DE RATEL / fEbRuARi 2012
 
Graag wens ik u namens het bestuur alle goeds toe voor het komende jaar. De Historische Kring Huizen is het nieuwe jaar actief begonnen, onder meer met de jaarlijkse bijeenkomst van vertegenwoordigers van de werkgroepen. Ook de Klederdrachtgroep heeft al een presentatie verzorgd en wel voor de Historische Vereniging de Proosdijlanden in Mijdrecht.
Op 7 februari was het onderwerp van onze ledenavond de Sint-Janskerk in Gouda en in het bijzonder de prachtige glas-in-lood ramen. De tentoonstelling ‘Schetsen van Schoonheid’ in deze kerk van de ontwerptekeningen voor deze zestiende eeuwse ramen loopt nog tot en met 9 april 2012. Het is uniek dat deze tekeningen bewaard zijn gebleven en op het moment van schrijven verheugen we ons op deze avond. 
Onze website is aangemeld bij www.geschiedenisonlineprijs.nl. Een prijs voor de beste website op het gebied van geschiedenis. Op www.historischekringhuizen.nl vindt u meer informatie en kunt u rechtstreeks stemmen. Dit kan nog tot 10 februari 2012, doet u mee? 
Dan heeft het Streekarchief Gooi en Vechtstreek, Oude Enghweg 23, 1217 JB Hilversum gemeld dat het aantal foto’s op de website www.gooienvechthistorisch.nl sterk is uitgebreid. Het gaat om bijna 4.000 beelden van diverse plaatsen in het Gooi en de Vechtstreek, maar vooral om foto´s uit de collecties van de gemeente Hilversum.
Tenslotte, het ligt in de bedoeling om in de zomer weer een excursie te organiseren. Naar aanleiding van een opmerking hierover zullen we in het vervolg niet alleen tijdens de jaarvergadering in mei, maar ook op de website en in de Ratel melding maken van de datum. Uiteraard zodra bekend is of een en ander door kan gaan. 
Graag tot ziens bij onze activiteiten. Met een vriendelijke groet namens het bestuur,
      
