De vakantie is voor de meesten van ons weer voorbij en het bestuur hoopt dat u een fijne vakantie heeft gehad. Ook het seizoen voor onze Kring begint weer. Behalve het werk achter de schermen is de eerste activiteit de Huizerdag, waar de Historische Kring Huizen prominent aanwezig zal zijn. Onze werkgroep Huizerdag verzorgt onder meer rondleidingen in de Oude Kerk en beklimmingen van de kerktoren. Onze klederdrachtgroep zal een zeer leuke presentatie verzorgen van 13.00 uur tot 13.45 uur op het Oude Raadhuisplein. Het is echt de moeite waard om even te gaan kijken en dit zeg ik niet vanwege mijn echtgenote! Want wanneer zie je in ons dorp nog zoveel mensen in mooie klederdracht lopen? Graag ontmoet ik u dan ook op het Oude Raadhuisplein op 8 september a.s.!
De eerste ledenavond van dit seizoen in het theater 'De Boerderij' aan de Hellingstraat zal een diavertoning zijn van de familie Rebel van de Plaveenseweg. Dirk Rebel was tot aan het begin van de jaren zeventig agrariër en maakte tijdens zijn werk dia's van de meent. De meent is inmiddels geheel volgebouwd; deze diaserie geeft een goed beeld hoe mooi het was.
Verder wil ik u wijzen op de problematiek rond de Oude Algemene Begraafplaats. Met de ruiming van oude grafvelden op dit kerkhof is onder andere Jan Veerman van onze werkgroep Visserij bezig. Van zijn hand verschijnt in dit blad een uitgebreid artikel over de historie van deze begraafplaats. De hoeveelheid tekst was zo groot, dat extra pagina's aan ons blad zijn toegevoegd. In de eerstkomende bestuursvergadering zullen wij de problemen rond het oude kerkhof en het standpunt van onze Kring bespreken. Wel kan ik u vrijblijvend wijzen op de lezing van Wim Vlaanderen van de vereniging 'de Terebinth' op 23 oktober 2001. Voor leden van de Historische Kring Huizen is de toegang gratis. Verder zal Jan Veerman op de Huizerdag enkele rondleidingen over de begraafplaats begeleiden.
Agenda 24 Huizertjes 25 Uit de oude doos 25 Huizer recepten 26 Tot slot verzoek ik u om in uw omgeving rond te kijken en nieuwe leden te enthousiasmeren voor onze Kring! Nieuwe leden kan onze vereniging altijd gebruiken. Dit geldt uiteraard ook voor onze werkgroepen. Graag wens ik u een goede start van het nieuwe seizoen!
B.J. van Geenen (voorzitter)

Door krantenberichten over de ruiming van het oude kerkhof kwam de redactie op het idee het septembernummer van ons blad geheel aan rouw en begraven te wijden. Nu is dit uit de aard van de zaak een moeilijk onderwerp en voor sommigen onder ons misschien zelfs een te morbide onderwerp. Maar wij verzoeken u toch de artikelen aandachtig door te lezen, het is de moeite waard! Het artikel van Jan Veerman is in juni jl. reeds gepubliceerd in het tijdschrift voor regionale historie 'Tussen Vecht en Eem' (TVE). Met toestemming van TVE nemen wij dit artikel graag over. Op een aantal punten wijkt de tekst van het origineel af en enkele (type)fouten zijn hersteld. Zoals bekend heeft Jan Veerman dit artikel op persoonlijke titel geschreven. Het artikel is juni 2001 afgesloten, recente ontwikkelingen zijn dus niet verwerkt. Wel begrepen wij uit de regionale pers, dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg monumentale waarde aan dit kerkhof toekent, welke door de gemeente wordt betwist. Ter wille van de leesbaarheid zijn voetnoten weggelaten, deze zijn op aanvraag bij Jan Veerman beschikbaar. Wij hopen dat wij erin geslaagd zijn een aflevering van ons blad de 'Ratel' te maken, die het bewaren waard is!
Wendy van Noppen (eindredacteur)

PAGINA De 'Oude Algemeene begraafplaats' van Huizen    4
Rouw in de Huizer klederdracht    12 Een traditionele begrafenis in Huizen    18
UDE{ALGEMEENE BEGRAAFPLAATS VAN HUIZEN
Jan Veerman
In publicaties over begraafplaatsen worden meestal bijzondere grafmonumenten besproken. Deze keer echter een begraafplaats met nagenoeg geen grafmonumenten, namelijk het bijna twee eeuwen oude kerkhof op het Prins Bernhardplein I te Huizen. Maar juist de afwezigheid van graftekens maakt dit kerkhof zeer markant. De afwezigheid van graftekens op de oudere gedeeltes van dit kerkhof geeft de begraafplaats een tijdloze sfeer van verstilde schoonheid. De afwezigheid van bomen en andere begroeiing onderstrepen de leegte van de grafvelden. Een oude lindeboom, centraal geplaatst in een cirkel op het hoofdpad, symboliseert feilloos het vergankelijke van een mensenleven. Kortom een begraafplaats met buitengewone waarde voor de gemeente Huizen. Daarnaast is dit oercalvinistische kerkhof van landelijk belang, nergens is een dergelijke begraafplaats zo gaaf bewaard gebleven. Dit kerkhof is uniek

voor Nederland, het moet gewoon bewaard blijven!
Plaatselijke historie

(foto Jan Veerntan) Tot 1828 werden de lichamen van overledenen in Huizen begraven in en rondom de Oude Kerk. De bouw van deze aan Sint Thomas gewijde kerk startte vermoedelijk in 1380. Al in 1409 werd de kerk volgens Lambert Rijcksz. Lustigh (1656-1727) ingewijd op de eerste zondag na Sint Victor. De toren was pas een eeuw later in 1509 gereed. De oude grafzerken zijn nog steeds aanwezig binnen het kerkgebouw, maar zijn verscholen onder de planken van een later aangebrachte houten dekvloer. Het merendeel van de bevolking kon zich geen graf binnen de kerk permitteren en deze overledenen werden begraven op het hof rondom de kerk. Dit eeuwenoude kerkhof is nog steeds aanwezig op het terrein rond de Oude Kerk, maar verborgen onder het asfalt. Tevens is een deel van de oude muur rondom het kerkhof bewaard gebleven; op merkstenen in de pilasters van de ingangen staan de jaartallen 1750 en 1775 vermeld. Maar de oorsprong van deze ommuring stamt uit de tijd van v6Ôr de Reformatie; het hof rond een kerk werd namelijk omheind om de scheiding tussen de profane wereld en gewijde grond te markeren. En een meer praktische reden voor zo'n muur was natuurlijk het weren van loslopend vee en huisdieren. Tijdens de Reformatie ging op vrijdag 5 juni 1595, na een voorbereiding van 6 jaar, nagenoeg de gehele bevolking van Huizen over tot het protestante geloof. In een aaneengesloten periode van bijna vierhonderd jaar bleef de hele bevolking kerken in de Oude Kerk, pas in 1896 kwam de eerste afscheiding. Een kerkstrijd is Huizen voorbij gegaan, behalve een korte opleving van een Doopsgezinde gemeente. Zoals we zullen zien, drukte de Reformatie ook zijn stempel op het oude kerkhof van 1828.
Franse tijd
Na de inlijving bij het Franse keizerrijk in 1810 gold in Nederland de Franse wetgeving; ook de Code Civil uit 1804 werd van kracht. Deze Code Civil verbood het begraven in kerken en kapellen binnen de bebouwde kom en verordende verder, dat nieuwe begraafplaatsen 35 à 40 meter buiten de bebouwde kom van steden en grote dorpen moesten worden aangelegd. Daarom kocht het gemeentebestuur van Huizen in 1814 op de akkers van de Huizer eng, iets buiten de bebouwde kom en op een afstand van 30 roeden van de Oude Kerk, een kavel grond. Deze tweede begraafplaats in Huizen werd pas in 1828 in gebruik genomen, nadat een Koninklijk Besluit van 22 augustus 1827 van koning Willem I definitief een einde had gemaakt aan het lucratieve begraven in en rondom kerken. Bij wijze van schadeloosstelling van degene die reeds in het verleden voor een graf in de Oude Kerk hadden betaald, werden 104 graven voor onbepaalde tijd op de begraafplaats door de gemeente Huizen zonder kosten (om niet) in eigendom uitgegeven. Door een Koninklijk Besluit van 30 november 1836 werden onder meer deze graven in Huizen in juni 1837 definitief overgedragen.
Duplicaten eigendomsbewijzen
De duplicaten van de eigendomsbewijzen van deze nog steeds bestaande 104 graven zijn aanwezig in het streekarchief te Naarden. Opmerkelijk dat de namen van heden ten dage nog veel voorkomende families in Huizen, zoals: Van Amstel, Baas, Boor, Bos, Van den Born, Bout, Hagedoorn, Keijer, Klein, Kos, Kooij, De Lange, Lustig, Rebel, Schaap, Schipper, Schram, Teeuwissen, Veerman, Verwelius, Vlaanderen, Westland, enzovoorts op deze eigendomsbewijzen voorkomen! Maar ook bekende Gooise namen zoals Bredius en Roosenboom kun je op de lijsten terug vinden.
Kerkhofmuur
Het nieuwe kerkhof van 1828 werd omsloten met een aarden wal en een haag. Later werd aan de dorpszijde een fraai smeedijzeren hek geplaatst en verdween de aarden wal. Aan de noordkant wordt het kerkhof echter afgesloten met een gemetselde, bakstenen muur. Deze muur lijkt qua afwerking en materiaal ouder dan het kerkhof. Het opmerkelijke is, dat achter het nabijgelegen weeshuis op de Oranje Weeshuisstraat, een nagenoeg identieke muur staat. De herkomst van beide muren en hun verwantschap zijn niet onderzocht. Wel is door een amateur-historicus met een peilstok vastgesteld, dat de fundamenten van beide muren doorlopen. De kerkhofmuur is in 1942 in opdracht van de gemeente door aannemer Bout gerestaureerd. Zestig jaar geleden vond het gemeentebestuur het al de moeite waard om deze oude hofmuur te behouden. Een ander mysterie op het kerkhof is een loodzware met de erin gebeitelde tekst 'Bikbergen'. Is deze kei, die achter een taxusstruik verscholen ligt, onderdeel van graf nummer 001 ?
Calvinistische aanleg
Te vermelden is dat op de 'Oude Algemeene Begraafplaats' de overledenen met hun voeten naar het oosten liggen. Deze situering is gedachteloos overgenomen van het nog oudere kerkhof rond de Oude Kerk. In de Middeleeuwen was namelijk het oosten de mystieke streek van het christendom; in het oosten ligt Jeruzalem en dacht men de plek van het Paradijs. Door de richting van de graven zou de gestorvene op de Jongste Dag, wanneer hij opstaat, Christus tegemoet kunnen treden. Een opmerkelijk relict uit de Middeleeuwen derhalve, deze naar het oosten gerichte graven.
Op de begraafplaats werd bewust geen aula gebouwd. De reden hiervoor was, dat in Huizen het begraven traditioneel vanuit het sterfhuis werd verricht. Dit komt omdat protestanten in de IT eeuw in Nederland ervan overtuigd waren, dat het nutteloos was te bidden voor een overledene. God had namelijk reeds zijn oordeel geveld. In de praktijk betekende dit dat er geen lijkrede in de kerk of op een begraafplaats werd uitgesproken; een aula was daarom niet nodig. De dode werd alleen naar een kerkhof gebracht om begraven te worden. Pas in de loop van de 20e eeuw zou dit gebruik geleidelijk gaan veranderen.
De intellectuele geloofsbeleving van het protestantisme heeft een verregaande invloed gehad op de inrichting van dit kerkhof.
Bijvoorbeeld de rechthoekige en formele aanleg met een recht hoofdpad en twee rechte zijpaden. Ook bij deze inrichting komt dus het strenge Calvinistische denken terug; geen sier op dit kerkhof in de vorm van begroeiing of kronkelende paden. Dit in tegenstelling tot de romantische begraafparken die in de 19e eeuw overal in Europa in zwang kwamen.

