DE RATEL GAET
Voor u ligt alweer de laatste Ratel van het seizoen 2007-2008, maar we kijken ook al weer vooruit naar het nieuwe programma (zie de agenda hieronder). Als eerste activiteit van het komende seizoen is er op zaterdag 6 september 2008 het uitje van de Historische Kring naar het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. We hebben daar een leuk aanbod gekregen. Het programma omvat een boottochtje van de parkeerplaats naar het museum, daar ontvangst met koffie en koek, dan een rondleiding door het museum en aansluitend een uitgebreide Oma-lunch. De kosten zijn 29 euro per persoon, exclusief vervoer (dat als gebruikelijk onderling geregeld wordt). Opgeven bij Ria Westland-Rebel; in verband met de reservering van het museum zal gevraagd worden om betaling bij opgave.
Als deze Ratel bij u in de bus ligt, is de jaarvergadering al achter de rug; in de volgende Ratel vindt u een kort verslag.
Rest mij nog u een goede vakantietijd toe te wensen.
Met vriendelijke groeten namens het bestuur,
B.J. van Geenen, voorzitter
BEDANKJE
Al een maand of drie heeft Wi/ Wiersma-Bos haar werk in het archief niet kunnen doen, omdat na een operatie haar voet al die tijd in het gips zat. Binnenkort mag dat er af en nu wil zij graag op deze plaats dankzeggen voor alle belangstelling (inclusief een prachtig boeket bloemen) die zij in deze tijd ondervonden heeft van bestuur en leden van de Historische Kring.

KDD20 mei 2008 20.00 uur Jaarvergadering van de Historische Kring Huizen in De Boerderij. Na de pauze vertoning van een film over de Zuiderzee. 6 september Excursie naar Enkhuizen.
Opgeven bij Ria Westland-Rebel 7 oktober 2008 20.00 uur Amsterdam spiegelt zich aan Rembrandt, vertellingen en liederen over Rembrandt in zijn
Amsterdam, omlijst met beelden van toen en nu. Door Martin Dôbelman en Martin Ribbens. 25 november 2008 20.00 uur Dia's van oud Huizen (en ook van het heden) door Pieter van der Poel
In dit nummer krijgt u verhalen over een Huizer familie in IJmuiden van Aartje KruijningTeeuwissen, over Floris Vos, een bekende Erfgooier, van Harmen Kos, enkele verdere stukken geschiedschrijving van de hand van Lambert Rijksz. Lustig, schepen van Huizen in de 17e/ 18e eeuw, ook van Harmen Kos, en een aanvulling op zijn artikelen in de Ratel van 2006 over de HZ 45 van Dick Schaap. Tenslotte nog nieuws van de Dialectwerkgroep, enkele foto's en de puzzel. Veel leesplezier gewenst,
Wendy van Noppen
VAWDE HUIZER DIALECTWERKGROEP
In deze Ratel wil ik iets vertellen over de geschiedenis van de dialectwerkgroep. De dialectwerkgroep is opgericht in 1972. In die tijd bestond de Historische Kring in Huizen nog niet. In veel gemeenten is dialect een onderdeel van de Historische Kring. In de loop der jaren was het niet aan de orde om de dialectwerkgroep onder te brengen bij de Historische Kring. Maar na enkele gesprekken met het huidige bestuur werd dat in 2001 toch mogelijk. De Huizer Dialect Werkgroep heeft altijd een eigen archief bijgehouden. De bedoeling is dat dit in de toekomst ook overgedragen wordt aan het archief van de Historische Kring. Daarom ben ik begonnen met het archief na te kijken. Hierbij komt informatie boven die veel mensen niet (kunnen) weten.
Allereerst het ontstaan van de Dialect Werkgroep. De gemeente had een prijsvraag uitgeschreven voor de naam van een ontmoetingscentrum. De jury koos uit de ingezonden namen de naam Vrônger. Wie de inzender hiervan was, is bij de dialectwerkgroep niet bekend. Naar aanleiding van deze Huizer naam ontstond het idee om iets van het dialect vast te leggen voor het verdwenen zou zijn. Mevrouw Francken (voormalig raadslid) en mevrouw Kooijman (toenmalig wethouder) hebben dit idee uitgewerkt. Zij hebben diverse mensen gevraagd en zo is de groep ontstaan. In het begin waren er nog al wat wisselingen voordat de groep ontstond die aan de boekjes gewerkt heeft. Een publicatie was aanvankelijk niet het doel. Het ging om het vastleggen van Huizer woorden op een kaartsysteem. De groep werd ondersteund door de afdeling dialectologie van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen in Amsterdam (het huidige P.J. Meertens Instituut). De gemeente verstrekte jaarlijks een subsidie van f 300,-. Hiervan werden onkosten betaald zoals papier, postzegels, kopieën, koffie en reiskosten. Mij viel op dat de Huizer naam Vrônger blijkbaar voor het in gebruik nemen van het ontmoetingscentrum 'vernederlandst' is naar Vuronger. Waarom dit gebeurd is, zal altijd wel een raadsel blijven. De groep zond later ook een naam in voor het mededelingenblad van de gemeente: de omrooper. Door scholieren werd dit als de beste inzending beoordeeld, reden waarom de groep 100 gulden van de gemeente als prijs kreeg. Daarvan is een gezellige avond gehouden in december 1973. De naam Omrooper is nog steeds in gebruik voor de gemeentelijke pagina's in het Nieuwsblad van Huizen.
De werkwijze was als volgt. De woorden werden ingedeeld in woordsoorten: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden (zoals lidwoorden, telwoorden en voornaamwoorden) en bijwoorden (zoals voegwoorden en tussenwerpsels en voorzetsels).
