer.
Diep onder den indruk van deze droeve plechtigheid verliet men hierop den doodenakker.
De Gooi- en Eemlander
16 augustus 1930