De zomervakantie is voorbij en het verenigingsleven begint weer. Voor leden van de dialectwerkgroep was het echter géén tijd van rust. Zij zijn de gehele zomer druk bezig geweest met een nieuwe uitgave van de Historische Kring, namelijk het 'brievenboekje' in Huizer dialect. Het bestuur van de Historische Kring Huizen is zeer verguld met de totstandkoming van dit fraaie boekje en bedankt de projectgroep (bestaande uit Ineke van Herwerden, Gerrit Jongerden, Aartje Kruijning, Wendy van Noppen en Janny Rebel) van harte voor hun harde werk en grote inzet. Bovendien zijn wij de Rabobank in onze regio bijzonder erkentelijk voor de subsidie van 7000 euro die aan dit project werd toegekend uit het cooperatieve fonds van de bank, waardoor publicatie van het boekje realiteit kon worden. Zoals u elders in dit blad kunt lezen, vindt de overhandiging van het eerste exemplaar aan de burgemeester van Huizen plaats op 28 oktober 2005.
Onze eerste ledenavond van dit seizoen valt op dinsdag 11 oktober 2005 en is weer in het theater 'De Boerderij'. Op deze avond zal wethouder F. van der Kolk een presentatie verzorgen over de plannen die de gemeente heeft met de Oude Haven en het gebied er omheen. Het bestuur hoopt u in groten getale te mogen verwelkomen.
Graag tot ziens bij een van deze activiteiten!
Met vriendelijke groeten namens het bestuur,
B.J. van Geenen, voorzitter

30 september 2005 10.30-16.00 uur Kraam van de Kring op de tweede Seniorenmarkt in Huizen (Oude Raadhuisplein); 11 oktober 2005 20.00 uur 'De Nieuwbouwplannen in het gebied van de
Oude Haven' uiteengezet door wethouder Frans Kolk in de Boerderij, Hellingstraat 9; 28 oktober 2005 16.00 uur Presentatie van het boekje 'Waarde Nicht, Lieve Meutjen' in 'De Boerderij'; 6 december 2005 20.00 uur Lezing 'Huizen in oorlogstijd', vervolg met Jady Snel in 'De Boerderij'; 7 februari 2006 20.00 uur Lezing 'De Hollandse Waterlinie' in 'De Boerderij'; 16 mei 2006 20.00 uur Jaarvergadering Historische Kring Huizen, eveneens in 'De Boerderij'.
In deze Ratel zijn weer eens enkele verslagen opgenomen van de Klederdrachtgroep; zij geven een leuk beeld van wat er allemaal komt kijken bij de gastoptredens in het hele land. Verder is er uiteraard dit keer veel nieuws van de Dialectwerkgroep. Dan beginnen we met het verhaal van Harmen Kos over de Leeuwenpalen, de grenspalen tussen Gooi en Sticht; het tweede deel volgt in december. Andries Schaap vervolgt zijn geschiedschrijving over de Textielfabriek Huizen en ook dat wordt vervolgd in december en wel met het derde en laatste deel. De puzzel maakt dit nummer weer vol. Veel leesplezier gewenst,
Wendy van Noppen

ilBERICHTENUAN DE KLEDERDRACHTGROEP
9 maart 2005 - boekenweek
Omdat het thema van de Boekenweek dit jaar 'geschiedenis' was, werden wij gevraagd om op woensdagmiddag de week te openen met een presentatie van onze klederdracht in de bibliotheek. We zullen 'de dagen van de week' doen. We worden heel leuk ontvangen met koffie, thee en limonade voor de kinderen, want ook die zijn met een grote groep aanwezig. Wij kunnen ons verkleden in een zaaltje en gemakkelijk heen en weer lopen om vlug andere kleren aan te trekken voor een volgende 'dag'. Zo ben ik op maandag wasvrouw en hang de was op met uitleg van onder andere een open broek en de zak die in het 'sneiersgat' zit en waarin je een beurs, zakdoek en op zondag 't loddereindoosje en pepermuntjes bewaart. Dan klos, klos, op de klompen terug en verkleden als poetsvrouw op donderdag, met gele stofdoek en mattenklopper met echte muilen aan (daar zit geen linker- of rechtervoet in, dus moet je altijd even voelen hoe ze lekker zitten en anders wisselen). En op vrijdag ben ik spietster met een speet of spiet met plastic haringen en een jute zak vÔÔr het schort, klompen en een slappe pikmuts; klos, klos weer terug en nu zet Pietje een zondagse kap op, deze keer in de rouw, dus met zwart schort en zilveren spelden en zilveren slot.
Hè, hè, veel verkleedpartijen, maar erg leuk om te doen. Ook de reacties in de zaal zijn leuk en één van de bibliothecaressen neemt digitale foto's die we later op de website van de Huizer bibliotheek kunnen bekijken.
16 april 2005 — Zonnebloemboot in de haven van Huizen
We zijn weer gevraagd om op deze zaterdagavond onze klederdracht te presenteren als de Zonnebloemboot 'Prins Willem-Alexander' in de haven van Huizen ligt. Aan de andere oever ligt nu ook het Rode-Kruisschip 'Henri Dunant II'. We doen weer de dagen van de week en lopen van de kleine salon op het achterdek naar de grote salon op het voordek waar veel meer mensen aan de tafels zitten, want er zijn dit keer weinig bedlegerige gasten in vergelijking met de vorige keer. Dus we hebben meer ruimte. lk heb dezelfde verkleedpartijen als in de bibliotheek, alleen de zondagse dracht doet iemand anders. Het is extra leuk omdat er nu ook een aantal Huizers aan boord is, waaronder ons kritische oud-lid Haindruk van 't Noorderainde. Later hoorden we dat hij het heel goed vond. Na afloop kregen we nog een drankje aan boord en gingen weer 6p hus an, genacht hoor!
