Op 24 maart jl. heeft de Historische Kring Huizen deelgenomen aan het afscheid van burgemeester H.J. Verdier. De Historische Kring had een kraam in de feesttent en verder was ook de Klederdrachtgroep prominent aanwezig. Daarna vertegenwoordigden het bestuur en de leidster van onze Klederdrachtgroep de Historische Kring Huizen bij de welkomstreceptie van onze nieuwe burgemeester W.F. van Gils.
Het doet ons groot genoegen te kunnen melden dat het boek 'Waarde Nicht, Lieve Meutjen' zeer goed is ontvangen. Ruim driekwart van de boeken is verkocht en heel veel exemplaren zijn als sinterklaasof kerstcadeau aan familie of vrienden geschonken. We horen vaak dat de Cd-opnamen de uitgave bijzonder maken; dialect moet je horen! Op onze jaarvergadering van 16 mei hebben na het formele gedeelte van de vergadering Aartje Kruijning en Janny Rebel dan ook een aantal brieven uit 'Waarde Nicht, Lieve Meutjen' voorgelezen.
Verder verheugen wij ons op onze zomerexcursie naar Schokland op 3 juni (zie het februarinummer van de Ratel voor details). Graag tot ziens bij onze activiteiten.
Met vriendelijke groeten, namens het bestuur
B.J. van Geenen, voorzitter

3 juni    2006 Excursie naar Schokland 3 oktober    2006 20.00 uur Ledenavond in 'De Boerderij': Lezing met dia's over de Zuiderzeevisserij door de heer W. van Norel uit Elburg 12 december 2006 20.00 uur Ledenavond in 'De Boerderij': De geschiedenis van Droste door mevrouw Van Beek 6 maart    2007 20.00 uur Ledenavond in 'De Boerderij': Westfriesch Duo 15 mei    2007 20.00 uur Jaarvergadering Historische Kring Huizen, eveneens in De Boerderij
In deze Ratel treft u een gedicht aan over een moord in Huizen in 1877 (ingezonden door de heer A. Schipper) en herinneringen van mevrouw G. van Zonneveld-Wouda aan een 'aanspreker' die het dorp rondging om te vertellen dat iemand was overleden. Dit is puur toeval! Tijdens de presentatib van het boek 'Waarde Nicht, lieve Meutjen' op 28 oktober 2005 noemde dr. J.B. Berns een brief in Goois (Huizer) dialect in 'De Denker' van 1764. Het leek ons aardig deze brief te publiceren. Het artikel van K. Heeroma over het dialect in deze brief volgt in het volgende nummer. Een belangrijke plaats is verder ingeruimd voor het eerste deel van een groot artikel van Dick Schaap over de nieuwe botter van de gemeente Huizen, de HZ 45, met fraaie illustraties. De puzzel rondt dit nummer dan weer af.
Veel leesplezier gewenst,
Wendy van Noppen

VREESELIJKE MOORD GEPLEEGD AAN EEN JONGELING OUD 16 JAAR JACOB HONING DEN 13en AUGUSTUS 1877 DOOR JACOB BAKKER OUD 14 JAAR DES AVONDS BIJNA 9 UUR

    De moorder van den mensch
 Die spoort den mensch toch aan
Zoo als hij in het eerst
Bij Abel heeft gedaan
Maar roept zijn boed om wraak
En klinkt het op tot God De moord bij ons geschied Is nog hetzelfde lot.
Van hem die met ontzag
Door wraakzucht aangedreven
Zijn medemensch door 't mes
Beroofd heeft van zijn leven,
Ach door dien eenen steek,
Diep in het lijf gedrongen, Is long en hart geraakt
Bloedad'ren zijn gesprongen.
Hij slijpte dan zijn mes
En zoo dan klaar gemaakt Sprak hij van bloed te zien Op dezen heeten daad.
Hij loopt en spoort hem op Tot hij hem kan bevallen
En steekt hij 't mes in 't lijf,
Ten aanzien van hen allen Die daar ook stonden bij,
Och wat een gruweldaad Hij komt en valt te huis Daar hij zijn leven laat.
Hij sterft aan 's Vaders knie
Die wond is hem te groot De kunst, die helpt hier niet, Den steek die is de dood. lk die als vreemdeling Nochtans met u bewogen
Och kon ik met de pen,
Uw harte tranen droogen
Maar neen dit kan toch niet
Dat ik u op kan beuren,
Uw zoon van uw gerukt, Blijft gij 't toch betreuren.
Maar wat u ook ontvalt Dit toch is uw lot
O, moeder! dit bedenkt
Vertrouwd, op uwen God,
Die U in geenen nood
U bijstand zal ontbreken Gelijk wel is geschied
Zult gij niet tegenspreken Want in de grootste nood
Was U uw God nabij Hij helpt u gewis, Hij was reeds aan uw zij.
De moorder van dit stuk Gevoed in wildernissen Maar zeg ik niet te veel lk wil mij niet vergissen. Zijn vader gaf eens één
Tot zeven steken toe,
Zijn moeder insgelijks
Die dreigt gewis God roe,
Haar hand was uitgestrekt
En sloeg haar oude moeder. Die oude sprak haar aan, lk ben toch uwe hoeder. Och mensch zijt g'oud of jong
Neem daar een spiegel aan, Dat hier dit gruwelstuk Te Huizen is gedaan.


