DE RATEL GAETDE RATEL GAET
Na het drukke laatste kwartaal van 2009 is het jaar 2010 voor de Historische Kring Huizen rustig begonnen. Op dinsdag 26 januari was het koud, de tuinen besneeuwd en de straten overal glad, maar toch was de Boerderij vol met onze leden en belangstellenden. 
De heer H.J. Trap hield ons van begin tot eind geboeid met zijn verhaal over de Pelgrims die in het begin van de 17e eeuw uit Engeland naar Amsterdam en later naar Leiden vertrokken vanwege hun verzet tegen de Anglicaanse kerkregels van Koning Jacobus I. Uiteindelijk vertrok een deel van hen vanuit Delfshaven naar Engeland en vandaar met het schip de Mayflower naar Amerika, waar zij zich vestigden en als de “Pilgrimfathers” bekend werden. Een aardig feit was wel dat de heer Trap zelf afstamt van een Pelgrim die in Leiden bleef wonen. 
Graag wijs ik u op de dialectenmiddag op 20 maart in Obdam waar onze Dialectwerkgroep aan deelneemt. Nadere gegevens vindt u elders in dit blad.
Verder nog uw aandacht voor een correctie, de jaarvergadering zal plaatsvinden op dinsdag 25 mei a.s. en niet zoals eerder gemeld op 18 mei. Na de vergadering komt de heer Van Kesteren een lezing houden over tegeltableaus. Zijn grootvader was Hermanus Oostveen, die als krullenjongen begon te werken in de fabriek Holland-Utrecht, waar onder andere tegeltableaus voor winkels en huizen werden vervaardigd, en die zich opwerkte tot ontwerper. Over zijn werk deed Mirjam Hesselenveld een promotieonderzoek; zij stelde een tentoonstelling samen naar aanleiding waarvan de kleinzoon zich ging verdiepen in tegeltableaus in het algemeen en in het werk van zijn grootvader in het bijzonder. 
Graag tot ziens bij deze activiteiten. Met vriendelijke groeten namens het bestuur,
B.J. van Geenen, voorzitter
Noord-Hollandse dialectenmiddag in Obdam 
Jaarvergadering Historische Kring 
Huizen in de Boerderij, Hellingstraat 9  Na de pauze:  Een lezing met DVD over  tegeltableaus door de heer Van Kesteren. Foto’s op glasplaten van het oude Indonesië worden met behulp van een  epidiascoop vertoond door de heer 
Jan Dijkman uit Laren. In de Boerderij.
Programma wordt nog bekend gemaakt.
De Gooische Stoomtram
Jaarvergadering van de 
Historische Kring Huizen VAN DE REDACTIEVAN DE REDACTIE In dit nummer krijgt u van de Dialectwerkgroep een Huizer gedicht over de schoonmaak en informatie over de Noord-Hollandse Dialectenmiddag op 20 maart 2010. Verder wordt het grootste deel van dit nummer gevuld met een geïllustreerd artikel over de straatweg van Naarden naar Huizen in de periode 1836-1841 van de heer Henk Schaftenaar. Dit is eerder gepubliceerd in het blad De Omroeper, het historisch tijdschrift voor Naarden, en wij zijn de heer Schaftenaar en de Stichting Vijverberg bijzonder erkentelijk dat wij het mogen overnemen. 
Dan wordt door Harmen Kos een begin gemaakt met de geschiedenis van Naerdincklant vanaf 850. Met de oplossing van het kruiswoordraadsel in de vorige Ratel wordt deze Ratel afgerond. Een nieuwe puzzel houdt u tegoed. 
Veel leesplezier gewenst.               Wendy van Noppen
VAN DE DIALECTWERKGROEPVAN DE DIALECTWERKGROEP
In het schrift van Haindruk met krantenknipsels vond ik een gedichtje in dialect uit 1950. Ik was daar enthousiast over en toen ik bij de HEMA een echtpaar tegenkwam (hij is van Radio 6FM), vertelde ik dat. Ogenblikkelijk begonnen ze tot mijn verbazing beide uit hun hoofd in dialect het gedicht voor te dragen. Het schijnt dus bekend te zijn. Maar ik denk niet dat u het allemaal uit uw hoofd kent. Daarom hieronder het gedicht opdat u het kunt bestuderen. En wellicht ondersteunt het uw eigen schoonmaakplannen. De vraag daarbij is nog of iemand weet wie Jaauwuk en Hainoëm zijn. In die tijd waren er nog niet veel mensen die in dialect schreven en Haindruk had zijn Huizer naam nog niet. Het zou dus kunnen dat Haindruk het onder deze namen geschreven heeft. Zelf dacht hij dat het broers waren, maar meer wist hij niet. Mocht u de oorspronkelijke auteur(s) kennen of gekend hebben, dan hoor ik het graag. En als ik u bij de HEMA tegenkom, dan weet u wat er van u verwacht wordt.

