H U I Z E R K R I N G B E R I C H T E N 17e jaargang nr. 2, juni 1996 Aan de leden, Mijmeringen van de voorzitter De eerste vijf maanden van het jaar 1996 zullen we ons nog lang herinneren als "een zeer droge periode". Wanneer niemand op het idee is gekomen dit vast te leggen voor het nageslacht, dan heeft de Historische Kring Huizen nu in ieder geval iets goeds gedaan. We houden er rekening mee dat het anders zal zijn! Voor de Historische Kring zijn het ook verrassende maanden geworden want we hebben weer een voorzitter (gekozen) en ... wat veel belangrijker is ... een secretaris. De nieuwe voorzitter is voor u geen onbekende (zie onder bestuur). Met de naam van de nieuwe secretaris is het anders gelopen. Enkele dagen voor de ledenvergadering heeft de heer S. van den Broek zich teruggetrokken als kandidaat voor een bestuursfunctie. Twee dagen later heeft de heer Henk van der Hulst op verzoek van het bestuur zich beschikbaar gesteld voor de functie van secretaris. Op de ledenvergadering werd hij in het bestuur gekozen en inmiddels heeft hij al enkele bestuursvergaderingen bijgewoond. Maar nu is er een probleem. We hebben nu twéé bestuursleden met dezelfde naam: Henk van der Hulst. Ze beweren allebei uit een bekend nest te komen. In het Huizer dialect zeggen we dan: "Ze binnen in de veérte femielje van mekaar." Op onze laatst gehouden bestuursvergadering hebben we het voor u wat gemakkelijker gemaakt door een aanvulling bij de naam te zetten. Zoiets deed men vroeger ook al, dus we begeven ons op bekend terrein. Onze secretaris is Henk van der Hulst Jzn. Algemeen lid van het bestuur is Henk van der Hulst Pzn. We hopen als bestuur op een prettige samenwerking, wat de Historische Kring zeker ten goede zal komen. Verder kijken we nu al vooruit naar de Huizer Dag/Open Monumentendag van 14 september (voor het programma zie t.z.t. de plaatselijke pers) en kunnen we u vooits mededelen dat de eerstvolgende ledenavond gepland is voor donderdag 3 oktober a.s. De heer C.L. Verkerk uit Amsterdam zal dan spreken over "Tollen in de vroege Middeleeuwen". Het betreft zgn. rijkstollen aan de grenzen tussen de provincies Holland, Zeeland en Utrecht, en alles wat daarbij komt kijken met betrekking tot verkeer van personen en goederen. Tot besluit: allen die deze woorden lezen een fijne en goede zomer toegewenst, namens het bestuur, Aartje Kruijning-Teeuwissen voorzitter Oproepje: Het archief heeft dringend behoefte aan mensen die kranten willen knippen voor het knipselarchief: vaardigheid met een schaar strekt tot aanbeveling! Graag aanmelden bij M.P. Rooth (adres blz. 2). ISSN 1384-8437 voorzitter: Mw. A. Kruijning-Teeuwissen Driftweg 151, 1272 AC Huizen, tel. 52 54776 vice-voorzitter: Ing. W.H.H. Groothoff Gooierserf 204, 1276 KZ Huizen, tel. 52 51540 secretaris H. van der Hulst Jzn. Gooilandweg 241, 1271 KW Huizen, tel. 52 56893 penningmeester: Drs. C. Kruijmer Botterstraat 7a, 1271 XL Huizen, tel. 52 51713 bestuurslid: H. van der Hulst Pzn. Wagenweg 4, n76 XW Huizen, tel. 52 51922 archivaris: M.P. Rooth Bestuur Historische Kring Huizen Punter 13, 1276 CX Huizen, tel. 52 64535 ledenadministratie: Mw. T. Rooth-Piėst Punter 13, 1276 CX Huizen, tel. 52 64535 Klederdrachtgroep: Mw. J.W. van Geenen-van den Berg Lijzij 109, 1276 GK Huizen, tel. 52 52807 Redactie Berichtenblad: Mw. G.E.E. van Noppen Brede Englaan 12, 1272 GS Huizen, tel. 52 53783 ARCHIEF: Achterbaan 82, 1271 TZ Huizen, tel. (035) 52 50223 Geopend iedere maandagavond behalve de tweede maandag van de maand. Geheel of gedeeltelijk overnemen van artikelen slechts toegestaan met uitdrukkelijke bronvermelding en na schriftelijke toestemming. Verzoek om inlichtingen van de heer Wim Spitzen uit Gilze betreffende de voorgangers van de bekende Huizer Potterie de Driehoek, t.w. ESKAF SteenwijWESKAF Huizen Mocht u antwoord kunnen geven op de vragen, wilt u dan contact opnemen met onze archivaris, M.P. Rooth op bovenstaand adres. "In verband met de voorbereiding van een boek over Eskaf Steenwijk/Eskaf Huizen ben ik op zoek naar namen van plateelschilders die bij de ESKAF in Huizen werkzaam zijn geweest. Ik ken reeds de volgende namen en hun merktekens: ofWillem Evers (ook werkzaam als schilder in Steenwijk) Willy Evers-Colly H. Sluiter (ook werkzaam als schilder in Steenwijk) Mej. Kiek Vander — Jo Buys (ook als schilder bekend uit