6 mei 2005 Eibertjesdag in Nunspeet
Zoals ieder jaar opent Nunspeet het Klederdrachtseizoen met 'Eibertjesdag', altijd de vrijdag na Hemelvaartsdag die dit jaar wel erg vroeg valt. Het weer is zo, zo, af en toe een bui en erg koud, maar ook zon, van alles wat. Koud dus; bijna alle dames in de klederdracht-groepen hebben de omslagdoek om tijdens de optocht door het dorp en dat gebeurt niet vaak hoor! Maar 's middags knapt het weer op en na de presentaties krijgen we nog een drankje aangeboden ten stadhuizen en krijgen we een Nunspeetkalender 2006 met oude foto's als presentje. Dus toch een reuze gezellige dag.
25 juni 2005 Marken
Na een tropisch warme week barstte er in de vroege zaterdagmorgen een onweersbui los en het goot van de regen. Pfff, wat een verademing; toen was het niet zo warm meer om in klederdracht te lopen, daar waren we alle zeven een beetje benauwd voor geweest. Dus gaan we flink afgekoeld op pad en komen omstreeks half tien op het parkeerterrein aan de rand van Marken aan. We moesten nog een stukje lopen naar de haven en daar begint het me toch te regenen, gelukkig hebben we allemaal de paraplu bij ons. We worden heel hartelijk ontvangen met koffie en een plakje cake. Er doen in totaal zes groepen mee: Wieringen, Volendam, Huizen, Spakenburg, Zaandam en Marken, allemaal klederdrachten rond de Zuiderzee. Alleen Zaandam is een uitzondering, die laten de rijke koopmansdracht uit de 17e en 18e eeuw zien.
Alles zelf gemaakt van oude stoffen, kanten en breisels, zelfs de schoenen maken ze zelf als ze niet iets bijpassends kunnen vinden. Bij Marken en Volendam zijn nu ook een stel kinderen in dracht gestoken, om op te eten zo leuk. Ze worden vaak op de kiek gezet. Rond elf uur gaan we in optocht door het dorp achter het muziekcorps aan, die allemaal in Markerdracht zijn. Bij het stadhuis/kerkpleintje wordt er een straatnaambordje onthuld, in oude Marker stijl, dat is een wit plankje met zwarte letters. De oude buurtnamen worden weer hersteld; heel toepasselijk. Terug op de haven beginnen de presentaties en na de lunch lopen we nog even terug naar het museum (gratis entree voor klederdracht) en presenteren we als één na laatste onze dracht. We hebben ruim de tijd, dus wordt mijn zondagse muts in de rouw op het podium opgezet. De toeschouwers vinden het prachtig om dit te zien (ook als we de dagen van de week doen, zetten we een van de twee zondagse mutsen en publique op!). Rond drie uur is het afgelopen en krijgen we nog een drankje en een poster van een Marker schilderij als presentje en gaan dus lekker vroeg naar huis. Achter ons wordt er in de tent een groot scherm opgezet. Jong Oranje moet voetballen, vandaar
Henny Hannaart

iBOTTER HUIZEN 52 IN 1925 VERGAAN Mijn vaders ome Yzik was in 1925 zestig jaar oud en voer samen met zijn zoon Piet
Veerman op de botter HZ 52. Zoon Piet was toen net zo oud als mijn vader, dus in het voorjaar van 1925 drieëntwintig jaar oud. Een jonge vent nog, die ook aardig de zwemkunst machtig was. In die tijd konden de oudere visserlui uit Huizen bijna helemaal niet zwemmen en ook de vissers uit Spakenburg meestal niet.
Op 9 maart 1925 was de HZ 52 aan het vissen op zee. Ook Spakenburger schuiten in de buurt visten op haring. Het was een beetje boesterig, maar niet direct echt gevaarlijk weer. De schuiten varen in de ochtend van 9 maart op zo'n 5 à 6 km NW van de Huizer haven. Plots worden de vissers daar overvallen door een wel zeer krachtige stormhoos met daarbij ook veel hagel. Spakenburger vissers kunnen hun zeilen bijtijds strijken en in een zee 'vol storm en hagel' voor anker gaan. Maar op dat ogenblik is de HZ 52 al omgeslagen. Ome Yzik is toen verdronken en zijn jonge zoon Piet heeft nog geprobeerd zijn leven te redden door krachtig te zwemmen. Er zijn Spakenburgers die hem hebben horen schreeuwen. Het water is in maart te koud om het lang uit te houden. Dus ook de jonge neef van mijn vader is toen verdronken.
Zijn moeder, onze Nellemeut die ook nog een dochter Aaltje had, wist op dat moment van de verschrikkelijke dingen niets af. Of eigenlijk wel. De vorige avond laat werd er aan de Vissersstraat 11 op de ramen geklopt, nogal hard. Nellemeut noch Aaltje deed open. Wie komt er ook zo luid en zo hard op de ramen kloppen? Werk van kwajongens natuurlijk. Laat in de middag van 9 maart 1925 krijgt Nellemeut bezoek van de dominee en twee ouderlingen. Hun taak is zwaar. Ze moeten zo voorzichtig mogelijk vertellen dat haar man en zoon die dag beiden verdronken zijn. Zegt Nellemeut in al haar verdriet: 'Oh, ik had het gisteravond laat al kunnen weten'.
lk ben van 1935, maar heb als jongetje Nellemeut wel gekend. lk zie haar nog voor me met haar witte Huizer muts op. Eens vlak na de oorlog is er op een zaterdagmiddag achter haar huis de bliksem in een boom geslagen. Na de bui komt de hele buurt kijken. En men vindt dat ze geluk heeft gehad, alleen de boom is iets beschadigd. En haar reactie is: 'lk heb nijt allenig geluk ëkend, oh neeën'. Zelfs als klein ventje begreep ik die woorden van de toen in mijn ogen al oude Nellemeut. Ze was toen ruim 80 jaar oud en is wel 88 jaar geworden. Het laatste jaar van haar leven komt ze nauwelijks de deur meer uit, maar haar verstand blijft helder.
