De Ratel Mei 1985

15e jaargang nr. 2, mei 1994 Aan de leden, Het Bestuur van de Historische Kring Huizen is bijzonder verheugd u te kunnen meedelen dat op 20 mei a.s. verschijnt: het boek 'UDE HUIZER HOLEN" Dit mag gerust een mij lpaal genoemd worden in de geschiedenis van onze Historische Kring en wij verwijzen u dan ook graag naar blz. 3 voor nadere bijzonderheden, onder meer een kortingsregeling voor leden bij de aanschaf van dit boek. Verder nodigen wij u graag uit voor een historische en geografische FIETSEXCURSIE in de Gooise Noordflank tussen de vesting Naarden en Huizen op zaterdag II juni 1994 om 13.30 uur Vertrekpunt: nabij het VVV—kantoor in Naarden. S.v.p. plaatsen reserveren voor I juni a.s. bij mw. T. Rooth, tel. 64535. Er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar voor leden van de Historische Kring Huizen. Graag tot ziens, Het bestuur HERINNERINGEN AAN DE TWEEDE WERELDOORLOG EN DE BEVRIJDING In dit mei —nummer van het Berichtenblad besteden wij enige aandacht aan de Tweede Wereldoorlog en met name aan de oorlogsdagen van mei 1940. Ter gelegenheid van de herdenking van 50 jaar bevrijding in mei 1995 gouden wij graag een speciaal nummer van het Berichtenblad willen publiceren; met het oog hierop roepen wij nu al onze leden op om ons daarbij te helpen met per — soonlijke verhalen of herinneringen aan de oorlogsdagen, de jaren van de bezetting, maar ook van de bevrijding. Alle gegevens (graag ook foto's die wij mogen kopiëren) zijn hartelijk welkom. Dit jaar ontvingen wij van de heer J. Klompmaker (van de gemeente Huizen) enkele stukken die hij in het gemeentelijk archief tegenkwam en die betrekking hebben op het aanmaken en verspreiden van noodgeld in Huizen in mei 1940. (Zie pagina's 13 en 14.) Dit is een onderwerp dat ongetwijfeld niet algemeen bekend is. Hartelijk dank! 2 , -2- Klederdrachtgroep: Mw. J. W. van Geenen—van den Berg Lijzij 109. 1276 GK Huizen, tel . 52807 Redactie Berichtenblad: Mw. G. E.E. van Noppen Brede Eng laan 12, 1272 GS Huizen, tel . 53783 Geheel of gedeeltelijk overnemen van artikelen slechts toegestaan met uitdrukkelijke bronvermelding en na schriftelijke toestemming. De Phohizenders van Huizen: vervolg op het artikel in het Berichtenblad van januari 1994. Wij ontvingen de volgende brief hartelijk dank Mevrouw Muts. Geacht bestuur, Soest , 8 april 1994 N.a.v. een oproep in Berichten 15e jrg. nr. I Januari 1 94 stuur ik u hierbij een foto van 3 zendmasten genomen + 1949. Ondergetekende heeft zelf n.l. eerst op Eemnesserweg 36 en later op nr. 60 en 62 gewoond. Met de Meidagen van 1940 werd s nachts het gebouwtje opgeblazen. Ik woonde Eernnesserweg 60, daar hadden wij een erker en het vaste middenraarn ging aan diggelen. Wij wisten niet wat er aan de hand was en schrokken heel erg. s Morgens OITI + 7 uur op de 14e Mei (2e Pinksterdag 1940) werden we wel gewaarschuwd en moesten met nog meerdere buren het huis verlaten, toen werden de draaibare masten opgeblazen en viel de één tegen de ander aan. Met vriendelijke groet, F. Muts-Sne1 van Goyenlaan 213, 3764 XH Soest r?r . 2 , -3- DE HUIZER MOLEN '20 me i 1994 vere: (121-1 i i ' E)4?. Hi-?izer IVII:) I en l ' l , In dit nummer wordt I 'Het dorp Huizen in vroeger tijden" voortgezet. Later volgen dan nog "Het boerenbedrijf in Huizen" en "Familieverhalen, Ooit jen en Grôvader 'l HET DORP HUIZEN IN VROEGER TIJDEN (deel 3) door de heer T. Kos De vissers De welstand van de vissers kwam tot uiting bij hun feestkleding, die getoond werd biij de zondagse kerkgang. Het meest opvallende hiervan was de grote hoge hoed . In de zomer hadden zij een korte jas (baadje) aan. Dat baadje was diep uitgesneden. En daaronder zag je een blauwe borstrok, versierd aan de hal sr and met gouden knopen. Om de hals was een zijden doekje geknoopt . In de winter werd het baadje verwisseld voor een lange jas van een grijze kleur, die in wijde plooien om het lichaam hing en tot aan de enkels reikte. En omstreeks het jaar 1880 werd de korte. kniebroek vervangen door een pantalon met lange pijpen. De grijze kledingstukken waren oersterk en gingen vaak van vader op zoon over. Aan de voeten droegen de vissers lage leren schoenen. Het kolossale kerkboek werd onder de arm gedragen. De meeste vissers waren flink van postuur en met de enorme hoge hoed op leken zij nog forser. Tetta (mijn overgrootvader) T