Zoals u weet, ben ik op de jaarvergadering van 18 mei 2010 benoemd tot uw nieuwe voorzitter. mag ik me even voorstellen? mijn vader, W.H.H. Groothoff, was één van de oprichters van de Historische Kring Huizen en zat jaren in het bestuur. Zelf ben ik door een schoolproject over Huizen betrokken geraakt bij de Klederdrachtgroep. Ouders van de kinderen van de Koningin Wilhelminaschool hadden voor de Koninginnedag-optocht Huizer kleding gemaakt. Naar aanleiding daarvan hebben marion van der poel en ik heel vaak met kinderen meegedaan aan presentaties van de Klederdrachtgroep. Nu al zeker 25 jaar en met heel veel plezier, ook vanwege het leuke contact met andere groepen in het land. Gelukkig zijn er nog steeds nieuwe kinderen die het leuk vinden om mee te doen - helaas groeien ze uiteraard uit de kinderkleren!
Over de jaren is natuurlijk de samenwerking met An en bart van Geenen bepalend geweest. Een moeilijke taak wacht me om een waardige opvolgster van bart te zijn. Ik zal mijn best doen, samen met de andere bestuursleden.
Na de boeiende presentatie na afl oop van de jaarvergadering op 18 mei van de heer H. van Kesteren over de tegeltableaus die zijn grootvader Herman Oostveen ontwierp, kijken we vooruit naar het winterseizoen. We beginnen ons eigen programma met een excursie naar de Zaanse schans op 2 oktober (op het moment van schrijven was deelnemen nog beperkt mogelijk, s.v.p. contact opnemen met Ria Westland, tel. 5262505). Op 5 oktober is onze eerste ledenavond, met epidiascope-plaatjes van het Indonesië uit de jaren 1930. 
Graag tot ziens bij onze activiteiten. met een vriendelijke groet namens het bestuur,
                                    
                         Ingrid Groothoff

Historische Kring Huizen
In deze Ratel leest u informatie over de landelijke archievendag en de prijsvraag ‘Veranderend Landschap’, een toneelstukje in Huizer dialect, een reactie op het ‘Verhaal van een voedseltocht’ uit de vorige Ratel, verslagen van de Klederdrachtgroep, het derde deel van de geschiedenis van Naerdincklant, Gooiland en de Erfgooiers van Harmen Kos, en het eerste deel van een artikel over Huizen in de Groene Amsterdammer van 1958.
Veel leesplezier gewenst,            
Wendy van Noppen
LANDELIJKE ARCHIEVENDAG 16 OKTOBER 2010 Expositie en rondleidingen in het Streekarchief in Hilversum
Op zaterdag 16 oktober 2010 is het Landelijke Archievendag. Die dag is het begin van de Week van de Geschiedenis. Ook het streekarchief Gooi en Vechtstreek in Hilversum opent dan weer zijn deuren voor belangstellenden. 
Het thema van de Week van de Geschiedenis is Land en Water. In de studiezaal is een expositie ingericht met bijzondere prenten en archiefstukken uit onder meer de collectie Renoù over het veranderende landschap van het Gooi en de Vechtstreek. De tentoonstelling is te bezichtigen van 12:00 uur tot 17:00 uur. bezoekers krijgen ook de gelegenheid om een kijkje te nemen achter de schermen. Om 13:00 uur, 14:00 uur, 15:00 uur en 16:00 uur zijn er rondleidingen door de archiefbewaarplaatsen.
streekarchief Gooi en Vechtstreek, Archiefdienst voor blaricum, Hilversum, Laren en Wijdemeren 
Bezoekadres: Oude Enghweg 
23 (Stadskantoor) Hilversum 
Telefoon: 035 - 629 26 46    Nederhorst den Berg, [Maker] Valk, van der. Collectie François Renoù. Streekarchief Gooi en Vechtstreek 
te Hilversum.

De archiefdiensten van Gooienvechthistorisch.nl roepen uw hulp in om het veranderend landschap in het Gooi en de Vechtstreek vast te leggen, voor nu en voor later. 
Vaak bevatten oude fotoalbums foto´s van de omgeving die sinds het maken van de foto onherkenbaar is veranderd. Een heidelandschap waar nu een snelweg ligt, een meent waar nu een woonwijk staat, een ongerepte kust die nu met windmolens is versierd.
Niets maakt de veranderingen zo duidelijk als de vergelijking met een actuele foto van dezelfde plek .
Hoe kunt u meedoen?
Lever twee foto´s in met daarop de oude situatie en de huidige situatie. De foto´s van toen en nu worden vanaf 16 oktober gepubliceerd op de website Gooienvechthistorisch.nl. De allermooiste foto´s worden beloond met een leuke prijs voor de inzender. De foto´s kunnen, het liefst digitaal, worden ingestuurd naar Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Digitale foto´s moeten tenminste een resolutie hebben van 300 ppi / dpi. U kunt afdrukken van oude foto´s ook sturen naar of afgeven bij het streekarchief Gooi en Vechtstreek in Hilversum. Daar worden ze dan gescand.
Uw inzending moet binnen zijn vóór 1 oktober 2010.
streekarchief Gooi en 
Vechtstreek, postbus 
9900, 1201 Gm Hilversum bezoekadres: Oude 
Enghweg 23 te Hilversum Openingstijden: 
maandag 9.00 -13.00 uur, dinsdag - vrijdag 9.00 - 17.00 uur. Telefoon 
035 - 629 26 46
Landschap in verandering. Flats in aanbouw aan de Kapittelweg in Hilversum, 1968.
Fotocollectie Publieke Werken gemeente Hilversum. Streekarchief Gooi en Vechtstreek te Hilversum

In aansluiting op de jaarvergadering van vorig jaar was bij de secretaris een versie binnen gekomen van ‘In de wachtkamer’ en een stukje ‘bij de burgemiester’. beide stukjes ontvingen we van Kees van Lammert van Kees Geitjen (de heer C. Westland). Deze schenking was te lezen in de stukken voor de afgelopen jaarvergadering. Daar deze stukken eerst onlangs bij mij belandden, is in het decembernummer van vorig jaar een versie ‘Wachtkamer’ verschenen van de heer Goos Kriek. In die versie ontbrak een regel in het begin, dat Hain zegt: “mijn heden, jij oëk hier, oëk an de dokter, nenne?” met deze aanvulling lijkt het stuk over ’In de wachtkamer’ nu compleet en waren de versies allen vergelijkbaar. 