(foto Jan Veemnan) De coniferen en de uitbundige klimop tegen de muur zijn van recente datum. Op oude foto's is slechts een kale hofmuur waar te nemen.
Visserskerkhof
Schijnbaar was het niet zo makkelijk voor de bevolking om afscheid te nemen van het begraven rond de Oude Kerk; zo werd er geen baarhuisje gebouwd op de begraafplaats. De baar voor de lijkkist bleef opgeslagen in zijn oude ruimte onder de vlakbij gelegen toren van de Oude Kerk. Vanuit deze ruimte werd de baar naar het sterfhuis gebracht. Vanuit het sterfhuis werd vervolgens de lijkkist door 8 tot 12 dragers lopend in een lange rouwstoet langs de Oude Kerk naar het kerkhof gebracht. Verder bleven de klokken in de toren van de
Oude Kerk hun rol bij uitvaarten spelen. Deze eeuwenoude traditie van verluiden van een overledene vindt nog steeds plaats in Huizen.
De 19e eeuw was een tijdperk waarin de visserij in Huizen een grote vlucht nam en voor sommige ingezetenen voor welvaart zorgde. Zo werd in 1854 de haven aangelegd en groeide de vissersvloot uit tot rond de 200 vissersschepen. Het merendeel van de Huizer bevolking had in die periode een bestaan in de visserij of was werkzaam in de handel of verwerking van vis. De oude begraafplaats werd in de volksmond dan ook wel het visserskerkhof genoemd. Na de Tweede Wereldoorlog verdween geleidelijk het gebillik van deze naam, nagenoeg gelijktijdig met het verdwijnen van de visserij.
Een reformatorische stroming in Nederland vond grafmonumenten uit den boze. Vanuit hun geloofsbeleving waren deze aanhangers van Calvijn van mening, dat op begraafplaatsen geen graftekens hoorden te verrijzen. Theologische overwegingen lagen aan dit standpunt ten grondslag. De dood werd door hen vooral gezien als de laatste vijand die tenietgedaan moet worden. Men baseerde zich letterlijk op de Bijbeltekst I Korinthe 15:26: 'De lctatste vijand, die onttroond vvorclt, is de (lood'. En voor een vijand richt je uiteraard geen monument op. De dood werd dus niet mooier gemaakt dan hij in werkelijkheid is.
Afwezigheid graftekens
In afwachting van de wederopstanding was men overtuigd dat alles op het aardse leven maar tijdelijk is en niets voor eeuwig geldt, dus ook niet een grafsteen. In afwachting van de wederopstanding werd een kerkhof gezien als slechts een oord van tijdelijke aard. Maar een andere praktische reden was het schamele vissersbestaan, waardoor de bevolking zich geen grafsteen kon permitteren en begraven werd op het algemene gedeelte. Nog een reden voor de afwezigheid van graftekens is de ongelooflijke nuchterheid, waarmee de toenmalige bevolking tegen de dood aankeek. In die jaren was vooral de kindersterfte groot in Nederland en iedereen werd herhaaldelijk geconfronteerd met de dood in zijn of haar directe omgeving. In Huizen kwam daar nog het ruwe beroep van visser bij.
Niet alle vissers kwamen behouden thuis en voor een visser, met zijn nietige houten schuit, was op zee de dood nooit ver weg. Door een combinatie van deze redenen, staan op de oudste gedeelten van de begraafplaats dan ook bijna geen graftekens, slechts de antieke gietijzeren letter- en nummerpaaltjes van de beheeru der vindt u er. Deze paaltjes zijn in de 19e eeuw door de beheerder geplaatst om de graven te markeren en niet door de familie van overledenen, zoals soms wordt gedacht. Het oudste gedeelte ligt achterin; dit zijn grafvelden met slechts een enkele grafzerk van een plaatselijke notabele. De rest van de graven is doelbewust anoniem.
Deze oude dodenakkers illustreren nog heel duidelijk een traditionele Calvinistische kerkstroming en stijgen hierdoor boven het lokaal funerair-historisch belang uit. Latere bijzettingen en de uitbreiding met het 'Nieuwe Blok' in 1895 aan de zuidzijde vertroebelen het beeld van de graftekenloze dodenakkers op het kerkhof. Na de vorige eeuwwisseling werden namelijk wel grafstenen geplaatst. Grafstenen voor gewone mensen werden pas in de loop van de 20e eeuw gebillikelijk in Huizen. Gewijzigde theologische inzichten en de toegenomen welvaart lagen hieraan ten grondslag. Op grond van hun overtuiging zijn er tot op heden nog steeds mensen die geen grafteken op hun graf wensen, dus ook bij latere graven kom je dit gebruik nog tegen. In het streekarchief te Naarden zijn de oude grafregisters opgeslagen. In deze registers zijn de familienamen, gekoppeld aan de grafnummers, terug te vinden. Bijvoorbeeld nummer 72 is in eigendom uitgegeven aan grutter Willem van den Born en grafnummer 18 in eigendom aan de visserman Joost Westland. Navraag bij hoog bejaarde inwoners van Huizen bevestigt het beeld van de grafvelden zonder graftekens op de oude begraafplaats. In sommige gevallen kunnen zij zelfs verhalen van hun (groot)ouders herinneren. Hoewel niet altijd objectief, bevestigt deze mondelinge overlevering de afwezigheid van grafmonumenten. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met personen, die zich beroepsmatig met begraven bezig houden, ook zij onderschrijven de traditie van de grafvelden zonder graftekens op de oude begraafplaats. Ook uit visueel onderzoek ter plaatse zijn geen resten van oude grafmonumenten uit de 19e eeuw waar te nemen, hetgeen bevestigd wordt door een luchtfoto uit 1926.
Graven voor onbepaalde tijd