n tegenstelling met zijn bedrijfsgenoten was mijn overgrootvader klein van stuk. Aan de Koedijk bij het havenhek woonde hij met vrouw en zes kinderen, twee zoons en vier dochters. Stil en in zichzelf gekeerd zat de oude man vaak in zijn hoekje van de kleine huiskamer en rookte zijn stenen pijpje. Een zeker minderwaardigheidsgevoel kwelde hem. Aan zijn bekwaamheid als vakman kon getwijfeld worden. Stond er een stevige bries op zee, dan keerde hij met zijn wrakke schuit terug naar de thuishaven, in tegenstell.ing met de andere vissers, die op de woelige wateren van de visgronden bleven. De weke— lijk se besommingen waren dan ook laag. Tetta was en bleef de kleine man, letterlijk en figuurlijk viste. hij achter het net. Mijn overgrootmoeder was een andere. figuur, resoluut en wi Iskrachtig, die met vaste hand haar huis— houden bestuurde en het geldelijk beheer over het bedrijf voerde. Haar man nam daarmee genoegen, want hij wist dat de echtgenote haar werk goed deed . Maar het griefde hem, dat moeder de vrouw zich er nooit over uitliet hoe de zaken er voor stonden. Haar kabinet , waarin het linnengoed en sie.raden geborgen waren en naar hij hoopte ook het opgespaarde geld, hield zij herme-ti sch gesloten. En de sleutel van deze kolossale kast hield de vrouw in haar zak onder de rokken. De man waagde het niet om te vragen wat er in de kast verborgen was . Maar één keer dacht de man dat zijn wens vervuld zou worden. Zijn vrouw had vergeten haar kabinet te sluiten, toen zij naar de scheepshelling ging om met de baas te spreken over het onderhoud van de oude schuit. Toen de vrouw uit het gezichtsveld verdwenen was, sloop de man naar de slaapkamer. Hij zette een stoel voor het kabinet, klom erop en opende de deuren. Juist toen hij bezig was een lade uit te trekken om te zien of daar geld in lag, hoorde. hij gerucht achter zich. Toen hij omkeek, zag hij zijn vrouw in de deur— opening staan. Onderweg was het haar te binnen geschoten, dat zij vergeten had het kabinet af te sluiten en daarom was zij haastig op haar schreden teruggekeerd. Tetta sprong met een harde bons op de houten vloer en sloop timide naar zijn armstoel in de huiskamer. Hij had geen goede dag, dat kan men indenken. I , -5- De vier dochters van Tetta moesten al vroeg meehelpen om wat te verdienen. Zij kregen werk in een fabriek waar pitten van kaarsen vervaardigd werden. Dat was een ongezond werk. Wolken stof warrelden steeds in de fabriekshal . Eén van de dochters werd ziek van de bedorven atmosfeer en kreeg koorts . Maar ziekteverzuim en daarmee gepaarde. loonderving was er niet bij . Men had geen tijd om ziek te zijn. Op een zondag ging de zieke jonge vrouw met een van haar zusters lopend op muilen over de heide naar Loosdrecht , naar een wonderdokter, een keuterboertje. Deze man verstrekte een drankje, It een fles— Sien gôd", en de jonge dochters aanvaardden de terugweg. Of het kwam van de medicijn of van de zuivere lucht, die de meisjes op de lange wandeling in— ademden, weten wij niet . Maar de koorts week en de arbeid op de fabriek kon ongestoord verder verricht worden . De oudste dochter, inmiddels 18 jaar, had kennis gekregen aan een bakker s— knecht. Dat was helemaal niet naar de zin van de ouders. Naast de ouders woonde een rentenier, in een burgermanswoning. Hij was al op jaren en nog steeds ongetrouwd. Hij zocht een vrouw en zijn oog viel op het achttien— jarige buurmeisje. De man praatte eens met de ouders over een eventueel huwelijk. Wanneer het meisje met de rentenier zou trouwen, dan beloofde deze aan de ouders een nieuwe schuit met complete tuigage cadeau te doen. Naar de wil van het rneisje werd niet gevraagd. De overeenkomst kwam tot stand. Maar oud en jong dient niet gepaard. Zo ook hier. Het nieuwe echtpaar had al spoedig de grootste ruzie, die dikwijls eindigde in een vechtpartij . Op zekeren morgen, toen de vrouw nog in bed lag, laaide de twist weer hevig op. De man greep een test met vuur en wierp deze in bed. Grote consternatie! Gelukkig bleef de vrouw ongedeerd en werd het beginnend brandje geblust. Wat moest er verder gebeuren? Aan echtscheiding deed men niet in ons dorp. Maar de dood bracht uitkomst! De rentenier overleed al spoedig en de jonge weduwe erfde zijn bezit. De relatie met de bakkersknecht werd spoedig daarna her— nieuwd. Oude liefde roest niet. Het paar