Hieronder het toneelstukje dat zich bij de burgemeester afspeelt. Ook hiervan is de auteur onbekend. mocht iemand de auteurs nog weten, dan hoor ik het graag. Gerrit van Jan van Goësen van Geb heeft het stukje weer in de juiste spelling gezet.
Dien van ‘t Emmetjieshout (Ineke van Herwerden)
Oude gemeentehuis


Om wie het gaat:
Vrouw bunschoten (bu) haar dochter matje (m) de burgemiester (br) Gijsbert schaap (G)
Vrouw Bunschoten en Matje komen in Huizer dracht, trekken muilen binnen de deur uit, zetten paraplu neer en lopen naar de tafel, zeggen: bu: Goeie naauwud burgemiester. Ze gaan dan zitten en spreken verder.
bu:  Hè, hè, ’t is zuiver scharp buiten, wat jou matjen? m:  scharp hoor! bu:  ’t Valt nijt mie hoor, zoë’n buitewijnd. br:  Dag dames en wat is er van uw dienst?
bu: Dames? We binnen maar héël gewooëne Huizere minsen. Ik ben Gijsje van Janus  van Rooie meeuwis en dat een maid van m’n, matjen heet ze. En nou wouwen we  samen deries effen mót je praten.
br:  Zo zo, dus vrouw bunschoten met haar dochter.
bu:  Net wat je zeggen man, ik en matjen: dat bin ik en dat is matjen. Zie zoë, nou weet je  wie we binnen.
br:  En wat is het doel van je komst vrouw bunschoten?
bu:  Dat zallen we je nou deries effen gauw vertellen. Je weten wel waar we wooënen nij,  in de posselaine pot. Daer wooën ik en Janus en zeuven kijer, allemol in een klain  wooëninkie.
br:  Aha, u wilt zeker een andere woning?
bu:  Wel néënt man, hoo kom je d’r bij. m’n moeder het ‘r alzeleven in ëwooënd en ik  wooën d’r al in zoë oud as ik bin en Janus oëk, neejen hoor, gien are wooëning. br:  maar wat is dan de bedoeling?
bu:  Nou, daer was ik juist mie bezig, óm je dat an je verstangd te brengen, mar je  brengen m’n ammar van m’n apperdepo of. Ik bin hier mót matjen nij, nou en matjen  wooënt bij m’n in. Ik slaep nou tussen matjen en Janus in want dat kómt zoë nij:  matjen het een tijd in Naerden ëdiend mar nou gien meer, ze mós weg van d’r  mevrouw. Zukke wijven nij? matjen kon in ’t darp gien vrijer krijgen en too zait ze  teugen mijn en Janus dat ze ging dienen vur dag en nacht in Naerden. Ik en Janus  wazzen d’r stark op teugen en hemmen d’r genogt waarëschouwd óm toch op te  passen vur die buite-kerels mar ja, hoo gaet ’t nij, in ’t darp gien vrijer kannen krijgen  en toch graeg vrijen wullen, is ’t nijt waar matjen?
m:  Ja moeder. br:  maar wat willen jullie nu eigenlijk?
bu:  Huust taatjen, dat binnen we juist an ’t vertellen, nijt zoë ris. Hoo veer was ik oëk al  weer? Oë ja, matjen gung dienen buiten ’t darp en ze had ómslag al een vrijer, nijt  waar matjen?
m:  Ja moeder.
bu:  En nou komt ‘t, ja ta, ik en Janus hemmen d’r zat vur waarëschouwd: niem gien buite- jooën, mar ze wou d’r nijt van horen. Ja ta, ze hemmen nou zoë’n tijd ëvrieën, nou  wullen ze gaen trouwen mar ja, waar mótten ze intrekken nij?
br:  Dus, als ik het goed begrijp, kom je om een woning voor matje?
bu:  Krek man, net wat je zeggen, een wooëninkie vur matjen, mar oëk vur die man hoor,  want ze mótten nou bij mekaar slaepen, nij. Is ‘t nijt matjen?
m:  Ja moeder. bu:  Ja, burgemiester, je weten d’r zelf oëk alles van nij? br:  maar waar woont die man van matjen eigenlijk?
bu:  Ho taatjen, zoëveer binnen we nog nijt. matjen is nog nijt mót ‘m ëtrouwd, mar ze  mótten nog gaen trouwen, mar eerst een wooëninkie.
br:  maar ik wil per se weten, waar matjes toekomstig echtgenoot woont.
bu:  In Naerden, burgemiester, mar hij werkt op heden in ’t darp. Hij dooët ansjovis kaken  in de hangen van Luikus. En nou hem ‘k twee sigaren vur je mie ëneumen, die binnen  vur jou. Ik het ze tussen m’n jak ësteuken, want ik wou ’t nijt weten vur Janus. Dee  zait altijd: ’t is spek in ’t hóngdenest gooien. mar as jij nou zorgen vur een wooëninkie,  dan bin je een beste man, toe taatjen.
br:  Daar kan ik niet alleen over beslissen, daar moet ik eerst met de wethouder over  praten.
bu:  Dan geef je dee d’r oëk mar een sigaar van, dat zal m’n dunkt wel effen schéëlen. Je  mótten teugeswoordig een schellevissie uitgooien óm een kabeljauw te vangen. En  bij mijn kannen ze nijt leggen hoor, al de besties binnen vol en vur ledikanten  hemmen we gien plak en gien centen. Dee binnen goeëd vur die ruikeluisminsen.  moeder is in een bestie ëbeuren en Janus en matjen oëk. Evegoeëd mag ’t lijen, dat  ‘r voort een maissie komt, nij, zoë lekker. Tuurlijk wurdt ze van zelvers ëneumd naer  d’r oëtjen. br:  Hoe is de naam van uw toekomstige echtgenoot? m:  Cornelis. bu:  Kreëlis maid, al die vreemde namen, daer houwen we nijt van. br:  En de achternaam? bu:  Nou, dat zou ik nijt kannen zeggen, evegoeëd. Nou, hij jij ’t al ëvreugen matjen, hoo  heet ie van z’n van?
