Voor u ligt de nieuwe Ratel, de tweede dit jaar. De zomer met de vakantietijd staat weer voor de deur, maar de Historische Kring is ook dan actief. Bij voorbeeld de Klederdrachtgroep krijgt een druk programma af te werken, te weten: in juni naar Urk en Marken, in juli naar Spakenburg en Schagen, in september naar Kreuningen en Rijssen. Verder is de Dialectwerkgroep op dit moment zeer druk met het 'Brievenboekje'. De brieven van het 'Brievenboekje' zijn geschreven door Meutje Aartje in Huizen en haar nicht Jannetje die in 1923 in Ermelo ging werken als huishoudster. De werkgroep is bezig foto's uit die tijd te verzamelen die aansluiten op wat er in de brieven wordt beschreven. Het is de bedoeling dat het boekje in het najaar uitkomt. Na de zomervakantie beginnen we het nieuwe seizoen met een ledenavond op 1 1 oktober. Op deze avond zal wethouder Frans Kolk een presentatie geven over de nieuwbouwplannen in het gebied van de Oude Haven met onder andere een botterwerf en een museum. Er gaat in het gebied nogal wat gebeuren en we krijgen uitvoerig uitleg over de laatste plannen.
Rest mij om u namens het bestuur een goede vakantie te wensen.
Met vriendelijke groeten,
B.J. van Geenen, voorzitter
17 mei 20.00 uur Jaarvergadering van de Historische Kring Huizen met na de pauze 'Zestig jaar bevrijding' door Jady Snel.
27 mei 20.00 uur feestelijke lustrumviering Tussen Vecht en Eem in het Stadhuis van Naarden.
4 juni Klederdrachtpresentatie in Urk
20 juli Klederdrachtpresentatie in Spakenburg
21 juli Nationale Klederdrachtdag in Schagen
3 september Klederdrachtpresentatie in Kreuningen
10 september Huizerdag/Open Momentendag
17 september Klederdrachtpresentatie in Rijssen
24 september Open Dag van TVE in het Vesting Museum te Naarden 1 1 oktober 'De Nieuwbouwplannen in het gebied van de
Oude Haven' uiteengezet door wethouder Frans Kolk
[VAN DE REDACTIE
In deze Ratel wordt in het kader van de herdenking van de bevrijding 60 jaar geleden opnieuw aandacht besteed aan de gebeurtenissen in die tijd. Henk van der Hulst herinnert zich de bevrijding nog goed en vooral de thuiskomst in Huizen van zijn zwager (met de Canadezen meegekomen) in de meidagen van 1945. Aartje Kruijning beschrijft een veel latere ontmoeting in het voormalige kamp Westerbork. Verder gaan we met Harmen Kos terug naar de middeleeuwen en de belastingen in die dagen. Dan wordt nog een begin gemaakt met geschiedenis uit het recente verleden en wel betreffende de Textielfabriek tussen de oprichting in 1939 en het einde van de oorlog in 1945, opgetekend door Andries Schaap. Voor het bedrijfsleven van Huizen is deze fabriek van groot belang geweest.
Met de dialectbladzij, een verslag van de 8e Nederlandse Dialectendag in Ede op 12 maart, een terugblik op 35 jaar Tussen Vecht en Eem, en de puzzel is dit nummer weer vol. Namens de redactie veel leesplezier gewenst,
Wendy van Noppen
3
V DSEïCANADEES - Herinneringen aan DE MEIDAGEN VAN 1945
Henk van der Hulst Pzn.
Het verhaal over de meidagen van 1945 in de Ratel van februari 2005 heeft voor mij ook een bijzondere beleving gehad. Mijn oudste zuster had tijdens de mobilisatie in 1939 verkering gekregen met een militair, Frederik Naafs, die bij de familie Baas in de Haardstedelaan ingekwartierd was. De heer Baas was de groot- en overgrootvader van de huidige eigenaren van transportbedrijf Baas.
In 1942 is mijn zus getrouwd en woonde met haar man in Eefde in Gelderland. Mijn zwager zat in het verzet en heeft van Limburg tot Noord-Holland ondergedoken gezeten. Doordat hij steeds naar een ander onderduikadres moest, had hij tegen zijn vrouw (mijn zus) gezegd: 'Als er een landing komt van de Geallieerden, moet ik bij hen zien te komen. Als ik niet thuis kom en je niks meer hoort, probeer bij je ouders in Huizen te komen. Met de bevrijding kom ik met de eerste tanks Huizen binnen rijden'. Toen mijn zus mijn zwager niet meer zag en niets meer hoorde, wist ze genoeg en is naar Huizen gekomen. In 1944 heeft ze met mijn andere zus vele voedseltochten gemaakt (mijn broers waren ondergedoken) en zodoende kregen wij nog wat te eten.
Van de bevrijding herinner ik me dat we met mijn zusters bij de Oude Kerk stonden en op de toren werd de vlag gehesen onder een geweldig gejuich. Dat was 's zondagsmiddags. De volgende dag ging het gerucht
F. Naafs in Huizen tijdens dat de Canadezen vanaf het Huizerhoogt in aantocht de mobilisatie in 1939. waren. Wij met broers en zussen naar het Huizerhoogt. Ter hoogte van toen het tolhuis kwamen een paar tanks aangereden, maar geen zwager en echtgenoot van mijn zus. Voor haar een enorme teleurstelling. 's Avonds was er muziek in de muziektent. lk wilde daar heen, maar mocht niet van mijn moeder, dus zeuren aan mijn zusters: 'gaan jullie mee'. Als kind van 1() jaar begrijp je nog niet dat ze daar weinig zin in hadden. Toch kreeg ik ze zo ver en ze gingen mee naar de muziektent. De harmonie ging in optocht door het noordelijke deel van het dorp. Wij er achteraan. Een neef van mij zag ons en vroeg: 'kom mee, dan lopen wij voor de muziek uit'. Zodoende wij met zijn tweeën voor de harmonie. Aan het eind van de rondgang gaan we via Langestraat — Kerkstraat richting muziektent. Bij de kruising Kerkstraat — Middenweg staat mijn vader, ziet mij en roept: 'waar zijn die meiden?' Ik roep terug: 'achter de muziek!' Bij de muziektent aangekomen, kon ik mijn zussen niet meer vinden en ben maar naar huis gelopen. Terwijl wij dus naar de muziektent gegaan zijn, waren mijn ouders thuis. Mijn moeder zat in de kamer en ziet plots een militaire vrachtauto voor de deur stoppen. Er springen soldaten uit. Ze schrikt en roept naar mijn vader in de keuken: 'Piet, moffen springen uit de auto. Oh nee, het is Fré (mijn zwager).' Hij loopt naar de deur die inmiddels open staat en vraagt: 'waar is mijn vrouw?' 'Die is naar de muziektent met Nel en Henk.' Vader zegt: 'ik haal ze op' en zag ons dus op de kruising Kerkstraat - Middenweg. Ondertussen vraagt mijn zwager moeder: 'heb je wat te eten?' Moeder schrok en dacht: 'hij heeft honger!' Ze zei: 'ik heb bijna niets'. Waarop mijn zwager antwoordde: 'ik heb van alles bij me, plunjezakken vol.' Vader en mijn zussen komen thuis. Nu is het echte feest, dus met zijn drieën weer naar de muziektent. Daar aangekomen riepen de mensen: 'Een Canadees!' Mijn zwager: 'ik ben een Hollander, dan een Hollandse Canadees'. Ze moesten op de muziektent komen, daarna in optocht door het dorp richting Schoolstraat. Daar zaten Duitse soldaten nog met hun wapens. Van boven uit het raam richtte een soldaat met zijn geweer op mijn zwager, die zag dat. De soldaat deed zijn geweer weg.