(luchtfoto uit 1926, grafrelden zonder grafteken. OKLM Aerocarto) Vanuit hun geloofsbeleving was men overtuigd van de wederopstanding der doden. Dit leidde ertoe, dat een deel van de bevolking destijds zoveel mogelijk een familiegraf kocht voor onbepaalde tijd. Met opzet wordt de benaming onbepaalde tijd gebruikt en niet de gangbare naam eeuwigdurende rechten. Deze laatste benaming is namelijk in strijd met het christelijke geloof in de wederopstanding. De 'Oude Algemeene Begraafplaats' bestaat bijna in zijn geheel uit graven voor onbepaalde tijd, met uitzondering van een klein groepje graven met een duur van 20 jaar. De gunstige tariefstelling van de beheerder zal er mede hebben toe bijgedragen, dat er in het verleden in meerderheid graven voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven. Op het Oude Blok zijn 168 graven voor onbepaalde tijd, inclusief de 104 in eigendom overgedragen graven uit 1837 en 144 graven voor onbepaalde tijd op het Nieuwe Blok. Op het middenblok tegen de muur aan de noordzijde liggen de algemene graven met een tijdelijke duur. Op grond van de jurisprudentie in Nederland is een graf van onbepaalde tijd ook letterlijk voor onbepaalde tijd. Namelijk zolang een begraafplaats bestaan zal.
Gewijzigde inzichten
Hoe snel theologische inzichten kunnen wijzigen, bleek in 1908 toen een deel van het kerkhof rond de Oude Kerk rigoureus werd geruimd. In verband met uitbreiding van het kerkgebouw was deze ruiming noodzakelijk. Maar vermoedelijk is in 1738 wegens de bouw van het noorder en zuider transept van de Oude Kerk dat kerkhof ook al eens geluimd. En om de bouw van de consistorie en keuken bij de Oude Kerk mogelijk te maken ging men in 1869 opnieuw tot herbegraven over. De laatste ruiming bij de kerk was aan de zuidzijde in 1956; dit om de bouw van een stookkelder mogelijk te maken. In alle gevallen werden de grafresten in een knekelput elders herbegraven. Behoudens aanhangers van het joodse en islamitische geloof, zijn er uit theologische overwegingen in Nederland geen grote bezwaren tegen het Illimen van graven. Dit werd bevestigd in 1995 in een gesprek van het college van burgemeester en wethouders met alle plaatselijke pastores over het onderwerp ruimen op een begraafplaats. In dit gesprek werd gesproken over de religieuze aspecten van grafruiming, doch niet over de culturele waarde van het oude visserskerkhof. Met veelal beperkte financiële middelen kocht men bewust een graf voor onbepaalde tijd. Het onderhoud van het graf werd gelijk afgekocht, in onze ogen tegen lage bedragen van maar enkele guldens. Maar zo'n bedrag, weggezet tegen interest, levert over een groot aantal jaren toch een redelijk kapitaal op. De motivatie van de gemeente om de graven te ruimen wegens te hoge onderhoudskosten is daarom niet reëel. Er is in het verleden namelijk ruimschoots voor betaald. En een burger mag toch aannemen dat het gemeente-bestuur gelden op de juiste wijze beheert en niet na bijna tweehonderd jaar tot de conclusie komt dat er geld tekort is! De keus voor een graf van onbepaalde tijd werd gesterkt door vertrouwen in de plaatselijke overheid, vertrouwen dat nu beschaamd wordt. De honderden familiegraven voor onbepaalde tijd, de 104 in eigendom overgedragen graven uit 1837 en de besloten ligging hadden als gevolg, dat de 'Oude Algemene Begraafplaats' lange tijd ongerept en onopgemerkt kon blijven bestaan. Zeker sinds de aanleg van de 'Nieuwe Algemene Begraafplaats' in 1953. Behoudens een enkele bijzetting in een reeds verworven familiegraf, werden er sindsdien geen nieuwe graven meer uitgegeven. Een van de laatste wijzigingen was in 1940, toen het geplande terrein voor de oude begraafplaats gehalveerd werd. Het vrijgekomen deel werd gebruikt voor de bouw van het oude gemeentehuis aan de Naarderstraat. Gelijktijdig werd een kleine aula gebouwd; deze aula werd midden op het toegangspad gebouwd, waardoor de zichtas op centraal geplante lindeboom werd verbroken.
Bouw aula
Uit de ligging van de graven uit die tijd, is vast te stellen dat er ook toen al sprake was van ruimtegebrek. Het gemeenteraadslid Jan Vos had echter een visionaire blik: uit het verslag van de gemeenteraad van 12 februari 1939 blijkt dat hij tegen de halvering was. Dit met het oog op een te verwachten tekort aan grafruimte. Helaas werd zijn motie finaal weggestemd. In 1939 had dit gemeenteraadslid dus al de juiste conclusie getrokken!
Een deel van de bevolking vond de bouw van een aula een inbreuk op de eeuwenoude uitvaartgebruiken, in het Nieuwsblad voor Huizen verscheen zelfs een ingezonden stuk tegen de bouw van een aula. De gemeente verstrekte de bouwopdracht aan de aannemer Dirk Keijer uit Huizen; met negenduizend gulden was hij de laagste inschrijver op de aanbesteding. De regie en architectuur waren in handen van de dienst Openbare Werken. Het gebouw is echter weinig gebruikt, want in 1953 werd al de Nieuwe Algemene Begraafplaats geopend met een tweede aula. De geschiedenis herhaalt zich, want in april 2001 voerde de gemeenteraad weer een debat over de bouw van een nieuw rouwcentrum. De aula op de Oude Begraafplaats is een gebouw van eenvoudige, doch elegante architectuur met maar één opmerkelijk detail, namelijk de Davidsster in het raam boven de ingang.


(foto Jan Veemnan)

