Eerst geef ik u een korte terugblik op het afgelopen halfjaar, te beginnen met de zeer plezierig verlopen Ledenvergadering van 16 mei. Tljdens deze jaarvergadering mochten wij de heer M. Heemskerk hartelijk welkom heten als nieuw bestuurslid. Hiermee bestaat het bestuur uit vijf leden.
Op 3 juni volgde onze excursie naar Schokland, waaraan een twintigtal leden en introducees deelnamen. Dit voormalige Zuiderzee-eiland komt voor op de Werelderfgoedlijst. Op wagens achter een trekker werd een boeiende tocht gemaakt langs historische punten op het eiland, voorzien van deskundige toelichting. Het weer werkte mee en ter afsluiting was er een heerlijke lunch. Hulde aan onze penningmeester Ria Westland-Rebel die deze dag had georganiseerd.
Dan kunnen we nu ook terugzien op een geslaagde feestweek van 9 tot 16 september, met als opening een leuke Huizerdag, gedurende de week diverse presentaties van de Klederdrachtgroep in de bejaardencentra en tot slot, maar zeker niet het minst, een goed geslaagde Botterdag aan de Oude Haven. De Historische Kring Huizen heeft met plezier aan deze evenementen meegedaan.
Rest mij nog u te wijzen op onze ledenavond van dinsdag 3 oktober 2006 in de Boerderij aan de Hellingstraat, aanvang 20.00 uur. Deze avond heeft tot onderwerp de visserij op de voormalige Zuiderzee en wordt verzorgd door de heer W. van Nortel uit Elburg, een autoriteit op het gebied van de geschiedenis van de voormalige Zuiderzee.
Graag tot ziens bij onze activiteiten.
Met vriendelijke groeten namens het bestuur,
B. van Geenen, voorzitter
3 oktober 2006 20.00 uur Ledenavond in 'De Boerderij': Lezing met dia's over de Zuiderzeevisserij door de heer W. van Nortel uit Elburg 6 oktober 2006 Seniorenmarkt Huizen (Oude Raadhuisplein) 12 december 2006 20.00 uur Ledenavond in 'De Boerderij':
De geschiedenis van Droste door mevrouw Van Beek
6 maart 2007 20.00 uur Ledenavond in 'De Boerderij': Westfriesch Duo
15 mei 2007 20.00 uur Jaarvergadering Historische Kring Huizen, eveneens in de Boerderij
Tijdens de presentatie van het boekje 'Waarde nicht, lieve meutjen' op 28 oktober 2005 noemde dr. J.B. Berns een brief in Goois (Huizer) dialect in 'De Denker' van 1764. Deze brief is inmiddels in de vorige Ratel gepubliceerd. Het artikel van K. Heeroma uit 1937 met een taalkundige vergelijking van het Gooise dialect in deze brief met het Huizers uti 1934 vindt u nu in dit nummer. Een belangrijke plaats is verder ingeruimd voor het tweede deel van het artikel van Dick Schaap over de nieuwe botter van de Gemeente Huizen, de Huizen 45, met fraaie illustraties. De heer P. Westland verhaalt: 'Hoe de Zuiderzee verdween' en als gebruikelijk rondt de puzzel dit nummer dan weer af.
Veel leesplezier
Wendy van Noppen
P. Westland
Gijbert, Kees en nog enkele andere vissers staan op een herfstavond in 1930 bij de pier van de
Huizer haven. En ze praten over de aanleg van de Afsluitdijk. Die dijk zal spoedig Friesland en Noord-Holland verbinden. Wieringen is in 1930 al geen eiland meer. De Wieringermeer is zojuist ontstaan en dat betekent 20.000 hectare vruchtbare kleigrond. Dat is prachtig. Maar dat is eigenlijk niet het probleem van deze Huizer vissers. Natuurlijk vinden ze de komende Afsluitdijk op zichzelf een kunstwerk. Maar ... waar moet je als visser eigenlijk mee rekenen? Hebben vissers hier onder de Afsluitdijk nog wel een redelijk bestaan? Iedereen weet dat de tienduizenden haringen in nietzout water spoedig zullen verdwijnen. Ook kabeljauw, bot, schelvis en schol worden voor de vissers hier spoedig verleden tijd. Kenners van deze problemen verklaren voor de radio en in sommige dagbladen, dat er spoedig zoetwatervis zal komen. En zijn paling, snoekbaars en rode baars dan geen heerlijke vissen? Maar wat leveren karper en blei eigenlijk wel op? Laat in de avond verlaten de vissers de haven en gaan een beetje teleurgesteld naar huis.
Op 28 mei 1932 is de Afsluitdijk voltooid. Zo'n 9 km van Wieringen af wordt een monument geplaatst op de plek waar de dijk gesloten werd. Onder de dijk ligt nu het IJsselmeer. Nog een maand of zes blijft het water ziltig. Medio 1933 is het water zoet. De meeste vissers in Huizen vrezen, dat er al gauw niet zoveel meer te verdienen zal zijn. En zo gebeurt het dat veel vissers hun botter trachten te verkopen. Mijn grootvader Piet Westland verkoopt in 1934 zijn botter HZ 48 aan een visserman uit Harderwijk. Hij is dan 60 jaar oud en houdt het allemaal voor gezien.
In mei 1940, als Nazi-Duitsland ook Nederland binnenvalt en in een paar dagen bezet ondanks felle tegenstand bij de Grebbeberg te Rhenen, liggen er nog maar 7 of 8 botters in onze haven. Joost en Krelis van Geertjen, broers van de havenmeester, vissen nog met hun schuit. Ook Jan Kossien heeft nog een botter. Daantje uit Monnickendam, die destijds op de haven woont, vist met zijn pluut. En ze kunnen hun paling kwijt, vaak buiten de afslag om. Haast zou ik de botter van Jaap de Koeter vergeten, een man apart 'op zijn Huizers ëzaid'. Zo weinig botters kunnen aan de vraag naar vis natuurlijk nauwelijks voldoen. Ook al komt er zo nu en dan een enkele Spakenburgse botter onze haven in. lk herinner me nog Jan en Driekus Blokhuis, of in hun dialect Jan Bondje.
Haast onopgemerkt begint de kustvisserij met kleinere boten. Enkele Huizers, die soms niet echt vissers zijn, hebben een Staverse jol. lk denk hierbij aan de gele jol van Klaas de Biet = Schaap, getrouwd met Jaan Hakken, na de oorlog een geweldige vrouw op de schaats. Gerrit van Schijtjen had een kleine jol, lichtblauw van kleur. Mijn oom Hein had een kubbeboot, in 1942 gekocht in Monnickendam. De kustvissers vangen snoekbaars en rode baars, heerlijke vis. Karper en blei kunnen de mensen in oorlogstijd ook wel waarderen. Zo steunen deze kustvissers het werk van de weinige botters.