Thuis werd er aan de deur gebeld. Mijn vader ging kijken en kreeg te horen: 'je schoonzoon wordt thuis gebracht met de muziek.' Die hoorden we ook al komen. De mensen klommen in de bomen en in dakgoten, het was een hele drukte. De harmonie stopte voor ons huis, nog wat muziek en toen naar binnen. De kamer stond bomvol muzikanten en sigarettenrook. Engelse sigaretten werden uitgedeeld en echte thee werd gedronken. De reden dat mijn zwager pas 's avonds in Huizen kwam, werd veroorzaakt door verzet van Duitse eenheden.
Dat staat ook in het verhaal van de heer Met een militaire vrachtauto van K. Schaap in de Ratel van februari. Mijn de Geallieerden naar Huizen. zwager moest zich na één of twee dagen melden bij de BS in de Openbare School in de Trompstraat. Wij met broers, zussen en vader mee. Nadat hij zich gemeld had, mochten we allemaal binnen komen kijken. Daar zaten kaalgeschoren, wat toen genoemd werd, 'moffenmeiden' en in het volgende lokaal NSB'ers. Mijn zwager was een grote, lange vent. Hij liep de klaslokalen binnen, sprak geen woord en keek alleen maar. Nog zie ik die verschrikte angstige gezichten. Daar stond iemand in een totaal onbekend uniform. Na dit gezien te hebben, zijn we naar huis gelopen. Tot lang na de bevrijding was mijn zwager 'de Hollandse Canadees'.
Frederik Naafs in Canadees lilliform op 8 nui 1945 in Huizen.
Aartje Kruijning-Teeuwissen
Als je met de auto en caravan op reis gaat, kom je in heel mooie gebieden waar je kunt kamperen. En dat doen we vaak. Het vreemde is, als we dicht bij een concentratiekamp komen, dan wil ik daar beslist heen. Het onderwerp 'oorlog' heeft me van jongs af bezig gehouden. Zelf denk ik de oorzaak te weten, maar daar wil ik nu niet op ingaan. Toen we enkele jaren geleden in Drenthe waren, wilde (of moest) ik beslist weer naar kamp Westerbork. Daar heb ik veel over gelezen en ik wil het kamp ook altijd weer bezoeken. Liefst loop ik alleen en kan dan goed nadenken over het verschrikkelijke dat zich daar, meer dan 60 jaar geleden, heeft afgespeeld. Nu is het kamp .een 'herinneringskamp', maar in de oorlog was het een doorgangskamp, vanwaar meer dan 100.000 Joden, vaak per veewagon, werden afgevoerd naar venietigingskampen in Duitsland of nog verder. De schrik van het kamp was de wekelijkse trein, die op dinsdag vertrok.
Die dinsdag in de vakantie gaan wij naar het kamp Westerbork. Lambert gaat naar de Radiotelescoop en ik ga alleen het herinneringskamp bezoeken. Langzaam mijmerend loop ik het kamp binnen, mij in herinnering roepend wat Etty Hillesum en Philip Mechanicus, in die tijd daar levend, hebben geschreven. Beiden zijn vergast, maar hun dagboekaantekeningen zijn bewaard gebleven en uitgegeven. Terwijl ik daar loop, zie ik voor mij een eenzame wandelaar. Het is een wat oude, Joodse man. Zijn houding is gebogen en hij sloft een beetje met zijn te grote instapschoenen. Even later gaat hij op een bankje zitten en even daarna neem ik daar ook plaats. We zeggen niets tegen elkaar, maar ik krijg de gelegenheid de bloemen, die hij bij zich heeft, in me op te nemen. Het is een slordige bos, maar dat zal wel komen omdat er geen papier omheen zit en hij de bloemen steeds van de ene in de andere hand neemt.
Na een poosje staat hij op en na enkele tellen vervolg ook ik mijn tocht door het kamp. Langzaam sloft 'mijn vriend' verder en ik blijf achter hem lopen. Bijna aan 't eind van de lange weg gaat hij weer zitten; ook deze keer volg ik hem en neem plaats op de bank. Wij kijken elkaar nog steeds niet aan en het lijkt of onze monden zijn dichtgeplakt. Na een minuut of vijf vervolgt hij zijn voettocht; even later sta ook ik weer op en volg hem. Wanneer hij linksaf slaat, naar de zijkant van het kamp (waar in de oorlog een gracht was die nu droog staat), ga ik toch weer met hem mee en volg op afstand. In dit gedeelte van het kamp is het stil en we lopen samen op het smalle weggetje... ieder met zijn eigen gedachten. We hebben elkaar geen moment aangekeken en toch voel ik, dat hij weet dat ik hem volg. Intussen is weer een enkele bloem uit de bos gevallen, maar hij neemt er geen notitie van. Aan het eind van ons weggetje staat links een bank en rechts een model van een eenvoudige barak.
Mijn vriend gaat zitten en ik neem naast hem plaats. We zeggen beiden niets, tot hij wat later na een diepe zucht het woord tot mij richt. 'In deze barak heeft Anne Frank gezeten' en hij wijst naar de barak. lk produceer enkele woorden en dan is het weer stil. Na een poosje begint hij te vertellen van het grote verdriet en de angsten die zich hier hebben afgespeeld. 'lk ben hier vandaag weer voor het eerst na 50 jaar. Eigenlijk wil ik hier niet zijn, maar vreemd genoeg kan ik dat mezelf niet wijs maken. De bloemen zijn voor Anne ... en voor alle anderen die hier hebben geleden. Ook ik hoorde er bij, maar ik heb geluk gehad.' En dan begint hij te vertellen. Het wordt een heel lang verhaal met de steeds weerkerende woorden bezorgdheid, angst en verdriet van de vele, vele mensen die niet terug gekomen zijn. Het is een verdrietig verhaal dat ik niet wil onderbreken. Later vraagt hij waarom ik in het kamp ben. Dan vertel ik in het kort van mijn passie voor het grote oorlogsverdriet dat ik, vreemd genoeg, niet heb meegemaakt, hoewel ik 'van voor de oorlog' ben. Maar wat ik wel altijd met me meedraag. Ook hij vindt het apart, maar is er ook heel blij mee. En hij spreekt de woorden die ik niet gauw zal vergeten: 'Toch iemand die het heeft begrepen.'