G. van Zonneve/d-Wouda
In gedachten ben ik weer even terug in de tijd. De klok van de Oude Kerk laat haar droeve sonore geluid horen. "Hoor", zeggen we tegen elkaar, "er is iemand gestorven, wie zou dat zijn?" Zo direct kun je dat niet weten, alleen als het 'aangezegd' was.
Dat aanzeggen was een gewoonte op ons dorp. Als kinderen hebben we dat vaak meegemaakt. Meestal werd er gebeld aan de voordeur. Als je die tenminste had, veel huizen in ons dorp hadden geen voordeur. De 'aanspreker' kwam dan achterom zoals dat heette. Een manspersoon stond op de stoep, gekleed in een lange zwarte jas met zilverkleurige tressen en kwasten. Een zwarte steek op zijn hoofd, een soort Napoleonpet. Het stond heel voornaam. Hij begon met: "Namens de familie wordt u bekend gemaakt dat heden is overleden Jan van Aaltjen geboren Westland, echtgenoot van Lammertjen van Dirk Visser, gewoond hebbende aan de Plaveenseweg no. 23 alhier, in de ouderdom van 89 jaren. De begrafenis zal plaats hebben aanstaande Dinsdag om 11.00 uur op de begraafplaats aan de Ceintuurbaan. U wordt verzocht tijdig in het sterfhuis aanwezig te zijn."
Meestal een of twee dagen na het aanzeggen was er nog een 'vromkommen'. Men werd dan opnieuw uitgenodigd zijn deelneming te betuigen. Als de dag van de begrafenis daar is, zien we ze gaan. De klok luidt, het is een klokgebrom dat de vromen heen doet stromen in een lange stoet. Langzaam gaat het. Achter de baar eerst de mannen, allen in het zwart gekleed met hoge hoeden op het hoofd. Dan de vrouwen, gehuld in lange zwarte doeken. Alleen de ogen kon je soms zien. Het was altijd heel statig en plechtig. Op ons als kinderen maakte dat diepe indruk. Wat was dat erg, een familie die iemand verloren hadden en nu moesten begraven.
Waarom ik dit nu allemaal schrijf? Dat gebeuren van vroeger? Onlangs was ik met mijn man in het dorp voor weer zo'n droeve gebeurtenis. Alles gaat nu heel anders, hoewel ook nog eerbiedig en waardig. Er kwam iemand naar mij toe en groette mij. lk kon het niet laten te vragen: "lk moet mij sterk vergissen, volgens mij heet u Rebel?" "Dat klopt", zei hij, "ik ben de begrafenisondernemer." "Oh", zei ik, "dan bent u zeker wel de vierde generatie?" "Nee, de achtste". "Wat", zeg ik, "meneer, ik moest vroeger van mijn moeder naar de deur als de aanspreker kwam". "Ja", zei hij, "dat was mijn overgrootvader".
Hoe is het mogelijk, dacht ik, ben ik nu zo oud en is de tijd zo snel gegaan? Mijn dorp, hoe hield ik van al die mensen, de gewoonten, de eigenaardigheden. Dit was nu niet iets van oorlog of bevrijding, maar van iets wat al eeuwenlang altijd maar doorgegaan is.
Namens de familie ......
Hilversum, augustus 2005
VANDE DIALECTWERKGROEP
Zoals u weet, was de presentatie van het boek 'Waarde Nicht, Lieve Meutjen' op 28 oktober een groot succes en besteden wij in vervolg daarop aandacht aan de wetenschappelijke aspecten van het Huizer dialect. Na de publicatie van de brief in "De Denker" van 1764 en het artikel van K. Heeroma hierover uit 1937, zullen wij terugkomen op de gezegden en spreekwoorden in het Huizers. Al uw bijdragen daarvoor zijn nu al van harte welkom.
Ineke van Herwerden