In de herfst van 1944 laten de Moffen twee lange vrachtschepen in V-vorm net binnen de Huizer haven zinken. Zo kan er geen schuit meer in of uit. Waarom ze dat doen is onbegrijpelijk, maar het is gebeurd. Er heerst grote angst onder de Duitsers, want in de lucht zijn de Engelsen en Amerikanen al maanden lang de baas. Sommige vissers vissen nu met roeiboten beoosten de Huizer haven. Zo ook mijn oom Hein en Gijbert Bout. Op zekere dag in het voorjaar van 1945 is het zeer stormachtig. De dag daarop gaan Gijbert Bout en oom Hein toch maar eens loeren of er nog vis in de staande netten zit. Als jochie van net 10 jaar mocht ik ook mee. De netten werden opgehaald en de roeiboot ligt heel diep. Er zit van alles in die netten. Schelpen, stukken steen en ook wier. Maar ook snoekbaars en rode baars. Verder hing er in de netten een lijntje met haken. lk mocht die lijn naar me toe trekken. Laat er aan die haken vier palingen zitten! En die waren voor mij. lk was daar erg blij mee.
Op 5 mei 1945 is eindelijk de oorlog voorbij. Na enkele weken worden de gezonken schepen verwijderd. Botters en jollen kunnen weer in en uit. Maar al gauw vissen de kustvaarders niet meer. Hun boten worden gebruikt als plezierbootjes. Tochtjes op rustige avonden. Tijdens de oorlog is ook de Noordoostpolder ontstaan. lk denk in 1942. Veel mensen door de Duitsers gezocht woonden ergens in die polder en worden niet gevonden. Men sprak van het 'Nederlands Onderduikers Paradijs'. De Urkers spraken van 'Niet Over Praten'.
VAN DE DIALECTWERKGROEP
Zoals u weet, was de presentatie van het boekje 'Waarde Nicht, Lieve Meutjen' op 28 oktober een groot succes en besteden wij in vervolg daarop aandacht aan de wetenschappelijke aspecten van het Huizer dialect. Na de publicatie van de brief in De Denker van 1764 in de vorige Ratel treft u hieronder het artikel aan van K. Heeroma hierover uit 1937.
Verder zijn er plannen voor een nieuwe publicatie in Huizer dialect. Dit jaar gaan we echter eerst de laatste exemplaren van het boekje Waarde Nicht verkopen en er is dus voldoende tijd om nog ideeën aan te leveren voor het nieuwe boek. Het is de bedoeling dat dit volgend jaar uitkomt in een serie van diverse dialectboekjes, onder meer in het Gronings, Twents en West-Fries. De titel is dezelfde voor alle dialecten en staat daarom al vast: 'Streekwoorden uit Huizen'. Weliswaar is 'Huizen' een dorp en geen streek, maar met het woord streek wordt ook bedoeld dat er streken uitgehaald worden of dat mensen elkaar een poets bakken. Naast spreekwoorden, rijmpjes en Huizer woorden die in zinnetjes toegepast worden, zullen anekdotes worden opgenomen. We hebben al veel materiaal, maar er is altijd nog ruimte, vooral voor anekdotes. Weet u een leuk kort verhaaltje uit de goede, oude tijd? Het gaat om dingen die waar gebeurd zijn, of die door mensen in het dorp gezegd werden. U kunt al uw ideeën kwijt bij de redactie of de dialect werkgroep.
Ineke van Herwerden
GOOIS UIT HET MIDDEN DER 18e EEUW
K. Heeroma
In De Denker 2, 385 vgg. (anno 1764) komt een brief voor van Crelis Daniels Gooyer, geschreven in Goois dialect. De redacteur van De Denker zegt ter inleiding: "lk heb geene verdere verandering willen maaken in den brief van mynen nieuwen Gooyschen Correspondent, dan welke volstrekt noodig was, om denzelven verstaanbaar te maaken; voor het overige geeve ik dien, zo als ik hem ontvangen heb." Wat de redacteur er in veranderd kan hebben, weten wij niet, maar het typischGooise van de taal heeft hij in ieder geval niet al te sterk aangetast. Uit welke Gooise plaats de briefschrijver stamt, kan ik uit de inhoud niet opmaken: het is een dorp met blijkbaar nogal wat boomgaarden en er is ook een fabriek. Er wordt in de brief ook nog over "Varensgezellen", nader aangeduid als "Vissers", gesproken, maar dat dezen de hoofdbevolking van het dorp zouden zijn, blijkt niet. lk betwijfel dus zeer of het dorp Huizen is.
Het Gooise dialectmateriaal uit de brief lijkt me belangrijk genoeg om het aan een nadere beschouwing te onderwerpen en te vergelijken met het moderne Goois. lk beschik helaas alleen maar over modern materiaal uit Huizen (opgetekend in 1934). lk duid het oude materiaal aan als "Gooyer", het nieuwe als "Huizen".
Gooyer maakt geen onderscheid tussen de vanouds lange â en de gerekte korte a. Voor beide schrijft hij doorgaans ea, een enkele maal aa. Het heeft er alle schijn van, dat deze aa-spelling eenvoudig een inconsequentie van de schrijver is. Met aa komen voor de woorden waaragtig (naast wear), maar (naast mar en mear), praatte (naast preaten en preatjes), laa, knaapen, snaphaanen, vaar (vader), allegaar (naast allegear), menkaar (naast mekear), aare (andere). In alle andere a-woorden wordt uitsluitend ea gespeld. Enkele voorbeelden: dear, wear, stean, slean, edean, hear (subst.) jear, leaten, kwead, nea; meaken, zeak, kleagen, pleats, Seaterdag, eheald, bleadje, vandean.
Huizen maakt evenmin onderscheid tussen de vanouds lange en de gerekte korte klank, maar kent naast de [ee.] (die wsch. gelijk staat met Gooyers ea) een donkerder klank [a.]. De geciteerde
voorbeelden van Gooyer zijn in Huizen als volgt: [dar, wa.r, stee.n, sla.n, edee.n, ja.r, laten, kwa. t, nae.]; [ma.kan, kla.gan, plae.s, zo.tordax, oha.lt, vanda.n] (haar, zaak en blaadje ontbreken in mijn materiaal).
Moet men hier de conclusie uit trekken, dat in Gooyers tijd het Goois nog geheel een ae-dialekt was en dat dus pas in de laatste 150 jaar de [a.] in een groot aantal woorden de [ae.] zou hebben verdrongen? Dit zou wel overeenstemmen met de voorstelling, die ik mij over de ontwikkeling van het Goois gevormd had. Eigenlijk klopt het wat al te mooi, want ik had nooit gedacht, dat het Goois nog zo betrekkelijk kort geleden een zuiver ae-dialekt zou zijn geweest. Juist het feit, dat de aaspelling in Gooyers tekst zo zeldzaam is en daarbij blijkbaar niet vrij van achteloosheid, doet mij aan zijn betrouwbaarheid in deze twijfelen. Maar, vraagt men zich anderzijds af, hoe is het mogelijk dat Gooyer, die zoals men verder zal zien het Goois toch werkelijk wel goed kende en niet maar een dialect op eigen hand fabriceerde, ten opzichte van de verdeling van [ae.] en [a.] zo weinig zorgvuldig is geweest? Gooyers regelmatige ea-spelling stelt mij voor een raadsel, dat ik niet kan oplossen.