/
Hij vertelt mij nog veel meer. Over zijn leven na de oorlog, zijn zorgen en verdriet over allen die hij moet missen. Na een heel lange tijd samen op het bankje te hebben gezeten, maak ik aanstalten om op te stappen. 'Mag ik u nog wat vragen?' Hij knikt. 'Wilt u straks een bloem uit uw ruiker namens mij daar neerleggen?" Hij knikt en zegt dat hij het heel graag wil doen, heel graag! Bij het afscheid knijpt hij in mijn hand en zegt: 'Bedankt voor het gesprek... en dat u naar mij wilde luisteren. lk zal u nooit vergeten. Nu kan ik weer verder.' Dan loop ik weg en steek nog één keer mijn hand op. 'Dank u wel', zeg ik nog. Wanneer ik even later omkijk zie ik een gebogen Joodse man met een bos bijna verwelkte bloemen naar de barak lopen. lk weet dat ik deze ontmoeting nooit zal vergeten, hoe oud ik ook word!
VAN DE DIALECTWERKGROEP
Voor de dialectwoorden uit de vorige Ratel kwam deze keer slechts één inzending binnen, van een 'kenner' van het Huizer dialect. Daarom willen wij graag deze woorden nogmaals aanbieden. U kunt de oplossing per brief of e-mail insturen aan de redactie, maar u mag ook opbellen en zo meedoen. Probeert u het rustig eens, ook al weet u het niet zeker. De dialectwoorden zijn als volgt: beklag
- verangerd
- verenvreter
- sparrebekken hangkoe dragen
Ineke van Herwerden telefoon 035-5252851.
DE3SteTŒDERLANDSE DIALECTENDAG op 12 maart 2005 in Ede De Nederlandse Dialectendagen worden eens per twee jaar georganiseerd door de Stichting Nederlandse Dialecten in samenwerking met het Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw, dit keer in Ede. De Dialect werkgroep van de Historische Kring Huizen was met vier personen vertegenwoordigd op deze dag. Het onderwerp van de dag was: 'Proeven van dialect, regionale ingrediënten in de taalkeuken van het Nederlands'. Een paar van de vragen die gesteld werden waren: Welke dialectbenamingen zijn er voor de aardappel in het Nederlandse taalgebied? Klinkt de Brabantse vork anders dan de Gelderse? En welke uitdrukkingen gebruikt men in de verschillende dialectregio's om naar (te) slappe koffie te verwijzen? Dit werd uitgelegd in een lezing getiteld: 'Zo heet wat je eet! Over benamingen van groente en fruit'. Dr. Jan Stroop, wetenschapper bij de Universiteit van Amsterdam, vertelde bijna een uur lang over aardappelen (ook patatten genoemd), uien (in het oosten van het land look) en fruit, en hield het gehoor geboeid! Dr. Joep Kruijsen werkt als taalkundige bij de Radboud Universiteit Nijmegen en ging in op de fijne keuken met 'Taartenpom of hoe ver reikt de fijne Franse keuken?' Tenslotte Derk-Jan Eppink over 'Dialect, praten zoals gebekt' met zijn ervaringen in het Europese parlement en de contacten met name met de nieuwe EU-landen die gemakkelijker verlopen omdat hij zelf in dialect kan spreken.
Het geheel werd omlijst door volks- en streektaalmuziek uit de Achterhoek en Vlaanderen. Het middagprogramma vertoonde vijf workshops (of beter: werkwinkels!). In 'Huis of huus?' kwamen de belangrijkste dialectgrenzen die door Gelderland lopen ter sprake aan de hand van opnamen. Drie grote taalfamilies komen in Gelderland samen: Nedersaksisch, Nederfrankisch en Hollands. Voor onze dialectgroep was dit een belangrijke werkwinkel.
7
Het Huizers is namelijk een bijzonder dialect omdat Huizen precies op de grens ligt van de dialecten uit het westen en het oosten. Ter plaatse is contact gelegd met de onderzoekers die deze workshop gaven, zodat ook vanuit onze dialectsprekers bijgedragen kan worden aan (wetenschappelijk) onderzoek.
In 'Dialectverlies versus dialectverwerving' vertelde een jonge Vlaamse promovenda over haar onderzoek naar dialectverwerving in haar eigen dorp. Zij spreekt het plaatselijke dialect en kon daar op scholen onderzoek doen hoe kinderen die thuis niet meer in dialect worden opgevoed dit toch later nog konden leren, hoofdzakelijk door contact met leeftijdgenoten waar ze bij willen horen. Een enthousiast verhaal van een universitaire wetenschapster met een helesimpele, praktische aanpak.
In 'Nederlandse streekgerechten: Thea Kroese reurt de soep met de breinoalde' vertelde Thea Kroese over de geschiedenis van streekgerechten uit Twente en hun namen. Bovendien had zij diverse gerechten meegebracht om te proeven! Thea Kroese is actief als schrijfster in de streektaal, maar vooral ook als presentatrice van programma's op de lokale radio en televisie. Een aanstekelijk verhaal!
De overige workshops gingen over de Groningse zanger/tekstschrijver/componist Ede Staal, die vooral na zijn dood in 1986 bekend geworden is om zijn teksten in dialect. Onderzocht is wat dit succes bepaalde. In 'Vlaamse streekgerechten: De Groene Gordel, streekproducten voor Brussel' werd ook geproefd en wel van producten die ontstonden rondom Brussel.
Naast de lezingen en de workshops was er een informatiemarkt met allerlei publicaties op dialectgebied: veel tijdschriften, boeken in alle soorten en maten, opnamen (Cd's en video's), enz. Leuk was b.v. Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt in het Twents, de Bijbel in het Gronings, maar vooral ook de uitgaven van stripboeken over Asterix en Obelix in twee Limburgse dialecten waarbij de strijd in het Gallische dorp sterker uitgedrukt wordt door de 'strijd' tussen de verschillende dialecten. Ook Suske en Wiske zijn in het Limburgs vertaald en uitgegeven. We hebben daar onze ogen uitgekeken en veel ideeën opgedaan! Het duurt nog twee jaar tot de volgende dialectendag in Antwerpen, maar we zijn vast van plan daar met Huizer publicaties te staan, bijvoorbeeld het Brievenboekje dat inmiddels gestaag vordert. De publicatiedatum blijft dit najaar.