m:  ‘k Weet nijt moeder.
bu:  Nou, dan weet ik goeëie raed, ‘k zal zelf wel effen naer de hangen gaen vragen, dan  kom ik ’t voort dijmie gauw zeggen. In die tijd kan jij ’t mooi effen klaer maken, dan  kannen we vanmiddag al gaen raggen.
br:  Ja, maar zo vlug gaat het niet!
bu:  Toe man, strijk je hangd mar over ja hart, dan binnen we mooi gauw klaer en dan kan  je oëk nog een slukkie kómmen halen as matjen trouwt. Nou, dat is ovvëspreuken,  wat jou matjen?
m:  Ja moeder. bu:  Nou ta, dan gaenen we effen gauw vragen hoor; we kómmen ómslag weer vróm.
Voordat vrouw Bunschoten en Matje weg kunnen gaan, vliegt de deur open en zonder kloppen snelt Gijsbert Schaap binnen, z’n pet nog op en klompen aan. De burgemiester wijst hem terecht: br:  ’t Is hier geen zoete inval.
Gijs gaat terug, klopt aan, trekt de klompen uit en neemt z’n pet in de handen. Hij begint zijn verhaal, terwijl vrouw Bunschoten en Matje wat achteraf blijven staan.
G:      Ja bugemiester, ta, d’r is haast bij hoor. Je jeugen m’n net wel vróm mar as je deries  wisten wat ‘r gaende is, dan zou je wel aarst ëdaen hemmen.
bu: Wat is er aan de hand heer schaap?
G:      Ja, nou ben je netuurlijk nijwsgierig, mar ómdat je m’n net zoë ovvëdaen hemmen,  za’k je effen graeg houwen, ta.
br:  Als het werkelijk ernstig is, schaap, zou ik toch willen dat je er geen grapje van  maakt.
G:      Da’s oëk héëlegaar m’n gedoë nijt, je weten van mijn, ik hou van een geintjen en van  een slukkie, mar as ’t noëdig is, dan kaj-je op Gijsbert an.
br:  Je boodschap, schaap.
G:      Wat bin je toch gaenderig in je lijf, zoë ris dooë je. mar goeëd, je weten dat groëte,  ouwe huis an de dijk wel te staen, is ’t nijt? Weet je wel, waar zoë’n zeutjen  huishouwes in wooënen. Griet van Kee en peu van Janne met Aelt-oëm en een  zeutjen kijer, jonges en maiden. Wat ‘r nou an de hang is, hemmen ze al meer bij de  hangd ëhad. mar ik geloëf, dat ’t nou wel deur zet. Zoë héël arg is ’t oëk weer nijt  hoor, want bij de meesten kan een blind paerd gien scha dooën.
br:  Hebben ze weer ruzie dan? G:      Laet m’n nou effen uit praten … bu:  mar je binnen zoë lang draeierig.
G:      Hem ‘k teugen jou of teugen de burgemiester? Nou ja burgemiester, die kijer van dat  huishouwen dat héëlemol op ’t Harde wooënt, hemmen ’t zeutjen in de brangd  ësteuken. br:  Dus er is brand! Kon je dat niet direct zeggen? bu:  brangd! brangd! m:  moeder, is t‘r brangd?
bu:  Ja kijnd, dat hij-je toch ëhoord? m:  Waarzoë dan moeder? bu:  An de dijk.
Allen vertrekken naar de brand. Na verloop van tijd komt Gijsbert binnen bij de burgemeester en gaat zitten. Vrouw Bunschoten en Matje komen ook binnen en gaan zitten. Als allen zitten komt de burgemeester binnen. Hij vraagt wie eerst is, dat is Gijsbert. De burgemeester vraagt vrouw Bunschoten en Matje buiten te wachten, maar Gijsbert zegt, dat ze er wel bij kunnen blijven.
G:      Za’k mar metéënen mót m’n verhaal beginnen, burgemiester? Of mót je eerst ëries óp  je gemak gaen zitten?
br:     Dat zou ik denken, schaap, of er moet weer een brand zijn. maar ik hoop dat ze niet  aan de gang blijven, want het is de laatste tijd wel erg hoor.
G:      Nou ja, burgemiester, dan het de brangdweer oëk wat te dooën, aarst staet d’r lui’s  spuit oëk mar te verroesten. En dan dooë je net of ze ’t expres dooënen, mar zoë is ’t  nijt ta, gien mins gaet zoë mar z’n boeltjen vertesteweren. Ik bin nou toch an de gang,  ‘k zal mar metéënen deur gaen mit m’n bósschóp. Je weten dat óngerlest dat ouwe  zeutjen naest ons bijna héëlemol verbrangd is. m’n buurman Kréëlis van ’t hoëgien, is  zoëlang bij mijn innëkómmen, mar ’t is echt te vol ta, eerlik hoor. Je mótten dum ’n  aar huissien geven, want aarst wurdt ’t een zeutjen hoor. bu:  burgemiester, as ik m’n d’r effen mie bemeuen mag … br:  Liever niet, vrouw bunschoten, je beurt afwachten.
bu:  Ja, mar je weten toch, burgemiester …
br:  Ik weet er alles van, vrouw bunschoten. Je komt met matje nog eens horen hoe het  met matje’s huis staat, is ’t niet? bu:  Krek ta, en …?
G:      Denk om Kréëlis, burgemiester … br:  Dat matjen nijt in Naerden gaet wooënen, d’r vrijer is toch een Naerder? bu:  Wij-ja man, in ’t darp werken en buiten ’t darp gaen wooënen zeker! br:  Het geval waar schaap voor komt, is natuurlijk wel urgenter, vrouw bunschoten.
bu: Wat ‘urgenter’ betekert weet ik nijt, mar ’t zal daer wel op neer kómmen, dat matjen  d’r naest grijpt. mar ik weet ’t al ta, hou jij je huissien mar, ik zeuk ’t zelf wel uit hoor.  Enkelt, m’n sigaren mó’k vróm hemmen, ja wat doch je wel? ’t Is altijd al zoë ëweest  in de werreld: as je dicht bij ’t vuur zitten, wur je ’t heetst. Aju jelui.