de Steenwijk-periode) Johannus Kup? Van oorsprong een Duitser die ook in Steenwijk werkzaam is geweest. Van de volgende personen zijn mij alleen de initialen bekend; ik zoek dus nog naar de volledige namen: - S.T. 0f T.S. P.A. K. V. = misschien Kiek Vander M.D. A.Z. B.v.H. M - M.H. 0f H.M. W.L. Er zullen zeker meerdere plateelschilders werkzaam zijn geweest bij de ESKAF in Huizen, die mij nog onbekend zijn. Voor aanvullingen houd ik mij dan ook zeker aanbevolen." -3_ Hieronder treft u een lijst aan van schenkingen die de Historische Kring Huizen in de eerste vijf maanden van dit jaar mocht ontvangen. Wij zijn de schenkers bijzonder erkentelijk hiervoor en hopen in de toekomst regelmatig in het Berichtenblad aandacht te besteden aan dit materiaal uit ons archief. Schenkingen eerste helft 1996 l. Op 2 februari ingebruikneming van de 4-laden archiefkast in december 1994 gekregen van de heer F. Bianchi. 2. Op 14 februari documentatie ontvangen van de Stichting Klederdrachtcollectie Gerrie Otten over het gouden kruis dat bij de Huizer dracht hoort 3. Op 28 februari van AT&T een computer. 4. Op 18 maart van de heer J. Schaap: - I kaart van Huizen anno 1824 I portefeuille van H. Kos, grutter te Huizen, 1886 - I ondertrouwkaart uit 1906 - 5 kalenderplaatjes uit 1917 - 2 oorkonden van geloofsbelijdenis uit 1925 I bewijs van Nederlanderschap uit 1934 - I Huizer Kerkblad uit 1936 - 3 rijbewijzen (1938 - 1940 - 1961) I boekje, uitvoering Prinses Irene uit 1945 I Wereldkroniek uit 1961 - 12 dia's van de eerste-steenlegging van de Zenderkerk in 1996 - 4 foto's idem - I programma idem - I boekje Streekdrachten in Nederland uit 1973 - I scriptie over Huizen uit 1977 - I fotoalbum voor kartonnen foto's met 40 foto's - I omslagmap om het programma voor de Huizer Radio Centrale in op te bergen - 1 VVV boekje - 72 losse foto's 15 ansichtkaarten - 21 rouwkaarten tientallen knipsels 5. Op 21 maart van de heer van Straaten oorlogsdocumentatie 1940-1945 in origineel en kopie: • I opplakvel voor distributiebonnen met vervolgblad • 3 voedselbonnen • persoonsbewijszegels • spotprent • verklaring typhysinenting • grondtoewijzing in 1942 • 2 distributie-stamkaarten • winterhulp persoonsbewijs • veiligheidsdienst stamkaarten • 5 vel luchtbescherming met namen en adressen • waarschuwing sabotage telefoonkabels • mededeling Hervormde Kerk (Wilhelmus 1941) • Balatum bewakingsrooster • Balatum vier ijzer- en staalbonnen • zes en een kwart centstuk (stuiver + cent + kwart cent op elkaar gesoldeerd) 6. Op 26 maart twee dia's van het Huizer Museum. FAMILIEVERHALEN T. Kos De heer Kos (1897-1973) schrijft eind zestiger/begin zeventiger jaren en kijkt terug op zijn jeugd in Huizen. "Grō-vader was van een andere makelij dan Ooitjen: een rustige vriendelijke man, hulpvaardig en altijd bereid om ons kinderen aan te horen en met ons een onderhoudend gesprek te beginnen. Boeiend kon hij ons vertellen over zijn gevarieerd leven. Ademloos luisterde ik in de donkere vooravonden, als de oude man met zijn voeten op de kachelplaat zat en herinneringen ophaalde. "Grō-vader waarom ken je neit lezen en schrijven?" vroeg ik. "Ja, taatjen, ik bin mar kort naer schōl egaen en heb mar 'n bietje eleerd. En dat bietjen bin ik weer vergeten. Al jong ging ik as darde man mie naer zee op een schuit naer de herringvangst." En dan ging hij verder met zijn levensverhaal. De visserij kon hem niet blijvend bekoren. Zijn drang naar de verte dwong hem naar andere bezigheden uit te kijken. Hij had de tijd mee, want overal in Europa werden spoorwegen aangelegd en spoedig was ook Nederland bij het internationale verkeer betrokken. Dat gaf nieuwe mogelijkheden voor ondernemende jongelui, zoals ook Grō-vader er een was. Na enige jaren zich in de straathandel met vis en kaas bekwaamd te hebben, zag hij nieuwe kansen. De Frans-Duitse oorlog van 18701871 was uitgebroken. Het zegevierende Duitse leger trok over de Rijn Frankrijk binnen en veroverde na bloedige gevechten Elzas-Lotharingen. Achter het optrekkende leger leurde Grō-vader met kaas. En dat was een gelukkige greep. Hij deed goede zaken met de frontsoldaten, die de Hollandse kaas een smakelijk voedsel vonden. In Straatsburg dreigde er een spaak in het wiel te komen, want de Duitse militaire politie verdacht hem van spionage en grōvader werd gevangen gezet. Al spoedig bleek, dat