Opmerkelijk is dit symbool, omdat op deze begraafplaats van oudsher geen symboliek is terug te vinden. Het gebouw is thans ernstig aangetast door houtworm en er is sprake van achterstallig onderhoud. In feite is door de slechte staat van het meubilair de aula niet te gebruiken.
Grafmonumenten
Enkele bijzondere grafmonumenten telt het oude kerkhof overigens wel, bijvoorbeeld die van het gezamenlijke graf van drie geëxecuteerde verzetstrijders uit de Tweede Wereldoorlog. Dit graf moet u niet verwarren met het recent verplaatste oorlogsmonument uit 1947 van beeldhouwer N.A. van der Kreek naast de ingang. Ook liggen er nog zes oorlogsslachtoffers uit Huizen begraven, waarvan het onderhoud van het graf voor rekening van de Oorlogsgravenstichting komt. Daarnaast zijn er nog enkele graven die interessant zijn voor funerair geïnteresseerden. Zoals bijvoorbeeld emaillen grafborden, diverse eeuwenoude grafzerken en een groep graven van Molukkers. Dit zijn de graven van Molukkers, die na hun aankomst in maart 1951 in Nederland, in het kamp 'Almere' in Huizen zijn overleden. Ook het grafmonument van dominee Abe van der Sluis moet beslist worden vermeld. Bij de vissersfamilies in Huizen is deze dominee namelijk heden ten dage nog steeds zeer gelieft, vanwege het vele goede werk dat deze man heeft verricht voor gezinnen, waarvan de man op zee gebleven was tijdens het vissen. Dit grafmonument is van opmerkelijk hoog niveau wat betreft de afwerking en gebruikte materialen. Na de halvering in 1940 van het geplande terrein raakte het oude dorpskerkhof al snel vol en besloot de gemeente Huizen een nieuwe en derde begraafplaats aan te leggen. Al tijdens de Tweede Wereldoorlog werden pogingen ondernomen om van 'Stad en Lande' elfgooiersgronden te verwerven op de meent achter de PHOHI-zenders. Het bestuur van 'Stad en Lande' was echter tegen de verkoop.
Op de enggronden aan de Naarderstraat werd uiteindelijk in 1953 een nieuwe begraafplaats geopend. Deze algemene begraafplaats kreeg in de volksmond de naam: 'de Nieuwe Begraafplaats'. Hoewel zeer verwarrend, was dit in feite de officiële naam van de uitbreiding van het oude kerkhof in 1895! De 'Nieuwe Algemene Begraafplaats' van 1953 begint nu op haar beurt vol te raken. De logische opzet van het gemeentebestuur was om op het Ericaterrein aan de Naarderstraat een vierde begraafplaats te realiseren. Door actie van natuurvrienden en hevig verzet van enkele omwonenden ging de aanleg van een vierde begraafplaats in Huizen niet door. Aan de gemeenteraad werd een tijdelijke oplossing voorgelegd. Namelijk om op beide begraafplaatsen de oude graven te ruimen en opnieuw in gebruik te nemen. Op deze wijze kan het probleem enkele jaren naar voren worden geschoven. Volgens de eerste bekendmakingen zou op deze wijze tot het jaar 2007 voldoende ruimte gecreëerd worden, thans wordt er gemeentewege gesproken over het jaar 2015. De toename van het aantal crematies zou deze bijstelling hebben veroorzaakt. Op welke plek na 2015 een vierde begraafplaats in Huizen kan worden aangelegd is nog onbekend. Een acceptabele oplossing is het schudden en ruimen van oude graven niet.
Ten eerste getuigt het van weinig eerbied voor de doden. En ten tweede: door haar functie als groeigemeente in de zeventiger jaren van de vorige eeuw is de bevolking van Huizen sterk toegenomen en dienen ook faciliteiten als begraafplaatsen te worden aangepast aan de omvang van de bevolking.
Door de recente uitbreidingen van het d01•p wordt de noodzaak voor een vierde begraafplaats alleen maar nijpender. Zeker gezien de moeizame inspraakprocedures die jarenlang aan de aanleg van een nieuwe begraafplaats vooraf gaan. Met gebrek aan inzicht in de cultuurhistorische waarde van het oude visserskerkhof ging de gemeenteraad in 1996 geruisloos akkoord met een ambtelijk voorstel om de graven op beide begraafplaatsen zoveel mogelijk te schudden en te ruimen. Voor zover er sprake was van discussie in de gemeenteraad, werd gesproken over beschikbare plaatsen en niet over de historie van dit kerkhof en haar monumentale betekenis.
Tot excuus moet worden gesteld dat een begraafplaats moeilijk te doorgronden en te herkennen is als monument voor de historie van een gemeenschap.
Ruimen van graven
De, overigens zorgvuldige, uitvoering is inmiddels begonnen; in plaatselijke en landelijke dagbladen verschenen in 1996 oproepen en konden rechthebbenden zich melden. Vreemd genoeg werd dit ruimen niet op de begraafplaats aangegeven, hoewel de wet zulks wel verplicht. Bij de beheerder van het kerkhof waren aanvankelijk slechts een beperkt aantal namen van rechthebbenden bekend. Indien op de oproepen in de kranten geen rechthebbende reageerde, zou tot ruiming worden overgegaan. Het begrip rechthebbende werd hierbij zeer strikt geïnterpreteerd: slechts familieleden in de tweede graad werden als rechthebbende geaccepteerd. En de beheerder van het kerkhof had alleen zichzelf tot rechthebbende benoemd voor de oudste gedeeltes van de begraafplaats, ook van de 104 eigendomsgraven uit 1837!
Deze strikte opstelling heeft helaas bij een aantal gevallen voor gevoelens van onvrede gezorgd. Voor kinderloze echtparen is er bijvoorbeeld geen oplossing en gaan de grafrechten automatisch naar de beheerder; overdracht naar neven of nichten is niet mogelijk. De oude nummerpaaltjes op het algemene gedeelte van het oude kerkhof zijn in 1995 vervangen door detonerende, moderne kunststof paaltjes. De oude nummerpaaltjes waren gemaakt van dik plaatijzer, waarin gaten waren geboord om het grafnummer weer te geven en zijn alle verschroot.
Ongerepte grafvelden
Indien u nog de sfeer wilt proeven van dit historische dorpskerkhof, moet u zich haasten! Nadat de oude graven op de westblokken zijn geruimd, worden er binnenkort nieuwe graven op de oude plekken uitgegeven. Op deze nieuwe graven zullen moderne tekens verschijnen. Graftekens die, door materiaal en uitvoering, de historische sfeer van dit oude kerkhof geweld zullen aandoen. Kunststromingen zoals Romantiek, Verlichting, et cetera heeft dit eenvoudige dorpskerkhof moeiteloos overleefd, helaas niet het nuchtere planologisch denken van onze moderne tijd. Een redelijk gave dodenakker uit het begin van de 19e eeuw zal derhalve niet ongerept de 21e eeuw overleven.
Voor de politiek is de term onbepaalde tijd namelijk rekbaar. Tot nu toe is de beheerder van plan slechts enkele grafmonumenten, zoals die van oud-burgemeester Egberts en een groepje graven van Molukkers, te bewaren. Deze graven zijn echter geen wezenlijk onderdeel van dit kleine dorpskerkhof.
Dit ambtelijk standpunt gaat voorbij aan de historie van dit kerkhof en haar betekenis voor de Huizer gemeenschap. Ook haar zeldzame oercalvinistische inrichting met zijn anonieme graven wordt als zodanig niet erkend door de beheerder.
Wettelijke bescherming
Begraafplaatsen met ongerepte grafvelden uit de 19e eeuw zijn bijna nergens meer te vinden in Nederland. In vergelijking tot gemeentes met een kerkelijke signatuur zoals in Huizen, bijvoorbeeld Barneveld, Ede, Katwijk of Veenendaal, is het oude kerkhof van Huizen in de meest zuivere vorm bewaard gebleven. Op het voormalige eiland Marken bestaat ook nog een paaltjeskerkhof. De nummerpaaltjes op het kerkhof van Marken zijn echter beter onderhouden en worden nog regelmatig geschilderd. De dodenakkers van de 'Oude Algemeene Begraafplaats' in Huizen zijn een waardevol relict van een kerkstroming binnen het protestante geloof in de 19e eeuw. Door de afwezigheid van graftekens geven ze anno 2001 een historische sfeer weer en bieden ruimte voor reflectie. In onze regio is slechts één kerkhof wettelijk beschermd, namelijk de begraafplaats 'Gedenck te sterven' aan de Oude Torenstraat in Hilversum. Ook het bijna twee eeuwen oude gedeelte van de 'Oude Algemeene Begraafplaats' in Huizen zou wettelijke bescherming als monument verdienen.
Het oude kerkhof van Huizen heeft volgens deskundigen van de Rijksdienst voor Monumentenzorg, Bond Heemschut en vereniging 'de Terebinth' historische waarde gezien haar inrichting. Deze instanties hebben gepleit bij het gemeentebestuur voor behoud van het kerkhof. Tegen minimale kosten zou het oude deel van dit fraaie kerkhof gerestaureerd kunnen worden en opengesteld worden als wandelpark voor de bevolking. In de aangrenzende wijk het 'Oude Dorp' ontbreekt het aan openbaar groen, zeker in vergelijking met andere wijken van Huizen. Een restauratie zou slechts neerkomen op het rechtzetten van enkele paaltjes en het verwijderen van doorgeschoten begroeiing. De geplande uitbreiding aan de zuidkant van de plaats aan de Arie de Waalstraat, zou naadloos
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
-Gooi- en Eemlander, diverse jaargangen kunnen aansluiten bij de oude monumentale gedeeltes. Het gaat immers niet om de uitbreiding van de begraafplaats tegen te houden, doch slechts om conservering van de inrichting van enkele oude grafvelden. De beheerder heeft de rechten van het algemene gedeelte, immers deze graven werden slechts voor bepaalde tijd in gebruik genomen.
Dit algemene deel is in de dertiger jaren van de vorige eeuw al eens voor de tweede keer geschud en geruimd! Maar het zou de beheerder sieren, als hij ook het algemene gedeelte bij een restauratieplan betrekt.
Afsluiting
Het schudden en ruimen van de oude graven zal de definitieve vernietiging betekenen van zeer belangrijk cultureel erfgoed van Huizen. Een moderne stad als de gemeente Huizen, zou deze begraafplaats als karakteristiek monument van haar dorpsverleden moeten koesteren en beschermen!
Behalve dit artikel is er nimmer onderzoek verricht naar de historie en culturele waarde van dit kerkhof. Ook bij het Monumenten Inventarisatie Project van enkele jaren geleden is het kerkhof niet meegenomen. Het zou de gemeente Huizen sieren als zij een waardestelling door deskundigen laat verrichten, voordat tot ruiming wordt overgegaan. Dit om alle mogelijke twijfel bij iedereen weg te nemen. In overleg met plaatselijke en landelijke cultuurhistorische instellingen moet toch een modus te vinden zijn, om oude delen van dit unieke kerkhof te bewaren. Gezien de zeldzame inrichting van landelijk funerair-historisch belang, is dringend wettelijke bescherming nodig.
Niet zonder reden heeft immers een deskundige van de Rijksdienst voor Monumentenzorg deze begraafplaats van belang voor Huizen genoemd!

-Gemeente Huizen, notulen raadsvergadering 15 februari 1939
-Huizer Dialect Werkgroep, 'Huizen zoë 't nooit Ineer vvurdt', Huizen 1981 -Historische Kring Huizen, berichtenblad 15e jaargang, nummer 2 mei 1994 -Huizer Courant, diverse jaargangen

-Streekarchief Naarden: inventaris gemeente Huizen 1811-1832; dossiernummers 585-592
-Walsmit, E.H., 'Zuiderzeeplaatsen vanuit de lucht', Hoogeveen 1997
1 1
OUWi1NaDEMUIZER KLEDERDRACHT
Ineke van Herwerden
De vrouwen in Huizer klederdracht kenden verschillende soorten rouwdrachten. Zij maakten onderscheid tussen lichte rouw, halfrouvv en zware rouw. Lichte rouw, ook we/ grijze rouw genoemd, betrof verrefamilie ofde periode van zes weken voor het narouvven. Voor een neef rouwde men bijvoorbeeld zes weken en voor een tante of een oom drie maanden. Na die eerste periode van rouw werd er daarna nog zes weken lang grijze rouw gedragen. Lichte ofgrijze rouw droeg men alleen 's zondags en door de vveek rouwde men clan niet. Zware rouw betrofeigen familie. Men rouwde dan tot vierjaar; dat varieerde naar verwantschap. Bijvoorbeeld voor een vader of moeder werd drie of vierjaar gerouwd en voor een broer of zus twee jaar. En voor een opa ofoma anderhalfjacu: Na deze eerste rouwperiode kende men nog een