Ingrid Groothoff
 
7 februari 2012          De Sint-Janskerk in Gouda, lezing met illustraties door de                       heer M. Tompot uit Gouda.
17 maart 2012           Dialectendag Noord-Holland in Egmond.
15 mei 2012           Jaarvergadering, met na de pauze het Huizer en het Larens                      dialect door Gerrit Jongerden en Nico Vos.
We beginnen deze Ratel met informatie over de Dialectendag Noord-Holland op 17 maart. In de reeks verhalen die Lenie Bos tussen 1989 en 1998 optekende van oude Huizers, komen dit keer de sigarenmakers aan de beurt. Deel 4 van het ‘Sociaal Geografi sch Referaat over de Gemeente Huizen’ uit 1943 door Ietske C. Jansen bestaat uit het laatste deel van Hoofdstuk III, de relatie tussen mens en bodem vroeger en nu, Hoofdstuk IV, primaire productie (landbouw en veeteelt) en het eerste deel van hoofdstuk V, visserij. Naar aanleiding van de rondleiding in de Oude Kerk ter gelegenheid van de speciale ‘Huizen’ dag van de Stichting Tussen Vecht en Eem op 15 oktober jl., stuurde ds. Klaas Schaap ons zijn herinneringen aan het in- en exterieur van de Oude Kerk. We besluiten met het tweede en laatste deel van het verhaal van Cor Vos over een Weens bleekneusje dat in 1921 een tijd in Huizen verbleef, met de originele tekeningen. Tenslotte: de oproep van Ineke van Herwerden in het vorige nummer was succesvol. 
Veel leesplezier gewenst,                           
Wendy van Noppen 
DE RATEL / FEBRUARI 2012
VAN DE DIALECTWERKGROEP VAN DE DIALECTWERKGROEP
Graag willen wij u de tweede Noord-Hollandse dialectenmiddag warm aanbevelen. De eer- erste werd twee jaar geleden gehouden in Obdam en was zeer geslaagd. Er waren wel 300.00  mensen aanwezig, maar helaas niet zo veel uit Huizen. Dus neem deze kans waar! De dag is op zaterdag 17 maart 2012 en zal gehouden worden in Egmond aan Zee, in het Verenigingsgebouw, Julianastraat 5, 1931 CA in Egmond aan Zee. De kosten zullen € 7,50 bedragen. Er is een presentatie van verschillende dialecten: Westfries, Wierings, 
Zaans, Derpers (Egmonds), Texels en Volendams. Voor het Huizers zal toneelvereniging Ontwaakt een presentatie verzorgen. Ook is er nog een lezing en muziek. De middag begint met inloop met koffi e om 13.00 uur.
U kunt zich opgeven bij Tom Wester: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of 0226-451112. Wij rekenen erop dat u de Huizer delegatie in groten getale komt ondersteunen.
Ineke van Herwerden
HUIZER VERHALEN VAN VROEGER VERZAMELD EN OP HUIZER VERHALEN VAN VROEGER VERZAMELD EN OPGETEKENGETEKENDD 
DOOR LENIE BOS 1989 - 1998 (3) DOOR LENIE BOS 1989 - 1998 (3)
E EN BEJAARDE INWONER VAN HUIZEN VERTELT OVER SIGARENMAKERS
Vader is geboren in 1867 en getrouwd in 1891. Uit dit huwelijk zijn tien kinderen geboren, vijf jongens en vijf meisjes, waar ik de jongste van ben. Van beroep was vader sigarenmaker. In Huizen had je in rond 1870 de fi rma Jaarsveld als sigarenmakerbedrijf. Later is dat overgegaan in handen van de familie Van den Berg. Het bedrijf stond op de Nieuwe Kerklaan, waar slagerij Gooier zijn slagerij heeft. De deuren van slager Gooier zijn slachtplaats, waren de zijdeuren van de sigarenfabriek. De familie Van den Berg woonde op de Lindenlaan (vanouds de Speklaan) ter hoogte van de afslag Nieuwe Kerklaan en het huis heette: ‘Alda’. Zij waren het eerste Rooms-katholieke gezin in Huizen. 
Waarom vader sigarenmaker geworden is, weet ik niet. Waarschijnlijk is hij als jongetje, dat net van school kwam, als stripjongen bij de sigarenmakers gaan werken en heeft zo het vak geleerd. De tabak die men gebruikte kwam uit Nederlands Indië en werd vervoerd in grote balen gemaakt van gevlochten stro, met als opschrift: JAVA TABAK of SUMATRA TABAK. De tabak hing dan in bossen in de werkplaats en de bladeren die verwerkt moesten worden, werden eerst ingevocht. Te droge tabak verkruimelt. Het werk van een stripjongen bestond hieruit, dat zij de ingevochte tabaksbladeren van hun nerven moesten ontdoen. De nerven werden uit de bladeren gestript of gestroopt. De tabak ging dan in manden voor verdere verwerking.
Het sigarenmaken ging als volgt:
Je had twee groepen, de handsigarenmakers en de bloksigarenmakers. De handsigarenmakers vormden de sigaren helemaal met de hand. Men begon met een bosje, het binnenwerk, en werkte (rolde) alles af met de hand. Dat waren de dure handgemaakte sigaren. De bloksigarenmakers maakten het binnenwerk ook met de hand, maar dan werd de sigaar (het begin ervan) in een blok gelegd, de sigarenplank. Zo’n houten blok had ongeveer twintig bootjes (halve vorm van een sigaar). Was dat blok vol, dan werd daarop zo’n zelfde blok, een deksel, gedrukt. Had men tien tot twaalf blokken vol, dan ging de hele stapel onder een pers gedurende zes tot acht uur. Van de geperste blokken werd de tabak die er buiten uitstak afgesneden en weer op de werkbank gegooid. Na het persen werden de blokken geleegd en het ging weer van voren af aan. Inmiddels waren de dekbladeren ingevocht en kon men de sigaren afwerken. Voor de afwerking werd de mooiste tabak gebruikt. De handsigarenmakers begonnen met de afwerking als zij zo’n 100 tot 150 sigaren gemaakt hadden. Het dekblad werd gelijmd met stijfsel vermengd met koffi estroop (Buisman) voor de kleur.
DE RATEL / FEBRUARI 2012
De sigaren die klaar waren, zowel de bloksigaren als de handgemaakte, kwamen in een “maalbak”.
Een maalbak is een driehoekige bak van 10 à 12 cm diep, die op één zijde stond, iedere soort apart. Handgemaakte, bloksigaren, grote sigaren, hele kleintjes enz. Als een maalbak vol was, dan kwam de sorteerder en greep met zijn handen de driehoek sigaren en liet ze zo op tafel vallen, dat ze precies op rij uitrolden. Ze werden dan op kleur gesorteerd. Donkere bij donkere en de lichte bij de 
lichte. Ze werden verpakt in kistjes van 10, 25 of 50 stuks en gingen dan de droogkamer in. Na een paar dagen waren ze klaar voor verkoop.
Wat ze verdienden weet ik niet precies. De handsigarenmakers gingen wel met 2 à 3 kwartjes per week meer naar huis dan de bloksigarenmakers. Iedereen kreeg ook per week een paar sigaren mee, die kostten toen rond 1910, 5 voor een f 0,10. 
Vader was bloksigarenmaker en werkte voor de Eerste Wereldoorlog met onder andere:
Hendrik Zeeman          Hain Roeien
Klaas Visser           Klaas Kiki
Cornelis van den Born 
Gosen Moll was sorteerder    Kees van Fijtjen
Hendrik Kriek           Hain Swieten
Freek Visser           Freek van Jannetje Blom
Hooiberg                was zijn achternaam, werd altijd zo genoemd. 
                    Deze man had een houten been
Jan de Groot           Vader van Henk de Groot senior
Ik denk dat het niet veel verdiende, want verschillende sigarenmakers hadden bijbaantjes. Vader was sinds 1899 omroeper, waar hij zelf naar gesolliciteerd had. Hij was ook hulppost, behalve voor telegrammen, dat deed Freek Visser, die dus ook een bijbaantje had.
In de Eerste Wereldoorlog is de firma Van den Berg gestopt, waarschijnlijk omdat er geen tabak meer aangevoerd werd; dat moest over zee en dat gaf natuurlijk problemen. Vader is net als verschillende anderen voor zichzelf begonnen, maar het was bij de meesten, net als bij vader, meer een vorm van huisvlijt. Alleen Hendrik Zeeman heeft lang een sigarenmakerij op de Lindenlaan gehad met daarbij een sigarenwinkel. Later werd dit de dansschool van Zeeman. Freek Visser heeft het lang volgehouden in de Waterstraat. Hij had er ook een winkeltje bij. Jan de Groot was handsigarenmaker en is buiten het dorp gaan werken in Weesp en Baarn. Hij was sinds 1900 beëdigd als verzekeringsagent. Dat was zijn bijbaan. Het verzekeren zit nog steeds in die familie.
Vader werkte dus voor zichzelf. We woonden in de Julianastraat, in het Toevluchtsoord, huizen van Lammert van As, Lammert van Aipien. We waren met twaalf mensen in zo’n kleine ruimte en boven stond het vol met ledikanten en bij het raam stond vader zijn werktafel. De tabak hing in bossen aan de balken. Wij sliepen daar gewoon tussen. Na de Eerste Wereldoorlog, ik was een schooljongen van een jaar of tien, moest ik voor vader de tabak strippen. Hij kocht ook zelf zijn tabak in. Hij ging dan met de tram en trein naar Amsterdam, naar een grossier en vader Jacob ( expeditie Vos) bracht dan de bestelde zakken mee. Een oudere broer werkte bij Jan Rebel als bakkersknecht en daardoor mocht vader daar op de oven zijn sigaren drogen. Ze zaten dan al in kistjes en na een paar dagen, intussen ook nog een keer gekeerd, waren de sigaren klaar voor de verkoop. Meestal op vrijdagavond en de zaterdag ging vader de cafés langs. Buren en kennissen kwamen ook sigaren kopen, zij kostten vijf voor fl. 0,25. Maar als de klanten binnen kwamen, dan kregen zij er al één, dus dat was dan zes voor een fl. 0,25. Hij verdiende er eigenlijk niets mee. DE RATEL / fEbRuARi 2012
De belasting zal ook niet vet van hem geworden zijn. In het begin was dat niet zo, maar later moest je accijns betalen. Je moest in Laren op het belastingkantoor sigarenbandjes halen, dat was achter het busstation. Die sigarenbandjes hadden een nummer en dat was je registratienummer. Het betalen van de bandjes was de belasting. Het waren gewone lichtbruine met donkerbruine cijfers en letters. Wij moesten die om de sigaren plakken. Je had toen ook al prachtige sierbandjes en als je een kistje dure sigaren kocht, zat er een geborduurde vlinder of pauw in. Dat was allemaal bij vader niet het geval, vandaar de vele bijbaantjes. Voor het omroepen kreeg je fl. 1,50 per opdracht. Je had vaste punten waar je met de ratel moest gaan staan en dan bijvoorbeeld: 
‘Hedenavond 8 uur openbare vergadering van het steuncomité. Debat vrij!’ 
(“Hedenaauwud 8 uur eupenbare vurgadering van ’t stønkómmetee. Tabak vrij! - Dus Hain jooën gaen”!)
Of: ‘Hedenavond noodslachting, verkoop van vlees bij Elbert Vos (Meentweg)’.
Als er een noodslachting was, dan moest dat vlees wel gekeurd worden, het beest mocht niet ziek zijn, wel dat het een poot gebroken had bijvoorbeeld. De huisslachters, die door de gemeente aangesteld waren, waren in 1930 Javik en Jan Jongerden, van beroep rietdekkers, maar huisslachten was voor hen weer een extra verdienste. Als omroeper kreeg je dan ook meestal wel een stukje vlees en dat was mooi meegenomen.