Ineke van Herwerden en Wendy van Noppen
VAN ZUKS DUS RTV-NOORD-HOLLAND
Op 3 mei 2005 kwam RTV Noord-Holland naar Huizen om opnamen te maken voor hun programma 'Van Zuks Dus' op de maandagavond, waarin uitdrukkingen en zinnen in dialect worden gesproken en op drie manieren in het Nederlands vertaald. Het is dan aan de kijkers om de goede vertaling te weten of te raden. Van tevoren had Gerrit Jongerden met Henk Rebel een aantal gezegden opgeschreven en daar twee 'foute' oplossingen bijgezocht. Met de Dialectwerkgroep werden uiteindelijk acht zinnen gemaakt, waarvan Gerrit Jongerden, Aartje Kruijning-Teeuwissen, Henk Rebel en Janny Rebel-Gooijer er elk twee voor hun rekening namen. Het is de bedoeling dat deze in de komende tijd uitgezonden worden op de maandagavonden. Alle programma's van RTV Noord-Holland worden regelmatig herhaald.
Ineke van Herwerden
/
TUSSEN VECHT EN EEM 35 JAAR
Henk Michielse, voorzitter TVE
Vijfendertig jaar geleden, op 22 mei 1970, werd de Stichting Tussen Vecht en Eem — Centrale organisatie van Vrienden van de Historie van het Gooi en omstreken (TVE) officieel opgericht in het stadhuis van Naarden. Initiatiefnemers waren een aantal historisch geïnteresseerde heren, afkomstig uit de in 1969 opgeheven Vereniging Vrienden van het Goois Museum, zoals DL A.C.J. de Vrankrijker, Dr. P.W. de Lange en J.V.M. Out, die vonden dat moest worden vastgelegd 'hoe het vroeger was' voordat de moderne tijd met zijn 'verstening' en enorme bevolkingsgroei dat alles had vernietigd. Bij de oprichting werden ook direct de al bestaande historische organisaties in het Gooi en omstreken betrokken, zoals het Vestingmuseum, de Archeologische Werkgemeenschap afdeling Naerdincklant en ook enkele historische studiekringen en verenigingen, die allemaal een plaats kregen in het Algemeen Bestuur van TVE. Tussen Vecht & Eem heeft van het begin af aan tot doel gehad het bevorderen van de belangstelling voor en de kennis van het Gooi en omstreken op historisch en aanverwant gebied en het bevorderen van de samenwerking tussen de (momenteel circa 35) lokale en regionale historisch-gerichte organisaties. Daarom heeft TVE ook een dubbele taakstelling: aan de ene kant voert de Stichting TVE eigenstandige taken uit, zoals het uitgeven van het blad TVE en andere publicaties en het organiseren van de zogenaamde 'Open Dagen'; aan de andere kant is TVE ook een netwerkorganisatie van lokale en regionale verenigingen en stichtingen op historisch gebied, waarbinnen TVE vooral een coôrdinerende en faciliterende functie heeft.
Goede samenwerking
Rond de oprichting van TVE is er ook even geharreward over de verhouding tussen de koepelorganisatie TVE en de andere instellingen, verenigingen en stichtingen op historisch gebied. Sommige oprichters, zoals met name P.W. de Lange, hadden eigenlijk het idee; dat deze organisaties zich zouden moeten onderschikken aan TVE. Zij waren dan ook nogal chagrijnig toen dat niet gebeurde. Maar zij hadden ongelijk in hun verwachtingen. Elke organisatie heeft zijn eigen taak en zijn eigen belangen en die bijten elkaar in het geheel niet. De samenwerking tussen TVE en de andere organisaties is dan ook altijd heel goed geweest. Dat blijkt vooral bij de zogenaamde Open Dagen, die TVE organiseert in de plaatsen in het gebied tussen Vecht en Eem in samenwerking met de lokale historische kring of een andere aangesloten organisatie en waarbij elke plaats ongeveer eens in de tien jaar aan de beurt is gekomen. In plaatsen waar vroeger geen historische kring bestond, zijn deze doorgaans ontstaan in aansluiting op de Open Dag van TVE in de desbetreffende gemeente
(redactie: dit was ook het geval in Huizen). De goede samenwerking blijkt ook bij gezamenlijke projecten zoals het zogeheten 'Boerderijenproject' uit de jaren 2001-2003, waarbij in praktisch alle plaatsen in het gebied op initiatief en onder coôrdinatie van TVE alle boerderijen van voor 1940 werden geïnventariseerd en beschreven. Momenteel lopen er meerdere van die samenwerkingsprojecten, zoals het samenstellen van een historische wandel- en fietsgids en de werkgroep 'historische oude wegen'.
Lokaal en regionaal
De lokale historische kringen richten zich op de geschiedenis van hun eigen plaats en zij doen dat met groot enthousiasme; veel kringen hebben ook uitstekende eigen tijdschriften. Door hun verenigingskarakter weten zij veel mensen te bereiken en een deel van hen ook actief bij het werk van de kring te betrekken. TVE richt zich op de geschiedenis van het hele gebied. In het tijdschrift TVE worden bij voorkeur artikelen opgenomen die handelen over plaatsoverstijgende onderwerpen of over lokale onderwerpen die in een regionale context worden geplaatst. Er zijn ook aardig wat lokale onderzoekers die zowel in TVE als in het eigen lokale blad publiceren. Beide invalshoeken - de lokale en de regionale - zijn zinnig, zij
9
vullen elkaar aan en staan samenwerking helemaal niet in de weg waar die gewenst is. Het mooiste zou natuurlijk zijn als iedere historisch geïnteresseerde tussen Vecht en Eem zowel lid zou zijn van de eigen historische kring als donateur van TVE, maar dat is iets waarvan we in dit lustrumjaar alleen maar kunnen dromen.
Lustrumviering
In de afgelopen 35 jaar heeft TVE veel gedaan en veel bereikt. En er is nog steeds veel te doen. De geschiedenis van het gebied is nog altijd niet helemaal beschreven. Er zijn nog veel leemtes, telkens duiken er weer nieuwe thema's op en — net als in de officiële geschiedwetenschap — nieuwe invalshoeken en probleemstellingen. Daarom is ons lustrum tegelijkertijd een aansporing om door te gaan. TVE viert het lustrum op verschillende manieren. Naast het uitgeven van een extra dik lustrumnummer met artikelen en interviews over de oprichting en geschiedenis van TVE, organiseren wij:
op zondagmiddag 8 mei een lustrum- en bevrijdingsconcert in Bussum rond drie Joodse componisten in het Gooi; op vrijdagavond 27 mei in het Naarder stadhuis, waar TVE ook werd opgericht, de feestelijke lustrumviering; en op zaterdag 24 september de Open Dag van TVE in het Vesting Museum te Naarden.