huwde met elkaar en kon in een eigen bakkerszaak een nieuw leven beginnen. l , Piet Prins Een markante persoonlijkheid in de bloeitijd van de visserij woonde in het laatste huis van de Noorderbuurt, namelijk Piet Prins. Het gemeentebestuur van Huizen heeft de nagedachtenis van deze vakbekwame visser willen eren door een straat, bij zijn voormalige woning, naarhem te noemen: t t de piet Prinsstraat 't . Piet was streng voor de knechts aan boord, maar ook voor zich— zelf. Over de gehele Zuiderzee zwierf hij met zijn botter rond als hij ver— moedde dat er ergens scholen vis zwommen. Vaak bleek dat zijn vermoeden juist was. Op zekeren dag werd Piet gekweld door hevige kiespijn. Kleinzerig was hij A1? 1 emaal niet, maar nu was het hem toch te bar. De dichtsbijzijnde havenplaats was Monnikendam. En onze visser besloot daar binnen te lopen en tandheelkundige hulp te zoeken. Het was inmiddels laat geworden, niet ver van het middernachtelijk uur, toen Piet bij een huisarts aanbelde. Deze, in zijn slaap gestoord, keek allesbehalve vriendelijk en toen de arts de kies dan ook trok, deed hij de patiënt waarschijnlijk meer pijn dan nodig was geweest. De schipper schreeuwde als een mager varken. Maar hij nam wraak door de dokter bij de nabehandeling in de vingers te bijten. Toen Piet ouder werd en minder goed kon zien, moest hij zijn vissersberoep opgeven. Maar rusten kon de man niet. Zoals vele andere dorpsgenoten bezat hij schapen, die iedere dag werden meegenomen naar de heide. t s Avonds kwamen de dieren weer terug en gingen in de stal bij het huis. De stal werd iets veranderd en in het vrijkomende deel kwam een koe te staan. s Zomers liep deze koe met een kudde andere runderen op het grasland. Ging piet de koe melken, dan had hij steeds moeite om het beest van de anderen te onder— scheiden en te herkennen. Maar de oude baas had er iets op gevonden! Als herkenningsteken bond hij een oranje sjerp om de horens van de koe. Naar zijn baas werd het dier genoemd: Piet Prins. Telkens als hij op het weiland kwam, brulde hij over de vlakte: piet Prins, Piet Prins! En inderdaad luisterde de koe naar deze roepstem. s Winters stond het dier in de warme stal en werd dan gevoederd met knollen. Maar op zekeren dag verslikte de koe zich en schoot er een stuk knol in het verkeerde keelgat. Het beest kreeg ademnood. Maar de kordate baas nam dadel' ijk maatregelen. Op een stuk papier krabbelde zijn dochter een telegrafische oproep aan de veearts. Elk woord kostte geld en daarom dikteerde vader: "Kom Koe Knol Keel." En als onder— tekening : "P .P . " Zo was nu eenmaal piet Prins. Wanneer het verhaal niet waar is, dan is het toch mooi! Zou de man nu nog leven en bij de haven en om zijn huis rondkijken, dan zou hij ongetwijfeld zijn stopwoorden uitspreken: ' I wel aêrde, Wel aêrde ! ll 1 , Aelte Jawik Een andere visser, die later tot op hoge leeftijd de functie van haven— meester vervulde, was Jacob Kos, in de wandeling Aelte Jawik geheten. Hij had tot zijn beschikking een dienstwoning, het hoge huis, dat aan de haven tussen twee visrokerijen was opgetrokken. Als havenmeester hield hij toe— zicht op het verkeer in de haven. Hij inde de havengelden, registreerde de binnenkomende schuiten, had toezicht op de houten beschoeiingen en kaden, en regelde het baggerwerk dat als handwerk continu werd uitgeoefend. Aelte Jawik was geboren in de Franse tijd, toen keizer Napoleon het Hollandse volk knechtte. Hij droeg nog een korte kniebroek, blauwe kousen en schoenen met zilveren gespen als hij I s zondags naar de kerk ging. Toen de oude man moeite met lopen kreeg, brachten vrienden hem I s zondags naar de kerk, met een hittekar. Op 93—jarige leeftijd stierf hij . Bij de begrafenis volgde. een schare van honderden personen de lijkbaar, want hij had een uitgebreide familie: kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Wie de stoet zag voortschrijden van het havenhuis naar het visserskerkhof, besefte dat met de dood van deze man de oude tijd werd afgesloten. Het tijdperk van bloei der visserij was definitief voorbij en spoedig zou de achteruitgang duidelijk zichtbaar worden. Wordt vervolgd BAARNSE LUSTHOVEN EN HUN BEWONERS Op 8 februari 1994 gaf mw. Thera Coppens voor de Historische Kring Huizen een lezing over drie lusthoven' in de omgeving van Baarn: Soestdijk, het nabijgelegen De Eul t