tweede periode van zes weken toerouwen.
Lichte rouw of halfrouw
Lichte rouw en halfrouw bestond bijvoorbeeld uit een jak van paarse of grijze stof (zwart met grijswitte streepjes), een zwart schort en een rouwmuts met een gladde strook gaas zonder kant. Vroeger droeg men als rouwmuts ook wel een klepmuts en later de oorijzermuts en andere mutsen. Het zwarte schort was hoofdzakelijk voor de kerkgang. Thuis droeg men dan weer een bont schort. In dit schort mocht geen kleur voorkomen, het was bijvoorbeeld grijs geruit. Na de eerste periode van halfrouw ging men dan over op grijze rouw: zes weken toerouwen. Dan droeg men een grijs jak met zwarte rok en zwart schort of ook wel een zwart jak met geweven bloemetjes in de stof.
Zware rouw
Bij zware rouw was men geheel in het zwart: jak, rok en schort. Het schort was van dezelfde stof als de rok: zwarte tibé als doffe stof en kasjmier als glimmende stof. Dit rouwschort werd geheel glad gestreken zonder plooien. Er zat aan de zwarte rouwrok een brede zoom van strookkant en tien tot veertien opnaaisels, bessels geheten. De vrouwen droegen een zwarte schortstrik, die niet mocht glimmen. Op zondag was men geheel gekleed in het zwart. Door de week was het schort wel bont: blauw of grijs met wit, maar zonder gekleurde draadjes. En het blauwwollen werkschort had in plaats van het rode bovenstukje een blauw geruit stukje. Uiteraard waren in de rouwtijd de handschoenen zwart.
Rouwdracht
In de rouw droeg men om de hals een slot met vijf rijen zwarte kralen. Op zondag was dit een groot slot van zilver, soms met ingezette gitten, en door de week een klein zilveren slot. Het slot droeg men van voren. Gouden sieraden waren niet gebruikelijk in de rouwtijd. In de rouwtijd had men daarom ook zilveren spelden met knoppen in de zondagse oorijzermuts. De stiften bleven echter van goud, daar deze aan de beugel zijn gesoldeerd. Maar exemplaren met zilveren stiften hebben ook bestaan.

De oorijzermuts in de dracht is van gaas vervaardigd met een kanten rand. In de rouwtijd werd deze kanten rand vervangen door een simpele 7 cm brede driedubbel gevouwen gaasstrook. De isabee, de doordeweekse muts, is in de rouw geheel van neteldoek zonder enig borduursel, maar voor de stevigheid van de bocht met een strook driedubbel gaas, een 'gladde strook' genaamd. Over de pas van de muts zijn twaalf tot zestien dunne koordjes genaaid en wel zo dat de neteldoek om elk koordje is gelegd. Deze dunne koordjes zijn van breikatoen of van het vroegere biesjeskoord. Dit deed men tussen duim en wijsvinger en men noemde het 'krielen '. In de rouwdracht is de kornetmuts geheel van witte tule of neteldoek, eveneens zonder kant. Het lintentuigje over de muts is van effen blauw moiré lint, zonder ingeweven bloemen. Een draagster van een kornetmuts droeg een bijpassende zwarte kornetjurk met een zwart schort van dezelfde stof als de jurk (paramat of tibé).


collectie Nederlands Openlilchtlnuselll)l Arnhelll)
In de lichte rouw droeg men dan weer een grijze rok. Het knoopdoekje was zwart of zwart met grijs of wit en men droeg een slot van zilver met gitten.
Enkele vrouwen droegen zilveren mutsbellen. De plooimuts heeft in de rouw geen borduursels op de bol, maar is van effen tule. De rand en staart zijn van neteldoek: een gladde strook in plaats van kant.
Begraven
Al naar de draagster droeg men bij een begrafenis een oorijzer- of kornetmuts; dit was dezelfde muts zoals 's zondags werd gedragen. Voor 1900 kende men bij begrafenissen ook het waterlandse hoedje.
Dit is een grote hoed van stro met een grote, gevoerde luifel. In de rouw was de luifel van paarsgebloemde stof, terwijl het anders gekleurde bloemetjes waren. Deze voering werd een paar centimeter om de luifel naar buiten gevouwen, zodat in het gezicht alleen de donkere stof te zien was. De vrouwen in de directe familie liepen achter de draagbaar in de rouwstoet met het regenkleed over hun hoofden. Dit is een zware omslagdoek van dezelfde soort stof als de zwarte rok.
Het regenkleed werd over het hoofd getrokken. Men droeg dan geen oorijzermuts, maar een isabee die naar achteren werd geslagen. En sommige vrouwen droegen onder het verenkleed helemaal geen muts, maar alleen de ondermuts.
Het regenkleed hing over het hoofd en schouders tot op de heupen. Men hield de doek onder de kin vast. De naam regenkleed is een verbastering van reekleed en dat betekent in oudhollands lijkkleed. Het heeft dus niets te maken met regen.
Kinderen
In de rouwtijd droegen de kinderen een zwarte jurk voor zware rouw en een grijze jurk voor lichte rouw. Na hun vijftiende gingende meisjes over van een jurkje naar het jak met een plooimuts.
Ook voor kinderen gold dezelfde periode van rouw als voor de volwassenen. Indien de vader of moeder overleed voordat het kind gedoopt was, werd er een zwarte doopjurk gemaakt voor de dopeling. Normaal werd de doopjurk gemaakt van het blauwe schort, welke gedragen werd bij het trouwen, maar voor een doopjurk in de rouw werd zwarte stof gebillikt.
Mannen
De mannen liepen eigenlijk altijd in zwarte kleding. Alleen aan een rouwstrikje of roosje aan de rechterkant van hun hoeden of petten kon je zien of ze in de rouw waren. Voor 1900 droegen de vissers op zondag een hoge, zwarte slappe hoed, met een breed zwart lint omstrikt; de einden hiervan hingen achter over de rand. Na 1900 droegen vissers zowel lage als hoge zwarte zijden petten met een gladde klep. Sommigen drôegen opzij van de pet zwarte kwastjes. Maar bij het begraven droegen ze echter hoge, zijden hoeden. De meeste vissers vervingen hun gouden boordknopen door zilveren exemplaren. En voor de vissers die het financieel konden berappen, werden ook de gouden oorringen door zilveren ringen vervangen. Bij het begraven, bij het aannemen in de kerk, bij het trouwen en bij het dopen droegen de vissers een klokkenluider. Dat is een lange jas van zwart goed tot op de schoenen.
Deze stof werd schansrok of karrerok genoemd en in andere streken ook wel schansloper. Ambtsdragers, kerkvoogden en notabelen droegen een zwarte, hoge hoed. Bij het begraven zat er een brede, zwarte rand om deze hoed. De boeren en de vissers vervingen in de rouwtijd ook hun rode en blauwe zakdoeken door donkere exemplaren.
Afronding
Literatuur: Herwerden-Eendebak, D. van (1985). De Huizer Klederdracht. Huizen: Visser.
Huizer Dialect Werkgroep (1977). Huizen, hoo 't vroger was. Huizen: Visser.
Nieuwhoff, C., Diepram, W. & Oorthuys, C. (1984). Klederdrachten. A'dam: Elsevier.
                TRADITIONELE BEGRAFENIS IN HUIZEN
Klaas Westland
Om steltn te vinden wordt bij droevige omstandigheden vaak teruggevallen op tradities en zekerheden. Maar ook moderne tradities zijn geënt op ons verleden. Het is daarom goed eens te kijken hoe begraven in dat verleden ging. Niet uit een soort morbide belangstelling, Illaar om te begrijpen dat ook dit aspect onderdeel is van de Huizer historie. In het boek 'Huizen, z.oë as 't nooit meer wurdt' van de Huizer Dialect Werkgroep verhaalt de bekende Huizer schrijl'er Hainclruk van 't Noorderainde over begraven in vroeger tijden. Dit boek is echter geschreven in het Huizer dialect en niet al onze leden spreken dit dialect. Met goedkeuring van de auteur heb ik daarom zijn verhaal vrij bewerkt in het Nederlands. Haindruk vond het in 1981 een opgave te schrijven 01'er dit ondenverp in het Huiz,er dialect, op mijn beurt vind ik het weer een opgave zijn verhaal te vertalen naar het Nederlands! Een begrafenis is nu Samengevat kan ik stellen dat alles zoveel mogelijk tot de kleur zwart werd teruggebracht, met uitzondering van de witte kap. De fraaie rand met sierlijk kant van de kap werd echter teruggebracht naar een rand van simpel driedubbel gevouwen gaas. Doordat alles werd teruggebracht naar de meest simpele zwart/wit combinatie, is de Huizer dracht misschien wel een van de meest stijlvolle klederdrachten in Nederland, zoals in het boek 'Klederdrachten' terecht wordt opgemerkt!