Vader bracht ook kwitanties weg voor de dokter, het wijkhuis en voor de waterleiding. Bij elkaar was dat een enorme stapel. Op een keer, vader en moeder zouden een paar dagen naar Hardinxveld gaan, daar woonde mijn oudste zuster, maar de kwitanties konden komen. Ze waren nog maar net weg en jawel hoor, daar werd de stapel gebracht. Mijn broer en ik, we hadden geen werk en we dachten, we brengen die wel even weg, maar daar was geen beginnen aan. “Nou”, zeiden we toen, “we pakken de fiets en we laten ze vader op volgorde leggen”. Dat hebben we gedaan, wij naar Hardinxveld en vader had het zo voor elkaar. Wij weer terug naar Huizen en hier ook nog een rondje gefietst en alles was zo klaar. Och, we hadden toch niets te doen.
Leesportefeuilles hebben we ook lang weggebracht, op de vrije woensdagmiddag. De oudste kinderen waren daar al mee begonnen. Meester Geldof regelde dat. Bij hem moesten we beginnen. Zijn portefeuille ging dan naar de volgende onderwijzer en zo circuleerde dat onder de notabelen van Huizen, totdat het weer bij meester Geldof terug was. Het kerkblad hebben we ook nog weggebracht. Al met al hebben we heel wat kilometers door het dorp gelopen, want alles ging lopend. Na 1925 kwamen de fietsen.
Daarbij was vader ook voordrachtkunstenaar en ik moet zeggen, hij kon er wat van. Menig bruiloft heeft hij opgeluisterd. 
De laatste jaren dat vader nog sigaren maakte, had hij een schuurtje, dat was een hele verbetering. En eens zat hij heel geconcentreerd ’s avonds te werken bij het licht van een olielamp, een zonnebrander. Waarschijnlijk was de lamp net met olie gevuld, want de vlam trok te hoog op. Vader nergens erg in tot het te laat was en alles zwart zag van de blaak. Hij heeft toen, denk ik, alleen zijn gezicht wat afgeveegd en is zo in bed gestapt. De volgende dag weer kwitanties lopen en daar ging het praatje door het dorp. “Hij je Jaap de Muis ëzien. Hij het z’n heer ëverrufd, ’t is héëlegaar zwart ëwurren”! Ik denk dat hij moest wachten tot de zaterdagse wasbeurt.
Hoe lang vader is doorgegaan met sigaren maken, weet ik niet. Kwitanties wegbrengen heeft hij tot het laatste toe gedaan, dat weet ik wel. In 1939 is hij gestorven, 72 jaar oud. In Huizen is nooit een sigarenindustrie op gang gekomen en het beroep sigarenmaker was voor de Tweede Wereldoorlog al nagenoeg uitgestorven.
Huizen, september 1990
Lenie Bos
DE RATEL / fEbRuARi 2012
SOCIAAL-GEOGRAFISCH REFERAAT VAN DE GEMEENTE HUIZEN - 1943 SOCIAAL-GEOGRAFISCH REFERAAT VAN DE GEMEENTE HUIZEN – 1943
Ietske C. Jansen (Deel 4)
HOOFDSTUK III (vervolg) 
Wij hebben dus nu gezien hoe uit de verbondenheid van mensch en bodem een geheele aparte geschiedenis gegroeid is en hoe die verbondenheid een nieuw lichaam in het leven heeft geroepen, dat eenig in ons land is door zijn semi-publiekrechtelijk karakter. Immers de voorzitter wordt door de Kroon benoemd, maar “Stad en Lande” kan geen voorschriften uitvaardigen, die nageleefd worden. Uit het tabelletje van het aantal leden, zagen we, dat Huizen de meeste Erfgooiers telt. Dit is niet te verwonderen, door de sterke inhuwelijking in dit dorp, zoodat thans dus 1200 mannen blijken af te stammen van de Erfgooiers, die op de lijst van 1709 voor kwamen. Voorwaar een stamboom om trotsch op te zijn, temeer, daar de gerechtigden van 1709 weer afstamden van de Gooibewoners van omstreeks 1400 en ouder. Het is dus wel te begrijpen dat de Huizer ook zeer verknocht zal zijn aan de grond, die hij bewoont en bewerkt.
In Huizen is nog een andere relatie tusschen de mensch en zijn omgeving van belang n.l. de occupatie van de zee, als vischleverend gebied en deze heeft weer zijn invloed doen gelden op de huidige middelen van bestaan in Huizen, vooral op de industrie, n.l. door de demping van de Zuiderzee. Men zou allicht verwachten, dat Huizen al van zijn ontstaan af een vischersdorp is geweest. Dit is echter niet het geval. Het Huizer Wapen wijst daar al op, dat n.l. een melkvrouw van goud op een rooden achtergrond vertoont. De vrouw heeft een juk, waaraan twee melkemmers hangen, op haar schouders. Men is het echter hierover niet helemaal eens, omdat deze melkemmers niet geheel duidelijk zijn en desnoods ook wel twee vischbunnen uit vroeger tijden kunnen voorstellen. Maar waarschijnlijker is toch, dat het melkemmers zijn, temeer, daar bovendien verschillende omstandigheden het in de hand hebben gewerkt, dat de visscherij in Huizen vroeger niet tot bloei kon komen. Naar aanleiding van het wapen, zou dus veeteelt indertijd het belangrijkste bestaansmiddel zijn geweest. In ieder geval is de visscherij voor Huizen eerst in de 17e eeuw van werkelijk belang geworden. Dit vindt zijn oorzaak in het stapelrecht van visch, dat de gemeente Naarden in 1342 van Graaf Willem IV had gekregen, wat beteekende dat tusschen Muiden en Kampen nergens anders dan in Naarden visch ter markt mocht worden gebracht. Bovendien kreeg in 1403 Naarden van de Graaf vergunning een eigen haven te graven, die in 1411 in gebruik kon worden genomen. Dit alles werkte natuurlijk niet stimuleerend op de visscherij in Huizen; en het is dus niet te verwonderen, dat in oude tijden de veeteelt beter tot ontwikkeling kwam, dan de visscherij. 
Ook de ligging van het dorp, dat tenslotte een behoorlijk eind van de kust afl igt, wijst hierop. Het blijkt overigens niet, dat er ooit veel meer visch in Naarden ter markt kwam dan voor eigen gebruik noodig was. Ook werd er weinig gevischt vanuit de Naarder haven. Wel vischten en verkochten de Huizers toen al, maar toch slechts in geringe mate. Doordat de zee zich steeds meer terugtrok, kwam de Naarder haven tenslotte geheel in het land te liggen en verloor daardoor zijn beteekenis. In 1683 werd hij dan ook gesloten en gedempt. Van toen af, kreeg Huizen zijn kans en het visscherijbedrijf werd sindsdien van steeds meer belang daar.
Aangezien de verschillende facetten van de relatie tusschen mensch en bodem nog in afzonderlijke hoofdstukken besproken zullen worden, is het hier de plaats niet, om verder op de visscherij in te gaan. Alleen is nog het feit, dat in 1854 een haven voor Huizen werd aangelegd, omdat daar voor de botters dringend behoefte aan was, van belang. Deze haven speelt nu nog steeds een niet onbelangrijke rol in de Huizer samenleving en daarmee komen we meteen in de jongste tijd terecht en wel bij de Zuiderzeedemping. Het spreekt vanzelf, dat deze een groote invloed heeft gehad op het dorpsbestaan in Huizen. Eerst door de voorgenomen demping en later door de daadwerkelijke, gingen de visschers meer en meer hun botters verkoopen en zochten werk aan land. Het lijstje met de volgende getallen, laat niets aan duidelijkheid te wenschen over.
DE RATEL / FEBRUARI 2012
In 1905 waren er 109 botters; in ’18: 94; in ’20: 84; in ’25: 49; in ’29: 38, in ‘31: 36, in ’32:
35; in ’33: 34, in ’34: 27;’in ’35: 15: in ’36: 8, in ’37: 6; in ’38: 5, in ’39: 6, in ’40: 5, terwijl er thans nog twee of drie zijn, die eveneens gedoemd zijn om te verdwijnen. Dit alles heeft een grote ommekeer in Huizen te weeg gebracht, zoodat het nu geen visschersdorp meer is, maar wel haast een industriegemeente mag worden genoemd.
Wat gebeurde n.l.: door ’t steeds afnemende aantal botters, werd hoe langer hoe minder visch binnen gebracht en was er dus hoe langer hoe minder werk voor de bedrijven, die op de visscherij betrekking hadden. In de eerste plaats moeten in dit verband de vischrookerijen genoemd worden, waarvan Huizen er vroeger liefst 20 telde. Nu zijn er slechts nog twee werkzaam. In de loop van de twintiger jaren kwamen dus al deze vischrookerijen leeg te staan. De meeste van de rookerijen stonden langs de haven en de Havenstraat, dus gunstig gelegen ten opzichte van het verkeer via de haven. Dit alles, plus nog het feit, dat er veel arbeidskrachten vrij kwamen, nu de visschers hun visscherij eraan gaven, maakt het 
begrijpelijk, dat zich vele industrieën vanaf ongeveer 1925 in Huizen in de leegstaande vischrookerijen vestigden. Wanneer we dan nu ook van het dorp naar de haven gaan, komen we langs een lange aaneenschakeling van grootere en kleinere fabrieken. Hiermee is ook de functie van de haven een geheel andere geworden. Van visschershaven werd ze tot industriehaven, terwijl door het toenemend aantal pleziervaartuigen, ze ook nog recreatiehaven is. Deze laatste functie zal in de toekomst heel belangrijk worden, als de Zuiderzee inderdaad, volgens het ontworpen plan, gedempt zal zijn. Het is waarschijnlijk, dat de Huizer haven dan bijna geheel gebruikt zal worden als jachthaven.
Er is nog een middel van bestaan in Huizen, dat zijn onmiddellijke oorsprong in bodemgebruik vindt, n.l. de weverij, waarvoor de benoodigde wol van de Gooische schapen afkomstig is. Dit wordt echter zeer weinig gedaan; voor andere Gooische dorpen, vooral Laren, is het middel van bestaan van meer belang. In vroeger eeuwen, toen Naarden een belangrijke textielindustrie had, werd er veel meer gesponnen en geweven, wat dan aan Naarden werd afgeleverd. Met de ondergang van dit bedrijf in Naarden, hield ook deze werkzaamheid in Huizen op, wat geleidelijk in de 17e en 18e eeuw geschiedde. Voor Huizen was dat echter tevens de tijd, dat de visscherij tot bloei kwam, zoodat men daar zijn werkzaamheid in ging zoeken. Als Erfgooiersdorp waren in Huizen ook landbouw en veeteelt door de eeuwen heen van belang, maar tegenwoordig worden beiden nog slechts weinig beoefend. Er zijn in Huizen haast geen boeren meer met gemengd bedrijf. Men heeft hier en daar een paar stuks vee en velen hebben een klein stukje land op de eng, maar de opbrengst er van is hoofdzakelijk voor eigen gebruik, zoodat van eenige belangrijke landbouw of veeteelt geen sprake meer kan zijn.
Zoo zagen we, dat in de loop der eeuwen Huizen van een veetelend en een landbouwend dorp met wat weef- en spinindustrie, is geworden tot een visschersdorp en tenslotte tot een industrie- en een forensengemeente.
We zullen nu nader ingaan op enkele onderdeelen van de vele mogelijkheden, die de betrekking tusschen de mensch en de woonruimte heeft geschapen.
DE RATEL / FEBRUARI 2012
HOOFDSTUK IV
Primaire Productie
In Huizen kennen we eigenlijk maar twee vormen van primaire productie, namelijk landbouw en veeteelt. Wel zijn er een paar kweekerijen, maar toch niet van genoeg belang om ze apart te behandelen. Het zijn er 4 in getal en bovendien is er nog een gemeente-kweekerij. Wel gaan er veel Huizers in Naarden op de kweekerijen werken. In Naarden en Bussum worden tuinbouw-cursussen gegeven, waar algemeene tuinbouw, fruitteelt en tuinteekenen wordt onderwezen; deze worden allen door Huizers bezocht. De Huizers maken dan ook een niet onbelangrijk deel uit van de arbeiders, die in de Naardensche tuinbouw werkzaam zijn. 
 