In de ee-dialekten sluit de voor r + dentaal gerekte a en e zich steeds bij de vanouds lange en in open lettergreep gerekte a aan. Ook Huizen kent [bae.rt] zowel als [wart]. Gooyers enige voorbeeld hiervan is weard. Zijn taal stemde op dit punt dus waarschijnlijk wel overeen met het tegenwoordige Goois. Gooyers enige voorbeeld van gm.ê is hier en stemt overeen met Huizen.
Gm. î en û zijn bij Gooyer gediftongeerd [tweeklank, Red.]. De gediftongeerde î wordt onderscheiden van de diftong uit gm. ai. Gooyer spelt my, snyten, myn, wyf, blyven, tegenover klain, ezaid, allebay.
Hij vergist zich alleen een keer als hij kraygen schrijft. Waarschijnlijk was de toestand bij Gooyer precies hetzelfde als in het tegenwoordige Huizen. Daar is de diftong uit gm. î namelijk een klank die tussen [ai] en [ei] in ligt, terwijl de diftong uit gm. ai een [a.i] is. Vbb. [blaiven, brai] tegenover [kla.in, a.iganl.
De diftong uit gm. û is in Huizen regelmatig [üi]. Gooyer schrijft ook ui, bijvoorbeeld: huis, tuin, kruid, gebruik. Zijn enige voorbeeld van ui2 namelijk duit is ook met ui gespeld. Op het punt van diftongen stond de taal van Gooyer waarschijnlijk dus op hetzelfde standpunt als Huizen. Opmerkelijk is nog Gooyers nywe (nieuwe) en nyt (niet). Huizen kent ook [neiw].
Gm. ô is bij Gooyer regelmatig 00, of met umlaut eu. Voorbeelden: too (toen), hoowel (hoewel), mooten (moeten), voot, good, doon (doen), beroomt (beroemd), hooven (hoeven); meuite (moeite), bemeuien (bemoeien), verzeuk (verzoek), vleuk (vloek), geneugzam (genoegzaam), preuven (proeven), neumde (noemde). In Huizen is gm. (3, wanneer er geen umlautsfactor volgt, [o.a] voor dentalen, [o.] in andere gevallen. Bij umlaut treedt [o.] op. Voorbeelden: [to.] (toen), [ho. nE.r] (hoeneer, wanneer), [vo.et] (voet), [go.ot] (goed), [vro.x] (vroeg), [ro.pan] (roepen); [mo.il (moe), [zo.kan] (zoeken), [gena.gan], [pro.van], [no.rnon] (noemen). In het tegenwoordige Huizen wordt de [o.] of [o.a] al in vele woorden door [u] verdrongen onder invloed van het A.B. Bij Gooyer is daar nog geen spoor van te bekennen. Behoudens dit iets conservatievere standpunt stemt Gooyers materiaal geheel met Huizen overeen. Het onderscheid tussen [o.] en [o.a] vond Gooyer waarschijnlijk niet belangrijk genoeg om het aan te duiden.
Gm. a voor r + consonant wordt niet gepalataliseerd. Voorbeelden bij Gooyer: hard, arg, arm, darp, margen, varken. Voorbeelden uit Huizen: [hart, arax, narom, darap, maragon, varokon]. Ook op dit punt is het Goois in de laatste 150 jaar dus niet veranderd. Verder hebben zowel Gooyer als Huizen of voor af. De in open lettergreep gerekte gm. a is hiervoor al behandeld.
Gm. e voor r is bij Gooyer vertegenwoordigd door de volgende voorbeelden: hart (hart), weard (waard), veer (ver); bederven, herberg. Huizen kan daar tegenover zetten: [hart, wart, vE.r; steravon, veragan] enz. De toestand is dus ook hierbij niets veranderd. Voor nasalen blijft e (grn. e of daarmee samengevallen umlauts-e) bij Gooyer niet ongewijzigd: minsen (mensen), daynken (denken). Huizen heeft ook [mEns], maar [deokan]. Hier is dus een verschilpunt. Vgl. Gooyers drynken tegenover Huizens [drEÜon].
Voor in open lettergreep gerekte e schrijft Gooyer ee breeken, geeven, steelen. Hij maakt geen onderscheid tussen de rekkings-e en de ee uit gm. ai: gemeene, deel, meer enz. Dit is in overeenstemming met Huizen. Op dit punt dus geen verandering.
Oude i voor nasaal wordt bij Gooyer y: vynden (vinden), wynter (winter), twyntig (twintig), drynken naast ik drink (drinken). Huizen heeft voor n + dentaal de oude i ook steeds tot [ei] ontwikkeld, bijvoorbeeld [veindan, weint, deinsdax] enz. Voor gutturale nasaal echter [E] bijvoorbeeld [drE17konl. Vgl. Gooyers daynken naast Huizens [deokan].
Bij rekking in open lettergreep wordt oude i in Gooyers spelling meestal ee bijvoorbeeld weeten, maar soms ook eu: veul, of i: bitje (beetje), mi (mee). De overeenkomstige Huizer woorden luiden: [we.tan, vyl, bitje, mi]. Behalve dat eu soms iets vernauwd is, is de toestand op dit punt dus ook niets veranderd.
Voorbeelden van gm. u, gerekt in open lettergreep, zijn bij Gooyer: veur (voor), weunen (wonen), zoemer (zomer). Huizen heeft daarvoor: [vürl, [wo.onon] en [zumar]. Bij veur dus een lichte verandering, bij weunen een binnendringen van de vorm uit de algemene taal.
Opmerkzaamheid verdienen nog Gooyers woorden geluk, schudden en plokken. Huizen heeft [golük, sxüdon, p'ükon].
Gm. ai wordt, voor zover het een tweeklank heeft opgeleverd, door Gooyer met ai of ay weergegeven. Een enkele maal schrijft hij bij vergissing ei: ereis naast een aare rais, veilig. Ook in de gevallen waar de algemene taal ei heeft van andere herkomst dan gm. ai schrijft hij ay of ai: elayd (gelegd), plaisierig. Vgl. ook nog het hierboven vermelde daynken (denken). Deze ai wordt onderscheiden van de gediftongeerde gm. i. Huizen doet evenzo, zie hiervoor.
Gm. ai, voor zover het een monoftong heeft opgeleverd, is zowel bij Gooyer als in Huizen samengevallen met in open lettergreep gerekte gm. e. Zie hiervoor.