Op al deze activiteiten zijn de leden van de aangesloten organisaties uiteraard van harte welkom.
Programma vrijdag 27 mei 2005. Plaats: Burgerzaal Stadhuis Naarden. Aanvang: 20.00 uur.
Openingstoespraak door Dr. J.R Rehwinkel, burgemeester van Naarden. Feestrede over de geschiedenis van het Gooi en omgeving door Prof. Dr. Piet Leupen, omkranst door een muziekensemble en door videowerkstukken van middelbare scholieren.
Receptie voor donateurs, aangesloten organisaties, subsidiërende gemeentebesturen en relaties. Aan de feestelijke lustrumviering wordt meegewerkt door de leden van de TVE, Werkgroep Klederdrachten en door de Stichting Omgevingseducatie.
De deelname is gratis. Belangstellenden wordt wel verzocht zich tevoren op te geven bij de penningmeester van TVE, Plantsoen 14, 3755 H.J. Eemnes (telefoon 035-5310115). Zij ontvangen dan de toegangskaart(en).
DEKOPTIENDEN IN GOOILAND
Harmen Kos
Eeuwenlang hebben de Gooise boeren tienden (belasting) betaald over de opbrengsten van hun akkers aan de abdij van Elten. De registratieregisters van deze tienden zijn vanaf 1503 tot 1835 bewaard gebleven, en zijn ondergebracht in het Rijksarchief te Haarlem. Deze zogenaamde koptiendenregisters of gaarderboeken bevatten een veelvoud aan genealogische informatie.
Historie
In 968 bevestigt keizer Otto I als leenheer, Naerdincklant - als onderdeel van een groter gebied - de gift van zijn leenman graaf Wichmann II van Hamalant aan de abdij van Elten. Graaf Wichmann had op de Elterberg een klooster met kerk laten bouwen voor adellijke jonge dames, waar zijn dochter Luitgardis de eerste abdis was. Om in het onderhoud van de abdij te voorzien schonk hij Naerdincklant met alle wereldlijke rechten. De bewoners van Naerdincklant - later Gooiland - waren verplicht een deel van de opbrengst van de gezaaide gewassen aan de abdij af te dragen. Eeuwenlang zijn op deze wijze de tienden in natura geheven.
In de 13e eeuw ontstond een geschil tussen Gijsbrecht van Aemstel en de abdis van Elten over goederen in Naerdincklant en werd de graaf van Holland verzocht hierin te bemiddelen. De graaf Floris V van Holland zag hierbij een mogelijkheid om het graafschap Holland uit te breiden en hij dwong de Van Aemstels afstand te doen van hun aanspraken op Naerdincklant. Met de abdis van Elten sloot hij een overeenkomst van erfpacht: hij kocht het erfpachtrecht over geheel Naerdincklant voor 200 pond en moest jaarlijks een erfpachtsom van 25 ponden Utrechts betalen. Deze pachtsom is tot 1806 door het Hollandse Gouvernement betaald.
Keizer Otto I Graaf Floris V verkreeg hierdoor de landsheerlijke rechten, de bestuursrechten en het recht om rechtspraak te doen. Hij verkreeg niet het eigendomsrecht op de grond, niet de opbrengst van de leengoederen. Deze rechten, waaronder de tiendenheffing bleven behouden voor de abdij van Elten. Omdat de Van Aemstels afstand hadden gedaan van hun aanspraken in Naerdincklant, ontstond er een dienstmansleen. Dit dienstmansleen was voor de Heren van Nijenrode. Deze hadden het erfelijke recht tot het innen van de koptienden van Elten gekregen. Elten behield wel het eigendom van bossen, heiden, weiden en venen. De graaf mocht ook geen gronden verkopen. En als hij verzuimde de jaarlijkse erfpacht te betalen, moest hij alles weer in de oorspronkelijke staat aan Elten terugleveren, behalve de gronden die Elten zelf had verkocht. De abdij van Elten had dus geen inkomsten uit Naerdincklant, er werden ook geen kerkelijke tienden geheven. Vanaf 1280 werd Naerdinclant dus Hollands grondgebied, wat nu nog zichtbaar is aan de opmerkelijke grenspalen op de provinciegrens van Noord-Holland en Utrecht.
Het ontstaan van de koptienden
De Gooiers hadden gebruiksrechten op alle niet
ontgonnen gronden die aan de abdij te Elten Tekening van boeren in de 13e eell)l'. toebehoorden, maar konden die wel individueel in eigendom verkrijgen. Eerder waren er in gezamenlijk dorpsverband de meenten afgescheiden van de maatlanden. Hierdoor kreeg ieder dorp een eigen meentdeel en ontstonden de namen: Blaricummermaat, Huizermaat, Hilversummermaat, Laardermaat en Naardermaat. Op een zelfde wijze kregen de Gooiers eigendomsrechten op de door hen zelf ontgonnen kavels op de engen — de ontgonnen heide.
Boeren die in een dorp bij elkaar woonden besloten van tijd tot tijd een stuk heide te ontginnen. Dit werd dan van de heide afgegrensd door een zodenwal of haag. Voordat de ontginning kon beginnen, moest de grond van de landsvrouw (de abdis van Elten) worden gekocht. Het vreemde was wel dat de abdij niets ontving: de ontvangsten gingen immers naar de Heren van Nijenrode die de koop- of coptienden inden. Dit gebeurde Oppdezelfde wijze als bij de maatlanden, ook hier was een jaarlijkse tijns (belasting) verschuldigd.
Omstreeks 1654 was de totale tijns van de Gooise maatlanden 80 gulden per jaar. Lambert Rijckz. Lustich schreef dat in 1655 het totale bedrag werd afgekocht voor de somma van 2400 gulden.
De tienden op de gezaaide gewassen werden vastgesteld in koppen per schepel graan. De verschillen in de kwaliteit van de bouwlanden gaf niet altijd een rechtvaardige inning van de koptienden. Daarom werden de tienden per akker, een kamp of stuk bouwland vastgesteld. Volgens Lambert Rijckz. Lustich bedroeg het koptiende meestal 16 kop per Gooise morgen; omdat een kop een inhoudsmaat was van ruim 3/4 liter, was dit ongeveer 12 liter rogge per hectare. Als je bedenkt dat omstreeks 1280 de roggeoogst ongeveer 12 mud of 1200 liter per hectare was, dan bedroeg het koptiende slechts 1% van de oogst. In geld uitgedrukt was dit een zeer klein bedrag, want omstreeks 1295 was de prijs van 16 kop graan niet meer dan een stuiver.