De heren kregen ieder een paar woordsoorten toebedeeld, werkten in koppels en kregen lijsten van mevrouw Francken. De woorden uit die lijsten werden dan in het Huizers op kaartjes gezet. De heren keken het werk van elkaar na. De kaarten heten 'fiches'. Er waren ook 'contrafiches' waarop eerst het Nederlands en daarna het dialectwoord stond. De fiches gingen naar Amsterdam om daar ingevoerd te worden. Als ze terugkwamen, ging het naar de heren toe zodat zij weer konden controleren welk woord ze gehad hadden. De heren hadden in die tijd behoorlijk veel huiswerk dat tussen twee bijeenkomsten (die waren maandelijks) gemaakt moest worden. Alle meningsverschillen tussen de heren over een uitspraak of schrijfwijze werden in de groep besproken. Omdat in het begin elke medewerker er een eigen schrijfwijze op na hield - waardoor veel onduidelijkheid ontstond - werden al snel afspraken hierover gemaakt zodat aan de schrijfwijze voor iedereen de klank te herleiden was.
Om meer woorden en uitdrukkingen boven tafel te krijgen en om het werk wat aantrekkelijker te maken, werd na een jaar begonnen met het schrijven van verhalen. Ook werd een verhaal over de bouw van een botter uit een boek vertaald. Daar de heren wel dialectsprekers waren, maar geen ervaren auteurs hadden de eerste verhalen weinig structuur. De heren begonnen ergens aan te schrijven en associeerden daar soms dan op door. Zo begon het verhaal van de heer Wouda over de mandenmakerij met een heel stuk over het winkeltje van zijn moeder. Alle verhalen werden in koppels herzien, gingen daarna naar een ander koppel en werden dan in
4
de groep besproken. Aan de oorspronkelijke eerste versie was dan soms erg veel veranderd. In het archief van de dialectwerkgroep zijn die oorspronkelijke versies nog terug te vinden. Hierin komen dus grote delen niet eerder verschenen dialectverhalen voor. Het is de bedoeling dat deze verhalen, waarvan dus slechts een gedeelte in de boeken terecht gekomen is, toch nog eens te publiceren, om te beginnen in de Ratel. In de komende Ratels zult u dus steeds stukjes van de historie van de dialectwerkgroep en niet eerder gepubliceerde dialectverhalen of delen daarvan aantreffen.
Ineke van Hemerden
BETIVERHAALVAN EEN HUIZER FAMILIE
AaHje Kruijning-Teeuwissen
Een stukje geschiedenis van Lambert Westland, geboren in 1864, zijn vrouw Grietje Heijnen en hun zonen Hein en Lambert. Het verhaal achter de foto (links onder) die al jaren op ons bureau staat.

Van links naar rechts: meutje Fijt, meutje Biel, Lambelt Westland schoonmoeder Griet, meutje Ebbe, meutje Beit en Grietje Heijnen en de mannen: Wijg Horst en Aart Kruijning
Het afsluiten van de Zuiderzee door middel van een grote dijk (dam), de Afsluitdijk genoemd, zou het einde betekenen voor de visserij en zeker in huiselijke kring zal er veel over gesproken zijn. Men zal zich afgevraagd hebben wat er met het beroep van visser of mandenmaker zou gebeuren. Dat was dan ook het zorgelijke van de afsluiting van de Zuiderzee. Vader Lambert Westland, ook wel Lambert Broekie genoemd, was zijn leven lang visserman geweest en moest daarmee de kost verdienen voor zijn gezin, vier jongens en vijf meisjes. Toen de onrust veel vissers in de ban hield, nam hij het besluit om op de Noordzee te gaan vissen. Dat was een moeilijk besluit, want je was meestal zo'n zes weken van huis. Toch is het doorgegaan, maar het is hem heel zwaar gevallen. Toen hij stopte met de visserij, kreeg hij een uitkering van de Zuiderzeesteunwet. Hij heeft er lang van genoten, want hij is 90 jaar geworden.
Twee zonen van Lambert en Grietje, te weten Hain (ca. 1895) en Lambert Westland (1901) hadden als mandenmakers ook te maken met de afsluiting van de Zuiderzee. Zij hadden het vak van mandenmaker geleerd van een broer van hun moeder, Jan Heijnen. Hij had een mandenmakerij in Huizen.

Hain en Harp Westland Lambert Westland als jonge man (vÔÔr vertrek naar IJmuiden) (vÔÔr veHrek naar IJmuiden)
Hain nam als eerste een besluit. Hij vertrok samen met zijn vrouw Harp naar IJmuiden, toen een vrij nieuwe havenplaats. Dat was ongeveer in 1920. Hain vond werk in IJmuiden en heeft zijn jongere broer Lambert over kunnen halen ook naar deze stad te komen. Hain en zijn vrouw hadden geen kinderen. In de Tweede Wereldoorlog werden de inwoners van IJmuiden geëvacueerd en beiden zijn toen weer in Huizen terechtgekomen, waar ze ook zijn overleden. Volgens de overlevering zijn ze aan de Valkenaarstraat gaan wonen, ter hoogte van het "Mierennest", voorheen een visrokerij.
De andere zoon, Lambert Westland, vond ook werk in IJmuiden als mandenmaker. Hij heeft dat werk niet eens zo heel lang gedaan, want het was een zwaar en in de winter een zeer koud beroep, want de rotan, in de mandenmakerij "roting" _genoemd, kon alleen nat bewerkt worden. In de winter moest de roting uit het ijs gehakt worden voordat men het kon bewerken. Gelukkig kon hij na enige tijd een andere baan krijgen en zo stopte hij met het vak van mandenmaker. Soms deed hij nog wel enkele klusjes (zie foto), maar dat was altijd op verzoek. Ook heeft hij nog een paar jaar bij de posterijen gewerkt.