hij onschuldig was. Hij herkreeg zijn vrijheid en kon zijn handeltje weer opvatten achter het leger tot in de zomer van 1871 de vrede getekend kon worden. Het nieuwe Duitse keizerrijk onder leiding van Wilhelm I, bijgestaan door de ijzeren kanselier Otto von Bismarck, ontwikkelde zich krachtig. De industrie in het Ruhrbekken begon op gang te komen, waarvan vooral west Duitsland profiteerde. Duitsland behoorde nu tot de grote mogendheden, die in de wereld met Rusland, Engeland en Frankrijk de lakens uitdeelde. De Duitse bevolking kwam tot groter welvaart. En Nederland was ermee gebaat dat zijn oosterburen meer konden consumeren. De export van zuivelprodukten, groenten en vruchten nam ieder jaar toe. Ook zeevis was daar welkom. Nu concentreerde Grō-vader zijn activiteit op de oude stad Keulen. Daar in die stad aan de Rijn heeft hij een lange reeks van jaren handel gedreven. Een tijdelijke woning vond hij in een logement bij het Domplein. Daar op dat plein wandelde hij in de avond wat rond en bewonderde de geweldige kathedraal, die in die dagen omstreeks 1880 eerst na zes eeuwen voltooid werd. Daar ook op dat Domplein sprak hij vaak met de eenvoudige metselaar die zijn hele leven gewerkt had aan de bouw van de Dom, tegen een loon van één mark per dag. Na de Keulse periode beleefde Grō-vader een nieuw avontuur. Met een dikke portefeuille reisde hij per trein met een compagnon naar de Duits-Russische grens, in het voormalige Polen, om daar ponnies te kopen. Ofschoon de man niet kon lezen, kon hij achter elkaar de bijna honderd spoorwegstations uit zijn hoofd opnoemen die hij op die lange reis gepasseerd was. Wel een bewijs dat de man een goed geheugen had. Een financieel succes is die reis waarschijnlijk niet geweest, want de ponniehandel is niet meer herhaald. Op middelbare leeftijd zocht Grō-vader het wat dichter bij huis. Hij werd Amsterdamse kruier, dreef in de hoofdstad van ons land zijn handel in kaas en bracht het weekend in zijn gezin door. Aanvankelijk was er geen openbaar vervoer van Huizen naar Amsterdam, maar geen nood. Met collega's liep hij op maandag naar de hoofdstad en keerde op vrijdag weer te voet naar huis terug. Tussen Muiden en Naarden werden de Huizenaars soms ingehaald door de trekschuit. De schipper aan het roer riep de wandelaars toe, dat hij bereid was ze tegen de prijs van één dubbeltje per man naar Naarden te brengen. Maar dat vonden de tippelaars een te hoge prijs. Zij boden een stuiver. Na enig onderhandelen zakte het tarief van de schipper tot acht cent. Maar de kruiers wilden slechts zeven cent betalen. Dat was de schipper te bar en hij voer zonder de afdingende kooplui naar Naarden. Eens zag Grō-vader in Amsterdam in een meubelwinkeltje een prachtig eikenhouten ladenkastje staan. Hij was in een royale bui, want de verdiensten waren verrassend goed geweest in de laatste dagen. Hij onderhandelde wat met de winkelier. En na lang loven en bieden kocht hij het kastje voor de som van tien gulden. Maar hoe kreeg hij het meubeltje zonder beschadigingen thuis? Met de beurtschipper meegeven was te riskant en dat bracht ook weer kosten mee. De zuinige man wist raad. De eerstvolgende vrijdagmiddag laadde hij zijn nieuwe aankoop op de kruiwagen en reed er mee naar het Gooise dorp. -5_ Onderweg haastte hij zich, want vŌŌr het poortsluiten 's avonds om negen uur wilde hij in het stadje Naarden zijn. Kwam hij na negenen, dan moest hij vier duiten (een halve stuiver) aan de poortwachter betalen. Met zweten en hijgen bereikte Grō-vader nog net op tijd de poorten van de vestingstad. En daarna buiten de Utrechtse poort gekomen, kreeg hij de gelegenheid om de wagen neer te zetten en even uit te blazen. Nu schepte hij nieuwe moed, want het eind van de zware reis kwam in zicht. Toen de dorpsklok van Huizen tien sloeg, was hij thuis en kon trots zijn aanwinst overdragen aan Ooitjen. Ofschoon er weinig woorden van waardering over haar lippen kwamen, merkte Grō-vader wel dat hij een goede beurt bij zijn vrouw gemaakt had. De ladenkast kreeg een ereplaats. Er kwam een kostbaar koffieservies op te staan, afgedekt met een fijn kanten kleedje. En Ooitjen glom van genoegen als bezoekers het nieuwe meubel, met wat er op stond, prezen. Zij wilde het voor geen geld meer missen. Zelfs de dorpspredikants die zij hoog vereerde, kreeg geen kans de kast te kopen. Toen