No. 101
Den 3. December 1764.
lk heb geene verdere verandering willen maaken in den Brief van mynen nieuwen Gooyschen Correspondent, dan welke volstrekt noodig was, om denzelven verstaanbaar te maaken; voor het overige geeve ik dien, zo als ik hem ontvangen heb.
Myn Heer de DAYNKER!
lk heb lest by onze Schout, dee een groote Herberg het, en dear veul minsen loseeren, een gedrukt bleadje vynden leggen, in de Schout zai, dat je alle week zoa een bleadje aan hum stuurt, en dat het altemets heel wat reak is, en dat hy het de Passagiers leat leezen, als 'er geen nywe kranten binnen, en hy zai, dat je al het kwead bestraft van groat en klain, zonger niemand te ontzien, ja nog arger dan de Dominé. Dit zai my de Schout, en 't doet my nyt groat, want in dat bleadje stead eschreeven, dat de Kristenen nyt een hear beter binnen, als de Smousen, en dat is evenwel veul ezaid, en 't is evenwel oak wear, altoas de Kristenen van ons Darp binnen al juist zoa diefagtig, als de beste Smous, en dear is hier nyt veul eerlyk volk, als dee ryk binnen, en dee nyt hooven te steelen. Diefagtiger volk angers ..... maar ik zel het je vertellen, en dan kan je zelf oardeelen, want dear wassen Amsterdammers by onze Schout geloseerd, en myn Landheer was 'er by, en dee hadt myn ontbeuden, en dee zai, dat men jou mag schryven, als men wat op zyn hart het, en dat jy dan gooje read geeft, en zy zaiden, dat jy onze Tuindieven wel zoa deerlyk op heur kop zoudt kommen, dat zy het steelen geen meer doon zouwen. De Schout praatte van het an te geeven, mear de Overigheid lykt nyt good te vynden, om heur hier mi te bemeuien, in dan kan het kleagen oak nyt helpen, Vaar! 't Was angers de meuite nog wel weard, want zoa mar vette beesten weg te steelen, het een veur en het aare nea, dat geat al wat heel veer, Man; mar wat zellen we doon, vreag ik nog ereis, en wat zellen we kleagen, terwyl de Regeering der heur nyt mi bemeuit. Nou ik zel 't je eens allegear veurleggen, en dan moot je der zelfs ereis over oardeelen.
Je moot dan weeten, dat het hier een vast gebruik is, dat men in de zoemer al de minsen heur hofven geat besteelen, dat is zoa de menier van alle tyjen of eweest; nou dan kommen ze snagts mit een mangd of een zak, in schudden je de appels of peeren van je boamen, in dee eeten ze dan sammen, en zy noaijen menkaar dear op, of smyten ze op de weg. Der is hier lest een nywe Boer kommen weunen, dee meende, dat dat zoa nyt wezen moost, en hy weakte mit nog een aar, om op te passen, mit snaphaanen mit los kruid, om wat schrik te meaken, en de Boer mit zyn kammeraat houden heur schuil; mar zy kwammen der met 'er stuk of agten op an, en zy zaien, dat zy de deur op de deel zouwen loopen, als de weakers nyt veur den dag kwammen, en dat zy heur den hals zouwen breeken, als zy vuur gafven, en dat het altoas gebruik was eweest, om dee hof Seaterdags nagts te besteelen, en dat het nog het gebruik zouw blyven, in spyt van dee 't benyt, en veul moaije preatjes meer. Nou zy hebben 't oak edean, en zy hebben deen zelfden Boer oak nog eenige planken van twyntig voot lang veur zen huis weg eheald, en nou nog onlangs al zen druiven. Kyk dat is het gebruik zoa; mar als dat het gebruik is, zel je zeggen, dan moot men hem dear oak nea schikken; ja dat is wel wear, mar nou schryf ik jou, om te meaken, dat dat het gebruik zoa nyt is; want waaragtig, kyk dat is een hard woard, dat ik wel had maggen zwygen, mar 't is nyt plaisierig; kyk ik bin mar een gemeene Boer, hoowel van de domste nyt, al zeg ik 't zelf, en myn Landheer zait het oak, en dat is een Amsterdammer; mar ik heb evenwel een moaijen hof vol gooje beste boamen. Ja! ik zouw ze je wel ereis leaten preuven, en stuuren je een mankje mit onze beurtlui, als die dekzelsche hofdieven ze myn nyt ofeneumen hadden. Kyk als ze nog de helft nammen, of als ze heur mit de aare boamen te vreeje houden; mar dat ze juist alles wegneemen, en myn beste peeren, dear ik een heel jear nea verlang, en dear myn wyf belust op was; ja zeker, zy hadt 'er al van edreumd, en ik ging smargens ereis zien, of 'er al een of aar ryp mogt wezen, mar too ik kwam wearen ze dee nagt allegaar wegeheald; ik was 'er wakker kwead om, en ik dee 'er een vleuk op, ik wil 't wel bekennen, en ik heb 't ean onze Dominé oak ezaid, en ik zai, dat Job oak wel kwead zouw eworden zyn, als ze im zulke lekkere peeren hadden ofesteulen, want kyk, Man, ik heb veul eleezen; mar nou onze buurvrouw heeft al heur schoane wynterpeeren verleuren, en dee kunnen ze nyt uit de hangd opeeten, en veur het huishouwen strekken ze nyt, want ze mooten vier uuren koaken, en dat weeten zy oak wel, Vaar, en dearom geloaf ik, dat zy ze verkoft hebben; kyk dat meakt de zeak arger, zai myn een Notaris, dee ik dat vertelde; hy zai, dat geschiedt lukri kaufa, en dan is het arger, en 't is heur geluk, dat de Regeering nyt goodvyndt, om heur mit dee liefhebberyen te bemeuijen.
Binnen dat liefhebberyen, Myn Heer? en evenwel zo neumde hy het; mar als ze in zyn hof kwammen, dan zouwen het geen liefhebberyen weezen; en als hy hier weunde, zouwen ze hem oak wel vynden, want 't is het gebruik, dat zy geen hof overslean, of men moot alles half ryp ofplokken, want 't is evel beter wat, as neemendal, want onze Varkens lusten 't wel half ryp, mar 't spek, dat zy 'er van zetten, is juist nyt veul. Nou dat is tot dear an too; mar ik wil zeggen, dat al schikt men em nea dat gebruik, en al leat men zyn hof besteelen, dat dit evenwel al dieper invreet, Vaar, en van kwead tot arger geat, want kyk, dee planken van dee nywe Boer hebben ze nou oak al weg esteulen, dat plagt zoa het gebruik nyt te wezen, en een bitje hier van dean hebben ze oak al eens een akker hout ofehakt, en van deeze slagttyd hebben ze al twee vette beesten wegesteulen, een op ons Darp en een hier digte by, en men daynkt, dat ze alle bay hier wel in de kuip zitten, in als men iets buiten de deur leat stean, knap is 't wegesteulen, en als men iets onger den arm langs de weg dreagt, knap binnen ze 'er by, om 'er wat van te steelen: zoa dat het is nou steelen rongdom, om dat zy het vry doon maggen; en in een winkelhuis in myn buurt is nou al een en aare rais de deur stilletjes opemeakt, en de laa van de toombank besteulen, en de Jonge is oak al ontdekt en geneugzam overtuigd, en dearom hebben wy hem oak ezaid, dat hy 't nyt weer moot doon; mar of wy hem dat ezaid hebben of nyt, het zal arger worden, Man; ik vrees veur de wynter, en als de Fabriek eens weer op heur gat geat zitten, want onze Fabriek geat tegenwoardig by uitsteekenhaid, en onze luy hooven nou nyt te steelen, al zoa min als jou Advokeat nou meer over de dispuyten mit de gemeene Langsmiddelen hooft te prakteseeren, want zy kannen nou wel bestean; mar de koffy, Man, dee bederft ons hier allegear met mekear; ik drink mi, dearom nyt, mar ik zie wel, dat het veul tyd en duiten kost. Ons volk beroomt heur, dat zy hier noait tusschen tyën koffy of thee drynken, zoa als te Amsterdam en op aare pleatsen; mear zy doon het juist vyfmaal op een dag op geregelde tyjen, en kyk dat neemt vyf uuren weg, Vaar, en het kost meer dan men daynkt, en dearom kannen zy nyt bestean, en dearom mooten zy steelen, want de hofdieveryen worden kwanswys de Varensgezellen te last elayd, ja zy doon 't oak wel, mar dee binnen lang de argste dieven nyt, het gemeene volk is veel arger, en ik tel dat allegaar nyt, dat ze 't op de Vissers alleen zouwen leggen.
Nou zai myn Landheer, dat je al het kwead straft, en dearom wou ik wel, dat jy onze dieven oak eens ter deeg wou ventneemen, om heur dee liefhebberyen, zoals de Notaris zai, of te leeren. Zeker, Myn Heer, je moot, dunkt my, oak ereis zoa een bleadje over het steelen meaken, en je moot dee knaapen eens bang meaken, en zeggen, dat 'er in aare destrikten van Hollangd en in het Stigt van Uytert de galg of geesselen en brangdmerken op het steelen steat, en dat het hier altemets oak nog eens op loapen kan, als zy het al te grof meaken. Kyk als je heur dat in 't hoofd kon preaten, dan zou het wel gean, want zy binnen bang veur de galg; mar als men dear nou van preat, dan lagchen zy der om, mar ze zellen jou nog meer eloaven, Vaar, om dat het edrukt is, en ik zel meaken dat ze 't leezen, en dan zel ik je tokommende zoemer een mankje beste peeren stuuren, en je zelt 'er van aaren oak wel kraygen, wat dear binnen veul by ons, dee heur nyt wel nea dat gebruik kannen schikken, en dee bly zellen wezen, als het wordt ofeschaft, en wat kan het ons verscheelen, of wy deur jou, of deur de Overhaid eholpen worden, want de Overhaid bemeuit er heur nyt mi, en zel misschien nyt daynken dat het zoa arg is, want dan zouw ze 'er heur wel mi bemeuijen. lk verzeuk, dat je myne stoutigheid ten besten houdt, en dat je meakt, dat wy ons good veilig behouwen maggen.