’n Huizer schooënmaak in de ouwe tijd
Wanneer ’t veurjaar is in ’t langd, de zoemertijd is annëbreuken, dan wurdt in ’t darp van alle kangt over ’t schooënmaken ëspreuken.
’t Darp dat is in rep en reur; d’r wurdt ëragd, ëscheuen, ’t huis wurdt ërainigd, deur en deur, geen mins die mag d’r mie bemeuen.
Eerst wurdt de zolder ópëknapt, mit ragger, fail en nemmers water. D’r wurdt ësopt, ëschuid, ëlapt, de are boel die komt pas later.
Dan wurdt de bestie uitëdreugen.
’t Strooi wurdt in de zolft ëbrocht.
Ik kan ’t m’n als kijnd nog heugen.
Vur ‘t ouwe wurdt weer nijw ëkocht.
De beddezakken uitëwussen, de wattedekens uitëlucht. En Oëtjen slaakten óngertussen of en too een diepe zucht.
’t Ouwe mins loëpt of en an, d’r pikmus ónger ’t stof. En teugen heug en meug neemt dan ’t manvolk geut en zolder of.
De kachel dee wurdt ovvëbreuken, dee zetten ze vast an de kangt. Wat kranten wurren annësteuken, daer wurdt de pijp mie uitëbrangd.
Ineke van Herwerden
Kist en kast komt van z’n plak, een zeutjen van belang. De schilder brengt vast drumpellak en oëk nog nijw behang.
En as ’t behungen is, dan pas krijgt alles nog een kwassie, De siebiejerre in de was en oëk ’t gebeugen kassie. 
De buiteboel krijgt oëk nog beurt, de vainsturs en de muren. En achter ’t hórretjen daer keurt ’t oëg van kwaaie buren.
Vur kuip en tobbe nog wat verf, wat appelbleu naer wens. Ëhurken wurdt de héële buurt, de pomp is bijna lens!
Dan wurdt de boel an kangt ëzet ’t keuper droëg ëschuurd. Mar óngertussen het de pret wel dree en ’n halve week ëduurd.
Mar is de boel dan vur mekaar, dan zie je oëk gien kwintjen. Dan kan ’t weer zitten vur een jaar, want schooën is ellek stintjen.
Mai 1950, Jaauwuk en Hainoëm