G:      Dee is nijt verrót, burgemiester.
br:     Je kan tegen je buurman zeggen, dat hij bericht krijgt, schaap.
HET VERHAAL VAN EEN VOEDSELTOCHT, 65 JAAR GELEDEN  een reactie
Naar aanleiding van het verhaal Maandag 12 februari 1945 - Het verhaal van een voedseltocht, 65 jaar geleden (opgeschreven in 1948 en nu ook vastgelegd in he Verhalenkabinet, ‘register van de dag van gister)’ van Hennie Roukens ontving de redactie de volgende reactie (de schrijver wilde graag anoniem blijven, naam bekend bij de redactie).
Wendy van Noppen
      
Ook toevallig…..een herkenning
Na de gevechten bij Arnhem in de herfst van 1944, kon ik weer veilig, maar nu als “evacué” uit mijn schuiladres daar terugkeren naar Nunspeet, waar mijn ouders woonden. Er was in dat kleine dorp toen in dat laatste oorlogsjaar genoeg te doen, zeker bij het plaatselijke Rode Kruis. Engelse jachtvliegtuigen joegen toen ook onschuldige burgers overdag de schrik op het lijf, toen zij voedsel probeerden te vinden vér over de IJssel heen - omdat zij soms veel op groepen militairen leken!…
 ’s Avonds zochten vele van deze doortrekkers, zoals ze genoemd werden, dan vaak onderdak in Nunspeet - in de school van meester Hoogeweg - die kennelijk bij hen als goed bekend stond, en nu als een plaatselijk museum gebruikt wordt! met mijn zuster Gerda en vele anderen probeerden wij die uitgeputte mensen te verzorgen. Niet alleen met het verbinden van doorgelopen voeten - verband was er nog wel, maar geen jodium, en toen dat op was werd brandspiritus gebruikt. Ik vond laatst nog een rooster met de vrijwilligers van die tijd en hun programma….
Wat ook ons, die zoveel beter af waren dan die armoedige doortrekkers, opviel was dat een wat oudere boer vanuit zijn boerderij – midden in het dorp - die als lid van de plaatselijke Gereformeerde Gemeente als stug en weinig toegankelijk bekend stond, en die ik alleen maar onder zijn dorpse bijnaam Oart Floep kende, daar elke avond verscheen met een grote ketel met erwtensoep of andere gerechten die hij met zijn vrienden klaar gemaakt had.
Ik denk nog altijd met eerbied aan hem terug en doe dit nu ook - vanuit een ander deel van het land - en zeker na deze zo onverwachte herkenning uit een woelige tijd, die nu ondenkbaar en gelukkig voorbij is…. 
                                               b.
                                             24 mei 2010  
p.s. Er liggen meer banden tussen Huizen en Nunspeet; “zuster schaap”, die veel bij ons overhuis kwam, omdat mijn vader daar huisarts was, heeft in die woelige jaren, naast haar werk als wijkverpleegster, uitstekend werk verricht. 
HERINNERINGEN AAN PRINSJESDAG 2009 (DINSDAG 15 SEPTEMBER   Henny Hannaart
Met de Klederdrachtgroep naar Den Haag
Vroeg op, want er moeten zondagse mutsen opgezet worden en zo loop ik om ± 7 uur naar pie bout in m’n ‘goeie goed’ door de sombere straten van Huizen. Het regent! Dat is een pech, maar de weermannen beloofden, dat het later droog zou worden, met misschien wat ‘oranjezon’. 

Na ’t muts opzetten met z’n allen naar het gemeentehuis, de bus komt ons daar aan de achterkant ophalen. Onze leidsters zijn er al en daar is de bus ook al en een cameraploeg van het televisie-programma ‘man bijt hond’, die ons de hele dag zal blijven volgen. Ook de fotografe van de Huizer Courant is er, ze maakt aparte foto’s met spiegelbeeld in de plassen, want het regent nog steeds. 
Instappen en op weg naar Laren om de collega’s van     ‘De     Klepperman van Elleven’ op te halen. Ondanks de fi le op de Rijksweg komen we op tijd in Laren aan. Ze stappen met veel klompgeklepper in en zo gaan we op weg naar Den Haag. We kunnen goed doorrijden en stappen rond 10 uur voor     het     provinciehuis 
uit. Er zijn al veel collegaklederdrachtgroepen     uit Noord-Holland, want deze     An van Geenen wordt geïnterviewd 
                                                                 (foto Henny Hannaart) provincie is dit jaar aan de beurt, onder andere: 
marken, Volendam, West-Friesland, en ook een aantal dansgroepen zoals onze Larense Klepperman van Elleven. 
Na koffi e en koek en een welkomst-speech stellen we ons in rijen van vier op om te voet naar onze plaatsen te gaan. We lopen langs ’t malieveld, waar een militair kampement is verrezen, steken dwars over na een peleton militairen – alles wordt stil gelegd - en we gaan verder langs de Koninklijke schouwburg en toeschouwers aan de kant, langs ’t Korte Voorhout en linksaf de Korte Vijverberg op, waar we gesplitst worden zodat aan iedere kant van de weg dezelfde klederdracht staat. En nu maar wachten!
Het miezert nog licht, dus hebben we nog steeds de paraplu op. maar als de stoet er aankomt, is het droog en zo zien en horen we alles langskomen: de militaire kapel, peletons militairen te voet en later te paard, de inspectie, erewachten van studentencorpsen en de opperstalmeester, de gala-berliner met prinses margriet en pieter van Vollenhoven, prins Friso 
en prinses Laurentien, en     Bij de Koninklijke Schouwburg 
                                                                (foto Henny Hannaart) dan eindelijk de Gouden Koets met de Koningin en 
prins Willem-Alexander en prinses maxima. Nog een ere-escorte daarachter en ja ook een bezemwagen voor ‘het Hollands gebak’ (paardenpoep).