Gm. au levert een monoftong op, die Gooyer met oa weergeeft: groat, altoas, schoan, moaije, zoa, oak, loapen, geloaf, boam. Met oa spelt hij ook de voor r + dentaal gerekte o: woard, oardeel. Huizen heeft als representant van gm. au [ò.] d.w.z. de klank van de oo in woord: [grò.t, bò.m] enz. Gooyers oa is dus wel gelijk te stellen met Huizens Gooyer schrijft soms ook bij vergissing oo bijvoorbeeld hoofd, toombank (toonbank), groote (naast groat). Een vergissing in de andere richting is waarschijnlijk Gooyers spelling koaken (koken), want in open lettergreep gerekte o spelt hij anders met o bijvoorbeeld over. Vermoedelijk is er dus wat betreft de representatie van gm. au volledige overeenstemming tussen Gooyer en Huizen.
Voorbeelden van gm. iu zijn bij Gooyer vuur, sturen en beurtlui. Ook Huizen heeft [vy.r], sty.ren] enz. Gm. io wordt soms ee, soms ie. Gooyer schrijft dee, deen (die, dien), neemendal (vgl. echter nyt) en vreend. Huizen heeft [de.] (die) maar [vri.nt]. In andere gevallen schrijft Gooyer ie bijvoorbeeld dieven, diep, vier. Huizen heeft ook [lif, dip, bi.r] enz. Als Gooyers spellingen neemendal en vreend de werkelijke toestand goed weergeven is de ee, die wsch. oud is (vgl. de oo uit gm. ô), in de laatste 150 jaar iets verder teruggedrongen.
Over Gooyers consonantisme is het volgende op te merken. Inlautend sch is bij hem al tot s geworden, bijvoorbeeld minsen, vissers. Huizen natuurlijk idem. Intervokalische d is bij Gooyer regelmatig vervangen doorw of j. Voorbeelden: zouwen, behouwen, gooje (goede), noaijen (nodigen) te vreeje, tyjen (tijden). Dit is in overeenstemming met Huizen. Gooyer kent evenals Huizen de gutturalisering van n na a of o voor dentaal. Voorbeelden bij Gooyer: mangd, mankje (mandje), hangd, brangd, langd, angers (anders); onger (onder), rongd, zonger (zonder). Uitzonderingen zijn want en ons. Voorbeelden Huizen: [lar,lt, har,lt, bral)t] enz.; ooor, hor;nt, moot] enz., maar [ons]. Gooyer schrijft nog verkoft i.pl.v. verkocht, zoals Huizen heeft. Huizen heeft echter nog als relict [afor] (achter) bewaard.
Bij Gooyers werkwoordsvormen valt op, dat het plur. der praet. van sterke verba (en het plur. der praet. praes.) zich aansluit bij het sing.: zy nammen, gafven, kwammen, wassen (waren), kannen, maggen. Verder dat het part. perf., gevormd wordt met prefix e- en dat de stamvokaal bij de part. der sterke verba soms umlaut vertoont: eweest, edrukt, ofehakt; eschreeven, eleezen; eholpen, eworden: besteulen, ontbeuden, verleuren, ofeneumen (bestolen, ontboden, verloren, afgenomen). Dit stemt in grote trekken overeen met het tegenwoordige Goois, vgl. Hol, Tegenstelling NoordZuid 125 vgg. Nog wijs ik op Gooyers leggen (liggen) en zellen (zullen) in overeenstemming met Huizen.
Overziet men deze vergelijking van Gooyer en Huizen, dan blijken de veranderingen, die het Goois in de laatste 150 jaar ondergaan heeft, over het algemeen van heel weinig betekenis te zijn. M.a.w. het recht altijd voor een conservatief dialect gehouden. Het enige verschilpunt van belang is, dat Gooyer regelmatig ea schrijft waar de algemene taal [a.] heeft, terwijl Huizen maar in het kleinste deel dezer gevallen [ae.] kent. Voorlopig dienen we, zoals ik hierboven al betoogde, Gooyer op dit punt nog even te wantrouwen. Op alle andere punten kunnen we zijn gegevens dankbaar aanvaarden.
NTg 31, 164-168, 1937
Dick Schaap
B. De HZ 45 en Jacob Koeman
Van zout naar zoet, maar toch doorgaan!
Willem Koeman, de eerste schipper van de HZ 45, voer ruim 50 jaar op de Zuiderzee. Hij viste op haring, bot en ansjovis, vissoorten van het zoute water. Maar in 1932 werd de Zuiderzee afgesloten van de Noordzee. Toen begon een periode van verzoeting van het water. Langzaam aan kwamen er andere vissen in de netten van de vissers, zoetwatervissen. In 1941 werd Willem 75 jaar. Hij droeg toen het bezit van de schuit over aan zijn oudste zoon Jacob. In die tijd was de verzoeting van de Zuiderzee voltooid. Jacob was voortaan visser op het IJsselmeer. Zijn vangst bestond vooral uit aal (paling) en snoekbaars.
1932 en 1941, twee jaartallen, die de grote verandering aangeven in het leven van de Zuiderzeevissers. Een verandering die voor de meeste Huizer vissers ook het einde betekende van hun beroep. Zij zagen voor zichzelf geen toekomst als visser. lk schreef er in
Jacob Koeman omstreeks f950 het eerste deel van dit artikel al over. In het boekje over de visserij in Huizen gedurende de eerste drie decennia van de twintigste eeuw met de sprekende titel 'Help ons het hoofd boven water houden' geschreven door Anetta van der Hulst (Lelystad, 1994) wordt uitvoerig beschreven hoe dit veranderingsproces in Huizen is verlopen. Maar de Koemans bleven vissen. Toen Jacob in 1953 stierf, was hij op één na de laatste visser van Huizen. De laatste was Joost Westland met de HZ 1 , die er een jaar later mee ophield. Jacob is maar 56 jaar geworden. Als hij ouder was geworden, zou hij vast de laatste visser geweest zijn.
Dit tekent de man. Een behoudend mens in de goede zin van het woord, die zijn beroep zag als zijn roeping. God had het zo gewild, waarom zou hij dan iets anders gaan doen?
Jaap Koeman
Jacob zoals wij in onze familie hem noemden, stond in het dorp bekend als Jaap. Een man van heel weinig woorden, ernstig; het leven was geen lolletje. Toen ik als jongen een wijsje floot waar hij bij zat, zei hij tegen mij: 'Nijt fluiten, taatjen. De duvel fluit je nae'. Eerlijk, integer, altijd bereid om te helpen, zoals verderop zal blijken. Vierkant, oersterk. Hij kon in zijn eentje bij sterke wind het grootzeil van de schuit helemaal opzetten. Weinig woorden, maar zeker niet dom. Op een prachtige foto uit 1924, staat hij tussen de 'jongelingen' van de Christelijke Jongelings Vereniging 'Samuël' te Huizen. Die verenigingsavond was weliswaar het enige uitje van de week, maar daar werd je tegelijk gevormd! Tot een 'nuttig lid van kerk, staat en maatschappij' zoals dat toen heette.