4    DE RATEL / fEbRuARi 2010
20 maart dialectenmiddag in De Brink te Obdam
Bent u een Noord-Hollander?
Hebt u belangstelling voor de verscheidenheid aan mooie dialecten die in onze provincie wordt gesproken? Wilt u daar graag wat meer over weten?
Dan is er goed nieuws voor u:
Op zaterdag 20 maart is er de eerste Noord-Hollandse dialectenmiddag in De Brink, Dorpsstraat 155, 1713 HE te Obdam.
De Brink is gemakkelijk te bereiken: vijf minuten lopen vanaf het NS-station. Parkeergelegenheid is er naast De Brink.
Wat is er te doen?
De organisatie biedt een afwisselend programma met informatie over de dialecten, met verhalen, voordrachten en anekdotes in verschillende dialecten en met muziek.
De middag begint met een lezing van drs. Mathilde Jansen van het Meertensinstituut, die onderzoek doet naar dialecten.
Daarna zijn er optredens van de dialectgroepen in het: Wierings, Huizers, Zaans, Tessels, Egmonds (Derps) en West-Fries.
Afgesloten wordt met een optreden van de muziekgroep: de Westfriese Deurloupers.
Inloop met koffie:      13.15 uur. Aanvang:     13.30 uur. Afsluiting:      16.45 uur.
De toegangsprijs is € 5,00. Inbegrepen is koffie en krentenmik bij binnenkomst.
Opgeven bij Tom Wester:
0226-451112 Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Bij mailen a.u.b. vermelden met hoeveel mensen u komt.
Deze middag wordt georganiseerd door de DINH-groep. 
(Dialecten In Noord-Holland)
In de DINH-groep zitten mensen uit alle delen van de provincie. Ze streeft naar het levend houden van de dialecten in Noord-Holland.
DE AANLEG VAN DE STRAATWEG NAARDEN-HUIZEN (1836-1841)DE AANLEG VAN DE STRAATWEG NAARDEN-HUIZEN (1836-1841)
Publiek project van formaat gefinancierd door particulieren 
Henk Schaftenaar
Aan het eind van de 18e eeuw telde Nederland nog geen 150 kilometer aan bestrate doorgaande wegen. Daar kwam verandering in onder Napoleon, het aantal kilometers werd verdriedubbeld. Toen in 1814 de laatste Fransen uit Nederland vertrokken, lag er zo’n 500 kilometer aan klinkerweg. Maar niet in het Gooi, daar waren stad en dorpen onderling verbonden door zandwegen. Zelfs de doorgaande route van Amsterdam naar Amersfoort, de Naarder Postweg, was onverhard. De eerste verbeteringen kwamen tot stand tijdens de regeerperiode van koning Willem I. Niet dat Zijne Majesteit en zijn Excellenties daar het initiatief toe namen of 

er geld in staken, nee, louter op instigatie en met de centen van een groep welwillende burgers uit de streek. Wel moest de regering toestemming verlenen, want in 1815 had de nationale overheid het gezag over wegen (met uitzondering van de locale) geheel naar zich toegetrokken.
De straatweg Naarden-Amersfoort
Op 15 oktober 1815 werd bij Koninklijk Besluit toestemming verleend voor de aanleg van een straatweg van Naarden naar Amersfoort. Doel was ontsluiting van het gebied tussen de beide steden. De bestrating volgde min of meer het traject van de oude Naarder Postweg: NaardenLaren-Eemnes-posthuis Groeneveld-Soestdijk-Soest-Amersfoort. De kosten voor de aanleg, begroot op bijna 200.000 gulden, werden verkregen uit een particuliere geldlening. Uit de aandeelhouders werd een commissie gekozen die tot taak had de aanleg en de exploitatie op zich te nemen. De aflossing van de lening en de kosten voor het onderhoud zouden worden gedekt uit de inkomsten van de verpachting van zes tollen. De eerste slagboom met tolhuis werd gesitueerd bij Naarden, tegenover het huis Zandbergen op de hoek van de Galgesteeg.
Drie zijwegen
Naast de hoofdweg werden er drie zijwegen aangelegd: de straatweg Groeneveld-Baarn (KB van 1828), de straatweg Blaricum-Huizen (KB van 1831) en de straatweg Huizen-Naarden (KB van 1836). Ook deze straatwegen werden beheerd door de commissarissen van de straatweg Naarden-Amersfoort. Het geld kwam wederom van particulieren. Op elk van de genoemde zijwegen werd een tol geïnstalleerd. Bij Naarden kwam een extra tol (hulptol). Het doel van de aanleg van de zijwegen was om naast een betere ontsluiting van de betreffende gemeente een grotere toevoer van verkeer naar de hoofdweg te realiseren. Daardoor zouden de tolop-

brengsten toenemen, wat de exploitatie van de hele onderneming ten goede zou komen. In dit artikel concentreren we ons op de moeizame financiering en het tot stand komen van de straatweg Naarden-Huizen. De aanleg van deze weg is in historisch-geografisch opzicht niet los te zien van de eerder tot stand gekomen straatweg Blaricum-Huizen, waardoor we aan die weg eerst aandacht zullen besteden.
De straatweg Blaricum-Huizen In 1829 werd op dringend verzoek van het gemeentebestuur en een aantal inwoners van Blaricum, in overleg met de commissarissen voor de straatweg Naarden-Amersfoort, een plan ontworpen om een straatweg aan te leggen vanaf de Naarder Postweg tussen Laren en Eemnes over Blaricum naar het dorp Huizen. Zowel het gemeentebestuur als de inwoners van Blaricum meenden dat hun gemeente ermee verfraaid zou worden en in welvaart zou toenemen. De aanwezigheid van een straatweg zou een weldaad voor heel Blaricum betekenen. Nadat het plan in januari 1831 Koninklijke goedkeuring had verkregen, werd voortvarend met het werk begonnen en in 1834 was de straatweg klaar. De verwachting werd niet gelogenstraft. De bouwlanden langs de nieuwe weg stegen in korte tijd met dertig procent in waar-