en Kasteel Groeneveld en de opkomst en neergang van de veelal Amsterdamse koopmans—families die deze buitenhuizen bezaten tussen ongeveer 1638 en 1795 . Op Soestdijk mocht rui.m 300 jaar geleden de jonge Engelse prinses Mary, echtgenote van stadhouder Willem III , graag de zomer doorbrengen. Dichtbij Soestdijk lag de Eul t , die als buitenplaats van de Amsterdamse bankiers— familie Deutz een lusthof werd dat zijn weerga in de wijde omgeving niet kende. De eigenaren van de Eul t en Kasteel Groeneveld waren in de 17e eeuw nauw verwant met elkaar en beurtelings fel anti— of pro—Oranje, met alle consequenties voor hun rol in de politiek. Dramatisch was b.v. het lot van de regenten—familie Bicker van de Eul t die na de moord op hun schoonzoon Jan de Witt in 1672 alle macht verloor. De schittering van de I 'zilveren" 18e eeuw kwam vooral tot uitdrukking in de geschiedenis van de familie Hasselaar, die in de 18e eeuw kasteel Groeneveld zijn unieke zijvleugels en wandschilderingen gaf. De wijze waarop in Indië het kapitaal voor dergeli.jke verfraaiingen werd vergaard, met alle ' persoon— lijke gevolgen voor de betrokken gezinsleden, werd uiterst boeiend verteld. Kortom, het resultaat van veel door de spreekster persoonlijk uitgevoerd onderzoek naar de geschiedenis van zowel de drie buitenplaatsen als de families die er gedurende ruim anderhalve eeuw ( I s zomers) woonden werd ons gepresenteerd in een levendig en boeiend verhaal . Voor wie meer wil weten verwijzen wij graag naar het boek van mw. Coppens over dit onderwerp: "Baarnse lusthoven en hun bewoners" en de vele il]ustraties daarin van unieke documenten. Een voorbeeld vindt u op pag. 1 5 : het portret van P.C. Hasselaar van Kasteel Groeneveld. l, HET GESLACHT WIESENEKKER H.T. Heerschop—Wiesenekker Over de afkomst van de Nederlandse tak van het geslacht Wiesenekker doen veel, soms kleurrijke, verhalen de ronde. Helaas worden deze ' I stories lt niet ondersteund door feitelijk bronnenmateriaal, op de persoon zelf betrekking hebbend, zoals met 'I PEETER t ' , waarvan het eerste op schrift vastliggende levensteken komt uit het trouwboek van de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente van Huijsen, meldend dat: ' 'Peeter Wicheneker, komend van Bauschheim in 't Hessen—Phi1ipstha1, op 8 October- 1791 in ondertrouw is gegaan met Gerretje van Ravenswaay, wonend te Huijsen en op 23 October 1791 in het huwelijk is bevestigd". ' 'Peeter li werd dus ingeschreven als Wicheneker, een verschrijving al of niet het gevolg van de uitspraak van de toen Duitse naam l 'Wiesenecker 't In Duit s— land wordt de naam wisselend geschreven als Wiesenecker en Wiesenâcker. Alle daarna volgende inschrijvingen in kerkelijke en burgerlijke administraties vermelden de I 'verhollandste" naam Wiesenekker, hoewel ook hier weer door foutieve inschrijving of spelling afwijkingen ontstonden zelfs binnen één familietak. Eén inschrijving van een geboren Wiesenekker wordt na overlijden in het register opgenomen als Weisenekker. Koppeling van deze namen heeft aangetoond dat deze varianten zoals Wiesnekker, Wiesmekker, ondanks hun afwijkende spelling en/ of uitspraak behoren tot de Nederlandse stam Wiesenekker. Vaststaand feit is dat tt peeter" de enige Wiesenekker in Neder— land was en dat alle naamdragers Wiesenekker, inclusief de varianten in naamspelling, rechtstreeks van hem afstammen. In de administratie van de Burgerwacht, een organisatie van burgers belast met de handhaving van orde en rust in roerige tijden, wordt Peeter als lid van dat orgaan vermeld. Op de ledenlijst van 1801 wordt daarbij tevens zijn beroep, schoenrnaker, genoteerd. Bij de geboorte—aangifte van zijn vierde kind , 13 maart 1799, wordt Peeter zelfs als medeoprichter van de Burgerwacht genoemd. Deze aantekening, medeoprichter, geeft er blijk van dat Peeter, ondanks zijn buitenlandse afkomst , een volwaardig geaccepteerd lid van de gemeenschap was. T n hoeverre. zijn vaardigheden in de wapenhandel, op grond van zijn verondersteld niet—bewezen militair verleden, hierbij van invloed zijn geweest, is niet met zekerheid te duiden. Het laatst op schrift vastgestelde gegeven over Peeter is de overlijdensakte opgemaakt door de inmiddels Burgerlijke Administratie van de gemeente van Hui j sen. Op aangifte van de oudste zoon, ook Peeter genaamd, wordt opgetekend dat