En naar de kroeg gingen de Koemans niet.
Jacob is vrijgezel gebleven, maar daarin was hij lang niet de enige man in het dorp.
De tweede wereldoorlog.
Over Jaap Koeman zijn de nodige verhalen uit de oorlog in omloop. Hennie Roukens, in die tijd de overbuurman van de familie Koeman, voer in die tijd verschillende keren mee op de HZ 45 als derde man. Hierover is hij enkele jaren geleden geïnterviewd door Evert Bruinekool, journalist o.a. van het weekblad 'Schuttevaer' (ed. 19 januari 2002). Uit dit interview het volgende citaat over een ontmoeting tussen de HZ 45 en een Duitse patrouilleboot vlakbij de Huizer haven omstreeks 1943.
'De houding van Koeman tegenover de Duitse bezetter heeft op Roukens een onuitwisbare indruk gemaakt. Op een keer stond Jaap aan het roer, ik aan het zwaard, toen wij werden aangeroepen door de Duitsers. "Niet kijken", zei Jaap, "net doen of je niets gehoord hebt". De Duitsers herhaalden hun boodschap. "Wir müssen lange Dünne haben, riepen ze vanaf hun boot, voorzien van luchtafweergeschut. Zij kenden het woord voor paling niet. Jaap voer stug door en de Duitsers haalden hun ankerketting op. Ze kwamen achter ons aan en gaven een schot voor de boeg. "Niet kijken, duik achter het zwaard. Daar kan je niets gebeuren", riep Jaap mij toe en bleef doorvaren. Hij ging rechtstreeks op een zandplaat af en kon daar overheen komen, omdat het een noordwestenwind was. De Duitsers voeren inmiddels op volle vaart achter ons aan en zaten direct muurvast. Jaap ging door en zeilde heel scherp langs de kop van de pier de haven in. In één lijn voer hij door naar de afslag, waar wij direct werden gelost. Anderen brachten direct eten en drinken aan boord, zodat wij vrijwel onmiddellijk weer naar buiten konden. Omdat de Duitsers wisten om welk schip het ging, liep Jaap een enorm risico. Toch wilde hij niets aan die Duitsers afstaan. Hij voer richting Harderwijk en na verloop van tijd kwamen we weer terug. Nooit meer iets van gehoord. Later hoorde Roukens dat de Duitse boot forse averij had opgelopen. Er moest een sleepboot uit Amsterdam aan te pas komen om die boot er af te sjorren. De mitrailleur voorop was zelfs afgebroken'.
In dit interview vertelt Roukens nog meer over Jaap Koeman, onder meer over een ontmoeting met een zeiljacht met zgn. Hitlerjugend en over zijn houding tegenover zwarthandelaren. In die oorlogsjaren werd er veel paling gevangen en de voedselvoorziening was slecht. Gelegenheid genoeg om je te verrijken. Maar Jaap Koeman heeft nooit één cent willen verdienen door oneerlijke praktijken en dit was algemeen bekend in het dorp. lk herinner me zelf dat ik met mijn vader trots stond te kijken naar een ereboog van groene dennentakken ergens op de Voorbaan. Het was augustus 1945, feest voor de bevrijding en voor koningin Wilhelmina. Bovenop de boog stond een klein model van een Huizer schuit: de HZ 45. "Dat is voor Jacob van oëme Willem, omdat hij niet zwart handelde in paling. Hij gaf ze aan arme mensen", zei vader.
In 1944 na de invasie in Normandië en na de slag om Arnhem vorderden de Duitsers veel botters om als dit nodig was te kunnen vluchten en om te verhinderen dat de Geallieerden de schepen zouden gebruiken. Jacob voer toen zijn schuit naar Lemmer in Friesland. Lambert Koeman, de jongere broer van Jacob, is later op de fiets over de Veluwe en door Overijssel naar Lemmer gefietst. Een heel gevaarlijke tocht, want in die dagen was de Nederlandse ondergrondse verzetsbeweging erg actief op de Veluwe en namen de Duitsers burgers uit wraak gevangen ( Putten!). In Lemmer ontmoette hij zijn broer en met hulp van anderen zijn de twee broers op een nacht uit die Friese haven gevlucht, weer terug naar Huizen.
Meevaren
Dat wilde ik heel graag! Een weekje mee met de schuit. Met de HZ 45 natuurlijk, van neef Jacob. Mijn hele jeugd — ik ben geboren in 1937 - was vol met verhalen over schuiten en visserij. Er waren de verhalen van mijn moeder over haar vader, die tot zijn vroege dood in 1918 Zuiderzeevisser was geweest. Er waren de verhalen van Ome Henk: Hendrik Prins, een oom van mijn moeder, ook visser tot in zijn ouderdom. lk schreef al over de verhalen van Willem Koeman. En er waren er nog meer die vertelden....
Maar Jacob Koeman wilde eigenlijk geen passagiers op de schuit. lk denk dat hij zich bewust was van de vele gevaren op het water en hij voelde zich verantwoordelijk voor een kind van een ander. Het heeft dan ook een hele tijd geduurd voordat mijn moeder en haar zuster Aaltje Jacob hadden overgehaald: Dirk mocht een weekje mee. lk was 12 jaar, het was zomer 1950.
HZ 45.
/
Onvergetelijk
Er zijn weinig perioden in mijn leven, die in mijn herinnering nù, na ruim 55 jaar, mij nog zo helder voor ogen staan, als deze weken op zee. Eén week tijdens de vakantie in 1950, twee weken in 1951 en twee (of drie?) weken in 1952 voer ik mee met de HZ 45. lk maakte alles mee.
Het was midden in de nacht van zondag op maandag, dat mijn tante Aaltje, die bij ons woonde, mij wakker maakte: "Kom Dirk, het is tijd". Slaapdronken zat ik even later bij haar achterop de fiets in mijn blauwe overal. We reden naar de Havenstraat. In 'het huis op het hoogje' (zie eerste aflevering van dit verhaal) brandde al licht. Daar waren 'de maiden van Oëme Willem' (de zussen van Jacob) in het schemerige achterhuis bezig met het vullen van de kostmand. Een of twee roggebroden, een zak meel, een stuk gerookt spek, een busje melk en één met karnemelk, aardappels, suiker, koffie, thee en nog wat etenswaren, een busje petroleum, kleine zaken zoals lucifers en suiker. Buiten op de kruiwagen stond een vaatje met vers water. lk had zelf een stuk kaas meegenomen; mijn vader was kaasboer.