De loop van de in de 19e eeuw aangelegde straatwegen Naarden-Amersfoort, BlaricumHuizen en Naarden-Huizen.


De straatweg Naarden-Amersfoort langs Jan Tabak omstreeks 1900. De weg had een totale lengte van 25½ km, was 4,13 m breed en in het wegdek waren bijna 15 miljoen klinkers verwerkt.
de! Blaricum werd meer bezocht dan ooit. Buiten de dorpskern verrezen zelfs buitenplaatsen. De straatweg bleek ook gunstig voor de ontwikkeling van de gemeente Huizen. 
De tolinkomsten daarentegen waren onverwacht laag. Zo laag zelfs dat het niet mogelijk was om de rente te betalen over het geleende kapitaal. Aflossen bleek ook onmogelijk. Sterker, de straatweg kon door het gebrek aan inkomsten niet eens goed worden onderhouden. De oorzaak van deze misrekening werd toegeschreven aan het feit dat gelijktijdig met de aanleg ook een straatweg tussen Hilversum en Utrecht was aangelegd. Huizer botkarren, die eerder over Soestdijk (dus over de straatweg Naarden-Amersfoort) naar Utrecht reisden, namen nu een kortere weg naar Utrecht en reden over Hilversum. Verder bleek dat de straatweg vooral veel werd gebruikt door boeren die mest vervoerden en die specie was tolvrij.

Het eerste en oudste tolhuis in de straatweg Naarden-Amersfoort tegenover 
Zandbergen. Het werd in 1840 vervangen door een tolhuis dichter bij de stad. In 1910 is dit voormalige tolhuis afgebroken. Foto van omstreeks 1900.
De straatweg Naarden-Huizen
Om in die toestand verbetering te brengen werd in overleg met de gemeentebesturen van Naarden en Huizen het plan ontworpen om de straatweg Blaricum-Huizen te verlengen tot Naarden. Men dacht daarmee een gedeelte van de grote verkeersstroom (Amsterdam-Amersfoort) over de bestrate zijwegen te kunnen lokken, wat de tolinkomsten ten goede zou komen. Het zou bovendien tot nog meer welvaart in de gemeenten Blaricum en Huizen kunnen leiden. Ook voor de Naardense boeren zou het een verbetering betekenen. De oude zandweg naar Huizen (die liep over het tegenwoordige sportcomplex) was in de natte maanden voor een paard met beladen wagen vrijwel onbegaanbaar.
Het gemeentebestuur van Huizen zag zoveel voordelen in het plan dat het niets meer onbeproefd liet om het te verwezenlijken. Op 2 mei 1836 werd het Koninklijke fiat ondertekend en kon de aanleg officieel van start gaan. Maar in hetzelfde jaar overleed onverwachts jonkheer Huydecoper van Maarsseveen, de voorzitter van de commissie straatweg Naarden-Amersfoort. Door het wegvallen van deze belangrijke voorvechter van het plan trad er enige vertraging op. 