R Westland, Ede
VAN DE DIALECTWERKGROEP
(1) U hebt allemaal op de Kringavonden al vernomen van de plannen om de briefwisseling tussen Aartje Kruijning (meutjen) en Janny Rebel (nicht), die in de jaren tachtig en negentig in het Berichtenblad verscheen, uit te geven als publicatie. In de krant heeft u kunnen lezen dat de Kring voor deze publicatie gesponsord is door het Coôperatief Fonds van de Rabobank. Op 29 juni mochten wij een cheque van € 7000, - ontvangen!
Een projectgroep is al een klein jaar bezig met de voorbereidingen. De oorspronkelijke brieven waren nog niet geschreven in de spelling van het Huizer dialect zoals dit vastgelegd is bij het Meertens Instituut, afdeling dialectologie, in Amsterdam. Alle brieven zijn dus omgezet in de juisteÇspelling, er zijn brieven aan toegevoegd en er zijn foto's bijgezocht. De uitspraak en twee brieven zijn op cd opgenomen en hier zijn nog de verhalen aan toegevoegd die eerder op een plaatje verschenen waren bij het boekje 'Huizen zoëas het nooit meer wurdt'.
'Waarde Nicht, Lieve Meutjen' is een schitterend boek geworden. De projectgroep heeft begeleiding gehad van de heer Jan Berns van het Meertens Instituut, die het specifieke van het Huizer dialect heeft beschreven in een inleiding. Het boek bestaat dus uit een voorwoord, inleiding, uitleg over klanken en spelling, de brieven en de foto's, een woordenlijst, een bijlage, een fotoverantwoording en een cd. Voor de cd-opname en bewerking hebben wij ondersteuning gekregen van de lokale omroep Radio Phohi. Op 28 oktober zal het boek aangeboden worden aan burgemeester H.J. Verdier tijdens een feestelijke bijeenkomst in theater 'De Boerderij'. Ook van buiten Huizen is er belangstelling voor dit boek. Zo zijn er mensen uitgenodigd van Volkskunde, Stichting Nederlandse Dialecten, Radboud Universiteit, Meertens Instituut en de Stichting Grensoverschrijdende Streektalen. Uiteraard komt er het nodige over in de pers, dus let u vooral goed op de kranten en regionale televisie, want ook RTV-NH is uitgenodigd. Mocht u nog passende geschenkjes zoeken voor familie of bekenden, dan hoeft u dus niet verder meer na te denken! Vanaf 28 oktober is het boekje uiteraard te koop bij de Historische Kring, en tevens bij het Huizer Museum 't Schoutenhuis, boekhandel Flevo en de boekhandel in de Oostermeent.
(2) Al een aantal jaren leggen wij u in de Ratel een aantal Huizer woorden voor en vragen u naar de betekenis. Wij hadden een aantal trouwe inzenders en hebben diverse 'Kenners van het Huizer dialect' in onze gelederen mogen verwelkomen, maar het aantal inzendingen werd steeds minder. Mede daarom heeft de dialectwerkgroep in overleg met de redactie besloten met iets nieuws te beginnen. Hier is nog een reden voor. Na de publicatie van 'Waarde Nicht, Lieve Meutjen' willen wij een nieuw project starten. Op de dialectendag in Ede maakten wij namelijk kennis met een serie boekjes over Streekwoorden. Deze boekjes bestaan al over Twentse, Drentse, Achterhoekse, Oost-Brabantse en Grunniger streekwoorden; in voorbereiding zijn: Stellingwerver, Zeeuwse en West-Brabantse streekwoorden.
Wij vinden dat 'Streekwoorden' uit Huizen in deze serie niet mogen ontbreken. Het gaat om gezegdes die ingedeeld zijn naar onderwerpen: over mannen en vrouwen, over kinderen, over dieren, over eten en drinken, over arbeid, over geloof en ongeloof, over het weer of over armoede en zuinigheid. Waarschijnlijk zijn er in Huizen veel gezegdes of uitdrukkingen over de visserij, de kaashandel, de klederdracht en dergelijke. Het gaat niet alleen om gezegdes, er staan in de boekjes ook kleine anekdotes, rijmpjes of liedjes. Wij weten zeker dat u heel veel van dit soort gezegdes en verhaaltjes kent. Wilt u deze aan ons gaan opsturen? Met elkaar kunnen we er dan weer een mooie publicatie van maken.
Ineke van Herwerden (telefoon: 035 - 5252851)
De betekenis van de dialectwoorden uit de vorige Ratel hebt u nog van ons tegoed. Deze zijn als volgt: beklag = medelijden; verangerd = veranderd, maar ook bekeerd; verenvreter — haaibaai, fanatiek mens; sparrebekken = armoede lijden; hangkoe dragen = een kind op gekruiste handen wegdragen (bij een spel).

Harmen Kos
Inleiding
Langs de oostgrens van het Gooi staan op verschillende plaatsen circa 2 meter hoge hardstenen palen, met aan de ene kant het wapen van de provincie Utrecht en aan de andere zijde het wapen van de provincie Noord-Holland. Over deze grenspalen is nog weinig algemeen bekend en gepubliceerd. Het is de enige provinciegrens in ons land die op een bijzondere wijze is afgebakend. Uit de historie blijkt dat de grens al in 1351 is aangelegd. In opdracht van een bisschop is de eerste startpaal geplaatst en in 1719 werd na een overeenkomst van 'De Heren Gecommiteerden' de bestaande grens vastgesteld. De palenroute kan te voet of te paard worden genomen, maar per fiets verdient de voorkeur. De historie over de palen is onderzocht en de route beschreven. Maar eerst de historie.
Historie
In de veertiende eeuw lag de macht in het bisdom Utrecht bij de graven van Holland. Graaf Willem III van Holland had zijn belangen in het Sticht door benoeming van bisschop Jan van Diest versterkt. In 1331 verbiedt deze bisschop de bewoners van Eembrugge en Eemnes om in het grafelijke gebied te gaan wonen. Hij stelde namelijk: "alsulke pale ende grafte, als sgravens raed van Holland ende die van Goy/and nu gheghangen ende ghegraven hebben, int vene daer ons erve ondanckens". Overtreding werd bestraft met verbeurdverklaring van al hun bezit in het Sticht. Toen de zwakke bisschop Jan van Diest in 1341 stierf, kwam er verandering in deze situatie.