Toen alles klaar was liep ik met Jacob en Willem de knecht naar de haven. Willem, dat was VV. Kos ofwel 'Willem Pel', een oude visserman. Van de wal, op de plecht en dan de stap naar beneden. Daar stond ik op het deken (vloer van de schuit), nog steeds slaperig. Er was geen wind. "Gae jij nog mar effies te kooi, taatjen, want mit dee blakte, kommen we nou toch de haven nijt uit". Als er wind was geweest, was de schuit precies om één minuut na twaalven, als de zondag afgelopen was, de haven uitgezeild. Maar er was geen wind (Huizers: blakte, of blak weer = windstilte) en de HZ 45 had geen motor! Dus ik dook het vooronder in en lag even later in de linker kooi te slapen.
Zeilen en vissen
Die maandagmorgen kwam de HZ 45 pas weer in actie toen er een geschikte wind was om de haven van Huizen uit te zeilen. Soms was de wind pal noordelijk. Dan moest er getrokken worden. lk weet nog, dat ik met Jacob op de pier stond met een trektouw om me heen. Samen trokken we de zware schuit naar het havenhoofd, wel zo'n halve kilometer. Dan een snelle sprong op de plecht en daar ging de schuit, schuin weg van het havenhoofd.
Zo begon de werkweek voor de vissers. Zeilend kwamen we aan op het meest geschikte punt om de netten uit te gooien. Vaak visten de Huizers in een baan van zuidwest naar noordoost, zo van Muiden naar Urk. Aan het begin van zo'n 'trek' ging het kuilnet overboord. Het duurde een kwartier, voordat de kuilboom uitstond en alle gewichten op de goede hoogte hingen. Bij harde wind vierde de visser zijn gewichten, zodat het net niet te hoog kwam te liggen. Het roer ging van de pen, de helmstok omhoog. De schuit stuurde zichzelf, het zware sleepnet en de wind hielden hem op koers, de wind dwars achter.
's Zomers was er vaak weinig wind en moesten bij het vissen alle zeilen worden bijgezet. Vier stuks, grootzeil, fok, kluiffok en bezaan (ook wel 'bras' genoemd). Het touw waarmee de bezaan wordt opgehaald heet de 'dirk'. Dat vond ik wel leuk. Wakkerde de wind aan dan ging als eerste de bezaan naar beneden. Er moest net genoeg vaart zijn om het zware kuilnet over de bodem te slepen. Na een uurtje of vier, was de 'trek rond' en werden de zeilen gestreken. Het net werd opgehaald. Een heel werk, want een kuilnet is wel twintig meter lang. De vangst had zich in het smalle achtereind, het 'aatje', verzameld. Een zwaar karwei, want de HZ 45 had ook geen winch. Soms was de vangst zo groot, dat eerst met de 'beugel', het schepnet een deel van deyangst uit het net moest worden geschept, voordat het gevulde aatje licht genoeg was om het met vier armen binnenboord te halen. Het touw waarmee het net was dichtgeknoopt ging los en daar viel de vangst in de achterste bun ( Huizers: 'trog').
Je zag eerst vooral spiering! Gelukkig kronkelden daartussen ook de palingen waarom het ging. En er waren meer vissoorten: snoekbaars, baars, pos, blei, voorn. lk herinner me zelfs een prik, een aalachtig visje, dat zich met een zuigmondje vast hechtte aan het hout van de schuit. Als de schuit weer op een goede plek was gezeild, ging de 'kuul' weer overboord en begon de tweede trek.
Weinig rust
Maar nog geen rust voor de vissers. Eerst moest de vangst worden uitgezocht. De spiering en de overige kleine witvis gingen in de voorste 'trog', de snoekbaarzen gingen in een apart netje en de paling werd beetje bij beetje in de sorteerbak geschept. Tussen haakjes: wie geïnteresseerd is in hoe al deze werktuigen er uit zagen, alles is op beeld gezet tot in de kleinste details door Peter Dorleijn in zijn boeken over de visserij op Zuiderzee en IJsselmeer.
Met behulp van een driehoekig zinken maatbakje werden de palingen zorgvuldig uitgezocht. De 'ael' (Huizers voor 'paling') die te klein was, ging overboord. Jacob Koeman behoorde niet tot de vissers die verdienden aan 'ondermaatse' ( Huizers: 'ongermaes') en dus verboden paling. Dit sorteren nam zeker enkele uren in beslag. Als de wind gunstig was geweest, was de trek al weer uit én moest er weer 'gehaald' worden. Bij weinig wind was er soms wel even tijd voor iets anders. Voor reparaties bij voorbeeld. Het is bekend, dat in deze tijd, zo'n vijf jaar na de tweede wereldoorlog, het IJsselmeer nog vol lag met wrakken. Gezonken boten, neergestorte vliegtuigen. Het kwam dus herhaaldelijk voor dat het net vastliep aan zo'n wrak. Hennie Roukens vertelt in het al eerder genoemde interview:
'De meeste vliegtuigwrakken werden onmiddellijk met boeien afgezet, maar een enkele bleef onopgemerkt. Als je dan met de 'kuul' aan stukken van het vliegtuig vast kwam te zitten, was dat levensgevaarlijk. Het is ons één keer overkomen. Jaap gaf direct opdracht de touwen van de 'kuul' door te snijden. Deed je dat niet, dan werd je onderuit gehaald. Toch was ook het doorhakken van de touwen niet zonder risico. De botter, die niet meer de druk van de 'kuul' achter zich had en met alle zeilen in top voer, kreeg dan zo'n klap dat de mast bijna het water raakte. Zeker een Huizer botter schept, als hij plat gaat, achter water. lk stond in het vooronder tot mijn knieën in het water".
Willem Koeman bij soHeerbak
lk heb zelf verschillende keren meegemaakt dat het net scheurde. De vangst ging verloren en er was weer veel werk nodig om de gaten te dichten, of om van twee 'kuuls' er één te maken. En zo was er ook werk aan de touwen, de zeilen, het houtwerk. lk leerde als jong maatje van Jacob echt 'splitsen en knopen'. Maar weinig rust en weinig verdiensten.
lk herinner me dat we 's zaterdags in de haven kwamen en dat Jacob tegen mij zei: "Nou hemmen je ëzien dat we twee keer de kuul kapot ëhad hemmen deze week. Gien verdienste, mâr jij hemmen wel ëgeten. Hoo mot dat nou, Dirk? " Het huilen stond me nader dan het lachen. lk naar huis. En daar vroeg ik moeder om mijn spaarpot. Met een rijksdaalder in mijn hand holde ik terug naar de Havenstraat. "Hier, voor de kost", zei ik tegen Jacob. Maar die zei dat ik mijn geld maar weer mee moest nemen, 't was maar een grap geweest. Het vissersbedrijf was een hard bestaan. Daar kon je wel wat humor bij gebruiken.