Een kaart uit 1817 met daarop het tracé (verdikt weergegeven) van de voormalige onverharde weg naar Huizen. De loop van de nieuwe straatweg Naarden-Huizen is met een 
stippellijn weergegeven. Het noorden bevindt zich aan de onderzijde van de kaart.
Een tweede tegenvaller werd veroorzaakt door de Eerst Aanwezend Ingenieur (E.A.I.) van de Genie van Naarden die, uit het oogpunt van de verdediging van de Vesting, telkenmale bezwaren tegen de loop van het tracé van de straatweg indiende. Wijzigingen in de tekeningen en de aan te kopen grond waren het gevolg, waardoor de kosten stegen. Hierdoor werden de potentiële geldschieters argwanend. Zo sterk zelfs dat veel aandelen niet geplaatst konden worden. De directie van de straatweg raakte na enige tijd zelfs ten einde raad en overwoog het plan maar helemaal af te blazen. Echter door de vele verzoeken van boeren en neringdoenden uit Huizen en Naarden en de ondervinding welk groot nut een straatweg voor de welvaart van de streek betekende, verzamelden de heren bestuurders nieuwe moed om de zaak toch tot een goed einde te brengen.
Het bleek evenwel niet meer mogelijk om het benodigde kapitaal van 30.000 gulden geheel bij particuliere aandeelhouders te lenen. Een oplossing werd gevonden door een restant van de nog te plaatsen aandelen met een flink verlies onder de bestaande 21 investeerders te verdelen. Onder hen lezen we de namen van grootgrondbezitters als Bredius, Van Rossum, Rooseboom en Jurrissen. Maar ook de stadsdokters Van Hasselt en Craanen en notaris De Roeper namen er aan deel. Zelfs de gemeentebesturen van Naarden en Huizen tekenden in, zij het 
8    DE RATEL / fEbRuARi 2010

op een luttel aantal aandelen. Het restant van de aandelen, ter waarde van 3600 gulden, moest tenslotte door de directie van de straatweg Naarden-Amersfoort zelf worden genomen.
Door de vertraging en de hogere kosten voor grondaankoop oversteeg de aanleg van de straatweg het oorspronkelijke budget. Een gat van 4000 gulden bleek met toekomstige tolinkomsten niet te dichten, waardoor er meer geld op tafel moest komen. Er zat niets anders op dan extra aandelen uit te geven. Maar bij wie die onder te brengen? Opnieuw werd een oplossing gevonden door ditmaal voor de beoogde emissie een aantrekkelijke premie in plaats van de normale rente in het vooruitzicht te stellen. De gemeenten Naarden, Huizen en 

Blaricum, die ook niet in deze grote som konden voorzien, gaven aan jaarlijks, in de vorm van een subsidie aan het project, de aflossing van de extra aandelen op zich te willen nemen. De dekking werd gevonden door in die gemeenten de grondbelasting, voor zolang de aflossing ervan zou duren, met 1¼ procent te verhogen. Alle grondeigenaren zouden op deze wijze een kleinigheid aan het tot stand komen van de straatweg bijdragen. 
Tot groot ongenoegen van de directie van de straatweg en de andere gemeenten krabbelde Blaricum in een laat stadium terug. Veel moeite en opofferingen had men zich voor het dorp getroost maar Blaricum volhardde in haar dwaling. Naarden en Huizen draaiden alleen voor de 

De straatweg Naarden-Huizen ter hoogte van de Suikerfabriek (nu Quest) aan het eind van de 19e eeuw. De straatweg Naarden-Huizen meer dan een eeuw geleden. We zien de bocht bij de brug (links) naar het huis Nieuw Valkeveen. Op de voorgrond de tramrails. Foto: H.W. Kuhn.

kosten op. Naarden voor 3/5 en Huizen voor de rest. Met deze financiële aanpassingen kon het werk in ieder geval worden voortgezet. Op 1 mei 1841 werd met enige trots vermeld dat de gehele bestrating was voltooid.
Uit de jaarrekeningen De financiële perikelen van dit grote project zullen aan het gros van de bevolking van Naarden en Huizen wel voorbij zijn gegaan. Voor hen betekende de aanleg van de straatweg in de eerste plaats werkgelegenheid! Daar moet in die 
Het huis De Viersprong op een schilderij van omstreeks 1830. 
In 1837 werd het tijdelijk verhuurd als tolgaarderwoning voor de straatweg Naarden-Huizen. 