Graaf Willem IV van Holland, benoemde in 1342 Jan van Arkel als bisschop. Maar dit bleek achteraf niet zo'n goede keus van de graaf. Jan van Arkel stelde de Utrechtse belangen boven die van de Hollandse graaf. De bisschop trachtte in samenwerking met de stad Utrecht de macht van de Hollandse graaf te beperken en zijn aanhangers werden uit Utrecht verbannen. Om die reden trok graaf Willem IV in 1344 naar Utrecht en heeft hij de stad zes weken belegerd. Maar de graaf wilde zijn manschappen vrij hebben voor een veldtocht naar Friesland en sloot daarom een bestand. De veldtocht werd voor graaf Willem een ramp, hij werd met zijn ridders door de Friese boeren verslagen en gedood.
Een aantal Eemnessers waren tegen de zin van de bisschop toch in de grensstrook van Holland gaan wonen. Ze werden daarom door Jan van Arkel als afvalligen beschouwd; hij trok in 1346 naar Eemnes, dat in vlammen opging. In 1348 was het weer raak met een treffen in het wilde 'Baernse bos'; hier werden de Eemnessers verslagen door de troepen van de bisschop. Ook de schermutselingen tussen de Gooiers en de Stichtsen begonnen opnieuw, vooral toen graaf Willem V, bijgenaamd 'De Dolle', in Holland aan de macht kwam. Hij begon gelijk een oorlog tegen Utrecht. De stad werd belegerd, er werd geplunderd en gebrandsticht in de dorpen van het Sticht. In mei 1351 was er sprake van oorlogsmoeheid door de heersende pest en de Hoekse en Kabeljauwse twisten, die in Holland waren begonnen. Het was een korte tijd rustig, de geschillen werden bijgelegd en de grens tussen het Goyland en Eemnes werd vastgesteld. Maar ook deze vrede was maar van korte duur. Graaf Willem V verklaarde opnieuw de oorlog aan Jan van Arkel die in 1356 werd beëindigd. Dit was de laatste oorlog van Jan van Arkel tegen Willem V. De Hollandse graaf werd in 1358 krankzinnig verklaard, de bisschop verhuisde naar Luik.
De Leeuwenpaa/ van 1351
In 1356 werd de overeenkomst van 1351 geregeld; de grensscheiding tussen Goyland en Eemnes werd vastgesteld. En bisschop Jan van Arkel gebood: "tscheytse/ tusschen den gestichte ende Goylandt, gemarkeerd tot diep van de zee, eene Leopael, Zuydwaarts rayende

linierecht langs de limieten van Eemmenesse linierecht vervolgend tot aen het Goyersbos, met oogmerck ende radinge nemen op Sinte Martenstorren, ende honderd roeden westelijk van het noordelijk einde van de Wackerdyk."
De eerste grenspaal werd dus een Leeuwenpaal genoemd, omdat daarop het Hollandse wapen - een leeuw — was afgebeeld. Deze eerste Leeuwenpaal stond ongeveer op een plaats in de Bijvanck, waar nu het viaduct over de A 27 is gebouwd.
Het zuidelijk deel van de grens tussen Goyland en het Sticht ging langs een dun bevolkt oerbos bij de Vuursche, het 'Goyersbos' genoemd. Omdat er in die grensstrook ook een aantal veengebieden lagen, ontstonden daarover opnieuw ruzies. Vanwege de turfwinning werden er claims gelegd door zowel de Goyers als de Stichtenaren. In 1526 werd de grenslijn opnieuw vastgesteld; toen was er sprake van een linea recta vanaf de Leeuwenpaal gericht op de Domtoren te Utrecht. Ondanks dat Holland en Utrecht vanaf 1528 onder de regering van één vorst kwamen, bleven de ruzies doorgaan. In 1535 stelde de Grote Raad van Mechelen de grens opnieuw vast. Dit moest gedaan: door het plaatsen van palen en het graven van greppels en sloten. De bestaande Goyergracht werd hierbij officieel. Het had echter weinig effect, want een aantal jaren later waren er opnieuw ruzies en werden de grensscheidingen beschadigd. Tenslotte werd in 1719 een 'Accoord' gesloten voor het opnieuw vaststellen van de grenzen.
De grensvastste//ing in 1719 met de hardstenen Leeuwenpa/en
Op 14 juli 1719 werd een: 'Accoord opgerecht tusschen wedersydse Heeren Gecommiteerden van de Heeren Staten van Holland, en van Utrecht, dienenden tot wegneeming van verscheyde differenties en verschillen, geresen tusschen de opgesetenen van Goy/and endje van den aangrensende Districten van den Lande van Utrecht, over het gebruyk en genot van seekere Hey- en Veenve/den, op de uyterste Limieten van de wedersydse Provincien gelegen; mitsgaders tot vaststelling van de Limietscheyding door ordent/yke Scheytspalen en Kenbare merkteeckens, in dato de 14 juli MDCCXIX'.

Dat men de zaken toen goed wilde vastleggen blijkt uit de enkele artikelen in het 'Accoord"•
'Artikel XVI: Dat op ieder hoek ofte inschincke/ing, endevoorts op de distantie van twee hondert roeden, sa/ worden gestelt een goede suffisante scheytspaa/, op de we/cke aan de Goysche syde sa/ worden gesneden het wapen van Holland, ende aen de Stichtse syde het wapen van de Provincie van Utrecht.
Artikel XVII: Dat tusschen de voorsz. Palen sullen worden gegraven gruppe/s, ter breedte boven van thien voeten, diep vier voeten, en vier voet inden bodem, of andersints wallen van deselve hooghte, als de gruppels diep syn, naer vereysch van het terrein.