Langs de route van de stoet 
(foto Henny Hannaart)
Dan wordt het gezellig, dus heen en weer geloop, foto’s en praatjes maken, interviews voor radio en TV (‘man bijt hond’). Nog meer foto’s en dan is het tijd om weer netjes aan de kant te gaan staan voor de terugkeer van de hele stoet... Zwaaien en het is voorbij.... We sluiten nu achteraan in de stoet en lopen terug naar het provinciehuis. Onderweg komen we de paarden (en mensen) van o.a. de marechaussee tegen, die nu lachen en terugzwaaien. Leuk hoor.
In het provinciehuis krijgen we een uitgebreide lunch en een bedankspeech. Er is ook nog tijd voor een presentatie buiten op het plein – dit doen de dansgroepen dus. Rond half vier stappen we weer in de bus naar huis. Na een voorspoedige reis zetten we eerst ‘De Klepperman van Elleven’ af in Laren en gaan dan door naar Huizen.
Hè, hè, we zijn rond zes uur terug en kijken terug op een zeer bijzondere dag.
DE BOLDER – EEN TEGENPRESTATIE
Henny Hannaart
De Klederdrachtgroep in De Bolder, 20 januari 2010 
Omdat we in De bolder ruimte hebben gekregen voor het opbergen van de dozen met Huizer kleding en schorten, geven wij als tegenprestatie een presentatie van onze klederdracht. Dus togen wij die woensdagmiddag naar de bolder om daar in het restaurant ‘De dagen van de week’ te laten zien en erover te vertellen. Het restaurant zit behoorlijk vol en tijdens de presentatie komen er steeds meer mensen kijken.
We beginnen met zondagavond: het vertrek van de vissermannen met de kostmânde en via onder andere wasdag, spieten, boodschappen dooên en thuiskomst van de ‘Duitse (kaas) kruier’ naar het opzetten van de zondagse kap en de kerkgang. 
Na afl oop wordt er nog een gedicht voorgelezen over Huizer mannen en vrouwen en ontvangen wij allen een rode roos als bedankje. Al met al een hele gezellige middag; volgend jaar weer?
OVER DE GESCHIEDENIS VAN NAERDINCKLANT, GOOILAND EN DE ERFGOOIERS VAN 850 TOT 1968 (3)                          Harmen Kos
De uitvoering van het schaarrecht (vervolg)
Vanaf omstreeks 1590 wordt de vergadering van Lantgoyers; Stad en Lande van Gooiland genoemd, met vanaf 1650 een eigen secretaris. Dan beginnen ook de eerste resolutie-boeken over in deze vergadering genomen besluiten. De vergadering werd jaarlijks meestal op sinteGeertruidendag (17 maart) gehouden. Tevens werd ook het gebruik en het onderhoud van meenten en heiden vastgesteld. Tussentijds waren er nog verschillende processen over de grenzen van Goyland en het sticht. Dit in verband met het gebruik van de veengronden, door bewoners van Eemnes, baarn, De Vuurse, maartensdijk en Loosdrecht. 
Want veengrond was in die tijd waardevol als grondstof voor turf als brandstof.
 
Ook in ‘s-Graveland waren er ongeregeldheden omdat de staten van Holland zonder medeweten van de Lantgoyers een strook grond langs de westkant van het Goyland hadden toegezegd aan enkele invloedrijke Amsterdammers. Die wilden grond afzanden en afvoeren naar Amsterdam voor ophoging van grond in de stadsuitbreiding. Na veel protest en belemmering van en door de Hilversummers werd in 1633 overeenstemming bereikt en zaken geregeld. De algemene vergadering van stad en Lande besloot; dat de afzanding van de toegewezen grondstrook van 500 hectare mocht doorgaan. maar er werd bij vastgesteld dat een ‘s-Gravelander géén erfgooierstatus kon krijgen. De heren van Domeinen moesten in 1634 beloven zonder toestemming van stad en Lande géén stukken grond van enige omvang uit te geven. 
Het Plakaat van 1708
Tussen 1650 en 1700 waren er opnieuw geschillen over het schaarrecht en grondgebruik. Intussen hadden Franse troepen in 1672 in Goyland geplunderd en gebrand. Dit was ook gebeurd met de hofstede Oud-bussum, bewoond door Franqois Hinloopen. Hij eiste van de staat een vergoeding voor de geleden schade en weigerde zijn jaarlijkse schaargeld aan stad en Lande te betalen. Hij beriep zich op de schaarbrief van 1404, maar werd in een lang lopend proces in het ongelijk gesteld. Vanwege al deze geschillen geboden de staten van Holland tot het opstellen van regels. Er diende een Lijst van gerechtigde Goyers op gesteld en een Kaart van Goyland gemaakt. Dit werd vastgesteld in een plakaat van de staten van Holland en Westfriesland op 31 augustus 1708. 
In dit plakaat met een bijbehorende Lijst van Erfgooiers, wonende in de stad Naarden en de dorpen blaricum, Hilversum, Huizen en Laren, werd dit recht omschreven. De Lijst van gerechtigde Erfgooiers was het eerst klaar en bevat 1088 namen, waaronder 624 nietscharenden Erfgooiers zonder vee. Personen die op deze lijst stonden waren offi cieel Erfgooier, ook als zij géén veehouder waren. Een mannelijke persoon die hiervan afstamde was ook wéér Erfgooier. De landkaart van het Goyland gemaakt door de landmeters Justus van broeckhuysen en Freye Klaasz. boelhouwer was in 1709 gereed. Deze wordt bewaard in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag. De gemeenschappelijke gronden staan daarop aangegeven. Het waren toen 6732 Rijnlandse morgen of 5732 hectare, dat was ongeveer de helft van het Gooiland. Op 14 juli 1719 was er een ‘Accoord’ tussen de staten van Holland en Utrecht, over het vaststellen van de grenzen doormiddel van hardstenen grenspalen, met de provincie-wapens daarop. 

Nieuwe kaart van Goyland van 1750
De toestand tussen 1710 en 1912.