Grō-vader de lasten van de oude dag begon te voelen, ging hij rentenieren. Schoenen knelden hem en voortaan liep hij op muilen. Dat was ook gemakkelijk bij het bezoeken van de talrijke familieleden, want bij de straatdeur kon hij de muilen uitdoen en op kousevoeten naar binnen gaan. De Huizer vrouwen zagen het graag dat iedereen in huis op kousen liep. Nieuwe bezigheid kreeg Grō-vader nu door bij de familie aardappelen te gaan schillen. Eerst begon hij in de vroege morgen bij zich thuis. Dan kuierde hij rustig naar zijn getrouwde dochters, die in hun gezinnen al ander werk genoeg hadden. De oudste dochter, meutjen Nelletje, die een drukbeklante snoepwinkel dreef, kwam het eerst aan de beurt. In de ruime winkel zat de oude man de piepers te schillen. Kwam er intussen een kind om voor een cent snoep te kopen, dan werd deze door Grō-vader geholpen. Hij was niet erg royaal met snoep. Je kon beter door meutjen Nelletje zelf geholpen worden, want zij was goedgeefs. Onder de z.g. etalageruimte stond een mat met vijgen en ook vond je er een grote kist met mispels (dadels). Hiervan waren de twee kinderen van meutjen, Jopien en Koba, de grootste afnemers. Na schooltijd lagen zij daar bij de begeerde lekkernij, tot ergernis van Grō-vader, die zijn kleinkinderen naar buiten joeg. Als Grō-vader bij de oudste dochter klaar was met schillen, kwam hij bij ons thuis. Wij hadden een groot gezin. Er zaten regelmatig twaalf hongerige huisgenoten aan tafel, dus er was werk aan de winkel. Een grote mand met aardappels stond klaar. En na het drinken van een paar kopjes koffie begon het experiment... Tijdens de schoolvakantie ging ik bij hem zitten en vroeg of ik met schillen helpen mocht. Aanvankelijk kreeg ik toestemming, maar al spoedig werd ik weggestuurd, want ik schilde te dik en daarmee nam mijn moeder geen genoegen. Inmiddels was het twaalf uur geworden en kwam de laatste dochter, meutjen Marre, aan de beurt. Die was met alles te laat, dus daar kon Grō-vader nog altijd terecht. Het warme middagmaal kwam bij hāār eerst tegen twee uur op tafel. Haar talrijke kinderen hadden dan nog net gelegenheid om haastig wat eten naar binnen te krijgen en op een draf naar de school te lopen. Gelukkig stond die school dicht in de buurt. Net als het schoolhoofd de deur wilde sluiten, en hij was er nooit te vroeg mee, wipten de kinderen van meutjen Marre naar binnen. Dat was elke morgen om negen uur en 's middags om twee uur hetzelfde ritueel. De kijer van meutjen Marre waren de hekkesluiters. Als ik bij mijn grootouders op bezoek kwam en vol aandacht luisterde naar de verhalen van Grō-vader, kwam er vaak plotseling een einde aan de vertelling. De Friese hangklok aan de wand liet zijn zeven slagen horen. Direct keek mijn grootmoeder op van haar breiwerk en riep met scherpe stem: "Taatjen, 't is zeuven uur. Naer je moeder too en gauw, want 't is hōg tijd om te slaepen." Midden in zijn verhaal bleef Grō-vader steken. Hij zei geen woord meer en staarde voor zich uit. Ik vond dat vreemd en wat was ik teleurgesteld en kwaad op Ooitjen, die mij zo rauw naar de werkelijkheid terugbracht. Maar haar wil was wet in huis en daar werd niet van afgeweken. Op zeventigjarige leeftijd overleed Grō-vader, diep betreurd door familie, vrienden en bekenden. Voor mij, nog een kind van amper elf jaar, was het een pijnlijk verlies. Ik voelde dat ik een goede onbaatzuchtige vriend en raadsman verloren had. Hij had mijn fantasie geprikkeld met zijn reisverhalen en zodoende bij mij al op jeugdige leeftijd de drang naar de verte doen ontwaken en het verlangen naar kennismaking met vreemde landen en volken doen ontstaan. Als volwassene heb ik mijn reislust kunnen bevredigen. Ik werd benoemd tot reisleider en kreeg gelegenheid om vele touristen rond te leiden door de landen van Europa. Stond ik met een groep deelnemers bij de Dom van Keulen, om iets van deze enorme kerk te vertellen, dan kwam het beeld van mijn grootvader mij ook weer voor de geest. Wordt vervolgd. De geschiedenis van de PHOHI (vervolg) Omdat Philips alle kortegolf—activiteiten op een centrale plaats wilde hebben, werd de zender in 1 937 naar het PHOHI— complex in Huizen overgeplaatst. Het antennepark werd uitge— breid met een stalen zendmast, welke werd gebouwd door de Nederlandsche Kraanbouw Maatschappij uit Utrecht . De nieuwe krachtige kortegolfzender, compleet