LambeH Westland in IJmuiden
Toen was Lambert alweer een hele tijd getrouwd met de Urkse Marie de Boer. Ook haar ouders waren van Urk weggegaan vanwege de angst die ook de Huizer vissers hadden: "Wat komt er van ons beroep terecht?" Ondanks het feit dat ze het grootste deel van haar leven in IJmuiden woonde, is men haar altijd als "Marie van Urk" blijven beschouwen. Lambert en Marie kregen vijf kinderen, vier dochters en een zoon, die alle zijn opgegroeid en getrouwd in IJmuiden.
Zoals ik al schreef, werden de inwoners van IJmuiden in de oorlog door de Duitsers geëvacueerd in verband met de strategische ligging van de havenplaats. Een groot aantal huizen werd met de grond gelijk gemaakt, zodat de Duitsers daar een vrij schootsveld konden aanleggen om een inval van de geallieerden tegen te houden. Via Amsterdam kwamen Lambert en Marie en hun kinderen in Haarlem terecht. Pas in 1947 gingen ze weer in IJmuiden wonen, wat de kinderen helemaal niet leuk vonden. Twee dochters, Gré en Jannie Westland, hebben in de oorlog nog op een Huizer school gezeten. Niet lang, toen moesten ze weer naar hun ouders terug.
Toen brak de tijd aan dat de kinderen van Lambert en Marie gingen trouwen in IJmuiden. Dat was kost voor de Huizer familie, met wie de contacten altijd fantastisch waren. De hele Huizer club werd uitgenodigd en daar werd gehoor aan gegeven. Er werden auto's gehuurd en zo kwam de familie uit Huizen op het feest, compleet in Huizer dracht. Niemand wilde het feest missen en we denken er nog met heel veel genoegen aan terug. Voor alle duidelijkheid: ook de feesten in Huizen werden door de IJmuidenaren zeer goed bezocht. Dat wilden ze voor geen goud missen.

Van links naar rechts
Meutje Ebbe (zuster van Lambert en Hain, Lambert, Marie (van Urk), Hain
(in het Gemeentehuis van Huizen op onze trouwerij)
De kinderen van Lambert en Marie leven allen nog en er is goed contact tussen de nichten en de neven. Zij hebben mij geholpen bij mijn zoektocht naar gegevens over deze familiegeschiedenis en ik dank ze hierbij voor hun bijdrage in de vorm van foto's en informatie.
Aartje Kruijning, getrouwd met Lambert Kruijning, een kleinzoon van de Lambert Westland waar deze geschiedenis mee begint en een neef van de broers die naar IJmuiden zijn gegaan.
DEBZ45 WEER THUIS (AANVULLING)
Dick Schaap
Hieronder volgt een aanvulling op deel C. van het eerder verschenen artikel over de HZ 45, met twee bijbehorende foto's. lk kwam het stukje geschiedenis van het schip over de periode 'De Jonge' op het spoor via de redactie van het blad 'Tagrijn', het orgaan van de vereniging 'Botterbehoud'. Zij wezen mij op het artikel in hetANWB-blad 'De Waterkampioen' van 1961 (!). Leuk dat deze geschiedenis zo stukje bij beetje boven water komt.

De Vrouwe Cornelia
Dee/ C verscheen in de Ratel van december 2006 onder de titel: De HZ 45 als plezierjacht en varend monument (blz. ff t/m 17). Aan het eind van de tweede paragraaf (vÔÔr 'De botter bijna verdwenen') de volgende tekst invoegen na de zin 'Voortaan druk veHier op allerlei schepen en bootjes':
Wat we weten over de periode die nu volgt, is nogal onzeker. De botter ging van hand tot hand en de vroegere eigenaren herinneren zich niet altijd even duidelijk de feiten. De journalist Evert Bruinekool heeft in 2001 enkele personen geïnterviewd en het één en ander vastgelegd in twee artikelen in het weekblad 'Schuttevaer'. Zelf heb ik ook direct contact gehad met enkele eigenaren.
    8    / 
De Vrouwe Cornelia
De schuit werd in 1957 verkocht aan jonkheer J.M. de Jonge, destijds adjudant in dienst van H.M. Koningin Juliana. Nieuwboer had de botter een goede onderhoudsbeurt gegeven. Er was een motor in gebouwd, een oude T-Ford. Ook de trog was verwijderd, zodat op het deken veel meer ruimte was. Nu was de schuit zijn geld weer waard: de prijs was f. 2600. Vergelijk de verkoopprijs in 1956: f. 260 !
De familie De Jonge doopte de HZ 45 om tot 'Vrouwe Cornelia'. Dit was de (een) voornaam van mevrouw De Jonge. Deze naam heeft het schip behouden tot 2005. In het vooronder werd het kooibeschot verwijderd, zodat onder de plecht één grote ruimte ontstond. De schuit kreeg haar ligplaats in de jachthaven aan de Eem. Van daaruit begon de botter aan zijn nieuwe bestaan.
In 'De Waterkampioen' is in 1961 een lang artikel verschenen van de hand van Jhr. De Jonge met de titel 'Tochten met de Vrouwe Cornelia op de Wadden en de Eems'.
Dit verhaal geeft een prima beeld van de manier waarop de nieuwe bezitter zijn botter gebruikte.
Op maandag 28 juli 1958 vertrok de schuit vanaf de Eem met aan boord vier volwassenen en zes kinderen, allen leden van de familie De Jonge, voor een tweedaagse tocht over het IJsselmeer. De volgende dag passeerden ze de sluizen bij Kornwerderzand en op woensdag 30 juli vertrokken de drie mannen met de vier oudste jongens (en de scheepshond Bruna!) van Terschelling voor een meerdaagse tocht over de Waddenzee. Moeder bleef met de twee jongste kinderen achter op het eiland voor een weekje kamperen.