Artikel XVIII: Dat de specie van de uytgegrave gruppels, voor de eene helfte sa/ worden geworpen op de Hollandsche, en voor d'andere helfte op de Stichtse syde'.
Men had ook uit het verleden geleerd en er werden nog andere zaken geregeld, onder andere het onderhoud van de grenspalen: 'Ende te eynde de voorsz. Limietscheydinge niet weder in duysterheyd gerake, sa/ dese/ve voortaen eens des jaars worden gevisiteert, door de Schouten van wedersydse einteresseerde Districten, die van deselver bevindinge schrifte/yk bericht sullen geven, aen de Heeren Staten der wedersydse Provincien, of derselver Gecommiteerde Raden, en Ordinaire Gedeputeerden. De kosten van herstel en vernieuwing sullen gedraagen worden half om half by die van 't Sticht en Goyers, respectivelyk'.
Er werden ook straffen gesteld voor het vernielen of verwijderen van de palen: 'Voor de eerste reyse gegeese/t en gebrandmerkt, mitsgaders voor den tyd van tien jaren geconfineert, en voor de tweede reyse met de Galge te worden gestraft'. Na het afgraven van de veengronden en het verdwijnen van het Goyersbos, raakte de grensstrook in verval. De jaarlijkse inspecties werden niet meer gehouden en ondanks de strenge regels die gesteld waren, werden de palen verwaarloosd of verwijderd. Zie herstelplan van 1923!
De Leeuwenpa/enreeks van 1719
De grens tussen Noord-Holland en Utrecht werd dus in 1719 vastgesteld door middel van stenen palen. Vanaf een punt in de Bijvanck bij Blaricum tot aan de Egelshoek, in de omgeving van het vliegveld Hilversum, werd de grens gemarkeerd door een reeks van 23 hardstenen palen, geplaatst zoals omschreven in het Accoord tussen de Staten van Holland en Utrecht. De beginpaal in de Bijvanck is ongenummerd en de vervanger van de eerste Leeuwenpaal van 1351.
De opvolgende palen zijn genummerd van 1 t/m 22. Elke paal heeft aan de ene kant het ingehakte provinciewapen van Noord-Holland en aan de tegenovergestelde zijde het provinciewapeo van Utrecht. Vanaf de ongenummerde Leeuwenpaal - in de Byvanck - tot paal nr. 16 in de omgeving van De Hollandse Rading, staan de palen in een rechte lijn — linea recta - gericht op de Utrechtse Domtoren. Na de hoekpaal nr. 16 staan de palen nrs. 17 tot 22 onder een hoek, gericht in de richting van Loosdrecht. De tussenafstand van de palen is circa 1 kilometer.
Omstreeks 1335 hadden de Gooiers al een brede sloot gegraven, later de Goyergracht genoemd. De Goyergracht loopt vanaf Anna's Hoeve bij Hilversum, op de grens van Gooi en Sticht, langs Laren en Blaricum uit in de Zuiderzee, nu het Eemmeer.
Het herstelplan van de Leeuwenpalen na 1923
De heer E. Luden, voorzitter van Stad en Lande van Gooiland en lid van de Staten van Noord-Holland, had in 1922 de slechte toestand van de grenspalen bij Gedeputeerde Staten onder de aandacht gebracht. De Staten waren van mening dat in overleg met Utrecht de grenspalen hersteld dienden te worden, ook omdat de palen historisch van belang waren.
Uit een onderzoek door Provinciale Waterstaat van Noord-Holland bleek dat acht van de drieëntwintig palen vernield of verwijderd waren. De Rijkscommissie voor de Monumentenzorg adviseerde dat de palen van historisch belang waren en als monumenten beschouwd moesten worden. De Commissie stelde zelfs voor dat de nieuwe palen een ander uiterlijk mochten hebben. Er werd een nieuwe grenspaal ontworpen door prof. A.W.M. Odé te Delft, de Odé-paal genoemd, hierop stonden de wapens van beide provincies.
(Wordt vervolgd in de volgende Ratel met een tocht langs de 23 grenspalen.)
Bronnen en Literatuull
• Archief Stad en Lande van Gooiland, ondergebracht in het Streekarchief te Naarden
• Dr. W.A. Boekelman, 'De Leeuwenpalen in het Gooi', 1985. Publicatie met zeer beperkte oplage.
• Jeroen Goudeau, 'Stenen Wachters', Monumenten, jaargang 11-1990 nr. 10 pag. 28-29-30.
• Eugene Staffhorst, 'Grenspalen', De Gooi-en Eemlander 29-3-1986, PL+US Bijlage pagina 19  Anton Boender, 'Grenspalen op de Monumentenlijst'. De Gooi- en Eemlander 23-9-1989.
• Eddie de Paepe, 'Paal en Perk aan Gooi en Sticht', De Gooi- en Eemlander, Kerstbijlage 1989.
• Het onderhoud van de palen berust bij de Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer van de Provincie Noord-Holland.
10
DE B.v, TEXTIELFABRIEK HUIZEN, Havenstraat 73-75 ISMAN 
(deel 2; het eerste deel van dit verhaal verscheen in de Ratel van mei 2005 en het derde en laatste deel zal worden gepubliceerd in de Ratel van december 2005).
Andries Schaap
Na de bevrijding, toen men weer op het bedrijf kon komen, bleek dat er veel geroofd was. Zoals bij voorbeeld lederen drijfriemen, die goed bruikbaar waren om schoenen te verzolen. Verder gereedschappen en dergelijke. Ook was vanuit een kantoorruimte aan de Havenstraat een flink aantal stukken (rollen stof) weg. Deze hadden daar in opslag gelegen in opdracht van de bedrijfsgroep Textielindustrie. Weliswaar van een niet al te beste kwaliteit, maar bij gebrek aan beter was de stof altijd wel ergens bruikbaar voor.