eenmaal geen bezigheid om bij te lachen.
De luiken gesloten    
Wanneer iemand was overleden of zoals ze vroeger zeiden 'uit de tijd vvas', werden eerst twee personen, de zogenaamde 'kleqjers' gewaarschuwd om het lichaam van de overledene te wassen en aan te kleden. Bij een overleden man bij voorkeur twee mannen en bij iemand van het vrouwelijke geslacht waren het twee vrouwen. Dit waren vaak weduwvrouwen die wilden bijverdienen. Deze vrouwen werd ook gevraagd om thee te schenken na de begrafenis.
Het afleggen gebeurde later alleen door vrouwen. Het wassen en aankleden van het lichaam gebeurde op de vloer van de slaapkameL Nadat dit was gebeurd, werd de strozak uit de bedstee gehaald en het stro op de vloer gevleid. Op dit stro werd het lichaam van de overledene gelegd. U weet dan gelijk de herkomst van het Huizer gezegde: 'dee lait oëk (5p strooi', dat wil zeggen dat iemand is overleden. Dit gebruik was zo gewoon dat ook de drenkelingen, die op de Zuiderzee door de vissers waren opgepikt, in een taanschuur aan de haven op stro werden gelegd. Na het aankleden werden in het de rolgordijnen weggehaald, de horren voor het raam verwijderd en de gordijnen afgenomen. De buitenluiken, maar ook de binnenluiken, werden op een klein kiertje gezet, waardoor het binnenshuis schemerig werd. Als het huis geen luiken had, werden de overgordijnen gesloten. De luiken of gordijnen sluiten gebeurde niet alleen bij het stelftuis, maar ook bij de huizen van de kinderen. De buurt kon dan zien dat iemand was overleden. Nadat dit alles was gebeurd, werd de aanspreker gewaarschuwd.
Aanspreker
En met deze aanspreker besprak de familie de begrafenis. Zoveel mogelijk werd geprobeerd dezelfde dag nog huis aan huis het overlijden persoonlijk aan te zeggen. Dit aanzeggen gebeurde door de aanspreker; zijn taak was het om het overlijdensbericht aan te zeggen en namens de familie te noden voor de begrafenis. Daarbij werd de rustig aan de deur wachtende bewoner meegedeeld: 'Je wordt bekend geniaakt, dat overleden is . . . . . . '. En met de standaardzin 'en terug op een kopje thee' werd het aanzeggen besloten. De bewoner bedankte daarop de aanzegger voor zijn mededeling. Een brief vond men niet eerbiedig genoeg; het moest persoonlijk gebeuren en zoveel mogelijk aan de voordeur. Maar de meeste woningen in het dorp hadden slechts één deur. De aanzegger, overigens altijd een man, droeg bij het aanzeggen passende, ietwat deftige beroepskleding: een ouderwetse kuitbroek met zilveren gespen op zijn schoenen, een zwarte aansprekersjas en een driekante steek op zijn hoofd. Bij een begrafenis eerste klasse voor de welgestelde, was aan de steek nog een zwarte rouwsluier bevestigd. Een rouwlamfer of floers heet zo'n tulen sluier. Bij een begrafenis eerste klasse werd huis aan huis het overlijden aangezegd en op de dag voor de begrafenis werd door de aanspreker de mensen in een afzonderlijke tweede ronde uitgenodigd voor een kopje thee. Dit 'vrôm verzeuken was een aparte uitnodiging voor het theedrinken na de begrafenis. Dit theedrinken had trouwens na 1910 het drinken van donker gezoet bier na de uitvaart verdrongen. Bij een begrafenis eerste klasse waren er twee aansprekers en bij een begrafenis derde klasse maar één aanspreker. Bij een begrafenis derde klasse werd men gelijk met het aanzeggen uitgenodigd voor het theedrinken na de begrafenis.
Door de aanspreker werden ook andere werkzaamheden velTicht, zoals het reserveren van het graf, het bestellen van een kist en het betalen van de grafrechten. De aansprekers groeiden later uit tot de huidige begrafenisondernemers. Het lichaam bleef thuis opgebaard, veelal midden in de ouderslaapka-mer op de begane grond. Speciale bezoekuren om te condoleren bestonden er niet. Zolang het lichaam boven aarde stond, werd iedereen die ook maar enige band met de familie had, verwacht om deelneming te komen betuigen. 'Bin jij al wezen kijken ', werd er dan onderling gevraagd. 'Neejen, mar ik 111(5t nog we/ gaen kijken' was vaak het antwoord. Meestal liep het bezoek aan het stelfhuis de hele dag door en was het huis vol met visite.

(de aanspreker rond 1900, collectie Huizer Musetll)l)

(uitvaartstoet rond 1900, collectie Hui?.er Museulll)
De doodskist werd pas op de avond voor de begrafenis gebracht. Door een plaatselijke timmerman werd zo'n kist pasklaar geleverd en voor de deur bezorgd met een boerenkar. De kisten in die tijd waren van ruw, ongeverfd hout en zonder versieringen. Later kwam het in de mode om de kist zwart te schilderen.
Kijken
In het deksel van de kist zat ter hoogte van het gezicht een houten schuifje. En voor de bezoekers die dat wilden, werd het schuifje open geschoven en konden ze door het vensterglas naar de overledene kijken. Vandaar de uitdrukking 'kijken' in Huizen bij condoleren. Bij een uitvaart werden geen rouwkoetsen gebruikt, maar ging men lopend in een lange begrafenisstoet van het sterfhuis naar de begraafplaats. Onder de toren van de Oude Kerk hingen binnen aan een muur de houten draagbaren in verschillende maten. De draagbaar werd pas op de dag van begraven gebracht en om twaalf uur buiten voor de deur op straat neergezet. Om twaalf uur, wanneer de vier buurmannen de draagbaar onder de toren tevoorschijn hadden gehaald, werd er na het dagelijkse kleppen van de klepklok ook even de zware luidklok geluid. Dit was het teken voor de bevolking dat er een begrafenis was. Op de dag van begraven werden alle bezoekers terugverwacht; bijna iedereen ging mee begraven. Soms, als het een grote familie was, moesten er twee of drie huizen naast het huis ontruimd worden om alle bezoekers te kunnen herbergen. Ook bij deze huizen werden alle gordijnen afgenomen en het huisraad zoveel mogelijk aan de kant geschoven. Om de houten vloeren te beschennen, werden er matten uitgerold. In het sterfhuis was inmiddels de kist midden in de slaapkamer geplaatst. Pas dan werden er zwarte schorten over de spiegel en over de lamp gehangen en werd de klok stilgezet. Ook in het oog springende wandversieringen en ander opschik werden verwijderd. Overal waar plek was, werden extra stoelen neergezet. Deze stoelen waren eigendom van de aanspreker en waren enkele uren daarvoor met paard en wagen gebracht.
Ondertussen was de familie binnengekomen. De eigen kinderen en de aangetrouwde kinderen zaten dan allemaal rondom de kist, zodat de overledene nog eenmaal midden in de familiekring was. De rest van de familie zat weer rond de kring van kinderen. Als er geen plaats was in de slaap-kamer, zochten ze een plek in de huiskamer of in de keuken. Vrienden, buren en kennissen werden door de aanspreker naar de aangrenzende woningen verwezen. Het open-stellen van je huis bij een sterfgeval werd als burenplicht beschouwd. In geen geval werd hier betaling voor verwacht.
Zodra alle genodigden binnen waren, werd er eerst thee geschonken. Nadat de dominee was voor gegaan in gebed, sprak hij de lijkrede uit. Hiertoe las hij een passend gedeelte uit de Bijbel voor en hield een korte toespraak over het gedeelte dat hij voorgelezen had. Hierbij trachtte hij de overledene en de familie te betrekken in zijn tekst. Tot slot werd er gesloten met een gebed. In de aangrenzende huizen hielden ouderlingen soortgelijke toespraken en gingen eveneens voor in gebed. Nog eenmaal was er dan voor de allerlaatste keer de gelegenheid om te kijken naar de overledene. Droeve en hartverscheurende momenten waren dit vaak. Vervolgens werd de kist dichtgetimmerd; om daarna met de voetzijde vooruit naar buiten te worden gedragen en op de draagbaar te worden geplaatst.
Rouwkleding
De bezoekers werden verwacht in zwarte rouwkleding te komen. De mannen droegen meestal een hoge hoed met een zwart lint en een slipjas of een klokkenluider. Zo'n klokkenluider was een lange, zwarte jas die tot op de schoenen hing en alleen door de vissermannen werd gedragen.
Hoge zijden hoeden waren er niet zoveel in het dorp. Er was moeilijk aan te komen en ondel% ling werd er dan ook vaak geleend. De vrouwen droegen allemaal hun zondagse kleren. Dat wil zeggen de muts met het oorijzer op of de kornetjurk met bijpassende kornetmuts. De directe vrouwelijke familie droeg geen oorijzermuts, deze vrouwen gingen namelijk onder het regenkleed.
Regenkleden
Vanwege dit regenkleed droegen zij een isebee op hun hoofd. Zo'n regenkleed was een ouderwetse gewoonte, die in Huizen nog lang stand heeft gehouden. Het was een vierkante rouwdoek van dikke zwarte stof en werd, voordat de vrouwen naar buiten kwamen en achter de baar plaatsnamen, door kleedsters over de kap gespreid.
Het regenkleed hing dus over het hoofd en de schouders en reikte tot over de heupen. Met beide handen werd door de draagster het regenkleed onder de kin bij elkaar gehouden, zodoende zag je alleen maar een smalle spleet van het gezicht.
Zelfs de handen waren niet zichtbaar, omdat de vrouwen de doek van binnen vasthielden. Het kleed liet alleen de ogen van de vrouwen vrij. Doordat het regenkleed rustte tegen de opstaande witte kap en hij door zijn gewicht de luifel van de kap wat in elkaar drukte, ontstond er een puntvorm. De regenkleden waren eigendom van de aanspreker. De naam regenkleed heeft niets met regen te maken. Regen betekent hier 'bedekken' en hangt samen met de stam waarvan het woord 'roef' afstamt. Een roef bedekt de opening in het dak van de kajuit van een schip. Een andere verklaring is dat regenkleed een verbastering is van reekleed, in oudhollands betekent dat lijkkleed.
Kerkklokken
De voornaamste aanspreker las binnenshuis de namen hardop voor en twee aan twee kwam men in volgorde naar buiten. Zoals overal in Nederland gingen mannen vÔ6r vrouwen en jong vÔÔr oud. Dus eerst de mannelijke familie en daarachter de vrouwen onder het verenkleed. Daarna kwamen twee aan twee de rest van de mannelijke familie, de buren en vrienden. Daarachter weer vrouwelijke familie en tot slot de mensen die verder weg in verwantschap stonden. De rangschikking gaf wel eens protocollaire problemen, namelijk wie moest er onder het regenkleed en wie niet! Omdat de vissers en de kruiers doordeweeks afwezig waren, was het aantal vrouwen vaak minstens het dubbele van de mannen. Aan het hoofd van de stoet nam de aanspreker plaats; hij liep dus v66r de baar. De dominee ging ondertussen naar huis en alleen de ouderlingen bleven in de stoet meelopen. De draagbaar met kist werd door tien tot twaalf dragers op de schouders genomen en langzaam schoof de stoet richting kerkhof. Op dat moment begon een klok in de toren van de Oude Kerk te luiden; een begrafenis was traditiegetrouw altijd exact om halftwee in de middag. De klokken spraken bij het verluiden hun eigen taal: bij mannen begon men met de grote luidklok te luiden en daarna even samen met de klepklok, waarna de luidklok het weer overnam. En voor vrouwen was het weer precies andersom, dus eerst de klepklok en pas daarna nam de grote luidklok het over en tenslotte weer alleen de klepklok. Beide klokken tegelijk luiden was een inspannende bezigheid, die de klokkenluiders niet lang konden volhouden. Aan het einde van de begrafenis werd het in omgekeerde volgorde herhaald. Voor jonge kinderen werd de luidklok niet geluid, maar alleen geklept met de kleine klepklok. Het luiden van een klok heeft volgens oeroude betekenis de bedoeling om de boze geesten te verdrijven. In latere tijden werd het luiden van de kerkklok uitgelegd als een vermaan voor de vergankelijkheid van het mensenleven en zeker niet als rouwbetoon. Tegenwoordig beschouwt men het verluiden veelal als rouwbetoon.
Draagplak