De jaarlijkse koptiendevaststelling bedroeg niet meer dan een stuiver per morgen. Uit onderzoek is gebleken dat een boer tijdens zijn leven een perceel van 1 of 5 schepels zal ontgonnen kunnen hebben. Omdat er 5 schepels in een hectare gaan, zal hij voor een extra perceel van 2000 tot 3000 m2 jaarlijks niet meer betaald hebben dan 1 tot 1,5 cent. Verwarrend is wel dat er verschillende maten, zoals kop, spint en schepel, door elkaar gebruikt zijn als oppervlakte- en inhoudmaat.
De maten en gewichten
Een schepel graan is de hoeveelheid graan die nodig is om een schepel grond in te zaaien, maar de opbrengst kan variëren.
Gooise oppervlaktematen Inhoudsmaten
1 last 24 mud 1 morgen (9765 m2) 5 schepel 1 mud 4 schepel 1 schepel (1953 rn2) 4 spint 1 schepel 4 spint 1 spint (488 m 2) 8 kop 1 spint 8 kop 1 kop (61 rn2) 5 roe 1 kop 4 roe (roy, verdel) De inning van de koptienden
De abdis van Elten ging natuurlijk niet zelf ieder jaar naar Naerdincklant om de koptienden te innen; zij had deze inning als een erfelijk leen aan de Heren van Nijenrode uitgegeven. Ook deze Heren gingen niet zelf met een kar rond om het graan op te halen. Maar ze hadden hiervoor een gaardermeester benoemd. De gaardermeester ging in de tijd tussen Kerstmis en Driekoningen, met paard en wagen en enkele helpers, rond om de koppen graan te innen. De tienden werden — afhankelijk van de kwaliteit van het bouwland — betaald in gerst, rogge of half gerst en half rogge. Vanaf 1623 hield de gaardermeester zitdagen; twee in Huizen, twee dagen in Hilversum, in de overige dorpen een dag. De schout van Naarden stelde omstreeks Kerstmis de graanprijzen vast. In de loop van de tijd werden de tienden niet meer in natura maar in geld betaald. In het koptiendenregister van 1538 staan de volgende prijzen:
Rogge: een schepel 7 stuiver Gerst: een schepel 5 stuiver een halve schepel 4 stuiver een halve schepel 3 stuiver een spint 2 stuiver 1 ort een halve spint 1 stuiver 1 ort een spint 1 brasp De registratie van de koptienden
Door de gaardermeester werd in een - voor elk dorp afzonderlijk — gaarderboekje de inningen omschreven. Wie niet op tijd betaalde werd 'sluij' genoemd, bij een jaar achterstand werd dubbele tienden geheven. Wanneer de grond van eigenaar verwisselde werd dit ook genoteerd. Deze gaarderregisters zijn vanaf 1503 bewaard gebleven en worden in het Rijksarchief te Haarlem bewaard. Er zijn al jarenlang onderhandelingen met de Gooise archieven om van deze registers microfiches te maken, zodat de registers in Hilversum en Naarden ingezien kunnen worden voor genealogisch onderzoek.
Vanaf 1623 - in Huizen vanaf 1626 - moesten de stad Naarden en de dorpen in Gooiland ieder jaar nog een vastgesteld bedrag betalen — de zogenaamde novale tienden — dit was voor nieuw ontgonnen land. Deze gravelijke tienden gingen naar de tiendheer of erfmaarschalk. Voor de stad en de dorpen was dit een totaal van 152 gulden, met de volgende verdeling:
Naarden 75,00 Bussum 8,50 Blaricum 10,00 Laren 13,50 Huizen 14,00 Hilversum 31 Uit de gaardersboeken van de erfmaarschalken is over de periode 1629 — 1658 en 1669 — 1671 , de gemiddelde opbrengst van de koptienden te berekenen. De gemiddelde prijs voor een kop gerst was toen 2,23 cent, een kop rogge kostte toen 3 cent.
De jaarlijks te betalen bedragen in guldens waren toen:
Plaats Koptienden Novalia Totaal Huizen 239.10 14.00 253.10 Naarden 158.70 75.00 233.70 Hilversum 138.10 31 .oo 169.10 Laren 126.35 13.50 139.85 Blaricum 107.30 10.00 117.30 Bussum 31.30 8.50 39.80 De heffing van de koptienden is tot 1811 doorgegaan, toen werd Elten met de abdij door de zwager van keizer Napoleon - Joachim Murat - ingelijfd bij het hertogdom Berg.
Bronnen
Rijksarchief Haarlem, inv. Nr. 96 en 121
Collectie dr. P.W. de Lange, Streekarchief Gooi en Vechtstreek Hilversum
Archief Stad en Lande van Gooiland — tevens Erfgooiersarchief ondergebracht bij het streekarchief te Naarden
xSiVANrDE B.V. TEXTIELFABRIEK HUIZEN, Havenstraat 73-75 Andries Schaap
Met dit bedrijf is een begin gemaakt in 1939, toen het woonhuis annex havencafé van het boerenbedrijf van Pieter Veerman werd gekocht, evenals de rokerij die er pal achter lag en ook een loods, waarvan ik mij herinner dat die als fietsenstalling gebruikt werd voor de toeristen die met de plezierrondvaart (salon)boten IJsselmeer 1 & 2 een dagje weggingen. Op het bedrijf, waar ik zelf in maart 1943 in dienst kwam, werd deze altijd de 'Loods Hensbergen' genoemd. Dit bedrijf werd gestart door de oprichter/eigenaar de heer Th.A.H. Alofs en was een productiebedrijf naast de door hem in oktober 1920 eerder opgerichte N.\L Algemeene Handel- en Industriemaatschappij voor Textiel 'ALINTEX' gevestigd te Amsterdam. Na eerst op een ander adres gevestigd te zijn geweest, werd dit kantoor al voor de oorlog gevestigd in het fraaie 16e eeuwse pand O.Z. Voorburgwal 249 in Amsterdam.
Dit is het nu nog bekende pand met de naam 'Het huis aan de 3 grachten', namelijk aan de voorkant van de O.Z. Voorburgwal, aan de zijkant de Grimburgwal en aan de achterzijde de O.Z. Achterburgwal. Tot aan het begin van de 80er jaren van de vorige eeuw is dit kantoor aangehouden.
Oude kaart van het havencafe uit 1920 Dhr. Alofs en huis aan de 3 grachten
Nadat in Huizen de nodige verbouwingen en wat nieuwbouw waren gerealiseerd, werd begonnen met het installeren van de in België/Wallonië gebouwde machines. lk herinner me nog de uitsluitend Frans sprekende monteurs (Dethier en Junker) die die machines in de oorlogsjaren installeerden, het personeel instrueerden en tevens als ploegleiders de machines bijstelden wanneer dat nodig was. In deze periode werden er uitsluitend viscoseafvallen bewerkt tot bruikbare vezels voor de textielindustrie en ook voor medische watten.