In de jaren na de bevrijding werden de schouders eronder gezet en kwamen de zaken weer op gang. Eerst contact met de Nederlandse afnemers, naderhand met het buitenland, ook uiteraard Duitsland. Er was veel veranderd in die 5 oorlogsjaren. De organisatie, dat wil zeggen een netwerk van tientallen agenten, werd opnieuw gestart. lk herinner me ook nog dat de beheerder van het eigen kantoor in de Verenigde Staten (USA-Alintex in Boston, Massachusetts) als militair ergens vanuit Frankrijk, waar hij dienst deed, een brief stuurde met wat hij gedaan had toen er geen berichtgeving en zaken met Europa meer mogelijk waren. Dezelfde man, de heer Eddy Nolan, heeft na zijn terugkeer in de VS tot in de tachtiger jaren daar met zijn medewerkers de belangen van Alintex behartigd, voor zowel in- als verkoop van textielgrondstoffen.
Direct na de oorlog werd een Amerikaanse legertruck, merk GMC, gekocht. Dit was een open truck. lk weet me nog goed te herinneren dat er een kogelinslag zat in de voorruit.
Op deze truck werd al snel een dichte cabine geplaatst en werd de laadbak met ongeveer een meter verlengd, zodat er per rit vier of zes balen extra vervoerd konden worden. Kort daarna kwam er een tweede legertruck, de 'dump' Ford. Die had een platte voorkant en kon wat minder laden dan de GMC.

GMC vrachtauto (oorspronkelijke legertrltck van USA origine).
Het gebouw op de achtergrond is nu Restaurant de Haven van Huizen
Het zal ongeveer 1949 geweest zijn toen een derde vrachtwagen zijn entree maakte, en dat was een nieuwe, van het merk White, in Engeland gekocht. Volgeladen kon deze wagen een snelheid halen van ongeveer 120 km per uur. Voor die tijd een voor een vrachtwagen ongekende snelheid. Het was dan ook een eerste klas benzineslurper. Naderhand werd overgegaan op vrachtwagens van het oerdegelijke Duitse merk MAN, die op de oplegger 25 ton konden vervoeren. Er is een periode geweest dat de Textielfabriek een totale vervoerscapaciteit had van 100 ton. Toen er echter van overheidswege beperkende maatregelen kwamen en men als eigen vervoerder in het buitenland (Duitsland) niet verder mocht vervoeren dan 40 tot 50 km over de grens, werd de eigen capaciteit beperkt en namen expediteurs de langere trajecten over.
In 1946 was de Textielfabriek het eerste bedrijf in Nederland dat een proefzending uit de VS liet komen van balen Orlon (acryl), Nylon (polyamide) en Dacron (polyester). Dit waren nieuwe volsynthetische vezels, die in de oorlogsjaren tot verdere ontwikkeling waren gekomen en op economische basis geproduceerd werden (patent DU-PONT). Men zag er onmiddellijk het belang van in, maar de afnemers moesten er ook van overtuigd worden. Dat was niet zo gemakkelijk, want de behandeling en verfreceptuur voor deze soorten vezels waren totaal anders dan voor wol, katoen en viscose. Nu zijn de synthetische vezels niet meer weg te denken in de huidige samenleving. De Textielfabriek was een vooruitstrevende firma met oog voor alle nieuwe soorten en toepassingen. Niet alles gelukte, maar heel veel wel.
Korte tijd na afloop van de oorlog in 1945 werd begonnen met nieuwbouw in de bocht van de Havenstraat; daar kwam een gebouw waarin vezelmengmachines werden geplaatst. Duizenden tonnen aan gewicht werden daar gemengd en vonden in balen geperst hun weg naar de cliënten. Op de eerste etage werden twee bedrijfswoningen gebouwd, verplicht volgens voorschrift van de overheid omdat er vanwege de vijf oorlogsjaren en vernielingen door oorlogsgeweld elders gebrek aan woningen was. lk herinner me nog dat de eerste bewoners de werknemers Jacob Bunschoten en Pieter Westland waren, met hun echtgenotes uiteraard.

Het oudere gedeelte van de Textielfabriek Huizen aan de havenkant. Augustus 1985.
12


In 1950 gaf de directeur/eigenaar, de heer Alofs, het startsein voor de bouw van het magazijn met de luifel, dat gelegen was aan de Bestevaer en een oppervlakte had van ca. 4000 rn 2. Jammer genoeg heeft hij er nooit wat van gezien, want hij is overleden op 16 oktober 1950. Het magazijn kwam gereed in de nazomer van 1951 en was voor de opslag direct naast de fabriek een uitkomst. Na de dood van de heer Alofs werd de heer J. Kets de Vries, die in 1928 in dienst getreden was bij Alintex in Amsterdam, directeur van het geheel. Onder zijn beheer breidde de onderneming zich gestadig uit. Zijn zakelijk inzicht en marktkennis waren niet te evenaren en zijn visie op ontwikkelingen in de textielindustrie in de toekomst was achteraf bekeken meestal juist. Zijn kracht was ook om zijn medewerkers te inspireren en aan te moedigen, later bij dit alles bijgestaan door de heer H.J.M. Luykx, ook een zeer begaafde zakenman. Hij volgde de heer Kets de Vries op als president-directeur toen deze in 1978 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt had.

Van links naar rechts: De Baat (bouwjaar ca. 1964) en magazijn (bouwjaar 1950/1951) aan de Bestevaer. Aligustus 1985.
Toen in 1954 de Tapijtfabriek Trio, die gesitueerd was aan wat nu de Rokerijweg is, dus aan de zuidkant van de BN-lnternational, failliet ging, kocht de Textielfabriek een deel van het bedrijf op, namelijk de spinnerij. De toenmalige Balatum (nu BN) kocht de grond en gebouwen; afgesproken werd, dat de spinnerij binnen 5 jaar zou vertrekken. Aansluitend aan de bebouwing aan de Havenstraat werd een nieuw, volledig op de praktijk gericht, gebouw geplaatst en binnen de genoemde periode van 5 jaar vond de verhuizing van machines etc. plaats.