Eten en slapen
We waren weer eens in de haven. Het werk voor die week was gedaan. Op de walkant stonden altijd oude vissers toe te kijken naar de schuit en naar de bemanning. "Zoë, jooëntjen, van wéël bê jij d'r één? " lk moest dan uitleggen wie mijn vader was en mijn moeder. "Ja, ja, een weekie mievaren. Schoften en leggen, aarst niks". 'Schoften en leggen', Huizers voor: eten en slapen. Met andere woorden: vakantie op het water. Ze hadden gelijk, die mannen, ik was nog te jong om volwaardig werk te kunnen doen op de schuit. Zo nu en dan wat hand- en spandiensten, maar moe werd ik daar niet van.
Eten! Het is bekend dat de vissers heel eenvoudig aten. Een koelkast was niet aanwezig. Melk en brood waren bederfelijke waar. Het voornaamste eten waren de pannenkoeken. De melk hiervoor moest door regelmatig koken 'vers' gehouden worden. lk vond ze heerlijk, die pannenkoeken, zeker die met een stukje uitgebakken spek er in en stroop erop!. Gekookt en gebakken werd er op een turfvuurtje in de zgn. 'vuurduvel', het kleine kacheltje in het vooronder. En dan natuurlijk vis! Vaak gestoofde of gebakken paling. Of... gestoofde peertjes, op zee gekregen van een voorbijvarende Spakenburger. Die namen altijd stoofperen mee aan boord. Het eten op de schuit was heel niet gek.
Het is meermalen gebeurd, dat de vissers pas aan eten toekwamen, nadat de 'trek' uit was. Dan was er ook verse vis aan boord. lk werd dan bijvoorbeeld om een uur of twaalf in de nacht wakker gemaakt. "Etenstijd!". En daar zat ik nog half slapend met een heerlijke verse moot gebakken snoekbaars op mijn bord. De gekookte aardappels lagen in een pan en ieder schepte op zijn beurt daar een vork vol uit. In het midden van de pan stond een kommetje gesmolten boter, op z'n Huizers 'dooëp', om de aardappels letterlijk in te dopen.
Slapen deed ik in één van de kooien. Op de 'bultzak' (strozak) en onder een deken. Uitkleden? Nee, dat hoefde niet. Een duidelijke herinnering is, dat ik meermalen 's nachts wakker ben geworden, omdat mijn hoofd lager lag dan mijn voeten. Dan was de schuit tijdens mijn slaap door de wind gegaan en lag nu over de andere kant dan toen ik 'te kooi' was gegaan. lk draaide me een halve slag om en viel weer in slaap. Wassen? Even een handvol zeewater over mijn gezicht was voldoende. Het toilet? Niet aan boord. Je stond bij of zat op het boord en wat je kwijt wilde, ging de zee in. Toen er een hele tijd veel wind was en ik moest poepen, gaf Jacob me de grote houten schep. Daarboven hurkend ging het ook. Dit was minder gevaarlijk dan zittend op het boord. Die schep diende als 'hoosschop' om het binnengekomen water uit de 'pompgaten' te scheppen.
Tekenen lk heb altijd graag getekend. Daarom had ik ook een schetsboek meegenomen aan boord. Er was genoeg na te tekenen. Onderdelen van de schuit, of schuiten op zee aan de netten. lk heb er nog enkele van bewaard. Op een keer, toen het even rustig was aan boord, vroeg Jacob Koeman mij of hij het ook eens mocht proberen. En zo tekende deze stoere visserman met zijn grove knuisten zijn eigen HZ 45! Het resultaat ziet u hierbij afgedrukt. Uniek, denk ik. Er zullen weinig tekeningen zijn van botters die zijn gemaakt door de visser zelf.
Even rust aan boord. Het zal wel een dag 'blak' zijn geweest. De HZ 45 had geen motor en was dus gedoemd om te liggen wachten tot er wind kwam. En dat kon in augustus wel eens even duren. lk zie die warme, spiegelgladde zee nog voor me. En de schuit vol... muggen. IJsselmeer-muggen, van die dikke groene. Hele lagen muggen.
'In Volendam lossen'
'Lossen' betekent: de vangst aan wal brengen en verkopen. Als twaalf- of dertienjarige had ik weinig inzicht in het economische aspect van de visserij, maar in die zomerweken waarin ik meevoer op de HZ 45 losten we verschillende keren de palingvangst in andere havens dan in Huizen en op andere dagen dan op zaterdag. De vangst was dan goed geweest. Of Jacob nam de kans waar op een betere prijs voor zijn vangst dan in Huizen. We waren aan wal in Marken, in Volendam, in Spakenburg en in Harderwijk. En zo zag ik dat in die jaren in die plaatsen nog heel wat meer visserij was dan in Huizen. In Spakenburg herinner ik me in de afslag te zijn geweest.
In Volendam zag ik vrouwen in klederdracht langs de dijk lopen. Eén tafereeltje zal ik nooit vergeten. Volendam is een katholiek dorp. lk zag een pastoor in vol ornaat langs de dijk komen. Hij droeg iets onder een doekje. Opeens was er een vrouw die voor hem knielde. De pastoor liep verder en de vrouw stond daarna weer op. Later heb ik begrepen dat de man op weg was naar een stervende en 'ons Heer' ( de geconsacreerde ouwels voor de communieviering) droeg. Wat wist ik als oerprotestants jongetje van zulke dingen?
Eén van de laatste keren dat ik als jongen meevoer op de HZ 45 was dit zonder knecht. Jacob Koeman kon in Huizen geen knecht vinden. De oude Willem Pel kon het niet meer. Anderen wilden niet meer, zoals Bertus Schaap ('Bertus Rot'). Met mooi weer voeren we naar Spakenburg. lk heel trots zo nu en dan aan het roer. In Spakenburg vond Jacob na navraag bij dezen en gene geen knecht. Toen naar Harderwijk. Vlak bij de haven van Harderwijk lag toen al een groot deel van de Knardijk (de zuidelijke dijk van het eerste deel van Oostelijk Flevoland). We voeren door een gat in die dijk. Maar in Harderwijk ging het even als in Spakenburg. Niemand te vinden die als knecht op de HZ 45 wilde werken. En zo kwamen we met zijn tweeën weer in Huizen terug. Jacob heeft toen noodgedwongen een tijdje de schuit stil moeten leggen. Hij werkte toen een tijdje als visschoonmaker op de visfabriek 'De Mayonna'.
Overigens, de uitdrukking 'in Volendam lossen' , werd door oude vissers ook wel gebruikt als staande uitdrukking. 'Hij gaet in Voëlendam lossen' betekende dan zoveel als: Hij doet iets wat ongewoon is. Bij voorbeeld: Hij gaat naar een andere kerk dan naar de kerk waar hij thuis hoort.