Landbouw
De landbouw in Huizen heeft zich altijd beperkt tot gebied ten W. en Z. van het dorp, de eng. De grond bestaat daar uit zand, met een laag aarde bedekt en heeft, met behulp van bemesting een redelijke kwaliteit. Tot in de vorige eeuw waren nog ettelijke boeren, die een gemengd bedrijf hadden en van de veeteelt op de meent en de landbouw op de eng leefden, maar nu zijn er bijna geen meer. De opbrengst van beide is te weinig rendabel om er van te leven. Vele Huizers hebben dan ook een paar koeien op de meent en een klein lapje grond op de eng, waarvan de opbrengst alleen voor eigen gebruik is. De producten, die verbouwd worden, zijn hoofdzakelijk bieten, voederknollen en koolrapen, rogge, gerst, haver en aardappelen. Tot voor eenige tientallen jaren was de boekweit van zeer veel belang, maar deze is thans geheel verdwenen. De ooraak hiervan zou het ontbreken van schapenmest zijn. Vroeger werden hier veel schapen gehouden, dus was er ook een flinke bemesting met schapenmest. Toen de schapen verdwenen, hield dat ook op. Men beweert ook wel, dat een vogel, die in het Gooi inheems zou zijn geworden, de schuld is, doordat hij het zaad opat.
Uit dit alles blijkt wel, dat de Huizer landbouw niet veel meer om het lijf heeft. Evenzoo is het gesteld met de 
Veeteelt
De Huizer veestapel bedroeg in 1941: 48 paarden, 406 koeien, 56 pinken en 102 kalveren. Bedenkt men dan dat daarbij ook heel wat vee van de Modelboerderij “Oud Bussum” is, dan ziet men wel in, dat de opbrengst van de veeteelt nooit veel meer kan zijn dan voor eigen gebruik en verder alleen voor dat van de naaste omgeving. Dat de veeteelt zoo’n weinig bloeiend bedrijf is, vindt wellicht zijn oorzaak in het feit, dat er weinig stimulans is, om de productie van veeteeltproducten op te voeren. Bovendien leveren de meenten het voordeel op, dat bij gemeenschappelijke beweiding, eenmaal kaalgevreten, de weiden zich niet kunnen herhalen, waardoor deze gewoonlijk alleen in het voorjaar ruim melkgevend voedsel opleveren. Zooals reeds gezegd, is de stimulans in het veeteeltbedrijf zeer gering, waarschijnlijk doordat het een beschermd bedrijf is en door het gemeenschappelijk bezit der weiden, zoodat er weinig concurrentie is. Toch is er wel een coöperatie, maar aangezien deze slechts 9 leden telt, heeft zij niet veel invloed. Deze coöperatie exploiteert de Eerste Gooische Coöperatieve Economische Melkfabriek, die in 1924 is opgericht. Deze fabriek betrekt haar melk uit Huizen en Blaricum, in totaal van 47 leveranciers en levert de melkproducten af aan een twaalftal venters en slijters uit Huizen. Op het oogenblik is de omzet 12000 L. gestandaardiseerde melk per week en 19000 L. taptemelk per week. Deze fabriek heeft de eenige standaardiseringinrichting van Huizen en Blaricum. Er zijn thans drie arbeiders werkzaam, twee Huizers en een Blaricummer. De fabriek is gelegen aan de Ceintuurbaan, dus gemakkelijk ook voor de Blaricummers te bereiken.
HOOFDSTUK V
Visscherij
Eigenlijk zou dit onderwerp in dit referaat niet meer in een apart hoofdstuk behandeld mogen worden, omdat uit de aard der zaak de visscherij voor Huizen afgelopen is, maar Huizen heeft 
DE RATEL / fEbRuARi 2012
heden ten dage nog in zoovele opzichten het karakter van een visschersdorp, dat dit onderwerp nog wel aparte vermelding verdient.
Zooals al gebleken is, heeft de visscherij in Huizen zich eerst in de 18e eeuw, nadat de Naarderhaven gesloten was, op grootere schaal ontwikkeld. Het aantal botters steeg sindsdien aanmerkelijk, en groeide geleidelijk aan tot ongeveer 100. Toch had Huizen, hoewel er langzamerhand dringende behoefte aan was, geen eigen haven. De geheele vloot was genoodzaakt te ankeren op een open rede, een paar honderd meter van het strand, geheel onbeschermd tegen de gevaren van storm en ijsgang. De lossing van visch vond plaats op de rede, door middel van karren, die de vaartuigen over ondiepten bereikten en de opgehaalde visch vervoerden, zelfs tot Nijmegen, Den Bosch en de Belgische grens.
Tenslotte werd in 1853 door de gemeenteraad van Huizen het plan voor een haven goedgekeurd, en de noodige subsidie van de regeering verkregen. In 1854 kon de Huizer haven geopend worden. Sindsdien groeide het aantal botters weer aanmerkelijk aan. Omstreeks 1900 zijn er tusschen de 200 en 250 geweest.
Toch waren de moeilijkheden met de nieuwe haven nog niet uit de weg geruimd, enerzijds omdat de haven vaak dichtslibde, anderszijds omdat de haven niet genoeg lig gelegenheid bood voor zooveel botters. Bovendien was de beschoeiing niet helemaal goed, en gebeurde soms dat de botters bij stormweer op de havenstraat stonden. Maar door verlenging van de havendammen en geregelde uitbaggering werd het dichtslibben zoo goed mogelijk voorkomen, terwijl verbetering van de beschoeiing ook het droog komen te liggen van de botters verminderde.
Gedurende de bloeitijd der visscherij stond Huizen geheel in het teeken van dit bestaan. Dit blijkt wel als men bedenkt, dat de bevolking bijvoorbeeld in 1900 circa 4.700 zielen bedroeg, terwijl er toen ongeveer 250 botters waren. Op elke botter zijn altijd een schipper en een knecht, en een andere keer wel eens twee knechten. Er waren toen dus al 500 man alleen op zee. Bovendien waren er op het land nog zeer velen min of meer direct bij de visscherij betrokken, bijvoorbeeld door de vischventerij, de taanderij, de vischrookerij, de scheepswerven, de vischafslag, enz. Hieruit blijkt dus wel dat het grootste gedeelte van de Huizer bevolking bij de visscherij betrokken was. Er werd hoofdzakelijk gevischt op anjovis, bot, garnalen en spiering in kleinere hoeveelheden op tong, tarbot, scharretjes en schelvisch. Ook haring werd veel gevischt, vooral in Mei. Dat er een flinke ondernemingsgeest in de Huizers is blijkt wel hieruit dat sommige Huizers zich tot op de Noordzee waagden en daar kabeljauw en schol vischten. Ze kwamen dan tot bij Engeland. De Huizers waren de eenige Zuiderzeevissers, die dit waagden.
De netten, waarmee verschillende soorten visch worden opgevischt, zijn de volgende: De aal wordt gevangen met de kukko, de ansjovis met een soort sleepnet, waaraan van boven kurk en van onderen lood zat, de bot in gewone grootee sleepnetten, garnalen in de kuil, haring met schakelnetten.
In de tijd dat er 250 botters waren, gingen er meestal 200 uit visschen, terwijl de overige 50 de visch gingen afhalen op zee, zoodat de eerste 200 op zee konden blijven. De andere 50 gingen dan ook naar Urk, waar de grootste haringafslagerij was. Daar werd dan haring opgekocht, die in Huizen gerookt werd tot harde bokking, voor de uitvoer naar Duitschland en tot bakbokking, die meer in Nederland werd verkocht.
Tot 1910 was er in Huizen geen vischafslag. De aangevoerde visch werd aan de haven meteen aan de vischventers verkocht. Men was toen dus meer van den koopman afhankelijk. In 1910 is met de oprichting van de visschersvereeniging de vischafslag gekomen, waar alle ingezetenen van Huizen mochten koopen, maar niet minder dan 20 pond. Er waren in die tijd meer dan 100 vischventers. Meestal ging het zoo, dat de vischafslag het geld voor de verkochte visch voorschoot, wat dan de volgende week, als de visch door de venters van de hand was gedaan, werd betaald. Sinds de vischafslag er was, kwamen de botters Vrijdag om 
DE RATEL / fEbRuARi 2012
 