kommervolle tijd halsreikend naar zijn uitgezien. Maar ook de met diepe kuilen uitgesleten, mulle en dan weer modderige zandpaden van Naarden naar Huizen waren de boeren, vishandelaren en andere venters meer dan zat. 
Laten we eens naar de oudst bewaard gebleven (jaar)rekeningen kijken. Eerst maar even de grote lijn. De aanleg van de straatweg Naarden-Huizen blijkt uiteindelijk bijna 38.000 gulden te hebben gekost. Daarvan werd circa 20.000 gulden uitgegeven aan de aanschaf van stenen: circa 3.000.000 gele IJsselklinkers en 800.000 klinkers in een groter formaat. De aankopen van grond, de rente over het geleende kapitaal gedurende de aanleg en het aanschaffen van de beplanting slokten circa 6000 gulden op. Het resterende bedrag van 12.000 gulden werd uitgegeven aan arbeidskosten. Voor dat kapitaal gaven tientallen grondwerkers, kruiers, stratenmakers en vrachtrijders hun beste krachten om een 4.860 meter lange en 4,13 meter brede straatweg alsmede een tolhuis tot stand te brengen. 
Het waren vooral Naarders en Huizers die zo nu en dan, en vanwege de economische malaise ongetwijfeld gretig, een graantje meepikten uit de voor die tijd vette pot. We lezen in de stukken dat veehouder Klaas Kluit (Bakker) die op Berghuis woonde een paar tientjes bijverdiende met het lossen en 
kruien van klinkers. Zijn zoon Gerrit, later boer op Zeezigt, vervoerde talrijke karrenvrachten zand. Maar ook aanpakkers met  Het Huizer tolhuis met tolgaarder en slagboom in de 
jaren twintig van de 20e eeuw. Het huis dateert van 1839 en bestaat nog steeds. 10 DE RATEL / fEbRuARi 2010
namen als Rokebrand, Schipper, Koeman, Vuijst, De Gooijer en Bijlhouwer reden of losten stenen. Door de gedetailleerdheid van de fi nanciële stukken weten we nu nog wie er ‘zoden stikten’, water reden, de straat in veegden, de bermen spitten en wat zij daarmee, tot op de halve cent nauwkeurig, verdienden. Ook is precies bekend van wie er een stuk weiland, bouwland, water of heide werd gekocht en aan wie te velde staande gewassen, veelal aardappelen, moesten worden vergoed. Zo is de ‘petite histoire’ van de aanleg van de straatweg redelijk gemakkelijk te reconstrueren.
Nog wat andere details. De ‘opsiender’ van het werk was ene Piet van Es. Voor hem was in november 1836 het huis De Viersprong gehuurd vanwaar hij het toezicht coördineerde. Toen in 1837 een deel van de straatweg in gebruik kon worden genomen, werd De Viersprong bovendien tot ‘pro-
visioneele tolgaarderswooning’ gebombardeerd.     Aannemer Nicolaas van 
Het huis was eigendom van grootgrondbezitter     der Stok was de bouwer 
van het Huizer tolhuis. Hij 
J.P. van Rossum, die het voor dat doel tot 1 mei zette in 1836 met bakens 1839 verhuurde voor 100 gulden per jaar. het tracé uit voor de aan te leggen straatweg. 
In mei 1839 kon een nieuwgebouwde tolgaarder-    Ook nam hij deel aan de 
                                                                    negotiatie en kocht voor woning op de heide bij Huizen, later de Huizer Tol 
350 gulden aandelen. 
genoemd, worden betrokken. De Naarder Nicolaas Detail van een schilderij van der Stok was van dat huis de aannemer, Ko- in het Burgerweeshuis ning en Verwelius leverden het smidswerk, Freek van Naarden. Breijer schilderde het en Heerschop zorgde voor het rieten dak. De bouwkosten beliepen in totaal 2.507 gulden en 27 cent. Het tolhuis staat er anno 
2008 nog en was vorig jaar, volgens de makelaar ‘geheel gerestyled’, te koop voor het achthonderdvoudige. 
De Naarder Tol
Dat brengt ons ook op de Naarder Tol, een tolhuis dat een jaar later, dus in 1840, op de hoek van de Amersfoortsestraatweg en de Huizerstraatweg werd gebouwd. Deze tol was bedoeld voor de tolheffi ng op de straatweg Naarden-Amersfoort maar zou tevens als hulptol gaan functioneren voor de straatweg Naarden-Huizen. Het oude tolhuis tegenover het zomerverblijf Zandbergen was toen voorbestemd om te worden afgebroken. De overbuurman, de al eerder genoemde J.P. van Rossum, eigenaar en bewoner van Zandbergen, kreeg echter op 19 april 1841 toestemming het te kopen om het in stand te mogen houden. Het oude tolhuis heeft daar nog tot in 1910 gestaan (1). 
In tegenstelling tot het Huizer tolhuis, dat van steen was gebouwd en eigendom was van de onderneming die de straatweg Naarden-Huizen exploiteerde, was dat van Naarden uit hout opgetrokken en behoorde het toe tot het Rijk. Het werd door de commissarissen van de straatweg Naarden-Amersfoort gehuurd. In 1910 werd de huur ervan opgezegd door de minister van Waterstaat met de bedoeling het gebouw af te breken. Het stond in de weg voor het verkeer en hij wilde iets verder van de berm een nieuw tolhuis bouwen. Daar is het niet van gekomen. De Naarder Tol werd uiteindelijk gesloopt. Dat gebeurde op militair gezag in de zomer van 1914 bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Een nieuw tolhuis is op die plek nooit meer verrezen.