met studio— apparatuur, werd in een stenen gebouw ondergebrachte Dit alles werd evenals het onderhoud door de NSF uitgevoerd. Een van de zendergebouwen is in de jaren zestig nog als kleuterschool in gebruik geweest en stond ongeveer op de plaats waar nu het Molukse verenigingsgebouw "Boenga Tjenkeh" aan de Studiostraat staat. In de jaren 1936/37 stond men in Nederland voor een ruimte— probleem. Hoe plaatsen we een aantal verschillende gebundelde kortegolfantennes voor meerdere frequenties op een paar hectare. Hiervoor was een terrein van vele hectares nodig (de Engelse wereldomroep gebruikte in die tijd een terrein van 6000 ha! ) . In plaats hier van bedacht men een unieke constructie: twee grenenhouten torens, 63 meter hoog, elektrisch draaibaar over een tweetal rondgebogen spoorrails, waartussen de richtantenne was opgehangen. Op een weiland naast het PHOHI-gebouwtje werden twee stalen cirkels, met een middellijn van 48 m, op een betonnen funde— ring geplaatst. Hierop kwam een stalen brugconstructie van 95 ton — de rails waren 2,5 meter diep in het beton gefun— deerd, met een in 20 m3 beton gecentreerde spil — die de elk 18 ton wegende torens droeg. 7. De oude Gooi landweg vanaf de Tulpstraat gezien. 1 De PHOHT-zendergebouwen HUIZEN (N.H.) P.H,O.H l. Controlekamer van de PHOHI. 1 0 . Interieur zendergebouw van de PCJJ-zendero Dat de torens van hout waren had niet alleen het voordeel dat zij lichter waren, maar ook dat de antennedraden van boven naar beneden gespannen konden worden. Bij een ij zeren con— structie zou er te veel energie geabsorbeerd worden. Op elke toren waren twee stralers en twee reflectoren geplaatst. De bundelopening van de richtantenne was 15 0 zodat de antenne— energie 24-voudig versterkt werd. De bouw van de houten torens werd opgedragen aan de firma Nemago in Doet inchem. Vanaf 1938 tot 1940 heeft de PHOHI via verschillende zenders uitgezonden (PHI; PHT-2; PHI-3; PGD; PCJ; PCJ-2) . De PHI-zenders werden voornamelijk voor Nederlands-Indiė gebruikt en de andere voor de overige richtingen. Er werd zowel overdag als i s nachts uitgezonden. Voor de ver— schillende landen golden aparte tijden. De draaibare antenne werd dan in de juiste richting gezet. Door een druk op de knop bracht de electromotor het gevaarte in de gewenste stand. Het werkte vrij eenvoudig, omdat het mechanisme voorzien was van merktekens en pij len met landaanduidingen (Oost— en West— Indiė; Noord— en Zuid—Amerika; Afrika; Australiė; N ieuw Zeeland) . De uitzendingen waren experimenteel en mochten slechts bestaan uit grammofoonplaten, afgewisseld door aan— kondigingen. Soms werd de microfoon ge— woon buiten gezet en het geluid van een hoempa-orkest dat op de Larenseweg speelde, of r s morgens in alle vroegte een kraaiende haan uit een naburig kippenhok uitgezonden. Toch werden deze uitzendingen door de luisteraars in de ge— hele wereld gewaar— deerd, wat bleek uit de enthousiaste reacties die men hierover ontving. Op deze reacties stuurde men een bedankkaartje (QSL— kaart) , met de gegevens van de PHOHT, te— rug. Dat die program— ma r s zo r n grote be— langstelling hadden, kwam ook door de populariteit van de omroepers. Eén van die om— roepers was Edward Start z met zijn pro— gramma"Happy Station" . 1 1 . QSL-kaart uit de tijd dat de PHOHI in Huizen stond. 17e jaargang nr. 2, juni 1996 12. De draaibare PHOHI—antenne . -10- Hij verstond de kunst om de program— ma's op een aantrekkelijke wijze te brengen en deed zijn aankondiging "Hallo, damens en heren. Hier is Holland, de PHOHI. Philips Omroep Holland Indiė op een golflengte van 25,57 meter" - in zeven talen. Hij werkte al vanaf 1928 mee aan de kor— tegolf—uitzendingen van Philips. Later werd hij de programmaleider van de PHOHI. In de nacht van 13 op 14 mei 1940, kort voor de capitulatie, blies de Nederlandse Genie een groot gedeelte van de PHOHI-insta11aties op. Zo viel de bijna voltooide installatie niet meteen in handen van de Duitsers. Een gedeelte van de PCJ—zender had het geweld overleefd. Van het stenen gebouw bleef echter niets over. De schade werd hersteld, zodat het zendstation gedurende de oorlog 13. Edward Startz. nog kon worden gebruikt door de be— zetter. De programma's kwamen uit Duitsland. Een aardige anekdote is, dat er op een keer een storing ont— stond, door blikseminslag, in het mechanisme van de draaibare antenne. Een monteur herstelde de storing zo, dat hij niet meer naar het Westen, maar naar het Noorden (Alaska) straalde . Pas na de oorlog ontdekte men dat de zender al die tijd ver— keerd gericht had gestaan! 