                             Je gooje Vreend Gooy/and, den 15 Nov.
    1764    CREUS DANIELS GOOYER

Dick Schaap
Vorig jaar werd op vrijdag 7 juli met enig vertoon en in aanwezigheid van onder andere de loco-burgemeester een oude vissersschuit uit 1892 binnengehaald in de Oude Haven. Het ging om de HZ 45, een botter die werd gebouwd in Huizen en die in een onafgebroken periode van meer dan zestig jaar vanuit Huizen werd gebruikt om te vissen op de Zuiderzee en het IJsselmeer. 'Hier hoort de Huizer botter thuis' kopte De Gooi- en Eemlander. En terecht, want deze schuit is een echt varend monument, dat een uniek stuk historie van dit dorp vertegenwoordigt.
lk heb persoonlijk ook een band met dit schip, omdat hij werd gebouwd op de werf van mijn voorgeslacht (zie voor de genoemde familierelaties het aparte overzicht), omdat hij het eigendom werd van de broer van mijn grootvader en omdat ik als tiener op deze schuit gedurende enkele zomervakanties als 'derde man' het bedrijf van de IJsselmeervissers van heel dichtbij heb leren kennen. lk vind het daarom een genoegen om de geschiedenis van deze schuit op te schrijven. Deze geschiedenis kan worden verdeeld in drie delen:
A: De HZ 45 en Willem Koeman;
B: De HZ 45 en Jacob Koeman;
C: De HZ 45 als plezierjacht en varend monument.
A. De HZ 45 en Willem Koeman
De scheepswerf
De botter werd gebouwd op de scheepswerf van Schaap te Huizen. Deze werf bestaat al lang niet meer, maar van 1868 tot 1924 was hij te vinden aan het einde van de oude haven. Deze haven eindigt nu tegen

de kade langs de Bestevaer, maar was destijds ongeveer 200 meter langer. Men noemde dit gedeelte 'het kanaaltje'. Aan de westkant van dit stukje haven lagen twee scheepswerven, die van Schaap en die van Kok (v/h Lindeboom & Kooij). Dit havengedeelte werd in de jaren vijftig gedempt en maakt nu deel uit van de fabrieksterreinen van de Balamundi.
De precieze datum van de stichting van de werf is onbekend. Wel weten we de naam van de stichter: Jacob Jacobszoon Schaap (18381887). Hij was timmerman/aannemer en beheerde, samen met zijn oudste broer Hendrik, behalve de werf ook nog een taanderij, een verhuurbedrijf van botters, een handel in ansjovis, een rokerij, een mandenmakerij en een scheepssmederij. Deze 'Gebroeders Schaap' stamden uit een bekend geslacht in Huizen. Hendrik, de handelaar, was jarenlang wethouder van de gemeente Huizen. De derde broer, Lambert Schaap, was één van mijn overgrootvaders. Hij was de eerste Schaap die kaashandelaar werd.
In 1887 stierf Jacob op 49-jarige leeftijd. Zijn weduwe, Gesina Fransen (in onze familie genoemd 'Geezemeut van de haven'), heeft daarna jarenlang de zaken beheerd voor haar minderjarige zoons Jacob ( ook wel bijgenaamd