De gedachten dat erna de inwerkingtreding van het plakaat geen problemen meer zouden zijn bleken ijdel. Er onstonden ook toen weer nieuwe problemen en dienden daarvoor regels te worden opgesteld. De Erfgooiers zouden hun eigen grond ter beschikking moeten krijgen. maar ook voor de paupers in de stad Naarden moest buiten de stad broodwinning zijn. Hiervoor zou weer woeste grond ontgonnen moeten worden, waarvoor de toestemming van stad en Lande nodig was. Er werd hierover een vergadering belegd op 23 januari 1811 in de Grote Kerk te Naarden. De vergadering stemde eensgezind tégen verdeling van de gemeenschappelijke gronden, zodat dit plan niet doorging. Ook de regering in Den Haag zocht naar regelingen voor ontginning van woeste gronden, dit om de hoge staatsschulden van koning Willem I af te lossen. En de regering zette haar plannen door. Domeinen stond in 1836 en 1843 een groot deel van de gemeenschappelijke gronden af en ruilde dit in voor het kleinere deel, in hoofdzaak heideveld. De grondheerlijke marke veranderde daardoor in een vrije eigen marke. Door deze grondruil was er toen circa 2100 hectare heide en bos en circa 1500 hectare weiland en moerasgrond. De gronden bleven beheerd door de Vergadering van stad en Lande van Gooiland, die in Naarden gezeteld was. Het totale bezit van de Erfgooiers was toen 3678 hectare grond. 
Maar in de loop van de tijd onstonden er opnieuw conflicten. De Vergadering van Stad en Lande begon ondemocratiesch te werken. Er waren menigsverschillen over bestuurfuncties en de stad Naarden werd steeds dominanter. In 1836 werd notaris Albertus Perk als secretaris van stad en Lande aangesteld, hij maakte de notulen en stelde de stukken op. De welvaart in Goyland ging ná 1850 achteruit maar de bevolking nam toe, waardoor de kleine boer in de verdrukking kwam. Door ontginning werd er meer bouwland verkregen, maar dat moest in beperkte mate gebeuren. Er moest voldoende heideveld voor de schapen overblijfen, die vooral door Hilversummers en Laarders werden gehouden. De veehouderij kon niet worden uitgebreidt door gebrek aan weiland. De Hilversumsemeent was zanderig en moerassig en leverde weinig voeder op. Alleen de meenten bij Naarden en Huizen leverden goed gras. Dit kwam doordat in de winter de weilanden werden overstroomd door de Zuiderzee en er fl inke laag slib mee kwam. maar ná 1850 kwam er een opleving door de aanleg van de spoorlijn door het Gooiland.
De aanleg van de spoorlijn door Gooiland
Met de verkoop van grond voor de aanleg van de spoorlijn kreeg Stad en Lande fl inke inkomsten. Wel onstonden hierover weer confl icten. Omdat de spoorlijn over het grondgebied van Hilversum en bussum kwam te liggen dachten die dorpen zelf hun zaken te kunnen regelen. maar bussumse boeren protesteerden tegen de aanleg van de spoorweg en het weghalen van zand en probeerden de aanleg tegen te houden. Hilversum voerde een schaarbrief op en stelde: ‘dat elk dorpsbestuur zijn zaken zelf wel mocht regelen’.
 
Er werd een aantal jaren over gediscussieerd voordat er in 1880 een overeenstemming was. De Erfgooiers kregen gelijk en er was weer rust. maar de spoorwegen waren wel doorgegaan met de aanleg en er kwam na de opening van de spoorlijn met de stations een opleving in Gooiland. Het was voor rijke Amsterdammers aantrekkelijk om als forens in het Gooi te gaan wonen en ze lieten er ook villa’s bouwen. Hierdoor kregen de dorpen er welvarende inwoners bij. Dit gaf weer werk en inkomsten voor de dorpsgemeenschap, waardoor de welvaart steeg. De kleine boeren konden tegen een fl inke prijs hun grond verkopen voor woningbouw en wegenaanleg. Ook de erfgooiers-gemeenschap had baat bij de spoorlijn en verkoop van grond voor woningbouw, er vloeide regelmatig fl inke bedragen in de kas. Na de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen er steeds meer inwoners van buiten het Gooiland. Omstreeks 1900 was hierdoor het inwonersaantal verdubbeld. maar vanwege woningbouw en wegenaanleg was er een forse afname van de bouw- en weilanden onstaan. Door de grote toename van het aantal ‘vreemden’ kwamen de belangen van de erfgooiersgemeenschap op de achtergrond. Voor deze nieuwe problemen is de Wet van 1912 opgesteld. 
De Erfgooierswet van 1912 
De gemeenschappelijke gronden werden in die tijd door stad en Lande ondeskundig beheerd er was géén goede bedrijfsvoering. Door de toename van de niet-scharende erfgooiers zonder vee kregen deze de overhand. Ze maakten zich sterk om de gronden zoveel mogelijk te verkopen. Door steeds meer invloed van buiten kwam er ook verandering in de samenstelling van het bestuur van stad en Lande. 
In 1890 werd een nieuw reglement aangenomen waarin bepaald werd, dat alléén de burgemeesters van de zes Gooise gemeenten (waarvan één erfgooier) zouden stemmen bij meerderheid. Door dit nieuwe reglement werden de erfgooiers buiten spel gezet. Ze kregen geen inzage in de jaarrekening en de gronden werden tegen lage prijzen aan de dorpen verkocht. Weilanden bleven zoveel mogelijk behouden, alleen aan de heideranden werd grond verkocht voor villabouw. Over deze gang van zaken ontstond grote ontevredenheid. Door machiel Janszoon majoor uit Laren, werd op 4 april 1900 een vergadering van erfgooiers bijeen geroepen in de Grote Kerk te Naarden. In deze vergadering werden besluiten genomen; de Vergadering van stad en Lande werd het recht ontzegd om gemeenschappelijke gronden te beheren en een nieuw bestuur uit de gerechtigde erfgooiers te vormen. Er kwam een ‘nieuwe partij’ onderleiding van de bekende Huizer erfgooier Floris Vos. Hij liet in Naarden en dorpen nieuwe bestuursleden kiezen, nam juridische bijstand en begon de strijd. Weer volgde een tijd van veel onrust en confl icten. Waardoor op een schaardag in 1903 zelfs een dodelijk ongeval ontstond. Boerengereedschap
Uiteindelijk wendde het hoofdbestuur zich in 1907 tot de Tweede Kamer om door het opstellen van een Wet een einde te maken aan al deze ernstige problemen. In 1912 wordt bij Koninklijk besluit de Erfgooierswet vasrgesteld, ondertekend door de toenmalige koningin Wilhelmina. Aan dit Kb waren wel heel wat roerige jaren en vergaderingen aan vooraf gegaan.