Zaterdag
Na een week vissen kwam de HZ 45 terug in de Huizer haven. Dan werd er 'gelost'. De paling werd uit het ruim geschept in een grote teil. Met twee man werd de zware teil op de wal gezet. In een drafje ging het de straat over naar de afslag, een houten gebouwtje ongeveer midden op de haven. Daar kwam de vis in een bak die op een grote weegschaal stond. Om de weegschaal heen was een soort tribune, waarop de viskopers zaten en het publiek. Die beoordeelden de vangst. Dan werd er 'afgeslagen'. Dat deed Jacob Kos, afslager. Hij riep dan een reeks getallen af, van hoog naar laag. Hij zette bijvoorbeeld in met 'twee gulden' en ratelde dan onwaarschijnlijk snel en voor mij bijna onverstaanbaar: "Eéën negenennegentig, ééën achtennegentig, ééën zeuvenennegentig, ééën zesennegentig..." en zo voort. Tot hij iemand zag die een knipoog gaf, of die zijn pink opstak. Dat was het teken van een koper die de prijs wilde geven die de afslager het laatste had geroepen. "Verkocht, voor Willem Schaap" (bij voorbeeld). De visbak werd naar voren gekanteld, het klepje werd geopend en de palingen gleden in een andere bak, die van de koper.
Soms kochten twee of drie kleine visventers één partijtje samen, of maakte zo'n ventertje een deal met een grote koper om een klein deel van zijn koop over te nemen.
Dat was een heel levendig gebeuren daar in en rond die afslag. Mensen liepen af en aan. Veel kijkers, weinig echte kopers. Het was op zaterdag morgen een soort havensociëteit.
Intussen werd ook het 'nest' gelost uit de voorste 'trog'. 'Nest' dat was alle kleine witvis. Als dat uit de 'klaerzak' (leefnet in de bun) werd geschept in manden, stonk het ontzettend. Je moet je voorstellen dat in de zomer die visjes bijna een hele week in dat opgepropte net hadden gezeten. De helft was al dood 'Nest' werd verkocht aan de vismeelfabriek.
Van de opbrengsten van de palingvangst door de HZ 45 is in het dossier van de Zuiderzeesteunwet iets terug te vinden, namelijk een 'Notitie van de Vischafslag Huizen'. Twee jaaropbrengsten worden hierin vermeld;
1947: f. 5565,42
1948: f. 5400,65
Als het 'lossen' klaar was, werd de schuit uitgebreid schoongemaakt. De 'stokdweil' kwam goed van pas. Dan gingen de vissers met hun 'zootje' vis voor thuis en met kruiwagen en kostmand naar huis. De week zat er op. En ik kwam thuis met een hoofd vol met verhalen.
Op een keer liepen Jacob en ik op zo'n zaterdag terug over de Havenstraat naar het dorp. Daar kwam ons een visser tegemoet, al gewassen en geschoren. Dat was Joost Westland, Voost van Geertje'. "Zoë Jooëst, de kluiverstok vuruit", zei Jacob. Want hij zag dat Joost net een grote sigaar had opgestoken. Die sigaar stak naar voren uit zijn mond, zoals op zee de kluiverboom (de losse boegspriet van de botter) van de plecht naar voren werd gestoken. Zoiets vergeet je nooit.
De afloop
In de zomer van 1953 ben ik niet met de HZ 45 mee geweest.
In het najaar van dat jaar kreeg Jacob Koeman op zee hevige pijn in zijn buik. Eerst sloeg hij er weinig acht op, het werk moest door. Toen hij na enkele dagen pijn toch maar naar de wal ging en naar de dokter, vroeg deze aan Jacob: "Waarom ben je niet eerder gekomen?" "Ach, dokter", zei Jacob Koeman, "ik wist niet wanneer ik klagen moest...
De dokter constateerde acute buikvliesontsteking! Veroorzaakt door een verwaarloosde blindedarmontsteking. Jacob moest direct naar het ziekenhuis. Maar behandeling hielp niet meer en op 8 december is hij op 56 jarige leeftijd overleden. Te vroeg. Hij woonde toen nog steeds als vrijgezel bij zijn vader en zijn zussen. Op 17 juli 1954 overleed ook vader Willem. In het huis aan de Havenstraat bleven de drie ongetrouwde zussen, Aaltje, Harmpje en Geesje achter zonder kostwinner. Pas in december van 1954 werd de uitkering van de Zuiderzeesteunwet
(zie deel A. van dit artikel) voor de erven Koeman verhoogd van f. 9 per week naar f. 65 per maand. Het was praktisch hun enige inkomen, naast een klein loontje dat Harmpje verdiende met 'uit werken gaan' (hulp in de huishouding). Hun getrouwde broer Lambert moest vaak bijspringen.
De schuit heeft na de dood van Jacob twee jaar ongebruikt in de haven gelegen. Er zal in huize Koeman lang en breed over zijn gesproken: verkopen of niet? Belangstelling van vissers was er niet voor zo'n oude schuit. Maar oude botters werden in die tijd al wel eens opgekocht door liefhebbers om als plezierjacht te gebruiken. Maar dat wilden de Koemans absoluut niet. Pleziervaart was voor hen verbonden met 'varen op zondag'. Dat kwam niet overeen met hun principes: de Bijbel verbiedt arbeid op de rustdag!
De schuit werd in 1956 toch maar verkocht, aan de firma Nieuwboer, scheepswerf te Spakenburg. De voorwaarde, die de familie Koeman daarbij stelde, was: De botter mocht nooit worden gebruikt voor de pleziervaart op zondag. Als dit niet kon worden gegarandeerd zouden de Koemans de schuit liever zelf afbreken. Maar de gebroeders Nieuwboer gingen akkoord met deze voorwaarde en de schuit werd verkocht voor f. 260! En hiermee was er een einde gekomen aan het ruim zestig jarige bestaan van de HZ 45 als vissersschuit.
Uiteindelijk bleek dat de gezusters Koeman nog recht hadden op een uitkering van de Zuiderzeesteunwet (ZsVV) bij het opheffen van het bedrijf. Daarvoor dienden ze in 1965 een aanvraag in. Het bureau van de ZsW reageerde pas in 1970 op hun aanvraag! De overwaarde van de botter werd toen vastgesteld op f. 800 (!) en de waarde van de netten op f. 200. Er werd dus f. 1000 uitgekeerd. En hiermee was het dossier 'VV.Koeman' van de ZsW gesloten.
Leersum, 20 juli 2006
Bronnen voor deel B naast mijn persoonlijke herinneringen en mijn persoonlijke archief over de HZ 45:
Fotoarchief van het Huizer Museum Het Schoutenhuis.
• HZ 45 een eervolle botter, door Evert Bruinekool, artikel in Weekblad Schuttevaer, 1 1 augustus 2001.
• Leven aan boord van de HZ 45, door Evert Bruinekool, artikel in Weekblad Schuttevaer, 19 januari 2002.
• Archief Rijksdienst tot uitvoering van de Zuiderzeesteunwet 1925, dossier nummer 672 over Willem Koeman.
Er volgt nog het laatste deel van de serie:
C. De HZ 45 als plezierjacht en als varend monument.