Bakkerij H. Kruijmer B.V.
 
Specialiteit in Huizer speculaas en ontbijtkoek
Hellingstraat 14 • Huizen Tel. 035-5253368     
ALS U GEEN ALS U GEEN TIJD TE VERLIEZEN HEEFT...TIJD TE VERLIE N HEEFT.. / 
Als het om uw woning gaat gaan ze bij Hagedoorn-makelaars nét een stapje verder, lopen ze nét wat harder. Als dat nét is wat u nodig heeft bel dan 035-526 69 10
makelaars 
Eemlandweg 2 | 1271 KS Huizen
    T 035-5266910 | F 035-5266589 | Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.    11 11 
    www.hagedoorn-makelaars.nl    N V M 

Damesmode „De Gunst”
ai.      Een vertrouwd adres 
\\ \      in een nieuw jasje. 
Een kijkje is zeer de moeite waard. 
Damesmode „De Gunst”
Lindenlaan 7, 1271 AV Huizen, 035 - 5253747 
5511_12MIA 2 i21:.^ 
Frank  Walder  -  Setter  Lady  -  Freya  -  Sommermann - 
Toni  -      Sylbo  -      Zerres  -      Gelco  -      Freetex  -      Lebeck 


Vllgaomjrarm. wam 
11[(1111/4 1311 I 4rt li   ti awl 11 I e 
GillOOC h. sl/wrailfi. fl:ft 
Kaaphoornstroom 20, Tel. (035) 526 23 15
Beursweg 16, Tel. (035) 525 38 32
HUIZEN
Donderdag op de markt in Bussum, Wilhelminaplantsoen.
Zaterdag op de markt in Huizen, Oude Raadhuisplein.    De Meenthoeve
Meentweg 52 - 1271 PX Huizen
In een monumentaal boerderijtje geven wij kooklessen in de Franse-, Italiaanse-, Thaise-, Indiase-, Spaanse- en Chinese keuken.
Verder verzorgen wij catering van:
•    Borrelhapjes
•    Buffetten
•    Schotels
•    Recepties
Ook koken wij een 3- of 4-gangen menu bij u thuis vanaf 6 personen.
 
Voor informatie en bestelling:
Tel.: 035-5265026
E-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 
     IJzersterk in gereedschap, techniek, veiligheid en service
    Vuurwerk
 
Beveiliging
         Vos IJzerhandel
Middenweg 21 - 1271 AS Huizen
Telefoon 035 - 52 534 87
    www.vosijzerhandel.nl  
VAN DEN TOL opticien„ 
Oude Raadhuisplein 4, 1271 RH Huizen 
Tel. 035 - 525 38 55 Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.  
Oostermeent-Oost 84, 1274 SN Huizen 
Tel. 035 - 525 38 53 
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.  
www.vandentolopticiens.n1 

 
Feest of receptie 
in authentieke boerderij met sfeervolle ruimtes en romantische tuin. 
Eigen catering en bemiddeling artiesten. 
Voor meer informatie: 
deiboerderi  
Hellingstraat 9, 1271 VA Huizen. Telefoon (035) 525 62 52 
 