Een en ander was een noodsprong om tot een eigen spinnerij te kunnen komen. De kwestie was namelijk dat de Trio enkele tonnen geld achterstallig was van wolvezel-leveranties, die later ook echt weg bleken te zijn. De tijd waarin dit gebeurde was een economisch slechte tijd. De problemen met Indonesië waren nog maar kort achter de rug, dus veel daarheen gezonden militairen waren teruggekomen en moesten ook weer werk zoeken. Dat lukte niet
DE RATEL / OKTOBER 2005    13

iedereen en er was zelfs van regeringswege een maatregel gekomen die 'bestedingsbeperking' heette. De enige zekerheid die de Textielfabriek had was dat men al elders in Nederland en België bij loonspinnerijen garens liet spinnen (van eigen vezels uiteraard), welke garens men dan weer elders aan tapijtweverijen en dergelijke leverde. De meeste tapijtweverijen hadden namelijk geen eigen spinnerij, maar kochten de garens elders en dat is vandaag de dag nog zo. Om de zaken enigszins te beheersen, om zowel administratieve als handelsoverwegingen, werd de eigen spinnerij 'Wolspinnerij Louis Feitz' genoemd. Met deze overname kon ook het Trio-personeel in de spinnerij, twijnerij en spoelerij aan het werk blijven. Nu kon men in eigen beheer gaan spinnen en was niet meer van anderen afhankelijk.

Links kantoren op de Ie verdieping, daaronder de spinnerij. Rechts de Baat langs de IJssebneerstraat. Augustus 1985.
De 'Wo/periode'
In de 'Wolperiode' werden er vooral in de jaren 1955 tot ca. 1967 zeer grote zaken gedaan, speciaal in wollen geschikt voor tapijtgarens voor export. Dit waren wolmengingen van diverse soorten wol, die standaard nageleverd konden worden en waren samengesteld uit wollen van verschillende origine. Honderden tonnen per maand gingen hiervan Huizen uit. Veel van die wolsoorten moesten eerst nog bij wolwasserijen gewassen worden en werden vaak vanuit de haven van aankomst (bij voorbeeld Amsterdam, Rotterdam of Antwerpen) al doorgezonden naar de betreffende wasserijen. De hoeveelheden namen een dusdanige omvang aan, dat zo rond 1963 besloten werd om het wassen zelf te gaan doen. Dit resulteerde in het gebouw De Baat aan de IJsselmeerstraat, met een verdieping. Eigenlijk was er nog een tweede verdieping in de vorm van een soort kwekerskas, die was bedoeld om daarin wolsoorten die geelachtig waren uitgevallen op natuurlijke wijze door de zon te laten bleken. Aangezien er nogal wat problemen waren met de aanschaf van de wasmachines (machinestraten van zo'n 40 meter lengte) en mede in verband met de zeer lange levertijd van het soort machine dat men wilde hebben, werd de bouw wat vertraagd. Bovendien had het Elektriciteitsbedrijf bericht dat in feite de hoogspanningskabel naar Huizen toe aan zijn maximale capaciteit was en pas over 12 tot 15 maanden uitgebreid kon worden. Achteraf was dat een gelukkig toeval.

De Baat, zijkant west, aan de IJssehneerstraat (laadpunt) en voorkant zuid, aan de Bestevaer. Augustus 1985.
Er gebeurden namelijk kort achter elkaar drie belangrijke dingen. Ten eerste werd het 'scheerwol' (knotje) ingevoerd, zoals dat nu nog in kledingstukken op de etiketjes staat. Dat betekende dat onze types tapijtwol daaraan niet konden voldoen, want er werd veel met types wol gewerkt die het predikaat scheerwol niet konden krijgen. Anderzijds zou men met pure scheerwol nooit meer concurrerend kunnen zijn. Ten tweede kwamen vrijwel tegelijkertijd, althans niet veel later, de getextureerde nylon tapijtgarens (nu ook in polyester en polypropylene) opzetten. Al deze garens waren verkrijgbaar in 'spinbad-geverfde' kleuren, dus met enorm goede lichtechtheid, waardoor het ervan gemaakte product niet zo snel van kleur zou kunnen veranderen of verschieten. Ten derde stuurde, om de zaak compleet te maken, de Gemeente Huizen bericht, dat de Textielfabriek in verband met de strenger wordende regels ten opzichte van de lozing van vuil water te maken zou krijgerurnet een rioolbelasting van minimaal Hfl. 70.000, - op jaarbasis. Voor daaropvolgende jaren moest telkens weer met hoger wordende lasten gerekend worden. Dat maakte de zaak er niet vrolijker op.
Uiteindelijk werd besloten dat de 'wolwasserij' niet door zou gaan. De wasinstallaties, droogmachines etc. moesten echter toch afgenomen worden, want ik meen dat die al vooruit betaald waren. Toen deze uit Zuid-Amerika hier aankwamen, werden ze niet gemonteerd maar wel in het inmiddels gereedgekomen gebouw opgeslagen. Er werd een koper gezocht en gevonden, en men kwam er nog goed mee uit. Bedenk wel, dat het hier een miljoeneninvestering betrof en dat waren in die jaren nog echte harde guldens. Zo kon je toen in die
DE RATEL / OKTOBER 2005    15
tijd voor ongeveer 10.000, - euro een goede nieuwe doorzonwoning kopen! Het enige dat in het gebouw De Baat gewassen werd, waren strengen tapijtgarens van de eigen wolspinnerij Louis Feitz, waarvoor maar een beperkte ruimte nodig was. Daarom werd het gebouw gebruikt voor opslag van diverse goederen. In die tijd kwam ook weer een ander product in het assortiment, namelijk de wat fijnere filamentgarens. Het was verbazingwekkend om te constateren hoe snel dit gebouw weer met goederen werd gevuld. Later werden er op de eerste verdieping kantoren gebouwd en kwamen daarin onder andere de stoffenafdeling uit Nieuwegein en de N.V.M. voor tapijt en vinyl, beide eigen ondernemingen. Na de brand van 1980 in het kantoor aan de Havenstraat (een verbouwde voormalige visrokerij) werden de andere kantoren ook in De Baat ondergebracht.