De tocht naar Terschelling hadden ze al vaker gedaan, maar nu kwamen ze op onbekend water. In het artikel wordt nauwkeurig beschreven hoe de vaartocht verliep. Hoe ze rekening houdend met de eb- en vloedstroom voorzichtig manoeuvreren door de soms nauwe geulen, die werden aangegeven door boeien, staken en prikken (kleine boompjes met al of niet bijeengebonden takken). De Jonge noemt alle namen van geulen en platen. Bijvoorbeeld op de route van Terschelling naar Ameland: door het Oosterom, langs De Riepel en de Noorderbalgen, door het Boschgat, langs de Koffiebonenplaat, door het Borndiep, langs de Vrijheidsplaat, door het Danziggat, het Molengat en het Brandgat naar de steiger van Nes. Je proeft het avontuurlijke van de tocht.
Alles verliep vlot, de botter liep nergens vast en tegen de tijd van de eb waren ze bij Nes op Ameland aangeland. Dat wil zeggen: de botter was drooggevallen en met het vletje bezochten de mannen het eiland. De volgende dag ging de tocht verder naar Schiermonnikoog via de geulen bij de Friese kust (Holwerd). lk citeer een stukje uit het artikel om de sfeer weer te geven van een vaarvakantie in 1958:
Schiermonnikoog is een heerlijk eiland. Het mooist van alle. Een pleintje met grote bomen, waar de wind zo heerlijk doorruist, mooi koel gras eronder. Brede begroeide duinen, mooie zomerhuisjes, weinig toeristen. Een zoete geur overal van allerlei duinb/oemen. Een helder duinmeertje, prachtige dennenbossen, waarin jongens blokhutten hebben gebouwd van - vermoedelijk aangespoelde - stammen. Een reusachtig strand met binnenzeetjes
Dat waren nog eens tijden voor een vakantieganger! Op vrijdag voer het gezelschap langs Simonszand naar de rede van Rottumeroog. Nog een citaat:
We kruipen door het geultje, dat ten Westen van het eiland in het open water uitmondt, en door enkele rode staken zeer onvoldoende is betond, en gaan tenslotte voor anker onder Rottumerplaat, omdat er nu helemaal geen wind meer is. Het is nu twee uur.
De botter richt tevreden de kop naar het zuidwesten, de kluiverboom uit, een trots gezicht. De bemanning slaapt wat op het dek. Scholen zeehonden zwemmen om ons heen, anderen liggen lekker lui te slapen op de zandplaten. We roeien met het vletje naar de dichtstbijzijnde plaat. De zeehonden laten zich vrij gemakkelijk besluipen. Als we het laatste stukje hard lopen kunnen we ze soms afsnijden van net water voordat ze geheel ontwaakt zijn, waarna ze besluiteloos heen en weer hobbelen, maar erg grommen als we ze willen benaderen.
De mannen en jongens wandelen die middag wat rond op Rottumeroog, waar toen nog mensen in een huisje op vakantie konden verblijven. 's Avonds steekt er een harde wind op en blijven ze in het vooronder. Buiten is het gevaarlijk met opkomend tij.
Zaterdagmorgen. Er waait een harde zuidwester wind. Ze besluiten om die dag buitenom, dus over de Noordzee, naar Delfzijl te varen. De route over de Waddenzee is te slecht aangegeven op de kaart. Met gereefd grootzeil en fok schieten ze de zee op, dwars door een opening in de branding.
Het schip stampt zwaar en langzaam in de hoge deining. Het beklimt de golven echt om er dan aan de andere kant weer afte glijden. De kluiverboom boort zich soms pardoes in de aanrollende golfen zwiept dan weer omhoog. De eilanden zijn meest onzichtbaar, wij zien ze alleen als we op de top van een golf zijn. Dit zijn bange momenten voor de hele bemanning, maar bovenal voor de lichtmatroos (9 jaar), die met zwemvest om in een hoekje weggedoken, angstig om zich heen kijkt.
Vr o u w e C o rn e l i a met de trouwe Z e e h o n d .

Zo komen ze buitengaats; drie man aan het roer. Wanneer ze een meer oostelijker koers sturen, komen ze dwars op de zware deining van de Noordzee te liggen en rolt de botter zwaar met soms overspoelend water. Ze sturen iets ruimer en strijken het grootzeil. Zo gaat het op de Wester-Eems aan. Dwars door buien en met nog steeds een harde wind koersen ze 's middags aan op de haven van Delfzijl. Alles is gelukkig goed verlopen. Er komt een douaneboot hen tegemoet. Men vraagt of ze hulp nodig hebben, waarop de mannen op de botter in lachen uitbarsten.
Op zondag 3 augustus, de laatste dag waarover in dit verhaal wordt verteld, bezoeken ze de haven van de Duitse stad Embden. Het weer is rustig en met de fok te loevert steken ze de Eems over. Een korte wandeling door de stad volgt. Embden is in 1944 grotendeels gebombardeerd, maar in 1958 weer modern herbouwd. 's Middags met de ebstroom weer terug naar de haven van Delfzijl.
Hier eindigt dit verslag van een week varen met de 'Vrouwe Cornelia' op de Waddenzee. Het was een totaal ander gebeuren dan het visserijbedrijf van Jaap Koeman. En heel anders dan de familie Koeman zich had voorgesteld: varen op zondag....!
De botter bijna verdwenen
In de jaren zestig verkocht De Jonge het schip aan een zekere Meijer te Amstelveen. Deze verkoopt het schip een aantal jaren later voor f. 8000 door aan Harry Smit, die in Muiden een verhuurbedrijf had van oude schepen, zoals tjalken en klippers, voor recreatiedoelen. Smit verhuurde ook veel botters onder andere aan groepen studenten. Men noemde hem 'botterkoning'.