 
ongeveer 5 uur thuis. Daarvoor vielen ze eerst Zaterdag de haven binnen. Het was altijd een amusant gezicht, de drukte aan de haven, als de visschersvloot binnen kwam. Bij verkeerde wind werden de botters door een sleepboot in de haven getrokken. Dan werd de visch uit de botters gehaald, en in groote manden gewogen en verkocht in het gebouw van de afslag. En Zaterdag was dan door het heele Gooi en Vechtstreek de Zuiderzeevisch bij de Huizer venters te krijgen. Maar de vischventerij zal onder het hoofdstuk Handel besproken worden.
Wordt vervolgd.
DE OUDE KERK IN HUIZEN DE OUDE KERK IN HUIZEN  
Ds. K. Schaap
Op 15 oktober 2011 nam ik deel aan een symposium over de geschiedenis van Huizen, georganiseerd door de Stichting Tussen Vecht en Eem. Daarbij behoorde ook een rondgang door de Oude Kerk. Tijdens deze rondgang kwamen bij mij allerlei herinneringen terug over het in- en exterieur uit de jaren veertig van de vorige eeuw. Het betreft hier allerlei karakteristieke elementen die helaas bij latere renovaties verloren zijn gegaan.
Laat ik beginnen met de toren, De ingang aan het westen, de hoofdingang, was in mijn jonge jaren altijd dicht, waarschijnlijk om de tocht. Alleen de noordelijke ingang, onder het afdak, werd gebruikt. Rechts naast dit afdak waren grote deuren. Achter die deuren stond in de toren de oude brandspuit in een soort schuurtje van kale planken. Aan de andere kant van de toren was de zuidelijke zijbeuk met een muur afgesloten. Zo ontstond een ruimte met twee, eigenlijk drie, verdiepingen.
De benedenverdieping was toegankelijk door een lage deuropening. In de deur zat een luikje. Deur en luikje hadden indrukwekkende sloten. De vloer van binnen lag wat lager dan de torenvloer en bestond uit ruwe stenen. In de buitenmuur was een luchtgat met tralies. Dit was het cachot, waar overtreders ‘onder de toren’ in bewaring werden gehouden. Van mijn moeder hoorde ik het verhaal, dat een veldwachter die eens aan een opgeslotene eten wilde brengen, de maaltijd niet aangaf door het luikje, maar de deur open zette. Blijkbaar dacht hij in zijn uniform aan de delinquent zoveel gezag in te boezemen dat die wel rustig op zijn plaats zou blijven. Maar hij had het helemaal mis, want de gevangene duwde de veldwachter opzij en vluchtte door de openstaande deuren de toren uit en verdween!
De ruime boven het arrestantenverblijf was de zogenaamde broodkamer, toegankelijk met een trap en een prachtige zware deur met een geribbeld profi el. In dit vertrek was een schuifraam met aan de buitenkant twee vensterluiken die altijd half dicht stonden. De naam van deze kamer zal wel verwijzen naar levensmiddelen voor arme inwoners, die vanuit dit vertrek werden uitgedeeld. Men noemde dit vertrek ook wel ‘het kamertje van Jan Loef’. Jan Loef heette eigenlijk Jan Honing. Hij was in dienst bij de gemeente en was belast me het opwinden van het torenuurwerk, waarvan de gewichten van veldkeien waren gemaakt. Ook moest hij de gaslantaarns in het dorp aansteken. In de toren had hij in de broodkamer een werkplaatsje. Daar maakte hij van conservenblikjes verfpotjes met een hengsel, die hij voor een stuiver verkocht. Een foto van hem op de trans van de toren is te vinden op blz. 28 van het boekje ‘Lambert Rijcksz. Lustig, schepen van Huizen’, uitgegeven door drukkerij Visser en ook is er van hem een foto in het boek ‘Oud Huizen in Beeld, omgeving Lindenlaan’, uitgegeven door drukkerij Bout in 2010 op blz. 104. In latere jaren bewaarde koster Gerrit Hartog in deze broodkamer zakken met postzegels en doppen van melkfl essen die waren verzameld voor de zending. Er stond ook een ladder die leidde naar een vliering die van buiten toegankelijk was door een rond gat in de muur. Zo kon op de vliering duivenmest worden verzameld. DE RATEL / FEBRUARI 2012
Aan de oostkant van de toren bevonden zich de twee ingangen naar de kerk. Voor die ingangen was een tochtportaal gemaakt met twee deuren. Ook hier simpel van kale planken. Rondom tegen de muren hingen een aantal zwart geschilderde lijkbaren. Er hingen ook een paar bordjes met het opschrift: ‘Na het begraven moeten de baren weer in de toren worden opgehangen’. Uit het gewelf kwamen de lange touwen voor het luiden van de klokken. Ze werden dagelijks geluid om twaalf uur ’s middags en om negen uur ’s avonds, de zogenaamde ‘papklok’. Verder natuurlijk bij begrafenissen en voor de kerkdiensten.
Tijdens onze rondgang beklommen we ook de toren. Ik herinner mij dat in 1930, bij de viering van het veertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina aan de torenspits een verlichte W was aangebracht. Later, aan het einde van de oorlogsjaren, was de toren verboden gebied. Op de trans stond een Duitse schildwacht. Hij had daar op de stenen borstwering twee viziercirkels met een gradenverdeling. Zo kon hij door zijn veldtelefoon aangeven in welke richting vliegtuigen of andere gevaren te zien waren.
Als we nu de kerk binnengingen door een van de twee ingangen, was daar aan de binnenkant rond de deuren een houten betimmering in sierlijk gebogen vorm. Er in opgenomen was een tekstbord met de woorden uit Openbaring 3:20. Dit bord is nu aangebracht tegen de oostelijke muur ten noorden van de ingang. Daar in de hoek bevond zich een tijdlang een soort tochtportaal met glazen ruiten en een uitgang door de noordermuur. Dit De stovenzetster: warmte in de Oude Kerk is nog te zien op de bekende 
foto van de stovenzetster in de Oude Kerk. Waarschijnlijk is het lange tijd niet mogelijk geweest de kerk binnen te gaan door de toren. Verschillende oude foto’s laten zien dat naast de toren aan de noordzijde een deur was die regelrecht toegang gaf tot de kerk. Op een van die foto’s is het een dubbele deur en op een andere foto een enkele deur. In de buitenmuur is nog duidelijk te zien dat daar een toegang was die later is dichtgemetseld.
Binnen in de kerk hingen tegen de noordermuur, in het schip en in het koor, bordjes met het opschrift: ‘Het is verboden de kerk door spuwen te verontreinigen of de banken te beschadigen’. Hier was dus een poging gedaan om de put te dempen nadat het kalf was verdronken. Want overal in de kerk, vooral op de galerijen, waren initialen in de banken gekrast en gesneden. En het pruimen van tabak, dus ook het spuwen, kwam nog steeds voor.
Tegenover het glazen portaal was onder de galerij een aanvullend predikantenbord aangebracht. Boven de galerij hingen tegen de torenmuur twee grote borden, links het predikantenbord en rechts het Tien Gebodenbord. Nu hanger er twee predikantenborden en het Tien Gebodenbord hangt aan de oostkant van de kerk, tegen de muur van het nieuwe portaal.
Voor de renovaties waren de zitplaatsen anders gerangschikt. 
DE RATEL / FEBRUARI 2012
In het schip waren er tegen de zijmuren korte banken. Aan de noordkant was daarvoor nog een vak stoelen met letters, het zogenaamde ‘ABC’. In het midden van het schip stond voor de ingangen een dubbele bank, de zogenaamde ‘pronkbank’. Er voor was een groot vak met genummerde stoelen, het ‘Westen’. Deze stoelen stonden op de zerkenvloer en in de paden aan beide kanten lagen plankieren, waardoor de stoelen niet konden verschuiven. Als je daar op een stoel zat, kon je soms niet over een Huizer muts heenkijken. Vroeger gebeurde het wel dat sommige huurders van stoelen hun stoel op een blok zetten. Later was dat niet meer toegestaan! Elk jaar op de middag van Nieuwjaarsdag werden de stoelen opnieuw, bij opbod, verhuurd. De plaatsen vooraan brachten natuurlijk het meeste op. Ik meen dat deze wijze van verhuren in mijn kinderjaren niet meer bestond.
Aan de overkant van de kerk, in het koor, was ook een genummerd vak stoelen, het ‘Oosten’, met erachter ook weer een pronkbank. Aan weerszijden van dit stoelenvak waren ook in het koor korte banken. Tegen de muren van de koorsluiting stonden deftige banken, de zogenaamde ‘Crailose banken’. De noordelijke bank had bovenaan een mooi gesneden Bijbeltekst: ‘De heylichheyt is uwen huyse cierlick’ (Ps. 93:5). De zuidelijke bank had geen versiering, maar wel een hoge zijdeur, vanwege de tocht. Ernaast was toen namelijk een trap naar de koorgalerij. Die is later verwijderd. De toegang tot de koorgalerij is nu door het nieuwe portaal. Om de tocht uit de hoge ramen in de noordermuur te weren waren onder aan die ramen gordijntjes aangebracht. Die waren er ook boven aan de preekstoel. 
In het nieuwe zuider dwarspand waren twee vakken lange banken met een breed middenpad, aansluitend op de zuider ingang. Voor deze banken was ook weer een vak stoelen, recht voor de preekstoel. Men noemde dit ‘de keuken’. Voor de preekstoel was het doophek. Aan de westzijde staat daar tegenaan de lange bank voor de ouderlingen. Vroeger waren aan het zuidelijke einde van deze bank een aantal treden met een hoge lessenaar ten behoeve van de voorlezer. Onder het orgel waren de banken voor de kerkvoogden en de notabelen. Helemaal in het hoekje was een vaste plaats voor meneer Coolegem. Je zag hem vaak met een telefoon tegen zijn oor. Hij moest dan controleren of de doventelefoon in de kerk goed werkte. Onder het orgel zaten ook de collectanten, die moesten rondgaan met de collectezakken aan lange stokken. Soms gebeurde het dat tijdens het collecteren een dergelijke lange stok in botsing kwam met een arm van een van de gaslampen onder de galerijen. 
Hoog in het koor was in een van de dwarsbalken een opschrift aangebracht, dat nu weer zichtbaar is gemaakt. Wat daar staat, kon ik in het voorbijgaan niet lezen, maar het is wel bekend. Het noorder dwarspand was onder het orgel afgesloten met een schot. Daarachter bevond zich het catechisatielokaal. Daarin stonden losse banken en een vaste katheder met daarin een klein orgel.
In de oorlog was er uiteindelijk geen gas meer voor de verlichting van de kerk. Men behielp zich toen met een paar elektrische lampen die het gewelf beschenen. Op de kansel waren twee kandelaars met kaarsen om de predikant bij te lichten. Op den duur kon de kerk alleen nog bij daglicht gebruikt worden. Het orgel werd dan, als vanouds, weer door flink trappen van lucht voorzien. 
Buiten tegen de noordzijde van het koor is de consistorie en twee vertrekken voor de diaconie. Deze waren vroeger in gebruik als wachtkamer voor de bedeelden en een vertrek waar de giften werden uitgereikt. Later besloot men dat die giften (puntzakjes met munten) door de diakenen bij de bedeelden thuis zouden worden gebracht.
Tijdens de rondgang bracht ik een en ander ter sprake, in aanvulling op de uitvoerige toelichtingen van de heer Jan Rebel. Hij vond dat ik deze gegevens maar eens op papier moest zetten. 
Hetgeen ik bij dezen doe.
Klaas Schaap
Erika Redlin drie maanden in Huizen II