Dat gebeurt vandaag de dag elders nog en als u een zakje (zig-zag) watten in huis hebt, dan zijn die vrijwel zeker van hetzelfde materiaal gemaakt. Doordat hieraan een gebrek was in de oorlogsjaren, behoorde dit bedrijf tot het type bedrijven dat onder andere nog lang stroom had. Het personeel had ook een zogenaamde 'Ausweis', een soort legitimatie voor onder andere vrijstelling van werken in Duitsland, wat overigens niet altijd het geval was. Hoe dat exact in elkaar zat, weet ik niet meer. Wel was er altijd gemakkelijk personeel te krijgen, bijvoorbeeld schilders die wegens gebrek aan verf werkeloos geworden waren. In feite was het grotendeels werk voor ongeschoolden die na een korte inwerkperiode het werk wel aan konden.
Behalve de bovengenoemde locatie had de Textielfabriek vrijwel vanaf het begin voor opslag van grondstoffen ook nog:
1) een motorvrachtschip, de 'Jeanette', dat voor het bedrijf in de haven was afgemeerd.
Hierin zat oorspronkelijk een oude Rennes zuigermotor (ééncylinder), maar de heer Alofs liet daarin een nieuwe Stork motor bouwen, die hij via zijn vriend de heer Stork van de bekende scheepsmotorenfabriek had weten te bemachtigen. Kort na de bevrijding is dit schip nog naar Brabant geweest en kwam na ongeveer 10 tot 14 dagen terug met een lading levensmiddelen, overwegend conserven maar ook dadels in matten, bestemd voor de voedselvoorziening.
2) De westkant van de rokerij met een aantal rookhokken uit het middengedeelte, van wat nu het Restaurant De Haven van Huizen is. Het voorste deel aan de havenkant was in gebruik door de Gebroeders Schaap Kaashandel die er al voor de oorlog in zaten en er ook nog een flink aantal jaren na 1945 in gebleven zijn.
3) In de jaren zestig werden nog een tweetal vrachtboten bijgekocht, namelijk de 'Dintel' en de 'Rijn'. Dit soort schepen werd in groten getale van de hand gedaan en waren goed koop te krijgen. Ook deze twee werden in de haven van Huizen gestationeerd en gebruikt voor opslag van goederen die volgens de brandverzekering brandgevaarlijk waren, wat in feite de grootste onzin was.
4) Ook in de Valkenaarstraat in de rokerij van Willem Boor had men ongeveer de helft als magazijn in gebruik. Het vervoer tussen de fabriek en dit magazijn gebeurde destijds met paard en wagen. Later is hierin het bekende bedrijf 'Irene' gekomen dat bekend was van de kinderwagens die men produceerde en ook stalen campingstoelen en —tafels. Na de brand is Irene toen gegaan naar de Fabrieksweg, waar het zeer bekend is geworden vanwege de campingartikelen, kleding, terras- en tuinmeubelen, etc. De Textielfabriek was al uit het pand in de Valkenaarstraat voordat de brand kwam.
Tot aan Dolle Dinsdag in september 1944 is er normaal gewerkt, maar door de spoorwegstaking en beschieting door de Geallieerden van alles wat maar bewoog was de elektriciteitstoevoer minimaal geworden en werd er zoveel mogelijk onderhoudswerk aan de machines gedaan. Ook mensen die bijvoorbeeld in Hilversum woonden en geen vervoer of fiets meer hadden (want die werden ook zonder meer door de Duitsers gevorderd als het nog een aardig vehikel was) konden niet meer komen. Zo herinner ik mij nog de secretaresse Mevrouw Bolsius die daardoor ook niet meer van huis kwam. Die kreeg dan werk thuis in de vorm van brieven 'date of postmark' (dus datum van het poststempel). Zo werden er aan de hand van adresboeken honderden brieven gemaakt voor onder andere Engeland en de U.S.A., waarin een aantal artikelen, vezelsoorten, etc. genoemd werd waaraan gebrek was in Nederland. Deze brieven werden uiteraard op een ouderwetse schrijfmachine gemaakt, wat toen gebruikelijk was. Per slot van rekening moet een handelsfirma toch vooruitzien nietwaar? Toen de oorlog afgelopen was en postverzending ook mogelijk was geworden, werden deze brieven geregeld in gedeelten gepost. lk herinner me nog dat de eerste reactie daarop uit Londen kwam en wel van een Firma J.A. Dandridge. Vreemd dat dit na zoveel jaar nog in je hoofd zit. Ook veel reacties van vooroorlogse relaties kwamen binnen en zo langzamerhand kwam men weer tot zaken, al was in de eerste jaren na de oorlog alles op invoervergunning van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer in Den Haag.
De oorlogsjaren waren een slechte start voor een in 1939 juist gestart bedrijf. Van het wegvallen van de internationale handel moest alles toen op de verwerking van viscose gericht worden. Dat was de enige vezelsoort die nog, overigens bij toewijzing aan vergunningen onderhevig, te krijgen was. Men was gebonden aan allerlei regels. Niettegenstaande dit was er een soort vaste lijn in. Tot aan de bekende Dolle Dinsdag in september van 1944 kon er onder de huidige omstandigheden normaal gewerkt worden, al was er uiteraard ook gebrek aan diverse hulpmiddelen. Er moest ook nogal wat aan improvisatie gedaan worden.