Peeter, de stamvader, op 20 december 1816 is overleden op de leeftijd van 61 jaar. Naast de aangiftes van geboorte en overlijden van zijn kinderen door Peeter zijn over hem geen verdere gegevens gevonden. Van Peeter' s echtgenote Gerretje van Ravenswaay is het laatste levensteken bekend: op 18 oktober 1823 was zij aanwezig bij en gaf haar toestemming aan het huwelijk van haar zoon Hendrik met Klaasje Hagedoorn. Nadien is niets meer over Peeter I s vrouw Gerretje, inmiddels weduwe, gevonden in de archieven. Hoewel in de omliggende gemeenten wel families Van Ravenswaay woonden, is het familieverband van Gerretje niet te duiden. Ten tijde van haar huwelijksvoltrekking met Peeter was Gerretje de enige naamdraagster Van Ravenswaay in het dorp Huizen. Toegegeven moet worden dat met deze spaarzame gegevens het zo niet mogelijk is een historisch verantwoord familieverhaal te schrijven. l , Rangschikking van de beschikbare gegevens levert op dat: — Peeter in 1755 moet zijn geboren ; Peeter afkomstig was uit Bauschheirn in Hessen—philipsthal; — Peeter I s ouders in zijn overlijdensakte worden genoemd als Peeter en Anna, zonder familienaam, afkomstig uit het Saksische. Of deze aantekening spoort met de feiten of is gebaseerd op veronderstellingen is wegens het ontbreken van officiële documentatie niet vast te stellen. Vast staat wel dat er reeds rond 1600 families Wiesenecker gevestigd waren in Hessen met als bakermat de plaats Bauschheim. In de loop der tijden verspreidden de families zich over Hessen en daarbuiten. Reeds voor de Tweede Wereldoorlog gestart wetenschappelijk onderzoek naar de afkomst van Hessische families was gevorderd tot de familienamen van A t/m K (Knel) . Het vervolgonderzoek van de familienamen K (Knel) t/m Z kon niet voortgezet worden vanwege het geallieerde luchtbombardement in de nacht van 11 op 12 september 1944, waardoor het staatsarchief Stadt Darmstadt in vlammen opging. Reconstructie via plaatselijke archieven in Hessen, o.a. in RÜsse1sheim en Gros—Gerau, leverde wel enig framentarisch materiaal op, maar sluitende familiestambomen zijn door genoemde gebeurt.enis een onmogelijkhei.d gebleken. Verdere gegevens verkrijgbaar en welkom bij : Mevrouw H.T. Heerschop—Wiesenekker te Utrecht, tel . 030—313013. Zij heeft ook een stamboom van de familie Heerschop. 23 l , KLOKKENGIETEN IN HET VERLEDEN EN IN DE HUIDIGE TIJD Na het zakelijke gedeelte van de jaarvergadering op 29 maart j . 1 . gaf de heer H. J. van Nieuwenhoven uit Huizen met grote kennis van zaken, opgedaan tijdens zijn jarenlange bemoeienis met klokken en (klokke) torens bij Monu— mentenzorg, een overzicht van het gieten van kerkklokken vanaf de middel — eeuwen, geïllustreerd met vele interessante en fraaie dia's. Onderstaand volgt korte een samenvatting (met dank voor de toestemming om enkele illustraties te mogen reproduceren) . Een weinig bekend aspect van de monumentenzorg is de zorg voor historische klokken en torenuurwerken. De luidklok en het toren uurwerk speelden een belangrijke rol in het dagelijks leven, vroeger meer dan nu, al kunnen we in Huizen nog regelmatig de kerkklokken horen luiden! Klokgieten Tot de oudste geschreven bronnen over klokgieten behoort het rond 1100 geschreven t 'Handboek van verschillende kunsten" van de Benedictijner monnik Theophilus. Rond een draaiende horizontale houten spil werd een lemen kern aangebracht in de vorm van de binnenkant van de later te gieten klok. Over deze kern werd met was de zogenaamde valse klok gemodelleerd door laag voor laag de wasmassa met een slicht beitel de gewenste vorm te geven. In de was werd het opschrift gegraveerd. Met wasdraad of touw vormde men op deze wassen klok de sierranden. Daarna werd over de 'valse l klok een lemen mantel aangebracht. De gehele vorm werd overeind gezet en de spil werd verwijderd. Door verhitting smolt de was uit de lemen vorm en ontstond een holle ruimte, die volgegoten werd met klokkebrons (+ 8()Z rood— koper en tin, gegoten bij een temperatuur van circa 1100 o c) . Na a f— koeling en ontmanteling verkreeg men de uiteindelijke bronzen klok. Deze werkwijze was geschikt voor klokken met een diameter tot ten hoogste 50 cm. Het gebruik van zuivere bijenwas was uiteraard een kostbare zaak, zodat men er in de 12e eeuw toe overging om de valse klok ook uit leem te vormen en na droging te voorzien van een dunne waslaag. Daarna werd de vorm verwarmd en smolt de was weg. De mantel kon omhoog worden getrokken en de lemen valse klok verwijderd. Wanneer dit was gebeurd, liet men de mantel weer over de kern zakken en was de vorm klaar voor het gieten. Rond 1300, meer dan 100 jaar voor de uitvinding van de boekdrukkunst, werd de houten matrijs voor klok letters en —cijfers uitgevonden. Later werden in houten matrijzen ook afbeeldingen van heiligen, wapenschilden en sierranden gesneden. 