HZ 45 in de haven

Scheepswerf
'Potloodje') en Hermanus. Toen zij volwassen waren, zetten zij de scheepsbouwfirma voort. In de jaren na 1900 gingen de zaken niet zo goed meer, omdat de visserij achteruit ging. In 1924 werd de werf gesloten. Een kleinzoon van de stichter, zelf ook weer Jacob geheten, was rond 1950 één van de directeuren van de visconservenfabriek 'Mayonna' in Huizen.
Op de scheepswerf van Schaap zijn tussen 1868 en 1916 meer dan tweehonderd botters gebouwd. Deze botters en ook die van de andere scheepswerf Kok werden: 'Gooier of Zuidwal botters' genoemd, dit ter onderscheiding van Zuiderzeebotters gebouwd in andere plaatsen als Monnikendam of Urk. Ook werden op de werf 13 kwakken (groter type botter) en een houten tjalk (zeilend vrachtschip) gebouwd. Daarnaast was het onderhoud van de schuiten een belangrijke bron van inkomsten. Altijd was het schoonschrapen van de bodems nodig en het breeuwen (dichtstoppen) van de naden tussen de houten delen van de scheepshuid. Maar ook waren er de reparaties aan allerlei onderdelen van de botters, die door slijtage of ongelukken vervangen moesten worden. De hellingbaas (eigenaar) was een belangrijke man in het leven van de vissers. Met hem moesten ze vaak een overeenkomst voor afbetaling maken, omdat contant geld ontbrak. Later werd de schuld in termijnen betaald als de verdiensten dit toelieten. Jammer genoeg zijn alle documenten betreffende deze scheepswerf, zoals de werfboeken, verloren gegaan. Wel terug te vinden zijn veel notarisstukken die gaan over zakelijke transacties als boedelscheidingen en verhuurcontracten.
Aankoop en nummering
Honderddertien jaar geleden, in 1 892, kocht de 26-jarige Huizer visser Willem Koeman (de jongere) van de firma Gebroeders Schaap een nieuwe botter. Gesina Schaap-Fransen, die toen de leiding van de werf had, was zijn tante. Zij was de weduwe van de broer van zijn moeder, Heintje Koeman-Schaap. Zie het familieoverzicht. Vanaf zijn 11e jaar had hij als knecht gevaren bij zijn vader, Willem Koeman de oudere, de schipper van de HZ 76. Op de tweede botter, de HZ 167, voer zijn oudste broer, Jacob Koeman.
Omstreeks 1880 kwam aan deze situatie een einde. Dit hield verband met gebeurtenissen in het gezin Koeman. In die tijd was vader Willem gescheiden van zijn vrouw Heintje. Bij deze scheiding nam hij één van de twee botters van het gezin mee. Hierdoor was er voor zijn zoons, Jacob, Willem en Klaas, die toen allen nog thuis woonden, onvoldoende mogelijkheid meer om als zelfstandig visser het brood te verdienen voor het vaderloze gezin dat bestond uit vijf personen. Dit probleem werd in de familie opgelost. Oom Jacob Schaap van de scheepswerf schonk het gezin Koeman twee nieuwe botters, later genummerd HZ 197 en HZ 198, waarop Jacob en Klaas schipper werden. Willem kon enige jaren later in 1892 - hij had toen een eigen gezin - de bovengenoemde nieuwe botter kopen. De oude HZ 167 is waarschijnlijk hiervoor verkocht. Voor de nieuwe botter betaalde Willem volgens zijn eigen opgave op een vragenlijst in 1920 fl. 2.400,
Het is heel goed mogelijk dat deze botters in voorraad waren gebouwd door de 'Gebroeders Schaap' om ze zelf te gebruiken of te verhuren. De firma had verschillende botters en kwakken in gebruik als inkoopschepen ('koopschuiten'). Deze schepen kochten op zee de vangst van de vissers op en brachten die aan wal in Huizen om zo de aanvoer van vis voor de eigen rokerij te garanderen. Maar in 1892 liep de visserij al niet meer zo goed als zo'n tien jaar eerder. Veel animo voor het kopen van een nieuwe schuit was er onder de vissers niet, er koopschuiten van te maken loonde niet. De nieuwe botters die op de werf klaar lagen, konden daarom beter door de familie worden gebruikt. Men vond het de eer en goede naam van de familie Schaap te na om het gezin van een zuster in armoede te laten vervallen. Maar in later jaren heeft deze connectie met zijn rijke familieleden Willem Koeman nog veel problemen bezorgd. Maar daarover verderop in dit artikel.
In de vlootlijst van DL H.C. Redeke (zie: Dorleijn, Van gaand en staan want', deel III) staat vermeld dat Willem Koeman de jongere in 1905 schipper en eigenaar was van de HZ 209. Dit nummer kreeg de botter in 1892. Er waren toen in Huizen niet meer dan 120 schuiten, maar nieuwe schuiten kregen een nieuw nummer en open gevallen visserijnummers, bijvoorbeeld door overlijden of bedrijfsbeëindiging, werden niet meer gebruikt. In 191 1 werd een nieuwe, meer realistische nummerlijst opgemaakt. Toen kreeg onze nieuwe botter het visserijnummer waarmee hij méér dan vijftig jaar zou varen: HZ 45. Een gewone botter met een lengte van bijna 14 meter, een breedte van 43,4 meter en een inhoud van rond de 20 ton.
De eerste eigenaar en zijn gezin
Willem Koeman (1866 — 1954) was in 1891 getrouwd met Gijsbertje Zeeman. Het echtpaar kreeg zeven kinderen:
• Heintje (1892-1986, getrouwd met Gijsbert Rebel, meesterschilder; geen kinderen)
• Harmpje (1895-1976, ongehuwd)  Tijmentje (1896-1918, ongehuwd)
• Jacob (1897-1953, ongehuwd)  Geesje (1898-2000, ongehuwd)
• Aaltje (1901-1985, ongehuwd)
• Lambert (1907-1986, gehuwd met 1. Gerritje van der Wal; 2. Jacoba van der Wal, geen kinderen). Deze Jacoba Koeman — van der Wal is de enige van het gezin, die nu nog in leven is.
Het gezin Koeman woonde in Huizen op het adres Havenstraat 34 (vroeger B68). Het was de westelijke helft van een fors huis met schuine kap, gelegen op een heuveltje aan de oostelijke zijde van de Havenstraat, bij de splitsing met de Visserstraat. Twee grote kastanjebomen stonden voor het huis. Duidelijk een huis van een schipper en niet van een knecht. Tot ongeveer 1980 hebben de dochters daar nog gewoond. In mijn jeugd ben ik er vaak binnen geweest. lk herinner me een grote woonkeuken (deel)

met een ladder naar de zolder en een schouw met prachtige wandtegels. Daarnaast de woonkamer met twee bedsteden, een mooie kolomkachel en oude Bijbelse platen aan de muur. Het interieur van toen zou nu compleet in een museum opgenomen kunnen worden. Dit typeert het gezin Koeman. Zij hielden niet van verandering. 'Ome Willem' was al 80 jaar toen wij als kinderen bij hem op bezoek kwamen. Hij droeg een ringbaardje en een gouden oorringetje. Hij kon prachtig vertellen. lk herinner me bijvoorbeeld verhalen van het spieringvissen op het ijs van de Zuiderzee. We zaten in het schemerdonker stil te luisteren en de dochters in hun klederdracht schonken thee.