In het najaar van 1944 was het ook met de stroomvoorziening gedaan, maar het kantoor Havenstraat 73 mocht nog wat stroom gebruiken, zij het minimaal. Nadat de machines niet meer konden draaien, werd er in de fabriek door het personeel dat nog over was reparatie en onderhoudswerkzaamheden verricht. Het zal ongeveer november 1944 geweest zijn dat ik in de middagpauze vanuit het huis van mijn ouders in de Noorderbuurt lopend dwars over het Harde (waar nu nog de 'Philipsgebouwen' staan) naar het kantoor ging. Onderweg zag ik echter dat vanaf het 'klaphek' aan het einde van de Piet Prinsstraat zo om de 30/40 meter Duitse soldaten met geweren stonden. Dus een afzetting en er was een razzia aan de gang. Bij de haven aangekomen moest ik me legitimeren, maar kon verder ongehinderd doorlopen. Daar aangekomen zat de heer Alofs achter een bureau, die ook al wist wat er gaande was en me vroeg wat ik gezien had. Dus het bovenstaande verhaal verteld. Hij merkte nog op dat hij beneden bleef zitten, want hij verwachtte ook huiszoeking. Er waren toen geen anderen daar aanwezig. Inderdaad, na korte tijd kwam er een groepje militairen. De commandant daarvan deed het woord en aangezien de heer Alofs perfect Duits sprak verliep het gesprek vlot. De eerste vraag was: 'Is dat uw zoon?' 'Neen' was het antwoord, 'hij is een 'Angestellte' (bediende)'. Het kantoor had nog een keldertje en daarin werden enige zakken graan (rogge) ontdekt. De Duitsers vonden dat zwarte handel, respectievelijk hamstergoederen en wilden het direct in beslag nemen. De heer Alofs was bepaald niet iemand die zich liet intimideren en wist precies hoe hij ze moest aanpakken. Hij legde uit dat hij eigenaar was van een aantal bunders grond in de Zuidereng en dat ook kon bewijzen. Dit was inderdaad het geval. Het graan dat ze hadden gevonden, was niet meer dan het zaaigoed voor het komende nieuwe seizoen. Dat ging op een zodanig gebiedende toon, dat ze het verder ook met rust lieten. (Bakker Jan Boor uit de Smallelaan wist echter precies wat hij met dit zaaigoed moest doen,
want die bakte er prima roggebrood van als extra rantsoen). Echter, even later ging het mis. Een soldaat die op de eerste verdieping een kast overhoop haalde, vond een radioknop en even later ook de radio. Weliswaar een apparaat dat stuk was, maar dat had al eerder ingeleverd moeten zijn. Na afloop van de huiszoeking moest de heer Alofs met hen mee. Dat zal ongeveer half drie geweest zijn. Toen kreeg ik van de heer Alofs instructies dat ik tot vijf uur, dus einde normale werktijd, op het kantoor moest blijven en daarna naar zijn huis 'Dennenoord' aan de Bollelaan moest gaan en aan zijn familie moest vertellen wat er hier gebeurd was. Met de woorden 'Neem je verantwoording' kreeg ik de sleutelbos die ik daar moest afgeven. Daar sta je dan als jongen van 15 jaar oud!
Na een poosje daar alleen te hebben gezeten, ging ik buiten poolshoogte nemen wat er verder gaande was en zag ik dat de Duitsers bezig waren met vertrek vanaf de haven naar het dorp. lk wist echter dat in de fabriek nog wat mensen moesten zijn, onder andere het hoofd van de boekhouding, de heer J.L. Muller en nog een zestal anderen, meen ik me te herinneren, waaronder Pieter Baas; die nu nog hoogbejaard aan de Botterstraat woont. Ze waren echter nergens te vinden. Het laatste gebouw dat ik binnenging was de westzijde van wat nu restaurant De Haven van Huizen is. Dat gebouw was tamelijk goed gevuld met zakken en balen vezels. Na een paar keer hallo te hebben geroepen, realiseerde ik me dat elke Duitser dit woord ook zo uitspreekt. Dus toen maar op z'n Huizers, en wel als volgt. 'Piet van Truitje, je kannen dur nou wel uitkommen, want ze binnen echt weg hoor'. Kijk, dat kan een Duitser nooit zo zeggen. Inderdaad, het hielp, ergens hoorde ik al wat en met nog een paar kreten van 'kom dur mar uit taatje, het is weer veilig' kwamen ze stuk voor stuk te voorschijn. Ze hadden zich verborgen in de eerste twee rookhokken die de Textielfabriek gebruikte voor opslag van kolen en dergelijke. De deuren hiervan zijn in de Haven van Huizen (zuidkant) nu nog aanwezig. Het ging hier uiteraard om mensen die gezien hun leeftijd en vanwege het stilleggen van het bedrijf, gevaar liepen om als dwangarbeiders naar Duitsland te worden afgevoerd. De 'Ausweis' hielp dan niet mee. Na ze geïnformeerd te hebben wat er gebeurd was, ging ik even na vijven op een fiets met massieve banden richting Bollelaan, maar kwam na een paar honderd meter op de Havenstraat de heer Alofs al tegen. Hij was lopend, maar had het toch voor elkaar gekregen dat ze hem lieten gaan. Zoveel te beter. Na een paar woorden te hebben gewisseld en te hebben gezegd dat ook de andere mensen er goed van af waren gekomen, kon ik de sleutels teruggeven en gingen we elk op zijn eigen weg verder.
De laatste vier tot zes weken voor de bevrijding werd het kantoor door de Duitsers gevorderd en mocht daar niemand meer naar binnen. Nu deed het geval zich voor, dat mijn grootvader in het begin van de oorlog weer zijn grote visakte had teruggekregen in het belang van de voedselvoorziening. Dat was toen prima geregeld en werd hij weer visserman met een roeiboot, zij het dat vanaf de strandkant de snoekbaarsnetten werden uitgezet. Ook mijn vader en nog andere zoons van hem hielpen daarbij zogenaamd als knecht mee. Vanzelfsprekend kwam eigen belang voorop te staan. Omdat er voor mij op de Textielfabriek weinig of niets te doen was in verband met de bezetting van het kantoor, trachtte ik mijn tijd op te vullen met andere bezigheden, bijvoorbeeld het vissen met een palinglijn. Hiervoor waren wormen nodig, maar daar was lastig aan te komen. lk wist echter dat naast de pier, waar de riolering loosde, veel wormen zaten in het aangrenzende stuk land. Op zekere dag ben ik met een kolenschopje en emmertje naar de haven gegaan. Bij de afzetting, recht voor het kantoor van de Textielfabriek, werd ik tegengehouden en moest mijn persoonsbewijs en 'Ausweis' laten zien. De schildwacht liet me door en op de genoemde plaats aangekomen begon ik de pieren te zoeken. lk was zo in mijn werk verdiept, dat ik niet gezien had dat een patrouille tot op een paar meter afstand mij genaderd was. Men snauwde me toe dat ik op verboden terrein was, maar toen ik mijn speciale 'Ausweis' toonde, kon ik er mee doorgaan.
/
Overigens was er in dat jaargetijde weinig paling, maar gaf men mij de raad de lijn als een soort waslijn in het water te zetten en zodoende kwamen er altijd wel een paar hongerige baarzen op af. Ongeveer twee tot drie weken voor de bevrijding mocht er niemand meer in zee komen. Deed je het toch, dan liep je grote kans neergeschoten te worden. lk weet nog dat ik de dag na de bevrijding in zee gegaan ben en mijn lijn heb opgezocht. Tot mijn verbazing zat er nog een levende aal aan van minstens een half pond die de haak door zijn onderkaak had gekregen. Deze paling ging mee naar huis en werd nog diezelfde dag gestoofd. De smaak was echter 'grondig'.
WORDT VERVOLGD