1, De belangrijkste verbetering in de vormtechniek vond plaats omstreeks 1350; toen kwam de trekmal of sjabloon in gebruik. Dat was een plank waarin men het halve binnen— en buitenprofiel van de klok had gezaagd. Men bevestigde deze plank op een afstand van de halve diameter van de klok en kon beginnen rond de horizontale spil de vorm op te bouwen. Men verkreeg hiermee een model waarvan de wanden in de omtrek gelijkmatig dik waren; zo konden ook meerdere klokken van dezelfde afmeting worden gevormd. Sierringen konden in de trekmal worden uitgespaard en liepen gelijkmatig over de omtrek van de klok. Aan het eind van de 15e eeuw vond wéér een belangrijke verbetering plaats: de trekmal werd bevestigd aan een vertikale spil die vrij kon rond— draaien. Dit maakte het vormen en gieten van grote (en dus zware) klokken mogelijk, omdat men niet meer zoals voorheen de vorm in een vertikale stand hoefde te stellen. Na de Tweede Wereldoorlog kon men nog een variant aan— brengen door de klok te vorrnen op een draaitafel met de daarnaast vast opgestelde trekmal. Het zal duidelijk zijn dat elke klok die voorzien is van een eigen tekst of versiering apart dient te worden gevormd. Klokken uit de 12e, 13e en 14e eeuw hebben een eenvoudige versiering en primitieve lettervormen. In de 15e 16e en 17e eeuw treffen we zeer fijn uitgewerkte ornamentatie aan. Terwijl de giet techniek op een hoog peil stond in de 18e en 19e eeuw trad er verval op van de kennis van de sierkunst. Het klokkengietersgeheim zetelde voorheen in de gebruikte hoeveelheden koper en tin, maar nu vooral in het ontwerp en gebruik van de trekmallen. Dit is dan ook de reden dat het klokgieters— ambacht een familie—aangelegenheid was en er ware klokgietersdynastieën ont— stonden. Door het vormen met een trekmal werd het ook mogelijk bij benadering op een tevoren bepaalde toonhoogte te gieten. Wanneer de klok gegoten is kan ze wel klankrijk zijn, maar of ze dan ook toonzuiver is, is geenszins zeker omdat de wanddikte van de klok tijdens het vormen en gieten kleine afwijkingen krijgt. Als gevolg daarvan kan de klok vals klinken en vanaf de 16e eeuw heeft men daarom klokken gestemd door het weghakken van materiaal aan de binnenzijde van de klok. In de tweede helft van de 17e eeuw werd door de gebroeders Hemony een techniek ontwikkeld om klokken te stemmen door van de binnenzijde op bepaalde plaatsen materiaal af te draaien. Dit klokkenstemmen is uiterst specialistisch werk en werd dan ook angstvallig geheim gehouden. Het klokkenstemmen is uiteraard vooral noodzakelijk voor beiaardklokken en gebeurt niet alleen op het gehoor; sinds vele eeuwen worden daarbij allerlei meetinstrumenten gebruikt . Klok— en geschutgieters Als in de 14e eeuw de steden zich ontwikkelen tot centra voor handel en ambachten, is het vanzelfsprekend dat ook de smeden en bronsgieters zich hier vestigen. Luidklokken werden tot in de 16e eeuw (en ook later nog wel) ter plaatse voor kerk— of stadsbesturen gegoten door rondtrekkende kXok— gieters. Men was dan verlost van de vervoersproblemen. Onder de circa 440 klokgieters die in de loop der eeuwen in ons land hebben gewerkt, waren vele meesters die door steden aangesteld werden als klok— en geschutgieters; in de meeste grote steden werden klok— en geschutgieterijen opgericht. In tijden van vrede goten de klokgieters behalve klokken ook vijzels, leze— naar s, koorhekken, doopvonten, enz. In 1622 goot b.v. Jan Ouderogge het bekende Erasmusbeeld voor Rotterdam en Francois Hemony goot in 1662—1665 de zes beelden voor het stadhuis van Amsterdam (thans het Koninklijk Paleis) naar het ontwerp van de beeldhouwer Artus Quellinus. Het gieten van kerk— kronen e.d. was het werk van de geelgieters; zij werkten met messing, een legering van koper en zink. I , Klokken zijn in de loop der geschiedenis dikwijls vergoten door latere