Smit vertelde mij in 2008 het volgende over de periode 1971 - 1976 (of '77):
"lk herinner mij de HZ 45 nog goed. Het was een botter met veel achterstallig onderhoud. Destijds stond er een Mercedes dieselmotor in. Deze motor is in die tijd als leerobject gereviseerd door leerlingen van een autotechnische school in Apeldoorn. Er is in deze tijd bijna nooit echt mee gevaren. lk was wel van plan om de botter goed op te knappen. lk verzamelde daar het nodige hout voor en sprak met Piet Dekker over de restauratie. Maar daaraan ben ik nooit toegekomen".
Monumentenzorg
Omstreeks 1975 zag Richard Klaver uit Alkmaar de botter liggen in Muiden. Hij wilde het schip kopen. Smit vroeg f. 8000, de prijs die hij er zelf voor had betaald. Maar Klaver kreeg hem uiteindelijk voor de helft van deze prijs, omdat er zoveel aan mankeerde. Er ontbrak een aantal losse onderdelen, onder andere een zwaard. Ook de mast was in slechte staat. Klaver voer met de botter op een dekschuit van Muiden naar Alkmaar, waar hij hem op de wal zette. Tijdens deze periode is de onderkant van de schuit doorgebogen. De oorzaak hiervan is, dat het schip daar op de wal onvoldoende werd ondersteund en opgestopt. Zo is een knik ontstaan in de kiel en het vlak. Hierdoor heeft de botter een ander aanzien gekregen: de kromming of 'zeeg' van de boot is minder geworden. Dit is duidelijk te zien aan het verloop van de berghouten en de boegsels. De kop ligt nu lager dan oorspronkelijk. Men noemt dit een zogenaamde 'kattenrug'.
Bronvermeldingen:
- De Waterkampioen, jaargang 1961, pagina's 549 tot en met 554.
(LAMBERTRIJKSZ LUSTICH (1654 - 1727), SCHEPEN
ENIBEKEND HISTORIESCHRIJVER (vervolg)
Harmen Kos
Over branden en brandgevaar en bestrijding hiervan.
Op 14 juni 1713 werd in de Gooise dorpen de vrede met Frankrijk gevierd. In opdracht van de Regering moest dat met het aanleggen van vreugdevuren. Inverband met brandgevaar in het dorp Huizen verplaatste men het vuur naar het Galgenbergje gelegen in de Wolfskamer en was dit — zoals de naam aangeeft — de plaats waar misdadigers werden terecht gesteld. Aan het brandgevaar in het dorp Huizen werd wel terdege gedacht. De meeste woonhuizen en boerderijen hadden een rieten dakbedekking en bij de boerderijen waren de brandgevaarlijke hooibergen. Ook voor het verichtten van werkzaamheden binnenshuis, zoals spinnen en weefwerk, waarbij voor verlichting olielampen en kaarsen in standaards werden gebruikt, lag brandgevaar op de loer. De gemeenteraad dacht dan ook aan brandpreventie en schafte de twee noodzakelijke brandspuiten aan. Volgens Lustichs 'Verspreide Geschriften' kwam op 3 juni 1723 de eerste nieuwe brandspuit vanuit Amsterdam in Huizen, deze werd de volgende dag op het kerkhof beproefd.
Over een aantal branden geeft Lustich een uitvoerig verslag:
* 'Int Jaar 1677 omtrent den maant april ende dat bij klaren dage, doen verbrande het huisje van IJsbrant Janz. Hebbende gestaan, daar nu in den verleden Jare 1718, het kleijn huisje toebehoorende Lucas Loegen opgebouwt is, men sijde doen dat de brant aengekoemen was aen 't stroo daar de kuijkens opliepen, ende aenmerckelijck was het dat doen de voorz. IJsbrant Janz. Sagh dat sijn houten schoorsteentje in brant raakte, hij om sijn potje dagt, dat met eenigh eeten noch over 't veur hingh hij met luijder stemme riep, mannen de pot, mannen de pot, mijn pot hangt noch over 't veur, hierom soo dit noch in veel voervallen een spreekwoort onder ons, voornamtlijck wanneer men bij een veur sit, ende daar hangt een pot te koeken over 't veur ende pot loopt over, dan roept men men noch, mannen de pot Seij IJs, de voorgenoemde IJsbrant Janz. Die was kleijn van persoon, ende manck gaende, dese voors. IJsbrant Janz., die is ook eene van diegeene die ook op den metalen rooster, die noch leit op de plaats daer Out Naerden gestaen heeft, ende mede met sijn eijgen oogen gesien'.
* 'Int Jaar 1692 op den 5 Januarij doen verbrande het huisje van Jan Evertz. Hille, ter oirssaak dat sijn jongen Jan met een keers in de bedstee, daar een hoopje los werck in was soo aen brant raakte waar door het voorz. Huijsje afbrande met vier fuijcken van Klaas Dirckz. anders Mariën Klaas genaamt'.
* 'Omtrent het Jaar 1696, in den maant Junij, doen was ik seer vroegh in de morgen stont, uijt grasmaijen, ende mijn dolle brekende, gingh ik wederom seer haastigh van de maat, en quam in 't smitshuijsje van Elbert Jacobz. Smit, ende na dat ik een weijnigje in 't voorz. Smithuisje geweest hadde, ende soo als den voorz. Smit sterck in 't smeden was, soo hoorde ik aldaar een roesende brant, waarom ik uijt het smitshuisje keeck, en sagh den roesende brant op het stroon dack, op de kap van den slijpmoelen ende seijde tegen den voorz. Smit, sie daer is brant op den kap van u meulen, voorts haalde ik uijt sijn huijs metter haast, een leer, en een emmer met water, klom daar mede op het dack van den voorz. kap, ende andere aen mij meer water aenlangende kreegh ik het brandende dack uijt, ende alsoo het noch vroegh in de morgenstont was ende warm weer was, ende de meeste luijden noch niet op waren doen dese voorz. brant ontstont, soo quamen verscheijdene menschen, bijna naackt aenlopen, onder anderen Jan Pieterz. Boor, Mr. Lucas Swart die daer bij woonde, dese brant sal ongetwijffelt veroorsaackt sijn door voncken van smitterije, want hij stoeckte en blies op die tijt sijn smithuisje seer sterck'.