14. Ongeveer gezien vanaf de Dr. Lely laan / Prof. Slothouwerstraat . M. P.Rooth Wordt vervolgd. 1 5 . Een overzicht van het PHOH1-zendnastenpark. -12- LEZING Op dinsdag 9 januari 1996 hield de heer Drs. A. Peddemors van het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden een lezing voor onze Kring over "3000 jaar glaskunst (van 1500 vŌŌr Christus tot 1500 ną Christus)". Onderstaande tekst is een korte samenvatting van zijn boeiende en rijk geļllustreerde voordracht. Glas wordt vervaardigd door het samensmelten van zand, potas en kalk; het krijgt kleur door de toevoeging van oxyden. De voorloper van glas is faļence, geglazuurd aardewerk, dat bekend is uit de Babylonische, de Assyrische en de vroege Egyptische beschavingen. Faļence wordt gevonden op tal van voorwerpen zoals sierhangers, kralen, klein vaatwerk en shabti's (Egyptische lijkbeeldjes). Het oudste recept voor glazuur komt voor op een kleitablet in spijkerschrift uit Seleuca aan de Tigris (Mesopotamiė) uit de zeventiende eeuw vŌŌr Christus (te zien in het British Museum in Londen). Het oudste glāzen vaatwerk is aangetroffen in Egyptische graven vanaf 1550 voor Christus. Dit zogenoemde 'zand-kernglas' is ondoorzichtig. In Europa werden van soortgelijk glas kralen vervaardigd. Keltisch glazen vaatwerk kennen we van de Hallstatt-cultuur uit de zesde eeuw voor Christus: doorzichtige kopjes zonder oor. In de periode die daarop volgt (500 v.Chr. - 0) werden ook glazen armbanden in heldere kleuren en soms met sterk geprofileerde vormen vervaardigd. De Feniciėrs maakten in die tijd (400 - 200 v.Chr.) met name in de buurt van Carthago heel fraaie maskerhangertjes van meest doorzichtig glas. In de Romeinse tijd (vanaf 50 v.Chr.) vindt een enorme ontwikkeling plaats op het gebied van de glasblaastechnieken. Van de glasmeesters zijn echter maar heel weinig namen bekend: in onze streken kreeg Alles de Frontenis grote vermaardheid. Fraai versierde en diepgekleurde vormen in zeer gedurfde technieken tonen een rijke schakering aan vormen, versieringen en voorstellingen zoals jachttaferelen, circusbekers en de zogenoemde diatret-glazen met een ornamentaal netwerk met op steuntjes gemonteerde Griekse letters. Het zijn onovertroffen meesterwerken van de glaskunst. De grootste produktie van glas vond plaats aan de oostzijde van de Middellandse Zee. In de Romeinse tijd was Syriė toonaangevend voor de glasindustrie, maar ook Egypte, Libanon en Israėl vervaardigden glazen vaatwerk van hoge kwaliteit. Op het zware Sassanidische glas (zesde tot zevende eeuw na Christus) komen fraai ingeslepen facetten voor. In West-Europa valt tijdens de Merovingische tijd (450 - 700) het accent hoofdzakelijk op drinkgerei. Naast enkele flesvormen ontwikkelen zich aan Romeinse voorbeelden ontleende typen (zoals spitsbekers en kommetjes), maar ontstaat ook een reeks nieuwe vormen: kogelbekers, tuimelaars en stortbekers, en in beperkte mate ook slurfbekers en buidelbekers. In de Karolingische tijd (700 - 900) zijn het alleen nog maar trechterbekers, bolle bekers en kommen. De ontwikkeling van de glastechnieken gaat eigenlijk steeds weer verder in de landen rond het Middellandse Zeegebied. In de Islamitische glaswerkplaatsen werkt men vanaf de achtste eeuw al met graveer- en slijptechnieken, inleggen van goudblad en veelkleurig email, waar vaak fraaie karakters in Arabisch schrift bij voorkomen. Na de val van Acco (het eind van de Kruistochten) komen de glaswerkplaatsen van Murano (bij Venetiė) tot ontwikkeling en aan het eind van de Middeleeuwen bereikte een keur aan glastechnieken WestEuropa en onze streken, waar de glaskunst vanaf de zeventiende eeuw een grote bloei beleefde. Maar dat is een ander verhaal. Glas uit de eerste eeuw na Christus; hoogte 5 - 14 cm. -13- Iraans glas, voornamelijk uit de Sassanidische periode. Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Oude jaargangen van het Berichtenblad van de Historische Kring Huwen zijn nog verkrijgbaar en te bestellen bij de ledenadministratie (adres blz. 2). Jaargang I t/m 5 (1980 t/m 1984) Jaargang 6 t/m 8 (1985 t/m 1987) Jaargang 9 t/m 16 (1988 t/m 1995) ą fl. 3,75 ą fl. 7,50 ą fl. 10,00 Dit verhaal in Huizer dialect werd op de laatste jaarvergadering van de Historische Kring Huizen voorgelezen door de schrijfster, mw. A. Kruijning-Teeuwissen. NIJT UT HUISHOUWEN VAN JAN STEEN MAAR UT HUISHOUWEN VAN AAG Ze was van 't jaar al vroog begonnen an de schoonmaak en nou, mot de Paasdagen in zicht, kon ze zeggen: "ik bin schoōn". Alle jaren was ze vur Pasen klaer en ok dee keer was 't er źlukt. Ja ... nae weken van haisteren, dat wel. Mar ze was een Stark wijf en liet ter aigen nijt zo heźl gauw kisten. 't Heźle huis had ze ongerhanden źneumen en echt waar .. 't was hard noōdig źweest. Zoōn zeutjen as 't overal was. D'r man Lammert veuri 't allemol mar flaauwekul! Ze liet 'm mar anklessen want mannen hadden d'r toch gien verstangd van. En Lammert zéker nijt. Hij dee niks liever dan overal een zeutjen maken. Kist en kast overhoōp halen, mar opruimen . hé mar. Ze had de moed al oppegeven dat ut ooit noggeries zou verangeren. Dan zou die eerst een maisie motten wurren en dat zat ter nijt in. Twijs ze zoō in d'r aigen stung te mijmeren reurde ze ongertussen in de soep. Ze had een lekkere panne greuntesoep klaer źmaakt want marregen kwam de femielje en dee bleven altijd, ieder jaar, weer een snietjen broōd en een koppie én noōdig ... want ter mos toch weer deries bij Ze nam nog effen een preufie uit de soeplepel. Kwanig had ze de lepel an d'r mongd źzet om effen te preuven too Lammert de keuken binnen kwam loōpen. "Ja, ja", zai die, "ik kom geloof ik nčt op tijd, ik lust ok wel een bakkie soep". "Zou je dat wel doōn, Lammert ta, zoō vlak vur 't naer bedde gaen!" Hij liet z'n aigen nijt teugen houwen. "Nou een klain bietjen dan, want aarst kom ik marregen tekort. En eet ut dan wčl gauw op want as de jonges thuiskommen dan wullen deé ok wat hemmen. Dan kan ik wel op nijuw beginnen want aarst kom ik, nčt as v'leden jaar, soep tekort." Lammert zat gewoōn te smakken mot z'n mongd, zoō lekker as tie 't veun. Toch had tie om half zeuven een behoorlijk portie eten naer binnen źwerkt. Mar alloe! Twijs Lammert zat te eten too het ze gauw de soeppanne in de kelder źzet. Onger z'n oōgen vandaan. "Neejen, neejen, neejen", had ze źzait, too die nog meer wou hemmen, "die greuntesoep is vur marregen" Gelukkig kwammen de twee jonges pas een uur later thuis zodat de soeplucht uit 't huis verdwenen was. Jaap, d'r ouste, was altijd heźl groezig, net as z'n vader, en vlak Tijmen ok nijt uit. Mar ze hadden nerges naer źvreugen. Gelukkig had Lammert de soep nijt ter sprake źbrocht aarst had ze weer motten plooien. Ze had ut zoō arg źveunden, v'leden jaar, dat ze tekort kwam en daerom was ter nou genog. Meer dan genog! Intussen kon ze 't nijt laeten om teugen 't manvolk te zeggen: "Enne . nou zou ik graeg wullen dat jullui gien zeutjen meer maken, want dan is al m'n gewerk veur niks źweest. Dan kan ik 't aare jaar beter op de Mokerhei gaen zitten dan me zoō druk te maken om jullie troep op te ruimen. Dus . ź ... gien zeutjen meer maken hi Lammert is de eźnige dee angtwoord geeft. "Wel neejen mins, jut je aigen nijt zoō op. We hemmen echt wel źzien waar je mie bezig wazzen. Je zallen gien pluisie van ons vijnden. Hou je nou mar rustig, want marregen bin je gien mins!" Och ja, Lammefl had gelijk. Ze was misschien wat pietluttig, mar as zij 't nijt dee ... wie dee 't dan wel! Gien hongd! Ze mos zelf de hangd ter an houwen aarst zouwen ze omkommen in ut vuil! Daer! En toch, ze had een beste kerel ... Ze had ut slechter kannen treffen. Hij kon d'r alleźnig nijt goed teugen dat ze zoō nietel was. Jammer, mar elk mins had zoō z'n aigenaardigheden! Ze zai: "Nou ź jonges, 't is ongertussen hoōg tijd om 't bedde op te zeuken, want marregen wurdt ut een drukke dag." -15- Too ze eindelijk in bedde lag, veulde ze pas hoé meui ze was. "'t Kan nijt aarst", docht ze, "en misschien hem ik wel een bietjen last van vurjaarsmeuihaid." Tenminste, d'r mevrouw in Bussum, waar ze vrooger źwerkt had, had 't altijd over: "voorjaarsmoeheid". "Agie", zai ze dan, "ik ga straks even rusten". D'r mevrouw is heźl wat keenjies gaen rusten, en Agie mar werken. Van meuite kon ze d'r plakkie nijt vijnden, mar Lammert naest ter lag te ronken as een scheepkaptein. Zu'k slaepen as dee man toch kon! Ze was altijd een bietjen jeloers op 'm, want as z'n hoofd 't kussen veulde, was