meesters of door oorlog of brand verloren gegaan. Zij werden in het verleden geroofd om er de eigen stad mee te verrijken of om er (wat meer voorkwam) kanonnen van te gieten. Zo is in de Tweede Wereldoorlog nog Nederland van vele duizenden klokken beroofd, die in de smeltovens van de wapenindustrie verdwenen. Bij de inventarisatie van kerkklokken en beiaarden kwam in 1940 vast te staan dat er in Nederland circa 9000 luid— en speelklokken aanwezig waren. Hiervan gingen er 4660 verloren, ook in Huizen. Thans staan in ons land meer dan 200 beiaarden opgesteld, waarvan er 50 van historische betekenis zijn. Onder onze lezers zullen velen zich nog wel het verwijderen van de kerkklokken van Huizen tijdens de oorlog herinneren en vooral ook het herplaatsen in de vijftiger jaren. Mocht u hierover gegevens hebben of foto' s, die de Kring mag kopiëren, dan houden wij ons aanbevolen. Mededeling ontvangen van het Rijksarchief te Utrecht (Alexander Numankade 201 , 3572 KW Utrecht) : vanaf 18 april 1994 zullen ingrijpende verbouwingen worden verricht in dit Rijksarchief, die een jaar zullen duren. De archiefstukken zijn overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief in Den Haag en zijn vrijwel allemaal daar weer te raadplegen vanaf I juni a.s. Tijdens de verbouwing zullen foto's en microfilms van veel genealogische bronnen in Utrecht beschikbaar blijven voor genealogisch onderzoek. Nadere inlichtingen: 030—710044 . DE GEMEENTE HUIZEN MET EIGEN NOODGELD IN MEI 1940 J. Klompmaker Op II mei 1940 ontving de burgemeester van Huizen een telegram van de commissaris der Koningin in Noord—Hol land, de heer A. Roëll , met de volgende inhoud: "lngevolge telegrafische mededeling Minister van Binnen— landsche Zaken worden de burgemeesters gemachtigd plaatselijk noodgeld uit te geven stop voor elk geval afzonderlijk is voorafgaand toestemming van de commissaris der Koningin nodig — stop — noodgeld moet zodra de omstandigheden dit enigszins toelaten worden ingetrokken — stop. Op 14 mei 1940 werd het volgende telegram ontvangen van dezelfde commis— sari s der Koningin: II Toestemming uitgifte plaatselijk noodgeld verleend". Op 15 mei 1940 werd opnieuw een telegram ontvangen, luidende: t ' Ingevolge bericht departement Binnen landsche Zaken machtiging uitgifte noodgeld ingetrokken. Gelieve hiermede rekening te houden". Op 17 mei 1940 deelde de secretaris—generaal van Binnen landsche Zaken per telegram mee: I 'Machtiging uitgeven noodgeld ingetrokken" . De reeds op 14 mei 1940 verstrekte machtiging werd dus op 15 mei 1940 al weer ingetrokken. De gemeente, i .c. de burgemeester, had inmiddels aan de. plaatselijke drukker opdracht verstrekt tot het vervaardigen van het nood— geld. Bij schrijven van 19 juni 1940 deelt de secretaris—generaal van Binnen landsche Zaken mee dat t 'nu de verbindingen grootendeels zijn hersteld en bijzondere moeilijkheden ten aanzien van het geldverkeer niet meer aanwezig zijn, achten mijn ambtgenoot van Financiën en ik het noodzakelijk dat een stap verder wordt gegaan en het noodgeld zoo spoedig mogelijk geheel uit de circulatie wordt genomen." Hij verzoekt daarbij om opgaaf van de bedragen gespecificeerd naar de waarden van het bedrag dat aan noodgeld a . is aangemaakt; b . in circulatie is gebracht; c . inmiddels uit de circulatie is genomen; d . op 24 juni 1940 bij de aanvang van de dag nog in circulatie was. Voorts worden in genoemd schrijven regels gegeven inzake de inlevering en de inwisseling voor rechtsgeldige betaalmiddelen. Wel dient het noodgeld onbruikbaar te worden gemaakt, aldus de genoemde bewindsman. Burgemeester en wethouders van Huizen reageren bij schrijven van 24 juni 1940 met de mededeling dat aan de drukker reeds opdracht was verstrekt tot het vervaardigen van het noodgeld. Toen de machtiging weer werd ingetrokken was de drukker nog niet gereed met het vervaardigen van het geld zodat in Huizen geen uitgifte heeft plaats gevonden. Het reeds half afgewerkte geld zal vernietigd worden door verbranding in de retorten van de gasfabriek, aldus burgemeester en wethouders van Huizen. De opdracht aan de drukker tot het vervaardigen van het noodgeld was voor een totale waarde van f1.4350 De verdeling was als volgt: 5000 muntbiljetten van f1 . 0,05 in de kleur paars; 1000 muntbiljetten van f1 . 0,10 in de kleur bruin; 4000 muntbiljetten van f1 . 