* 'Anno 1719 op Vridachmorgen 29 December, omtrent de klocke drie uren. Doen ontstont in een huis van onse jegenwoordige Schout Lambert J. Keelwigh, te weten het huijs gekoemen van Haasje Fijtissen , eene verschrickelijke en erbarmelijke brant, ende dat met een stercke zuijdwesten koude en vriesende wint soodanigh dat men niet anders dagt, ofte het beste en meeste van ons schoone en welvarenste dorp, ende met al datter in was soude verbranden, dogh op klocke geklep slaande op eene kant, gelijck men in soodanige droevige gevallen alhier gewoon is, den brantklock doen kleppen, soo quamen het meesten deel van onse ingesetenen ende ook onse precident Buijrmr. Jacob Cornelisz. Keelwigh, niet alleen bij het voornoemde brandende huijs, te voorschijn, maar soo door het wacker commanderen van de voornoemde Jaap Ceesen als door eenig jongelingen te weten; Lambert Ebben Koij, Jacob Lubbertz. Baas de jonge, Jan Harmenz., en andere meer, die als getrouwe helden op 't voorhuijs van Jannetje Tijmons Witten met leeren klommen, ende door andere jongelingen, ende vigilante maagden aen haar een kragtigh water toe bragten waar mede de jongelingen die op het gemelde huis waren soo sterck het dack en voormeur ende deuren en vensteren met water goeten, ende het juijst op die tijt, terwijl het voormelde huis afbrande, seer hart vroer, dat het water op dat huijs van Jannetje bevroor ende alschoon die jongelingen hare kleederen aen hare lijven versengden ende hare aengesigten, en hare oogen, door 't brandende veur, van 't brandende huijs, seer schadeloos wierden, soo hielden sij noch alle volck niet op van water te gieten, ende met sant te goijen tot dat het voorz. brandende huis geheel tot polver verbrant was, ja terwijl het voorz. huijs soo vel brande, soo vloegh den rook van dat selver brandende huijs niet alleen over 't beste gedeelte van ons dorp heen maar verscheijdene brandende stroo en riet dotten, die vloegen en vielen oock op eenige huisen ende lagen daer op te verbranden eenige tijt tot dat sij uijt gingen, 't welck alle met schreijende oogen aenschouwt wierde, ja indien op die selve tijt op onse huijsen niet een weijnigh bevroeren sneeuw was geweest, ter dickte van omtrent een stroobreet ende soohart op die tijt niet hadt gevroren, gedijckt voorseijt is, soo soude sekerlijken, menschelijker wijse te spreken, het meeste en beste van 't dorp verbrant hebben, dogh de Heere sij gelooft, gedankt, geEert en Hoogelijck gepresen, dat hij ons noch niet sijn toorn heeft gerimineert, maar ons noch in sijne barmhaertigheijt ontfermt heeft, ja in het selve voorz. afgebrande huijs, daar sijn niet alleen in verbrant omtrent 100 mudde soo gedorste als ongedorste rogge en boeckweijt van onse schout, maar ook in verbant alle het linnen, wollen, beddebolster, kast, weeftouw, ende allerhande huijsraat van Lambert Gerritz. Swem, van sijn vrouw peetje Elberts, en van sijn zoon Gerrit L. Swem. Welcke personen in dit huijs woonden, ende ternauwernoot bijna naakt uijt dat huijs quamen, ende alsoo het den voornoemden Lambert Swem mijn na neef, noch eerst gewaar wierde, datter in 't agterhuijsbrant was, soo weckte hij sijn voorz. vrouw, ende Janne Goossens met haar dogter Hijntje die in de kamer woonden, op welcketer nauwernoot haar kasken en meubeltjes, daar uijt kreegh, vervolgens soo gingh Lambert Swem met sijn siecke lijf noch en klopte de voorgemelde Jannetje Witten, met alle die daar in woonden, op, voorts liep soon Gerrit Swem na de klock, ende de koster opgeweckt hebbende roerde en klepte hij den brantklock Etc. Hoe het voornoemde huijs in brant is geraakt weet ik noch niet, de Heer onse godt die weet het, ik sal het wel ligt noijt weten, altijd daar vallen bij ons menschen veele discoursen over, want den eenenzustineert zus, ende den ander soo. Dogh van drie een is seecker, namentlijck, door een brantstigter, of door onversigtigheijt, onnosselheijt of onwetentheijt van Lambert Swem, zoon of vrouw, ofte door den jongen hont, die daar in verbrant is, dat die niet sijn haijebranqende lijf, bij den roggemijt is gekropen daar hij door lagh, altijd soo schijnt de brant aen den roggemijt aengekoemen te sijn'.
De Spanjaarden in Huizen
In zijn 'Verspreide Geschriften' schrijft Lustich een overgenomen verhaal uit de Spaansetijd. Hij beschrijft een voorval met een jongen die in december 1572 uit de cel in het Naarder stadhuis was gevlucht naar Huizen. Deze vrijheid was maar van korte duur, de volgende dag werd hij weer gevangen genomen. In Huizen werd de jongeman door een aantal Spaanse soldaten opgespoord en als gevangene naar Naarden gevoerd. Hier werd hij opnieuw gevangen gezet en korte tijd vermoord.