(een begrafenis rond 1960, collectie genteente Huizen) Behalve de dragers, dat waren traditioneel buurmannen, werden er ook twee buren gevraagd om de kerkklokken te luiden. In overleg met de familie werden de buren door de aanspreker voor het dragen en luiden aangezocht. Ook de klokken luiden was dus een burenplicht. De naam burenplicht is niet correct; men beschouwde het als een eer te mogen helpen en zeker niet als een plicht. Naast de schenksters werden er verder nog twee kleed-over-leggers gevraagd te helpen. Deze vrouwen legden over de kist een zwart baarkleed en namen dit kleed op het kerkhof weer opgevouwen onder de arm mee terug naar het stelftuis.
Maar deze vrouwen werden betaald: ze kregen een draagplak, zoals dat genoemd werd. Het was een ongeschreven wet dat de stoet altijd onder het luiden van de klok langs de Oude Kerk ging. Zelfs wanneer de overledene dicht bij het kerkhof woonde, werd er eerst een ronde om de kerk gelopen voordat de stoet naar het kerkhof ging. Langs de straten stond altijd volk te kijken. Vanouds her was het een grote eer als er een grote stoet of kerkgang was. Hoe langer de stoet, des te belangrijker was de overledene. Liepen er echter maar weinig mensen mee in de rouwstoet, dan werd er gesproken van een hôngclenbegrafenis. Maar meestal waren er meer dan honderd vrouwen die de baar volgden; de directe familie herkende men meteen aan de opvallende regenkleden. Zo'n plechtig voortgaande stoet, met de in zwart geklede vrouwen onder de regenkleding, was zeer indrukwekkend. De tientallen witte kappen staken fel af tegen de zwarte klederdracht van de vrouwen. Bij een begrafenis was er altijd veel werk voor de mutsenstrijksters om alle kappen op tijd gesteven te krijgen.
Soberheid
Traditioneel werd er uit geloofsovertuiging op het kerkhof niet gesproken of gebeden. Uiteraard was er geen muziek en werd er niet gezongen. Met de uitzondering dat, indien de overledene tijdens zijn leven getuigenis van zijn geloof had afgelegd, er bij het open graf lofpsalmen werden gezongen. Bloemen of kransen waren niet de gewoonte; sobere rouwrituelen werden bewust nagestreefd. Nadat de dragers met touwen de kist hadden laten zakken, gooide de doodgraver stilzwijgend een klein schepje zand op de kist. Dit als teken dat de begrafenisplechtigheid was afgelopen.
In dezelfde volgorde waarin men gekomen was, ging de rouwstatie weer zwijgend terug naar het sterfhuis.
De kerkklok hield pas op met luiden op het moment, dat de laatste vrouw in de uitvaartstoet de kerktoren passeerde. Soms verlieten mensen daarna voortijdig de stoet om naar huis te gaan. Het niet terugkeren naar het sterfhuis voor het theedrinken werd als oneerbiedig door de familie opgevat. Bij het stelmuis teruggekomen, werden de regenkleden afgenomen door de kleedsters en werd er thee geschonken. Voor de mannen was er nog een sigaar, die meestal buiten werd opgerookt. Een ouderling sloot daarna de uitvaartplechtigheid met een gebed.
Handdruk
Met een handdruk werd de familie sterkte en vertroosting toegewenst en was het tijdstip voor vertrek aangebroken. Hoewel Huizer ingezetenen in het dagelijkse verkeer elkaar onderling geen handen gaven, was het bij dit soort dagen toch gebruikelijk om handen te schudden. Zodra de laatste bezoeker weg was, werd het huis weer op orde gebracht. Maar de zwarte schorten op de spiegel en de lamp bleven nog een paar dagen hangen. Ook de luiken bleven nog op een kier staan; de luiken gingen daarna langzaam verder open. De eerstvolgende zondag na de begrafenis was alles rondom de woning weer in de normale toestand. Maar rouwkleding droeg men vaak nog jarenlang.
Uitingen van rouw
 De duur en diepte van de rouw waren afhankelijk van de graad van verwantschap. Sommige vrouwen kwamen bijna hun hele leven niet uit de rouwkleding, bijvoorbeeld wanneer een vrouw haar man had verloren. Voor een moeder of een vader werd drie jaar gerouwd en voor een broer of een zus stond een tijd van een jaar. Voor grootouders werd anderhalf jaar in de rouw gelopen. Voor een neef of een nicht werden zes weken gerouwd. Maar voor een oëlne of een Ineutjen was het dertien weken. Na die dertien weken werd nog zes weken alleen op zondag in de rouwkleding gelopen. Dat was 'in het grijs', zoals ze toen zeiden. Na de eerste termijn van zware rouw was er dus altijd nog een tweede, korte periode van zes weken toerouwen in lichte rouw. De mannen liepen eigenlijk hun hele leven in zwarte kleding, zodat je alleen aan een zwart strikje aan de rechterkant van de pet of hoed kon zien dat ze in de rouw liepen. Een ouderwets Huizer gezegde is: 'Inôt gouwen kan je nijt rouwen'. De vrouwen vervingen in de rouwtijd namelijk hun gouden sieraden, zoals het halsslot en de gouden knopspelden van hun oorijzermuts, door zilveren exemplaren. Dit gebruik was echter afhankelijk van persoonlijke welvaart, want lang niet iedereen had voldoende geld voor een dubbel stel sieraden. De vissers vervingen nog hun gouden oorringen en boordknopen door zilveren exemplaren.