1 ,00 in de kleur blauw. Van elk muntbiljet is een kopie te zien op de volgende pagina . Deze kopie geeft direct aan dat de burgemeester van Huizen, de heer H. Vlug, tot ondertekening van de biljetten gemachtigd was. Van de vernietiging van het noodgeld in de retorten van de gasfabriek is een proces—verbaal opgemaakt. De conclusie is dat in Huizen wel noodgeld vervaardigd is, maar dat door intrekking van de machtiging men in feite niet tot uitgifte is gekomen. •kSerie..•A' SN? 000020 MUNTBILJET GROOT vijf cent'.(f 0.05)- OZ'OFj* -Uitgegeven dook Gemeenfe Huizen N.H., kvhchtons-bàchilckiilg van Zijne Excellentie den Zakenpin Nederland dd. elf,Mei, 1900 veertig en met toestemrning van den Comrrfigsariâ.der Koningin •ili Noord-Holland-' Mei  940 UITSLUITEND geldig ell ipWiEiuelbaunÉj instanties te Huizen „N.'H•., h'ou'd( '- overgavé van diVbi_ljet òrftvdngat nemen —tzen<N.H.• 14. •N'1èi, 1 1900 / Dé Buége'méèâtbr' „van Hee tijdstip waarop. de gel/igheid•duar. te' vervallen -de dient te gexbieden zulten Openbaar bekend Narnaalc en/of vervalsching •wordt s ex. Artò108 geòûaft Serie éérr guldéif (f' a (jo 0025 AWUNTBn'xJÉT<OROOT tién cent '(f;O.*10) tien cent '(f 0010) Uitgegeven door.de Gemeente Huizen N.H., krachtena begéhikking van Zijne. Excellentie den Mini8_ter van_Binnenlandgche Zaken in Nederlarid dd..elf-MeJ; 1900 veertig en met toesternxning van den Corriniiggarïà aer koningin' in NoOrd-Hollhnd dd. i 4 'Mei - 1940 UITSLUITENO geldig sén -in%'isselbaar bij de daarvoor aaxïgeWezen instanties te Huizen, N.H.,I alwaar de houd(st)er tegen overgave van dit.biljet de som van tien cent (f0.10) kan in ontvangst- nemen -Li%en N.H. 14' Mei, .1900 en veertig De Burgemeester van Huizen N.H.: waarop • te vervallen eo binnen he Sweik de inwlOeling dient . te' gc•cbiidçn zullen openbaar worden bekend gemankt. Narnaalç en/of vervalsching: wordt ex Art. 108 W.v.Str. gestraft NV 000980 één gulden (f' 12——) Uitgegeyen.'doowae Gemeente Huizen NZH:acraéhteng beschikking van Zijne•Excellentie deil MiniBteç. van Binnenlandache .Zaken in Nederland dd.elf.Mei, -1900 veertig en met toestemming •van den Koningin fn 'Ìqoord-HoIland ' dcc • i 4 Mei - -1940 UITSLUiTËND geldig en inwiggelbaar. bij de daarvoòr aangOWezen instantieg-•te Mui"en 'N.H., 'alwaar. de • tegen „overgave dit biljet* de gomaüm'één gulden (f 1 kan ixi ontvanggt nemen Azen N.H. -„14 -Mei, 1900 'en veerüg -De Burgemeester van Huizen N.H.: Het tid•tip waarop 4e geldigheidsduur vervallen en binnen de dient te ge•cbledeo• zulten Openbaat' worden' beki•nd ge.•a.n kt. Namaak en/of. vervalaching wordt ex Art. 108 W.v.Str. gestraft -15- DUITS "INVASIE"-PAPTERGELD TN NEDERLAND in 1940 Bij (dreigende) bezetting door een ander land zal de bevolking proberen zijn geld om te zetten in zoveel mogelijk hamster bare primaire levensbe— hoef ten. Een bezetter moet ervoor zorgen zo snel mogelijk greep te krijgen op het binnenlandse betalingsverkeer. In 1939 kozen de Duitsers daarom bij hun inval in Polen voor 'l invasiegeld' l : voor de inval zouden de troepen voorzien worden van speciale biljetten, die zo spoedig mogelijk als geldig betaalmiddel in omloop moesten worden gebracht. Besloten werd hiervoor een grote partij Mark—biljetten te gebruiken die gedrukt en al klaarlagen om t.z. t. zilveren en nikkelen munten te vervangen. Gezien het succes in Polen werden in april 1940 eveneens in Denemarken en Noorwegen I I invasie—Reichs— marken" ingevoerd. Ook in Nederland werd reeds op 10 mei 1940 door de opperbevelhebber van het leger afgekondigd dat in het bezette Nederlandse gebied voortaan de Reichs— mark en de gulden de wettelijke betaalmiddelen zouden zijn. Als koers werd I gulden I . 50 Reichsmark voorgeschreven (met Reichsmark werd ook hier uitsluitend het 1 bedoeld) . De ' 'invasie—Reichsmark— biljetten" werden wel in omloop gebracht maar in kleine hoeveelheden. En omdat de Nederlandse Bank van het begin af aan de invasie—marken uit de circulatie haalde, zullen slechts weinigen hiermee in aanraking zijn gekomen. T n april 1941 zijn maatregelen genomen waardoor de invasie—marken ook formeel niet langer nodig waren, al zijn zij nooit officieel door de Duitsers buiten gebruik gesteld. Portret van P.C. Hasselaar, in de 18e eeuw vooraanstaand bewoner van Kasteel Groeneveld in Baarn (zie pag. 7) . 15e jaargang nr. mei 1994