Lambert schreef ook dat zijn grootvader Lambert Rijckz. Lustich waar hij naar vernoemd was, de moord van de Spanjaarden in 1574 te Naarden had meegemaakt. Ook verhaalde hij over een grote luidklok uit de Huizer kerktoren, die in 1575 door de Spanjaarden zou zijn geroofd. De klok werd per paard en wagen naar Haarlem afgevoerd en daar in een toren gehangen. Op een navraag in 1578 bij de stad Haarlem kon men daar geen duidelijk antwoord geven, men wist niet in welke toren de klok gehangen was.
Een Schout werd bankroet
In het voorjaar van 1722 vlucht de als onbetrouwbare bekend staande Schout Lambert Jacobz. Keelwigwnaar Vianen. Door zijn vele schuldeisers werd hem het vuur aan de schenen gelegd, dat er geen andere uitweg was als vluchten naar Vianen. Vianen was namelijk een vrijstadje van de Brederodes, die woonden in het machtige slot Batenstein, gelegen aan de oever van de Lek. Het slot was tegen het zwaar versterkte stadje aangebouwd, een veilig oord dus. De Brederodes beheersten het gebied en waren machtig, ze bezaten de rechten van de stapel, de wind, de visserij, de jacht en de muntslag. Ook regelden ze de kerkelijke en burgerlijke zaken. Omdat de Brederodes het niet zo nauw namen met de uitleveringsplicht, ze waren immers heer en meester omdat Holland en Utrecht elkaar het stadje niet gunden, was Vianen een veilige schuilplaats voor gezochten. Het bleek achteraf dat de uit zijn functie gezette Schout toch niet geheel onbemiddeld was. Op 9 september 1722 verkochten zijn curatoren zijn huizen, landerijen en lijfrenten voor het toenmalig sommetje van circa f 19.000.00. Hij bleek dus niet armlastig te zijn!
Lustich over de Gooise geschiedenis
Tijdens een bezoek van Lustich op 2 april 1708, in het huis van dr. Bergh te Amsterdam, bespreekt hij met de oudste zoon Bergh, over de geschiedenis van Gooiland. Van de zoon krijgt Lustich inzage van het 3de 4de en 5de deel van het boek over de geschiedenis van Gooiland. Deze delen waren geschreven in de jaren 1634, 1635 en 1636. Het boekwerk wordt door Lustich als 'onvolkomen' geacht. Het begon over het leven van graaf Floris V, maar dit werd niet voltooid. Bovendien stond op het derde boek dat in 1200 begon. Ook over andere passages was Lustich ontevreden, onder andere dat het Naardermeer met een oppervlak van 750 morgen, voor een onbekend bedrag in 1607 was verkocht. De kopers trachtten met 19 windmolens het meer droog te malen, maar dit plan mislukte ten koste van vele tonnen gouds. Ook een verhaal van de prior en broeders van het klooster te Oud Naarden, die op 12 october 1579, om Gods wille alle hare goederen aan het Weeshuis te Naarden moesten schenken, onder beding van een betaling van f 300.— per jaar aan de broeders.
Over de geschiedenis van Anthonis Freecksen uit Naarden, die in 1530 'wonderlijk bekeerd' werd, die later tegen het Roomsche geloof leerde en aangeklaagd werd. Deze werd eerst gevangen genomen maar kort daarna weer losgelaten. Maar bij herhaling, in Den Haag opnieuw gevangen genomen en veroordeeld en op 24 jarige leeftijd onthoofd. Nog een verhaal van Lustich over een lugubere familiemoord te Laren. Een oude vrijster te Laren vergiftigde haar familie met rattenkruid omdat deze niet instemde met haar voorgenomen huwelijk!
Nog een opvallend verhaal van Lustich: 'Vermeldenswaardigh de geboorte van een merkwaardigh geschapen kind omtrent november 1722, is te Naarden eene vrouw bevallen van een kint met een menschen- ende een onvolmaakt kattenhooft, sijnde dese vrouw in haar zwangerschap voor enen kat geschrocken'.
Over dieren had Lustich ook enkele verhalen: 'Op 15 augustus 1722 swemt een paard van Huizen naar de Gouwzee en vandaar aan een schuit gebonden naar Muiden. Opmerking: deze afstand van Huizen naar de Gouwzee is circa 20 km! En op 13 november 1722 voer een schuit uit Hoorn beladen met een aantal van 20 koeien naar Huizen, op de 'Reede' aangekomen, sprong één van de dieren overboord en zwom richting Muiderberg!
Wordt vervolgd

Harmen Kos
Vooraf een deelgenealogie, met verderop een beschrijving van het leven van Floris Vos.
Genealogie van Gerrit-Jan Aartz. Vos (de overgrootvader van Floris Vos).
1.1 Gerrit-Jan Aartz. Vos, geb. Huizen 07-11-1776, ged. (gerf.) ald. 17-11-1776 (get.: Willemijntje Lubberts Uitermeiden), taander, ansjoviszouter, nettenbreier, raadslid en wethouder, overl. ald. 17-03-1852, Floris vos begr. ald. 22-03-1852, otr. ald. 08-05-1801, tr. ald. 24-05-1801 Geertje
Klaase Hage, geb. Huizen 03-05-1780, ged. (gerf.) ald. 14-05-1780 (get.: Krijntje Streefkerk), overl. ald. 20-08-1847, begr. ald. 24-08-1847, dr. van Klaas Florisz. Hage, onderwijzer, koster, prov. secr. civille rechtbank en schout, en Aaltje Westland.