Vervolg van deel 1 dat gepubliceerd werd in december 2011. (Eri’s letterlijke tekst is cursief geschreven).
Op zoek naar Grete, lopend naar Hilversum
Tijdens de reis van Wenen naar Huizen was Eri haar vriendin Grete kwijt geraakt. Ze dacht dat ze in Hilversum zou zitten. Onbevangen en onwetend besloot ze met Fini en Mela langs de tramrails via Laren naar Hilversum te lopen. Dat viel zwaar tegen. Het was al half zes toen ze eindelijk op de spoorbrug in Hilversum stonden. Daarna was nog eindeloos zoeken naar het kantoor van het Weense comité. En dat wist van geen Grete Pann. Vergeefs keerden zij huiswaarts waar ze pas om half acht arriveerden. Daar was men heel 
    bezorgd. Men dacht dat ze zelfs naar Wenen 
Een van de verhalen beschrijft een boottocht via de 
Eem naar Amersfoort. Ze mochten met de boot van Joost meevaren. Behalve de vracht moest er een baggermachine afgeleverd worden.    hadden willen lopen. Het toeval wil dat Fini dat inderdaad wilde. Zij had vergeefs de anderen opgestookt om het ook inderdaad te doen.
Een dag later kreeg Eri een brief van de pleegouders van Grete die in Bussum was terechtgekomen. Met de brief werden ze uitgenodigd om Grete te bezoeken. Grete woonde in het Spiegel in een groot huis. Eri en Mela zijn er ook op bezoek geweest.
De familie Loosman
Moeder Dina Loosman naaide kleren en de familie Kaptein had besloten Fini een nieuwe jurk te geven. Met z’n allen gingen ze naar huize Loosman.
We gingen door straten en steegjes en kwamen eindelijk bij het huis van de familie Loosman aan de Zeeweg. Het ligt op een dam. Een blond meisje van ongeveer acht jaar kwam tevoorschijn. Zij kende Fini al goed en begon gelijk te stoeien, waarbij ze vreselijk lachte.  
Toen kwamen drie jongens binnen. Een grote, slanke, zowat 13-14 jaar genaamd Jan. “Moeder ik wil wat eten” klonk het buiten en een kleine stevige jongen genaamd Andries kwam naar binnen. 
Andries kreek verschrikt naar al het bezoek. In het huis klonk steeds mee lawaai. Jelle, de man van Dina, kwam binnen. “Wat is er gaande?” vroeg Jelle en greep Jacob, een jongen van twaalf jaar bij de lurven. Tegelijk gaf hij hem een lel. Fini en ik volgde alles door een spleet in de deur. “Moeder hij heeft gezegd dat...”, bam, ging het en het geluid verstomde. Nu had Alie, het achtjarig meisje een klap gekregen van haar moeder. De kinderen werden naar boven, de zolder, gestuurd waar ze tussen zeildoek en allerlei spullen hun bedden hadden. Dina bracht ons naar huis. 
DE RATEL / fEbRuARi 2012
De familie Loosman werd regelmatig bezocht. Eri en haar zus voelden zich altijd welkom in het toch al drukke gezin en alles wat daarbij hoort. Dina was ook een rots in de branding bij de strubbelingen en vragen waar moeder of vader mee werden bestormd. Zoals overal, was het ‘naar bed gaan’ een heel gedoe. Altijd werd door de kinderen wel een excuus bedacht om nog niet naar bed te hoeven gaan. Altijd was er gekibbel tussen de jongens. Maar voor Jan hadden ze wel respect. Behalve Jacob, die wilde nog wel eens pesten vanuit zijn ‘veilige’ schuilhoek.
“Alie, Andries, Fini, Mela, Eri en Jacob”, riep Jan Loosman en wenkte met zijn hand om hem te volgen. We waren vandaag weer eens bij Loosman. We klommen over de schutting en belandden op de dam waar het huis stond. “Zullen we hier naar benedenspringen?”vroeg ik de anderen. “Ja, ja, ja”, riep iedereen. Alleen Fini was het er niet mee eens. “In die smeerboel daar beneden?”riep ze verachtelijk. “Wat geeft dat “, zei Jacob en nu stoven we naar beneden en dan weer om hoog. Wij groteren hielpen de kleinen. Fini kreeg langzamerhand ook zin. Nu stelde Jan voor te doen wie het verste kon springen. De een na de ander vloog naar beneden. Alle kleding was inmiddels vies geworden. 
“Ik weet wat” riep ik, “We draaien ons tijdens de sprong om, zodat we andersom neerkomen”. We draaiden als een tol in de lucht. Het werd een hele smeerboel van opspattend slijk. “Duitse mof” riep Jacob me toe, elke keer als hij naar beneden sprong. “Hollandse kaaskop” riepen wij drieën dan steeds. “Kijk eens hier”, zei ik, “Nu draai ik me tweemaal om terwijl ik spring”. Ik spande me in en had me omgedraaid. Plotseling hoorde ik beneden een knak. Toen ik keek bleek dat mijn klompen gebarsten waren. Ik stelde me voor wat mijn pleegouders zouden zeggen. Ze waren nog nieuw en hadden wel één gulden en vijf cent gekost. 
Ondanks de schrik en zorg, bleven ze nog een hele tijd spelen. Uiteindelijk moest Eri toch naar huis.
Tante zat aan tafel. Ik kwam met de klompen in mijn hand naar haar toe en vertelde de hele geschiedenis. En hoe blij ik was dat ze zei “He-nee, dan moet je weer nieuwe hebben”. Later toen Hendrikje kwam, kochten we nieuwe klompen. “Nu moet je nooit meer zo wild springen”, zei Tante. De volgende dag verbrandde mijn oom, toen hij botjes bakte, mijn oude klompen. Ze brandden prachtig. 
Varen, naar Edam en Volendam 
Het was op 17 juli 1921 dat ik met Mela’s pleegouders mee mocht op een vissersboot om een stuk te gaan varen. We waren met z’n twaalven. Met de nodige vermaningen van mijn pleegouders ging ik naar de haven. Schipper was oom Jan die knecht was op het schip. Hij voelde zich erg gewichtig. “Ga maar aan boord”, zei hij. 
Eenmaal onderweg begon het koeler te worden, daar de zon al laag stond. De hemel kleurde zich wondermooi en de zon stond als een gloeiende bal aan de hemel. De zee was spiegelglad en zachtjes klotste het water tegen de scheepswand. De hele hemel weerspiegelde zich in het water. Voor ons lag het eiland Marken dat door de zon in een gouden gloed werd gezet. Dat alles werkte betoverend op ons. Zachtjes zongen we: “Zie hoe de zon daar ondergaat...”. Het gezang klonk tot ver over het water. “Nu komt er wind”, zei Jan opeens. Hij sprong meteen op en hees het zeil, en werkelijk, uit het noorden kwam de wind die het zeil deed bollen. Nu gingen we snel langs Marken. Mela en ik hielden onze mantel aan en bleven aan het voordek. Op een gegeven moment moesten we benedendeks verder gaan. Het onderkomen was klein maar iedereen babbelde rond een vrolijk, knetterend vuur. De heer van Amstel stond aan het roer. Jan zette thee. “Edam is niet ver meer”, zei hij. Ik was moe en viel zittend in slaap, net als Mela en Pietje. Maar al gauw werden we gewekt. 
Het hele gezelschap probeerde een plekje te vinden in de benauwde roef. Rook vervulde de ruimte. Een deel van de gasten lag op de vloer. Van slapen kwam niet veel. En buiten blijven was vanwege de lage temperatuur ook geen goede gedachte. Jan sliep op een stapel zeilen en touwen vlak bij een spleet. Daar was het wat frisser maar hij sloeg wild om zich heen. Erika en Mela zaten bibberend naast elkaar de dageraad af te wachten. Om vier uur begon het licht te worden en het gezelschap kwam tot leven. Iedereen had een 
duf hoofd. Een dichte nevel verhulde het landschap. Na het afmeren ging de hele stoet lopend naar Edam, naar ‘Opa’. Daar aangekomen kwam een oude man met wit haar uit zijn huis. Iedereen viel hem om de nek. Ze besloten nog even naar Volendam te gaan. Dat is een wandeling van anderhalf uur.
De zon scheen warm, toen we door de weiden, langs bomen, kanalen en windmolens uiteindelijk in Volendam aankwamen. Van verre ruikt men al de stank van eenden die in het water rond Volendam rondzwemmen.
Ach en dan de klederdracht, wat grappig. De Volendammers kwamen net uit de kerk. We liepen ook naar de haven. Toen we weer terugkeerden kwam er een jongen met pijp. “Alstublieft een beetje vuur voor mijn pijp”. Jan gaf hem vuur en wij gingen huiswaarts. Vermoeid kwamen we in Edam aan. In een herberg verfristen we ons met een koele dronk. Bij Opa namen we afscheid en we scheepten ons in. De wind was aanvankelijk niet sterk en niemand dacht nog die dag thuis te komen. Maar tot plotseling er een stijve bries opstak. Daarmee 
Herinnering aan de grote muziekuitvoering met kapel in de muziektent. Eri en haar vriendinnen waren natuurlijk van de partij.    nam de snelheid flink toe. Het ging vlug langs Marken. De boot vloog van golf naar golf, we moesten bijna overgeven. De gashouder van Huizen kwam 
in het zicht en snel kwamen we naderbij. Jan nam 
het roer van de heer Van Amstel over. Zo kwamen we nog snel thuis. Ik ging zo snel mogelijk naar huis en kroop meteen in bed.
Weer naar huis
Een brief van het Weense comité had het naderende vertrek al aangekondigd. Fini was met een eerdere lichting teruggekeerd. Alle voorbereidingen werden getroffen. Hendrikje kocht van alles in om Eri volgepakt naar huis te laten gaan.
DE RATEL / fEbRuARi 2012
De dag van het vertrek ging ik langs alle zonen van mijn Oom. Overal kreeg ik geld of iets anders mee. Ik had een enorme reiskoorts. Mijn Tante zei dat ik met Hendrikje langs haar zuster moest gaan. Die was erg vriendelijk. Ze vroeg van alles over thuis. Later kwam ze met koffie, suiker, garen en dergelijke. Ik was er blij mee. Ze had ook een winkel en Hendrikje kocht wat stof voor mij.
Weer terug keek Tante met welgevallen hoe de koffer zich vulde. Het was de laatste avond voor het huis. Gijs Moll kwam, zoals altijd en we bespraken de terugreis. Ik verheugde me op het thuiskomen maar het deed me ook verdriet dat ik afscheid moest nemen van het Huizen dat me lief geworden was. De maan straalde en de kerktoren sloeg gedempt negen uur. Ik ging naar bed maar het duurde lang voor ik insliep.
De volgende morgen werd ik door Oom gewekt. Ik was vlug klaar en we dronken voor de laatste keer koffie. Toen kwam Mela om ook afscheid te nemen. samen gingen we naar de Loosmannen. Hier bleven we nog een half uur. Dina gaf snoepgoed mee voor de reis. We gaven Jelle en de kinderen een hand. Jacob zei: “vaarwel Duitse mof”. Ik zei: “vaarwel Hollandse kaaskop”. Dina werd ernstig. Ze huilde toen we weg gingen en wuifde tot we verdwenen waren. Toen naar de van Amstels. Pietje was erg treurig door Mela’s vertrek. Ik ging naar huis en poetste mijn laarzen. 
Oom bakte juist pannenkoeken. We zaten voor de laatste maal tezamen. De rugzak om en de koffer in de hand. Gijs Moll en Hendrikje reisden mee naar Bussum. Ik gaf Tante en Oom een hand en bedankte voor alles. We deden geen bijzondere dingen, iedereen dacht zo het zijne. Bij de tramhalte stapte iedereen in. Net als toen we kwamen, lag de zee als een blauwe band voor ons en daarvoor lag Huizen. In Bussum kregen we een naamplaatje om onze hals, net als op de heenreis. De trein stoomde binnen. We kregen geen tijd meer om afscheid te nemen. Snel werden wij in een veewagon geperst. Bijna iedereen huilde. Een uur later waren we in Utrecht. Toen met de vrachtwagen naar het Centraal Station om in de trein naar Oostenrijk te stappen. We zongen van lief Nederland adieu, wij gaan naar het vaderland. Na tweeënhalve dag waren we weer thuis. 
 