(Wordt vervolgd)
HUIZEN: DORP VAN HET WOORD EN VAN DADEN 
Op 12 juli 1958 verscheen in de Groene Amsterdammer een artikel over Huizen geschreven door Jac. van der Ster. Het eerste deel hiervan volgt hieronder. Het is een beeld van een buitenstaander van Huizen in een recent verleden dat velen van ons zich nog goed zullen herinneren. Red.
Van Huizen weet men te vertellen, dat er paling vandaan komt en dat het een protestantse enclave is in het overwegend rooms-katholieke Gooi. Iets beter ingewijden weten nog vaag van kaas en van borreltjes drinken. En men herinnert zich iets van radio-zenders en een in onbruik geraakte haven. Want Huizen ligt immers meer nog dan muiden, Naarden en blaricum van de grote weg vandaan. 
Dat denkt men tenminste, want in werkelijkheid strekken de gemeentegrenzen zich uit tot aan die door het Rijk zo stiefmoederlijk behandelde Rijksweg no. 1. Daarom ziet men ook ter hoogte van dat “vierlandenpunt” bij het kamp van Laren, waar Hilversum, Laren, blaricum en Huizen samenkomen (en een eindje verder ook bussum en Naarden) ’s avonds aan een klein huisje een verlicht bord met het opschrift “Gemeentepolitie Huizen”. 
Huizen is een gemeente waar men niet komt als men er nier per se moet zijn; men gelooft dat oprecht en weet niet, dat men bij zijn bezoeken aan het Gooi waarschijnlijk dikwijls heeft gewandeld op Huizense hei en in Huizens bos. Het is zelfs veel bezoekers niet bekend, dat het blindeninstituut en het Kindersanatorium Hoog-blaricum in Huizen liggen (trouwens het sanatorium Hoog-Laren in de gemeente blaricum ligt). Ik wou maar zeggen, dat men van Huizen weinig weet en dat weinige vaak nog verkeerd. En dat was aanleiding om er eens te gaan kijken, luisteren en praten.
Het is niet waar dat er in Nederland geen revoluties plaatsvinden; ze gebeuren, zelfs in het vergeten Huizen. Een daarvan kon men na de laatste gemeenteraadsverkiezingen in merkwaardige doch stille bewoordingen saamgevat vinden in De Huizer Courant, een verrukkelijk periodiekje, dat ik verre ben gaan prefereren boven onze humoristische bladen. Er stond: “bij de vorige gemeenteraadsverkiezing in 1953 konden we schrijven, dat de raad vele nieuwe gezichten kreeg met tevens een verandering dat er ook een dame in heeft plaats gevonden. Thans kunnen wij neerschrijven dat ook de nieuwe raad er geheel anders uit gaat zien. Kwam er in 1953 een dame in en thans pas geleden nog een, de nieuwe raad zal geen dames meer hebben. Ook is er een nieuwe partij bijgekomen, namelijk de K.V.p. welke in de raad van Huizen geen zitting had. Dank zij de samenwerking van de 4 christelijke partijen: A.R., C.H., st. Geref. en Chr. Dem. heeft men als christelijken het aantal zetels dat zij bezaten kunnen handhaven. De p.v.d.A. kon zijn drie zetels behouden, terwijl de V.V.D. er een zetel bij kreeg, alsook dat de nieuwe K.V.p. met 1 zetel in de raad zitting heeft genomen. Hieruit blijkt een hele verandering in de Huizer raad, alsmede ook de uitbreiding van 15 op 17 zetels.”
Het is niet zo gering wat ons hier verhaald wordt. Vrouwen in de Huizer raad! Het valt niet vol te houden, dat de vrouwen het in Huizen slechter hadden dan elders, maar de politieke mondigheid van de vrouw stond er tot nog maar betrekkelijk kort geleden niet hoog genoteerd. Ze hadden hun kransjes, hun christelijke meisjes- en vrouwen-verenigingen. Ze waren ook niet zonder macht achter de schermen. Nog maar een paar jaar geleden vertelde een Huizer man mij, onder een glaasje maar niet zonder droefheid, hoe hij aanvankelijk uitsluitend des zondags op kousenvoeten de mooie kamer mocht betreden, ten einde daar een schoon overhemd te halen. Toen ging die kamer voorgoed op slot en werd het dagelijks leven van de woonkamer teruggedrongen naar de keuken. Na verloop van tijd oordeelde zijn vrouw dat de keukenspullen daar toch te veel onder leden en werd er voortaan in de bijkeuken gehuisd. “En nou heb ik haar al een paar keer naar de schuur zien kijken”, verzuchtte hij te slotte, want de Huizers hebben gevoel voor humor.
De heerschappij van de Huizer vrouw voerde de mattenklopper en de ragebol als symbolen (meestal voor vreedzaam gebruik), en nog altijd zijn de Gooise mevrouwen tuk op een Huizer werkster, al weten ze, dat ze dan in eigen huis weinig meer te vertellen hebben). maar de politiek, nee, dat was toch meer mannenpraat. 
Veel schokkender is het echter, dat de rooms-katholieken hun intrede in de raad hebben gedaan. Want Huizen was inderdaad een protestants eiland. Helemaal een propagandaburcht voor protestantse verdraagzaamheid is het als zodanig vroeger niet geweest, want volstonden de roomse boeren van blaricum indertijd nog met het rustig in brand steken van de hun onwelgevallige kolonie Van Rees, wie in dezelfde tijd op zondag per fiets in Huizen verscheen liep kans op ernstige verwondingen. Er bestond toen trouwens een ingekankerd wantrouwen tegen wat van elders kwam en zeker kwam dat voor een deel voort uit de afweerhouding van een zich door anders-gelovenden omringd wetende gemeenschap. 