Het huis van de familie Koeman otnstr 1960

Tragisch vind ik dat maar twee kinderen van het gezin van 'Ome Willem' zijn getrouwd en dat hij nooit kleinkinderen heeft gehad. Dit gezin behoorde tot de vele gezinnen in het Huizen van de 19e en 20e eeuw waar wel drie tot vijf ongetrouwde dochters waren. Eén van de oorzaken hiervan vinden we duidelijk in het vissersmilieu waarin de Koemans leefden, namelijk de geringe mogelijkheid voor vrouwen en mannen om elkaar in het dorp te ontmoeten: de mannen werkten op zee en de vrouwen thuis. Harmpje Koeman was de enige dochter die buiten Huizen heeft gewerkt als werksteL
De HZ 45 in bedrijf
Het visserijbedrijf op de Zuiderzee was een hard leven. Midden in de nacht van zondag op maandag gingen de vissers aan boord. De zondagsrust was heilig. Als de wind gunstig was, kon de schuit de haven uitvaren. Maar bij noordenwind moest de knecht al direct in het touw om de schuit de haven uit te trekken langs de honderden meters lange havenpier. Een motor hadden de botters toen nog niet. Vanaf het moment dat de visgronden waren bereikt en het eerste net was uitgezet bestond de werkweek zonder onderbreking uit vissen. Tot zaterdagmorgen als de schuiten weer in de haven terugkwamen. De zaterdag werd verder besteed aan het verkopen van de vis, het schoonmaken van de schuit en bezoeken van de kapper, vooral voor een scheerbeurt.
Alleen in de wintermaanden december, januari en februari bleef de vloot in de haven. Willem Koeman had ook spieringnetten, die in de wintermaanden werden gebruikt als er geen ijs in zee was. Het vissen op het ijs naar spiering en bot noemde ik al. Een koude en soms erg gevaarlijke bezigheid. In het dossier van Willem Koeman voor de Zuiderzeesteun (zie verderop in dit artikel) vinden we een briefje waarin hij iets schrijft over het vissersbedrijf in de lange en strenge winter van 1929: 'De nettobesommingen zijn zo gering dat het nodige tot levensonderhoud begint te ontbreken. De winter duurt ondertussen maar voort en van tijdig uitvaren der vloot is niets gekomen'.
Van maart tot juni werd gevist op haring, daarna tot november op bot. In sommige jaren verschenen in het voorjaar grote scholen ansjovis om kuit te schieten in de Zuiderzee. Dan schakelden de vissers over naar de vangst van deze vis. Zo'n jaar was een buitenkansje en een mogelijkheid om schulden af te betalen. Maar de overwegende bezigheid was de botvangst. Dit deden de Huizer vissers 'in span', dat wil zeggen met twee botters die samen een groot sleepnet trokken dat tussen de schuiten hing. De ene schuit voer met het zeil naar links, de andere met het zeil naar rechts. De inrichting van de botter, bijvoorbeeld de ophangpunten van de touwen voor de zeilen, de 'vallen', en de plaats van het vooronderdeurtje waren bij de ene schuit gespiegeld met de andere schuit. De HZ 45 heeft het deurtje links van de mast. Hieraan kan je zien dat het een 'rechtse botter' is geweest.
Het was hard werken. Het schieten van de netten, het opzetten van de zeilen, bij weinig wind vier stuks, het voortdurend opletten of de koers van de schuiten en de spanning van het halfronde sleepnet wel juist waren. Dit alles ook 's nachts. Citaat van een oude Huizer visserman (Dorleijn, dl.lll, pag. 65): "Een visserman was zo: om tien uur gung ie d'r in, maar om kwart over tien was die d'r weer uit. De schipper vraagt aan zijn zoon: Hoe is 't, kan je merken zien? Hoe is de grond?" De jongen moest letten op havenlichten en schuitenlichten en op de samenstelling van de bodem die erop kon wijzen dat land dichterbij kwam. De visser was volkomen afhankelijk van weer en wind. Een plotseling opkomende storm kon een groot gevaar vormen, verlies van zeilen, mast, netten of misschien wel een mensenleven. Mijn moeder vertelde over haar vader Klaas, de jongere broer van Willem, dat eens in een hete zomer een windhoos met zijn slurf een diep spoor trok in het water midden tussen de botters van haar vader en zijn maat. De twee schuiten ontsnapten ternauwernood aan een vernielende ramp. Na het einde van een trek moest het net worden opgehaald, de vis eruit gehaald, de netten weer•uitgezet, de vangst gesorteerd, de botter schoongemaakt en kleine reparaties verricht. Tussendoor een snelle hap, meestal een pannenkoek met gebakken vis. En daarna weer door.
Willem Koeman gaf in 1920 op dat hij in de voorafgaande jaren de volgende jaarverdiensten had uit de  haringvisserij: fl. 600, - ansjovisvisserij: fl. 200, - botvisserij: f1.1 .OOO, -
Samen een jaarinkomen van fl. 1.800, — nettoverdiensten, na aftrek van de bedrijfsonkosten. Maar zonder aftrek van een derde deel van de brutoverdiensten, namelijk het knechtenloon dat zoon Jacob inbracht. Dit betekende fl. 35, = per week voor een gezin van negen personen. De Koemans waren niet arm, zij hadden bijvoorbeeld een eigen huis; maar ze waren zeker ook niet rijk. Willem Koeman heeft met zijn HZ 45 nooit op de Noordzee gevist. Maar op de Zuiderzee stond hij bekend als een goede visser. Mij is niets bekend over grote averij, zoals bij voorbeeld het afbreken van de mast of het lekvaren van de schuit.
De afsluiting en haar gevolgen
In 1918 werd de 'Wet tot afsluiting en gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee' van kracht. Hoewel het nog 14 jaar zou duren voordat de afsluiting werkelijkheid werd, betekende dit jaar een belangrijke verandering in het leven van de vissers op de Zuiderzee. De gestadige achteruitgang van de visserij die omstreeks 1880 op haar hoogtepunt was, zette nu definitief door. De meeste vissers gingen ander werk zoeken: Vooral in Huizen ging dit proces snel. Meer dan de helft van de vierhonderd vissers is in de periode tussen 1920 en 1930 uitgetreden. Zij zochten en vonden werk in de handel (kaasventer) en in de bouw (timmerman, schilder). Dit met zeer actieve steun van het gemeentebestuur van Huizen.
Willem Koeman en zijn zoon Jacob bleven vissen met hun HZ 45. Er werd in Huizen een 'Subcommissie voor de werkverschaffing' opgericht. Deze commissie deed jonge vissers het aanbod voor een opleiding tot omscholing met garantie van een weekloon. De vissers werden uitgenodigd op een vergadering op 15 januari 1921 om hierover ingelicht te worden. In het archief van de commissie vinden we een handgeschreven tekst terug van Jacob Koeman met de volgende tekst: lk heb u verzoek vrijdag ontvangen om in een vak opgeleid te worden. lk zou we/ gaarne een ander vak beginnen. Maar Vader kan niet buiten mij om, daarom zie ik maar van u verzoek af. Zijn broer, Lambert Koeman, heeft na enkele jaren op zee wel een opleiding gevolgd, namelijk voor timmerman.
Voor wie bleef vissen, trof de rijksoverheid ook een maatregel tot steun. Te voorzien was dat de visserij door de afsluiting van de binnenzee niet meer of nog maar in zeer beperkte mate mogelijk zou zijn. De vissers zouden schade lijden door een maatregel van de overheid waarom zij niet hadden gevraagd. Er werd een aparte wet voor gemaakt, de Zuiderzeesteunwet (1925). Een van de steunmaatregelen was dat vissers die op 17 december 1927 zestig jaar of ouder waren een geldelijke tegemoetkoming konden krijgen voor de rest van hun leven. Zij zouden namelijk heel moeilijk nog nieuw werk kunnen vinden. Onder deze regeling viel dus ook Willem Koeman.
In het archief van deze Zuiderzeesteunwet vinden we daarom ook onder nummer 672 zijn dossier aan, het is een dik pak papier. Het omvat alle correspondentie die door de Rijksdienst tot uitvoering van de Zuiderzeesteunwet, de Gemeente Huizen en de Belastingdienst is gevoerd met, over of door Willem Koeman en zijn kinderen in de periode 1927-1970. lk vat het voornaamste samen in drie punten.
1. Papieren rompslomp
De Rijksdienst, gevestigd in Amsterdam aan het Rokin, werkte zeer omslachtig. In de periode tussen 1927 en 1946 is de steunuitkering van Willem twaalf (!) keer veranderd, variërend van niets tot fl. 9,50 per week. Over iedere verandering zijn opgavenformulieren ingevuld, toelichtingen opgevraagd en gegeven (door de Gemeente), bezwaarschriften ingediend en beslissingen geschreven. Heel wat ambtenaren hebben verdiend aan deze zogenaamde steunverlening voor de arme vissers. Bekend is dat er veel ontevredenheid was over de uitvoering van deze wet. Vooral ook omdat de dienst zich ging bemoeien met de privé zaken van de vissers.
2. Twijfels over het gezinsinkomen
De voornaamste reden voor de genoemde veranderingen in de hoogte van de steunbijdrage voor Koeman was dat de Rijksdienst twijfelde over zijn inkomen. Hij moest regelmatig zijn verdiensten opgeven. Dit werd gecontroleerd bij de havenmeester, de visafslag en de belastingdienst. Er waren twee punten van twijfel: het inkomen van zijn inwonende kinderen en mogelijke extra inkomsten uit bezittingen. Zijn zoon Jacob was knecht op de schuit en was tegelijk lid van het gezin. Bracht hij geld in? En zijn broer Lambert, de timmerman?
Bekend was dat moeder Gijsbertje en de zusters Geesje en Aaltje vaak ziek waren. Maar welke invloed had dit op het gezinsinkomen?
Opvallend is dat als de Rijksdienst zulke twijfels had, de uitkering direct verlaagd werd zonder het resultaat van nader onderzoek af te wachten. Willem moest dan weer een bezwaarschrift schrijven en de burgemeester van Huizen moest weer een goed woordje doen. Pas daarna ging de uitkering weer omhoog.
Dat was ook het geval toen er vragen rezen over de bezittingen van Koeman. Hij had een eigen huis, wat betekende dat zijn uitkering lager was dan voor wie huur moest betalen. Maar, vroeg de Rijksdienst, had hij ook geen geld (genoemd werd een bedrag van fl. 12.000, = ) geleend aan de firma Gebroeders Schaap? En hoeveel rente bracht dit hem jaarlijks op?
Er werd toen onderzoek gedaan in de boekhouding van deze firma. Het bleek dat de Gebroeders Schaap een schuld hadden bij Willem Koeman van fl. 2.000, z. Zijn broer en zijn zuster hadden een zelfde bedrag in de zaak. Waarschijnlijk ging het hier over delen van de nalatenschap van hun moeder Heintje. Maar hoe dan ook, de uitkering werd direct stop gezet en daarna is vele keren gecorrespondeerd over de vraag of Koeman nu fl. 12.000, = in de firma had, of fl. 2.000, =?. Het heeft geduurd van 1933 tot 1941 alvorens het juiste antwoord op deze vraag werd geaccepteerd door de Rijksdienst.
3. Een zaak van principe
Eind oktober 1948 berichtte de Rijksdienst dat Koeman recht had op een uitkering in het kader van de Noodwet Ouderdomsvoorziening (Noodwet Drees, van kracht in 1947) en dat de uitkering Zuider-