Oorspronkelijke tekeningen en cursieve tekst Erika
In het orginele boekje waren de titels van de hoofdtukken in het Nederlands en de tekst in het Duits. De meeste hoofdstukken begonnen ook met een tekening. 
Personages:
Eri logeerde bij Jakob en Hendrikje Boor-Kos. Dochter Hendrikje was Eri’s begeleidster. Zij was verloofd met Gijs Moll. De familie Boor woonde aan de Langestraat.
Mela woonde bij de familie Van Amstel met dochter Pietje en Fini bij de familie Kaptein met dochter Marrie. 
Fijtje Boor was een kleindochter van Jacob en Hendrikje. Fijtje kwam in 1977 weer in contact met Eri die inmiddels met haar man Otto in Lüdinghausen Nordrhein Westfalen in Duitsland woonde. Fijtje was getrouwd met Harmen de Oude.
Jelle Loosman en zijn vrouw Dina woonden aan de Zeeweg op nummer 5. Zij naaide kleding en hield later een goedlopende antiekzaak. Hij was touwslager en zeilmaker. Zij hadden vier zoons en twee dochters Jan, Jacob, Andries, Henk, Alie en Lummy.
Het complete verhaal met nog meer tekeningen (in kleur) is terug te zien op de website www.historischekringhuizen.nl.
Na het verschijnen van deel I kwamen als bij toeval de foto’s van de tekeningen boven water. Een kopie van het oorspronkelijke boekje waar er zeker tien van gemaakt zijn is nog niet verschenen. Ook werden correcties in de personages aangebracht. 
 
Erika (rechts) met man en dochter Maria. Harmen en 
Fijtje de Oude-Boor (in het midden) op bezoek met kleinzoon Huib.
Erika stuurde nog heel lang kaarten met groeten bij de Kerst, Pasen en zomaar tussendoor. Ook schreef ze brieven naar Hendrikje en Fijtje. In 1977 toen ze in Duitsland niet ver over de grens woonde, had Erika gevraagd eens te komen kijken. Fijtje besloot toen om met een paar gezinsleden Erika op te zoeken. Een weerzien na 56 jaar sinds ze als 6 jarig meisje kennis maakte met de 13 jarige Erika. Het was heel bijzonder. Later verhuisde Erika naar Zwitserland. Zij wilde wat dichter bij haar kinderen wonen. Ze zou nu 102 jaar geweest zijn.
Cor Vos
 
DE RATEL / FEBRUARI 2012