Er is veel getheoretiseerd over het ontstaan van de enclave. mede doordat het dialect van de Huizers afwijkt van dat van de andere Gooise dorpen, is dikwijls aangenomen, dat zij een vestiging van elders vormden. misschien zijn ze dat inderdaad, maar de geloofskwestie ligt simpeler. bij de kerkvisitatie van 1569 verklaarde de pastoor van Huizen nog, dat er maar vier of vijf ketters in zijn parochie waren, althans vier of vijf “die niet tot de heilige tafel kwamen”. Niet lang daarna schijnt er echter een ommekeer te zijn gekomen, doordat een pastoor, die blijkbaar veel gezag had, tot de hervorming overging en vrijwel de hele parochie meesleepte. sindsdien is het zo gebleven. Tot dan in 1958 de roomskatholieken eindelijk weer een merkbare, zij het nog geringe, invloed veroverd blijken te hebben.
De verschuivingen in Huizen, die zich in zo’n gemeenteraadsverkiezing uitspreken, zijn niet in de eerste plaats van binnen uit gekomen. Ik wees er al op, dat Huizen een uitgestrekte gemeente is. Er is een duidelijk aanwijsbare dorpskern, met een zeer eigen karakter, en men is geneigd om dat als het eigenlijke Huizen te zien. maar een groter aantal van de op 1 januari van dit jaar 15.589 gemeentenaren woont in de her en der verspreide landhuisjes buiten de kern. Hoewel vooral na de oorlog al menige straat verrezen is, die onmiddellijk bij die kern aansluit. 
Zoals overal elders in het Gooi de roomskatholieken door de immigratie hun meerderheid verloren hebben, zo heeft diezelfde immigratie in Huizen de protestantse suprematie doorbroken. Dat die immigratie niet gering is blijkt uit de cijfers: het vestigings-overschot bedroeg in 1957 366 (in 1956 zelfs 415), terwijl de geboorteoverschotten voor die jaren resp. 236 en 207 waren. 
De nieuwe vestigingen hebben vooral hun oorzaal in de nog steeds toenemende industrialisatie. Er hadden zich sedert de visserij als bron van bestaan begon af te nemen al enige kleine bedrijven in de gemeente gevestigd en nog altijd zijn er verscheidene waar van 50 tot 150 man werken. maar ver daarboven uit steken de balatumfabrieken met ongeveer 850 man personeel en de philips Telecommunicatie Industrie (waar zender- en radar-installaties gebouwd worden) met ongeveer 1550 man. 
In 1918 waren er in Huizen nog 94 vissersvaartuigen. In 1957 is van de laatste bottter met veel tranen in de pers afscheid genomen. In 1918, toen tot de afsluiting van de Zuiderzee besloten was, is men onmiddellijk begonnen met herscholingscursussen. Vooral de bouwvakken hebben daarvan geprofiteerd, en dat vormt mede een verklaring van de relatief grote prestaties op het gebied van de woningbouw in de laatste jaren. maar daar komen we straks nog op terug.
Toch is Huizen ook vroeger minder een echt vissersdorp geweest dan men meestal aanneemt. Oorspronkelijk was, net als in de rest van het Gooi, de textielindustrie er een zeer belangrijk middel van bestaan, voornamelijk dan de tapijtweverij. Verder leefde men van landbouw en veeteelt: het wapen vertoont geen visser, maar een melkmeisje. Later ging men zich meer op de visvangst toeleggen. De schuiten kwamen dan zo dicht mogelijk langs de kant en de vis werd met roeiboten, soms met paard en wagen, van boord gehaald. Dat werd op den duur te omslachtig en men ging ijveren voor een eigen haven. met het graven daarvan werd in augustus 1852 begonnen, en in oktober 1853 werd hij officieel geopend . Ruim honderd visserschuiten voeren er toen binnen, maar de oude Huizer die me vertelde dat hij het zelf nog gezien had vergiste zich, want hij was hoogstens tachtig.
                               
Ondernemend zijn de Huizers altijd geweest, want al lang voor de haven er was trokken de Huizer botboeren, eerst te voet, later met “platte seezen” (grote platte met paarden bespannen wagens) naar de vismarkten in Amsterdam, Utrecht, Gorkum en zelfs Den Haag.
maar venten deden ze niet alleen met vis, ook met kaas trokken ze er ver op uit. In het begin was dat eigen kaas, later gingen ze die bij anderen inkopen en werden ze grossiers. Nog altijd komt tot ver in de omtrek van het dorp de Huizer kaasboer aan de deur, de kwaliteit is meestal prima. En met de kaas gingen ze nog heel wat verder van huis dan met de vis: er is een verrassend groot aantal oude Huizers dat een mondje Duits, Frans en zelfs pools kent, want tot ver in Frankrijk en polen strekten zich hun reizen uit. De kaas lieten ze zich nasturen. Tegen de moderne vervoerstechnieken heeft het kaasventen in de vreemde het moeten afleggen.
De aanrakingen met een zo wijde wereld heeft zijn uitwerking niet gemist. De Huizers zijn een vlot slag mensen, zij het van een dorps genre. Ze zijn een merkwaardige kruising tussen boer of visser en handelsreiziger. Het zijn drukke praters en strooien hun kwinkslagen rond als sinterklaas zijn pepernoten. binnen hun gemeenschap blijven ze tamelijk ontoegankelijk, daarbuiten zijn ze een sieraad voor het rustieke gezelschapsleven. Dat kan men vooral ervaren in de café’s van de omliggende dorpen, waar ze menige neut komen verschalken, omdat het daar minder deert. In het dorp zelf is het caféleven nogal bleekzuchtig. maar wel hebben ze thuis meestal het een en ander onder de kurk, want ze zijn ‘m graag blijven lusten, al is het drinken heel wat minder excessief dan vroeger.
    (Wordt vervolgd.)    Industrie wint het van visserij.