steunwet daarom
van geweten,    Willem Koeman in 1936 verzoeken wij Uw beleefd en hoop ik van harte dat u mij niet zult drijven daar waar mijn geweten mij verbied te gaan, en hoop ik dat U mij de toegewezen geldelijke tegemoetkoming krachtens de Zuiderzeesteunwet zult laten behouden'.
Vrij snel kwam het antwoord van de Rijksdienst. De steunuitkering werd verlaagd van fl. 7,00 naar fl. 2,50 per week. Koeman ontving daarbij een brief van de Generale Commissie Zuidersteunwet, waaruit ik het volgende citeer:
Dergelijke gezichtspunten zijn ook bij de behandeling van de wet naar voren gebracht, doch deze bezwaren zijn bij de behandeling van de wet in de Staten Generaal afdoende weerlegd en de wetgever heeft de wet, zoals zij thans luidt tot stand gebracht. Ook wanneer men aanvaardt, dat Koeman de vrijheid heeft om een ander standpunt te huldigen dan de wetgever, dan neemt dit niet weg, dat hij zich iinkomsten laat ontgaan, welke de wet hem gelegenheid geeft te ontvangen. Dit moge dan het gevolg zijn van zijn vrijheid om op een bepaalde wet geen beroep te doen, gevolg van de afsluiting der Zuiderzee kan het ontbreken van de inkomsten tot dat bedrag niet worden geacht te zijn. '
Met andere woorden: de Zuiderzeesteunuitkering bleef verminderd met het bedrag dat Koeman had kunnen 'trekken van Drees', zoals dit toen werd genoemd. Hier duikt uit deze oude papieren een beeld op van een Huizer visser die bepaald niet onderontwikkeld was. Koeman en zijn zoons wisten precies welk standpunt paste bij hun overtuiging. Hun standpunt over ouderdomsondersteuning was dat van de conservatief christelijke partijen in ons land zoals de SGP, die toen grote moeite hadden met de gedachten van de socialistische minister Willem Drees over de taak van de staat voor de ouderen. De Koemans waren en bleven principiële mensen, ook al kostte hun dit geld. Willem Koeman heeft zelfs nog een bezwaarschrift gestuurd naar de minister van Verkeer en Waterstaat. Maar het rijk veranderde niet van mening.
Waardevermindering
Een extra mogelijkheid bood de Zuiderzeesteunwet voor de vissers in de vorm van een tegemoetkoming wegens waardevermindering van de bedrijfsinventaris als gevolg van de afsluiting van de Zuiderzee. In de aanvraag voor deze tegemoetkoming van 1931 vinden we de volgende opsomming, die een goed beeld geeft van de werktuigen waarmee Willem zijn visserij uitoefende:
• 1 botter HZ 45, gebouwd in 1892, 62 m3 inhoud  1 vlet  staand want: 55 haringnetten, 70 ansjovisnetten  gaand want: 8 haringnetten, 9 botnetten, 7 spieringnetten
• 12 ankers, touwwerk, 2 kabels, 2 fokken, 2 zeilen, 2 kluiffokken, 2 waterschoppen, 1 strijkbeugel, 1 haartouw, 1 spring, 1 voorhouder, blokken, vallen
• 100 pond aan gewichten, oliegoed, 1 kruiwagen, 1 kompas, 1 uurwerk, 1 kachel, boegspriet, 2 enterhaken, 1 schuifboom, 2 fokstutters, 3 dreggen, kooigoed, keukengereedschap
Het procesverbaal dat ter plaatse werd opgemaakt, schatte de waarde van dit geheel op fl. 1.612, De Rijksdienst achtte de waardevermindering fl. 1.246, = groot en stelde hiervoor een bedrag van fl. 63,20 per jaar vast. Dit gedurende het leven van de eigenaar. In 1965 werd bij beëindiging van het bedrijf van zoon Jacob opnieuw een vergoeding wegens waardevermindering vastgesteld. Zie verderop in dit artikel.
Vlootschouw
Op 5 september 1930 deed de HZ 45 mee met de 'Vlootschouw van visschersvaartuigen en zeiljachten' in Enkhuizen.
lk heb een herdenkingspenning van deze dag in mijn bezit. Het is een geschenk van 'ome Willem' aan mij, zijn achterneefje, die zo geïnteresseerd was in de botter en de visserij. Wat was dit voor een vlootschouw? In het 1<011 hierover het volgende: Deze gebeurtenis vormde de afsluiting van een grote, twaalf dagen durende, visserijtentoonstelling in Enkhuizen. Deze nationale tentoonstelling was opgezet om aandacht te vragen voor de afsluiting en de gevolgen daarvan voor de visserijcultuur. Op het terrein waar nu het buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum is, stonden toen drie grote hallen en een 'vissersdorp'. In de hallen kon men allerlei zaken bekijken die te maken hadden met visserij, afsluiting, hulp aan de vissers en inzendingen van het bedrijfsleven uit de regio. Het dorpje bestond uit nagebouwde visserwoningen van zes Zuiderzeedorpen.
Er was ook een Huizer huis, ingericht in de stijl van ongeveer honderd jaar eerder. Het werd gedu-