Uit dit huwelijk:
    7.    Floris Gerritz. Vos, geb. Huizen 22-07-1809 (zie 11.1 0).
1 1 . 1 0 Floris Gerritz. Vos, geb. Huizen 22-07-1809, ged. (gerf.) ald. 25-07-1809 (get.: Nelletje Schram), heel- en vroedmeester, te Huizen en Breukelen, overl. Breukelen 09-11-1879.
Floris Vos is op 03-12-1829 met attestatie vertrokken van Huizen naar Amsterdam.
Otr. Huizen 04-04-1834, tr. Amsterdam 14-05-1834 Egberta (Beertje) Hendriksen, geb. Harderwijk 20-07-1807, dienstbaar, overl. Breukelen 14-04-1858, dr. van Willem Hendriksen en Hendrikje Hendrikse Brouwers.
Uit dit huwelijk:
    1 .    Gerrit-Jan Vos, geb. Breukelen 23-05-1843 (zie III. 11).
lil. 1 1 Gerrit-Jan Vos, geb. Breukelen 23-05-1843, genees- en heelmeester te Breukelen en Utrecht, overl. Utrecht circa 1918, tr. ald. circa 1869 Maria Geertruida Harreveldt, geb. Utrecht 15-05-1844, overl. ald. circa 1913. Uit dit huwelijk:
1. Floris Vos, geb. Utrecht 21-11-1871, houthandel en bosbouw, later directeur hofstede Oud-Bussum, overl. Huizen 19-07-1943. Tr. Bussum circa 1928 Niza Jeanette de Jongh, geb. Bussum 26-05-1888, directeur modelboerderij Oud-Bussum (1931 ), overl. ald. circa 1968.
Floris Vos stamde dus uit een bekende Huizer familie en was daardoor een Erfgooier. Als leider van de in 1900 opgerichte 'Nieuwe Partij' van Erfgooiers, kwam hij in verzet tegen het door de Gooise burgemeesters gedomineerde bestuur, dat de gemeente-belangen boven dat van de boeren stelde. Deze strijd eindigde in 1912 door de invoering van de Erfgooierswet, die aanvaardbare compromissen bracht. Floris Vos was ook bestuurslid van de Vereeniging Stad en Lande van Gooiland, de vereniging van Erfgooiers, die opkwam voor de belangen van de Erfgooiers, maar vooral van de Gooise boeren.
Door Floris Vos werd omstreeks 1908 de Modelboerderij Oud-Bussum N.V. gesticht. Hiervan was hij vanaf het begin tot 1936 directeur, toen zijn ruim 16 jaar jongere vrouw hem opvolgde. De modelboerdeij is ontworpen door de bekende architect K.P.C. de Bazel. Een imposant stalgebouw voor 144 koeien, een zuivelhuis, een kantoor, een woning voor de bedrijfschef met tehuis voor een deel van het melkpersoneel. Later werd Floris mededirecteur van de Maatschappij Tres tot Exploitatie van Onroerende Goederen N.V., die een deel van de grond van Oud-Bussum overnam. Die zelfde functie kreeg hij een jaar later in de opgerichte N.V. Onroerend-Goed Exploitatie Maatschappij 'Het Bos van Bredius'. Van 1911 tot 1925 was Floris vice-voorzitter van de Commissie 'Friesch-Drentsch Wegenplan', een Instelling die 1800 ha land heeft ontgonnen.
De modelboerderij Oud-Bussum produceerde op een voor die tijd (omstreeks 1908) moderne en hygienische wijze consumptiemelk. Deze melk werd dan uitgevent in het Gooi, maar een groter deel werd vervoerd met melkauto's naar Amsterdam. De modelboerderij (wordt nu bewoond door een uitgeverij) met het woonhuis van Floris Vos staan er nog in een goede staat van onderhoud bij, in de omgeving van het landgoed Oud-Bussum. Floris Vos die uit een bekende Huizere familie stamde wordt in Huizen alleen met het Floris Vospad bij zijn vroegere woonhuis herinnerd. In Hilversum en Naarden heeft men wel straten naar hem vernoemd.
Een bekend feit is ook het protest van Floris Vos tegen de Muider tol te Muiden. De Muider tol was namelijk een doorn in het oog van de vele passanten die om in Amsterdam te kunnen komen deze tol moesten passeren. Ook de melkauto's van Floris Vos die voor melkbezorging naar Amsterdam reden, moesten deze tol per reis tweemaal passeren. Op zondag 9 september 1928 had Floris met de bekende Clinge Doorenbos en de heren Goedhart en Zeegers van de ANWB, een protesttocht georganiseerd. In een colonne van 700 auto's reed men vanuit Bussum naar Muiden, om te protesteren tegen de betaling van tolgeld. Bij aankomst te Muiden reed Floris Vos tegen de slagboom om deze te forceren, maar hij werd tegen gehouden door de tolbewaarder en politie. Er werd een procesverbaal opgemaakt waarna er een rechtsprocedure ontstond die uiteindelijk in het voordeel van Floris Vos en mede protesterenden werd beslist.


 Dit kijkje in 'ons ruime atelier' zal vele Huizers bekend voorkomen: het is namelijk de studio van Foto Peffecta aan de Havenstraat, waar vee/ families foto's lieten maken in de jaren f940, f950, f960. (Red.)

3XAUGUSTUS/ KONINGINNEDAG, OP DE CEINTUURBAAN
De onderstaande foto van de Koninginnedagoptocht kwam tevoorschijn uit een doos met onze familiefoto's. Weet iemand in welk jaar dit was en wie er op staan? De foto van hetzelfde punt rond 1950 komt uit het archief van de Historische Kring.
Wendy van Noppen

Koninginnedag 31 augustus in de jaren 1930?
Hoek Ceintuurbaan/Nieuvve Bussummervveg/Engvveg

Hetzelfde punt rond 1950.