(rollil'l'leugel, tekening Peter Dorleijn)
Ook vervingen de vissers de vleugel aan de masttop van hun botter door een rouwvleugel. Zo'n ouderwetse rouwvleugel was van zwarte stof en ombiesd met witte franje. In de ruim twee meter lange vleugel was een witte treul% boom geborduurd en het vlaggetje links in de vleugel tegen de mast werd uitgevoerd in wit met zwarte banen. Tevens werd de solle van de schuit vervangen door een zwart exemplaar. Ook de korenmolen hoog op de molenberg speelde zijn rol. Namelijk wanneer in de molenaarsfamilie sprake was van een stelfgeval, werd door de molenaar na afloop van zijn werk het wiekenkruis van de molen in de rouwstand gezet. Aan de stand van de molenroeden konden de inwoners van het dorp aflezen dat de molenaarsfamilie in de rouw was. Ook bij het dagelijks in de rouwstand plaatsen van het molenkruis werden de gebruikelijke rouwperiodes van zes weken tot drie jaar plus zes weken toerouwen in acht genomen. En op het moment dat een uitvaartstoet de molen passeerde, werd door molenaar Van den Born de molen respectvol stilgezet.
Kindergraven
Door de nog beperkte medische kennis kwam kindersterfte vroeger vaak voor. Een kindersterfte van een op de drie was tot in de negentiende eeuw een normaal cijfer in Nederland. Ook in Huizen waren helaas gezinnen met een sterfgeval van een kind bekend. Doodgeboren kinderen werden door de vader samen met de aanspreker, welke het kistje onder de arm droeg, naar de begraafplaats gebracht. De doodgraver begroef deze kinderen volgens traditie in Nederland altijd bij avond in de duisternis. Het begraven in een hoekje van het kerkhof gebeurde zonder enige ceremonie; het kind was niet gedoopt en had geen naam. Kinderen tot ongeveer twaalf jaar kregen wel een gewone begrafenis, maar alleen de mannen gingen mee en de vrouwen en kinderen bleven thuis. De kist van kleine kinderen werd in een zwarte doek door een mannelijke drager onder zijn arm meegenomen. Deze drager was volgens oud gebruik altijd vrijgezel en gekleed in een zwart pak met een hoge, zijden hoed. En grotere kinderen werden door vier man, ook allen vrijgezel, op een kleine draagbaar langzaam en plechtig lopend naar het kerkhof gedragen. Later werd in de twintigstœeeuw de traditie van vrijgezel losgelaten en werd dit werk ook door gehuwde mannen verricht.
Onderhoud graven
Traditioneel werden er op graven in Huizen geen zerken of grafstenen geplaatst; ook bloemen of struiken plaatsen op het graf was niet gebruikelijk. Onder invloed van het calvinisme was men wars van ijdelheid en persoonsverheerlijking. Geschraagd door deze godsdienstige principes had men in Huizen allereenvoudigste, zelfs bijna anonieme graven. Alleen van gemeentewege werd omwille van de administratie een paaltje met een nummer geplaatst. Verder was het niet gebruikelijk dat de familie het graf vaak bezocht. Een enkele keer vlak na de begrafenis, maar dat bezoek nam al snel af.
Verdwenen tradities
Het is niet exact te dateren wanneer al deze gebruiken zijn ontstaan, wel is aan te geven dat met de opening van de Nieuwe Algemene Begraafplaats in 1953 de regenkleden verdwenen en de rouwauto in Huizen zijn entree deed. Tevens kwam een eind aan het werk van de aansprekers. In 1962 was een van de laatste traditionele begrafenissen. Moderne gebruiken namen de plaats van deze eeuwenoude gebruiken over. Maar soms klinkt nog een klein beetje de echo na, bijvoorbeeld bij het gebruik van de kerkklokken.
Hoewel wij door de vertekening van onze tijdsbril tegen deze oude cloqostradities thans anders aankijken, was het ook in die tijd voor iedereen die bij een sterfgeval betrokken was een zware en moeilijke tijd.

Literatuur: Huizer Dialect Werkgroep: 'Huizen, zoë as 't nooit Ineer wurclt', Huizen 1981
Dorleijn, Peter: 'Van Gaand en Staand vvant, deel III', Amsterdam 1983
Jager, J.L. de: 'Volksgebruiken in Nederland; een nieuwe kijk op tradities', Utrecht 1981
Kok, H.L.: 'Elfenis onz,er voorouders', Lochem 1990

Zaterdag 8 september 2001
-15e Huizerdag: onder andere presentatie Klederdrachtgroep Historische Kring Huizen om 13.00 uur op het Oude Raadhuisplein en beklimming toren Oude Kerk. Zie programma in de regionale pers.
-twee rondleidingen Oude Kerkhof door Jan Veerman om 12.00 en om 14.00 uur. Inl.: 06-22365356
-historische stoomtram de 'Gooise Moordenaar' op de Naarderstraat Dinsdag 18 september 2001
Ledenavond Historische Kring Huizen. Aanvang 20.00 uur in theater 'De Boerderij' aan de
Hellingstraat 9 te Huizen. Onderwerp: diavertoning door Dirk Rebel met beelden van het boerenleven en de mooie natuur op de Meent in de zestiger jaren. Inlichtingen 035-5252807.
Zaterdag 13 oktober 2001
Natuurwandeling langs de Gooimeerkust en over de Naarder Eng door de Gooise Natuurwacht. Vertrek
09.00 uur bij restaurant 'de Kalkovens' aan de Havenstraat III te Huizen. Tel. 035-6211634. Dinsdag 23 oktober 2001
Lezing 'Begraven door de eeuwen heen ' van W.A. Vlaanderen, funerair deskundige van de landelijke vereniging 'de Terebinth'. Tevens zal aandacht worden geschonken aan de oude begraafplaats in Huizen. Aanvang 20.00 uur in een zaal van het gebouw 't Visnet aan De Ruijterstraat 7 te Huizen. Toegang gratis voor onze leden. Voor inlichtingen: telefoon 035-5254618 of 06-22365356.
Zaterdag 27 oktober 2001
Rondleiding over de Oude Algemeene Begraafplaats door Jan Veerman. Start 15.00 uur en vertrek bij de ingang Prins Bernhardplein I te Huizen. Voor inlichtingen 06-22365356 of 035-5254618.
Zaterdag 3 november 2001
Fietsexcursie Historische Kring Huizen: onder leiding van dr. J.S. van Wieringen langs resten van de Voorstelling van Naarden in de bossen rondom Huizen. Assistentie wordt verleend door de Gooise Natuurwacht. Start om 09.30 uur bij restaurant 'De Kalkovens' aan de Havenstraat I II te Huizen. Voor inlichtingen 035-5242006 0f 035-6949396.
Dinsdag 27 november 2001
Ledenavond Historische Kring Huizen in theater 'De Boerderij" aan de Hellingstraat 9 te Huizen. Onderwerp: dialezing door de heer J. Woudstra over 'Gebrandschilderd glas in loodramen'. Tevens hommage aan domineeglazenier Kok uit Weesp. Aanvang 20.00 uur. Inlichtingen 035-5252807.

In de rubriek Huizertjes kunnen cultuurhistorische organisaties en leden van de historische kring Huizen oproepen van niet-convnerciële aard plaatsen. Voor grote Huizertjes dient men eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie heeft he/ recht een ingezonden mededeling zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Gezocht: Klaas Westland zoekt een foto of een afbeelding van een willekeurige Huizer Noordzee-schuit (een botter van circa 36 voet). Dit in verband met een artikel in het volgende nummer van de 'Ratel' over de in 1906 verongelukte botter HZ 234 op de Noordzee. Telefoon 035-5242006.
Bericht: De dichtbundel 'Zwart op wit' die in december 1999 verscheen bij Drukkerij Bout, was al snel uitverkocht. De tweede druk is inmiddels ook halverwege. Het boekje is verluchtigd met fraaie 'Huizer' foto's en gaat grotendeels over kerk en geloof. De bundel is geschreven door Henk Rebel. Het is nog verkrijgbaar bij de Echowinkel en bij boekhandel Flevo. De prijs is f 12,95.


Huizer museum Het Schoutenhuis, Achterbaan 82, Huizen. Telefoon 035-5250223. o expositie ' Nieuwe kijk op kunst', tot en met 22 september 2001.
Het Huizer Klederdrachtmuseum, Havenstraat 73-75, Huizen. Telefoon 035-5269080.
o expositie 'Bonte pracht in klederdracht, Hindeloopen    over zee' tot en met 28 oktober 2001.
o expositie 'Mét gouwen kan je nijt rouwen' over rouw in de klederdracht en begraven in Huizen van 13 april tot 26 oktober 2002.

We gaan weer verder met nieuwe recepten uit de Huizer historie. Deze keer een recept van een broeder, in andere delen van Nederland noemen ze hem ook wel eens een poffert. Maar in Huizen is het een broeder. En een kleine broeder heet een broedertjen op zijn Huizers. Door meerdere mensen is het recept van een broeder ingestuurd, we hebben geprobeerd om al deze recepten te combineren. Onze hartelijke dank voor alle inzenders (o.a. mevrouw Kruijmer en mevrouw Piëst). Het recept is slechts een handleiding, het kan per familie verschillen! Vroeger werd voor een broeder boekweitmeel gebruikt; het gewas boekweit werd traditioneel veel op de arme zandgronden van het Gooi verbouwd. Nieuwe recepten en uw reacties graag naar Ria Rebel, telefoon 035-5262505. Eet smakelijk!
Ingrediënten broeder:
o I pond zelfrijzend bakmeel
o 100/150 gram krenten  100/150 gram rozijnen  1 /2 pond spekjes  volle melk  boter  suiker  eventueel I ei
Bereidingswijze broeder:
o de krenten en rozijnen mengen en wassen  de spekjes langzaam uitbakken in een juspan met wat boter, daarna alles in de juspan laten  het meel met de gewassen krenten en rozijnen met melk tot een dikke, net vloeibare brij roeren; eventueel het ei er doorheen mengen  vervolgens deze massa op de spekjes in de juspan gieten en een beetje glad strijken  een 1 /2 uur op een zacht vuurtje met het deksel op de pan  voorzichtig kijken of de onderkant al wat bruin is geworden  daarna de broeder omdraaien: de halfgare broeder met deksel op de pan omkeren en voorzichtig weer in de pan schuiven  na het omkeren weer een 1 /2 uur laag op het vuur met de deksel op de pan Het eten van de broeder:
Melk opwarmen, dit in een diep bord gieten en boter en suiker naar smaak toevoegen. De broeder in punten afsnijden en met een vork indopen (soppen). Als er wat van de broeder overblijft kun je hem ook koud eten. Snij dan plakken van de broeder en besmeer deze met boter en strooi daar er (basterd)suiker overheen.

I Ja, ik wil lid worden van de vereniging Historische Kring Huizen. Stuur mij een acceptgirokaart I I voor de jaarcontributie van f 25,00 per gezin of f 20,00 per persoon. Zolang de voorraad strekt, I krijg ik als welkomstgeschenk het waardevolle boek 'De Huizer Molen' cadeau.