Zo rond 1963/1964 kwam er bovendien in de tapijtwereld een nieuw product, en wel het naaldvilttapijt. Dat was een revolutie voor tapijt in de goedkopere tot middenkwaliteit. Men kon toen namelijk de fase 'spinnen' overslaan en met wat aanpassingen aan apparatuur en dergelijke direct van vezels tapijt maken. Weliswaar van een ander uiterlijk maar toch bruikbaar voor velerlei toepassingen en, indien goed gemaakt, oersterk. Dit ging erin als koek. De Textielfabriek had de juiste ervaring om de door de klant gewenste kleuren in ongelimiteerde hoeveelheden te maken en kon dit vaak uit eigen voorraad doen. Duizenden tonnen werden vanaf die tijd geproduceerd en vonden hun weg naar vele klanten. Dit hield tevens in dat de eigen spinnerij minder opdrachten kreeg, maar geen nood, ook de eigen kaardmachines werden aangepast en de kilo's kwamen er vanzelf wel weer uit. Dat was het einde van het tapijtgarenspinnen. Andere machines, zoals twijn- en spoelmachines, werden gebruikt voor het verwerken van synthetische garens en hebben tot het einde toe gedraaid.
Tussen de gebouwen de Baat en het Magazijn (aan de Bestevaer) was nog een open stuk grond onbebouwd. Daar werd een hoge loods gebouwd, met een opening aan de westzijde. Het was namelijk de bedoeling dat wol die gewassen moest worden dan gemakkelijk daarvandaan naar de wasmachines kon gaan. Zoals eerder gezegd, ging de wasserij niet door en later zijn er een muur aan de westzijde en deuren aan de zuid- en noordkant gekomen, zodat een perfect magazijn ontstond voor verzendklare balen en andere goederen. Vanwege zijn constructie en hoge betonnen balken werd dit de 'Tempel' genoemd.
Aan magazijnruimte was altijd gebrek. Om een idee te geven, zo waren ook goederen opgeslagen in locaties als:
 de Hofstede Oud Bussem, in een groot gebouw achter op het terrein van de Hofstede, van minimale grootte zoals het gebouw waar nu nog het Plankenierstheater is. Ook een groot deel van het hoofdgebouw van de Hofstede was in gebruik;  in de Horstermeer was een voormalige meubelfabriek van ca. 3000 m 2. Deze hal was prima geschikt voor onze opslag; nu is er een tennishal van gemaakt;  de rokerij, c.q. ansjovis-inleggerij, aan de Rokerijweg (van Kruimer) is een poosje voor opslag gebruikt. Deze stond op de plek waar nu een bedrijfsverzamelgebouw gebouwd is;  in de tachtiger jaren werd ook de zogenaamde Lompenloods van de Balamundi aan de Havenstraat, achter het nu nog bestaande PEN-gebouw.
Dit waren de opslagruimtes in de omgeving. Verder had de Textielfabriek drie magazijnen in Rijen met sorteer-productieruimte voor 30 man en in Weelde (België) en Deventer diverse zeer grote hallen. Daarnaast lagen nog goederen bij expediteurs, loonwerkers, sociale werkplaatsen etc. Een totale voorraad van ca. 25.000 tot 30.000 ton was heel normaal en het was dan ook de kracht van de zaak, dat men in vrijwel alle gevallen aan de aanvragen kon voldoen en de gewenste soorten/kleuren prompt kon leveren. Bovendien, als een klant iets bijzonders nodig had, kon daaraan meestal ook voldaan worden. De Textielfabriek Huizen, c.q. Alintex, had een goede reputatie bij zowel de leveranciers als de afnemers. Men wist dat men kreeg wat men had gekocht, en dat men betaald kreeg wat men had geleverd. In de textielwereld en zeker waar het ging om tweede keus of substandaard kwaliteit was dat namelijk niet altijd het geval.

Zwart omrand: het ccnnplex van de Textielfabriek gezien vanuit het zuiden. Augustus 1985
Voor het commerciële gedeelte waren er de volgende hoofdgroepen.
A) Vezels en afvallen;
B) Tapijtgarens, zowel gesponnen als getextureerde types; C) Technische en fijne garens;
D) Vliezen voor velerlei doeleinden, zoals de meubelindustrie, kwekerskassen, drainage, etc.
Deze afdelingen hadden elk hun eigen verantwoordelijkheid, maar werkten ook nauw samen. Had bij voorbeeld de Tapijtgarenafdeling resten over van kleuren die van een en dezelfde vezel waren en kreeg de Vezelafdeling orders voor zwarte vezel, dan werd overlegd. De garens werden afgesneden tot de gewenste lengte en gingen naar een ververij om bijvoorbeeld zwart te'vvôrden geverfd. Hetzelfde gebeurde ook met andere kleuren en wit. Vaak besloeg dit tientallen tonnen per maand en uiteraard werd met de inkoop hier al rekening mee gehouden. Naast deze afdelingen waren er nog enkele dochterondernemingen, die zich intensief bezig hielden met vertegenwoordigingen van grote buitenlandse bedrijven.
Verder had de Textielfabriek eigen werkplaatsen:
1) de timmermanswerkplaats met een tweetal timmerlieden;
2) de technische reparatiewerkplaats, waar ook wel constructiewerk verricht werd, met de daarbij behorende draaibanken, freesbanken etc.;
3) elektriciens;
4) de garagewerkplaats voor reparatie en onderhoud van de auto's en niet te vergeten de 15 tot 20 heftrucks. Daarvan waren er altijd wel een of twee in reparatie of in volledige revisie. Deze heftrucks waren praktisch de gehele dag aan het werk in de verschillende magazijnen.
Wordt vervolgd