tie al ongerzail. Ze draeide d'r aigen noggeries op d'r aare zije en hoopte dat ze gauw in slaep zou vallen ... want ze was ovvźpeigerd. Hoe lang ze źslaepen het weet ze nijt mar in eźns wurde ze mot een schok wakker . en as ze merkt dat Lammert gien meer naest ter lait, dan is ze klaer wakker. "Wat hem ik nou an m'n karre hangen", docht ze nog, en too stung ze gelijk in de startblokken. Zonger licht te maken scheuf ze uit bedde uit en sleup zachies de trap 0f, richting keuken. Onger de deur deur ziet ze licht brangden. Wel ja! As ze dan heźl zachies de keukendeur op doōt ziet ze in eźn oōgopslag de soeppanne en dree schaaltjes op tafel staen. bijna leeg, mar ze weet genog. Veder is ter niemand te zien, mar dat zait niks. 't Stilleven op tafel is beduvelarij. En wie Staet ter achter de keukendeur te ginnegappen? Die ouwe scheuk van d'r. As ze daernae onger tafel kijkt, ziet ze d'r twee jonges, bijna stikkend van 't lachen. Dan lijkt 't net of ter iets in d'r knapt ... zoō kwaad as ze wurd. "As ik 't nijt źdocht had, vreters dat jullie d'r binnen! Ik m'n aigen ofbeulen en jullie m'n soep soldaat maken. Loeders! ! Lachend gaet Lammeft an de tafel zitten en Jaap en Tijmen kommen ok onger de tafel vandaan, slap van de lach. Dan begint ze weer uittevaaren, zoō kwaad as ze is! "Ik had ter al een licht bruin vermoeden van v'leden jaar al! Too hemmen jullie ok al an de soep źzeten, en nou gebeurt ut waarachies vur de tweede keer. Dree groōte minsen en dan nog lachen ņk. Een schangde is 't. Diep en dieptreurig Vijn ik 't! Ja, lachen jullie mar". En teugen Lammert: "As Vader mos je heelemol je oōgen uit je hoofd schamen. Je hemmen vanawud toch eten źhad. Of nijt soms ... en nou wurd ter verdulleme m'n soeppanne leeg źroofd. Een mooie opvoeder bin je hoor ... zoō zal d'r wel vuul terechtkommen van je jonges, dat kan ik je verzekeren. Ja lach mar ... dat kan allemol nog wel d'ries krijten wurren . Ze merkt dat ze totaal gien vat het op die dree lachende kerels an tafel, en as ze in de soeppanne kijkt dan schieten de traenen in d'r oōgen. As ze uittelacht binnen dan neemt Jaap 't woord. "Moeder ... moe . luister nou r'ies effen. We zallen alles eerlijk opbiechten ... mar hou nou eerst je mongd d'r ries effen. Dan kan ik ok wat zeggen. 't Is waar we hemmen v' leden jaar ok zoō źsmult van je soep en we hemmen too al ovvespreuken dat 't we nou weer zouwen doōn. En 't was alleźnig mar een preufie, meer nijt. Eerlijk, de femielje kan marregen kommen want de soep is uit de kunst ... vraag mar an vader en Tijmen." Vader Lammert Staet nog nae te genieten van 't tafreźl en knikt. "Aag", zai die, "Aag, kijnd, je weten toch al jaren dat we teugen die lekkere soeplucht nijt oppewussen binnen. We hemmen ons ter 't heźle jaar op verheugd, enne . reken d'r mar op datte we 't aare jaar weer doōn. Dus ... bij deze weet je dan alvast dat je 't aare jaar twee pannen mot soep motten maken. Schrijft ut mar vast op een briefie. En marregen kom je niks te kort want we doōn d'r gewoōn een scheut water bij, dat hooft de femilie nijt te weten!!' Ze is overbluft. Teugen zu'k gepraat is ze nijt oppewussen, zeker nijt wanneer ze 't mot opnemen teugen dree kerels. En dan is ze weer bij stem. Rizzeluit pakt ze 't an. "Ruk op jullie, op bedde an ik wul nou eindelijk wel deries rust hemmen, aarst bin ik marregen gien mins." Wanneer ze as leste naer boven gaet, zet ze de soeppanne nijt meer in de kelder, mar neemt um mie naer boven too ... en zet tum onger bedde, an heur kangt. "Ik neem de panne mie naer boven", had ze nog źzait, "dan bin ik ter teminste baas over." Kort daernae was 't weer donker en stulle in huis en van meuite viel ze al heźl gauw in slaep. En de aare marregen, too ze wakker wier, was de panne toch weer weg van onger d'r bedde en stung die op z'n ouwe plak op 't gasstel. "Aare jaar krijg ik jullie wel", docht ze, "Dan neem ik de panne mie naer boven en doō een touwe an de panne en dee maak ik vast om m'n beźn. Dan bin ik weer baas over m'n aigen soep! Dat was nou d'r aigen gezin. Treurig. Eigenlijk zou ze motten krijten mar ze hield vuuste vuul van die doerakken van d'r. En dat wisten ze ... zeker weten. En too het ze toch mar een scheut water bij de soep źdaen. Puur uit armeui. (Eigen spelling van de auteur.) 0 m etdam? a oude kaas, Tot de perfektie ger 17e jaargang nr. 2, juni 1996 -2-