rende de tentoonstelling 'bewoond'door het echtpaar De Boer, gekleed in Huizer kleren. Wie het huidige buitenmuseum kent, zal de overeenkomsten zien tussen dit kleine tentoonstellingsdorpje van 1930 en de vissershuizen met hun 'bewoners' in het tegenwoordige Buitenmuseum te Enkhuizen.
Er waren iedere dag evenementen met als bedoeld hoogtepunt de vlootrevue op de laatste dag, vrijdag 5 september. Daarvoor waren uit alle vissersdorpen ongeveer honderd (!) botters bijeengekomen in de haven van Enkhuizen. Daartussen dus ook een Huizer delegatie, waaronder de botter van de Koemans. Maar

Gedenkpenning 1932 - voorzijde
Gedenkpenning 1932 -achterzijde

jammer genoeg liep het anders dan gepland. Een harde oostenwind belette de botters uit te varen. Het jacht van koningin Wilhelmina moest ook binnenblijven. De hoge gasten — ook prins Hendrik en prinses Juliana - moesten genoegen nemen met een rondje langs de haven. En de vissers kregen een mooie penning....
Terzijde: Het zou goed zijn als er over de activiteiten van de Gemeente Huizen (er was een gemeentelijk comité) en van Huizers voor deze tentoonstelling nog eens nader onderzoek werd gedaan.
Een journalist aan boord
Op 7 augustus 1936 verscheen in het landelijke geïllustreerde weekblad "Wij ons leven, ons werk", een uitgave van de Arbeiderspers in Amsterdam, een reportage van twee bladzijden. Dit onder de titel 'Met de HZ 45 op de aalvangst'.
Een week lang voer een journalist mee met vader Willem en zoon Jacob. Hij maakte het visserswerk mee op het nu zoete IJsselmeer. Hij zag hoe de vissers meerdere keren per dag het honderden ponden zware kuilnet binnen haalden. Hij maakte mooie foto's, op zee en in de haven en hij schreef er een klein verhaaltje bij. Een citaat hieruit: 'Niet alleen komt de visser nooit uit de kleren, maar ook is wassen hem absoluut onbekend. Deze mannen hebben van hun tiende jaar af geen water op het lichaam gevoeld, de overboords/aande golven, die hen dikwijls tot de huid toe nat maken, uitgezonderd'.
Dit beeld is zeker overdreven, want zaterdags wasten de vissers zich thuis wel degelijk, maar het geeft zeker ook iets aan van de uiterst primitieve omstandigheden waaronder zij hun zware werk moesten doen. Aan deze reportage hebben wij een serie prachtige foto's overgehouden. Enkele hiervan zijn bij dit artikel gebruikt. De karakteristieke kop van de oude Willem prijkte dit jaar op de voorplaat van de kalender '150 jaar Huizer haven ', een uitgave van de Huizer Historische Kring.
Afloop
Willem bleef tot zijn vijfenzeventigste als schipper op de HZ 45 met zijn oudste zoon Jacob als knecht. Daarna voer hij nog een paar jaar mee als knecht bij zijn zoon. Willem Koeman overleed op 17 september 1954 op 88-jarige leeftijd.
Leersum, april 2006
Willon en Jacob Koelnan op zee, 1936
Willem Koeman op de plecht van de HZ45, 1936

Bronnen voor deel A:
 P, Dorleijn, "Van gaand en staand want, deel III over Huizen", Weesp 1983. - Peter Dorleijn, "Zuiderzeevisserij", Amsterdam
1987. - A.E. van der Hulst, "De visserij in Huizen", Lelystad 1994. - Anette van der Hulst en Klaas Westland, "De Huizer haven — 150 jaar", Huizen 2004. - Archief Rijksdienst tot uitvoering van de Zuiderzeesteunwet 1925, dossier nummer 672 over Willem Koeman. - Bibliotheek UvA, invent.nr. 45067: "Wij, ons werken, ons leven", Gemustreerd weekblad van 7 augustus 1936. Uitgave De Arbeiderspers. - genealogische gegevens uit het familiearchief Schaap-Koeman, verstrekt door mevrouw L.A. Schaap te Ede. - Frouke Wieringa, "Een cultuur valt droog, over het ontstaan van het Zuiderzeemuseum" Enkhuizen 1998.
- R Wiersma, "Familie Schaap te Huizen", in: Gens Nostra, uitgave van de Nederlandse Genealogische Vereniging, maart 1994.
Er volgen nog twee delen: B. De HZ 45 en Jacob Koeman -C. De HZ 45 als plezierjacht en als varend monument.

Overzicht van de familieverbanden waarover in dit artikel wordt gesproken:
1. en 2. Gebroeders Schaap 5. Schrijver artikel
3. en 4. Schippers HZ 45
    Hz45     thuis