De aanbesteding voor het nieuwe tolhuis bij Naarden vond plaats in de herberg Het Veerhuis, toen meestal Het Amsterdamsche Veerhuis (nu Black) genoemd. Jan Jurrisse(n), de kastelein en tevens kweker, investeerde zelf 175 gulden in de straatweg Naarden-Huizen
De pachter en het tarief
Terug naar 1837, het jaar waarin voor het eerst tolgeld op een deel van de straatweg NaardenHuizen werd geïnd. De inkomsten bedroegen in dat jaar 162 gulden en 78 cent. Het meeste tolgeld werd vergaard in de nazomer en in de herfst. In 1841 kon al bijna 500 gulden worden geïncasseerd. Met dit inzicht in het vooruitzicht, kwam de verpachting van de tollen aan de orde. In 1843 lukte het om beide tollen te verpachten. Voor die bij Naarden was dat geen probleem, de weg naar Amersfoort stond garant voor druk verkeer. Jacob van Oostveen was met 1400 gulden de hoogste bieder. Daarvan was 1050 gulden bestemd voor de straatweg naar Amersfoort. Het restant van 350 gulden werd als pacht gezien voor de straatweg NaardenHuizen. Voor de tolinning bij Huizen werd Pieter Groenhart voor 280 gulden de pachter. Hij kende die tol reeds als gaarder, want in het jaar ervoor had hij er tegen een vaste beloning de inning voor de commissarissen verricht. De pachttermijn besloeg drie jaar. Daarna vond opnieuw een veiling plaats. 
DE RATEL / FEBRUARI 2010

De Naarder Tol omstreeks 1905 gezien in noordelijke richting. Het tolhuis had sinds 1 mei 1901 haar functie voor de straatweg Naarden-Amersfoort verloren. Wel werd hier tolgeld geïnd voor de straatweg Naarden-Huizen, die naar rechts aftakt.
In een instructie voor de tolpachter uit die tijd lezen we dat deze zich stipt moest houden aan het bij KB vastgestelde toltarief. Tol werd betaald per dier (muilezel, paard, rund), kudde scha-

De Naarder Tol omstreeks 1905 gezien in zuidelijke richting. Het tolhuis werd in 1914 afgebroken. 
Tolbaas De Beus van de 
Naarder Tol zaagt hout voor 
De tolboom aan het begin van de Huizerstraatweg bij Naarden in de het kacheltje van zijn houten jaren twintig van de vorige eeuw. Foto: collectie Dirk Franzen.
schuilhut die na de Eerste 
Wereldoorlog op de plek van het Naarder tolhuis was getimmerd. Foto: collectie van Dirk Franzen.
pen, honden- of handkar, kruiwagen, paard en wagen enz. Diligences werden afgerekend naar het aantal personen. Voetgangers waren vrij van tol en veel later de fietsers ook. 
Het tarief en de vrijstellingen stonden vermeld op een groot bord bij ieder tolhuis. Vrijstelling kregen de paarden (koetsen) van de koning en zijn familie. Ook de commissarissen met hun verwanten hoefden geen tol te betalen. Ontheffing werd ook verleend aan de inspecteur-generaal van Waterstaat, de marechaussee, militairen tijdens de uitoefening van hun dienst, de rijks- en de gemeenteveldwachter en de brievenposterij. 
Een aparte dispensatieregeling bestond er voor de boeren. Vee dat naar de meent, weilanden of terug naar de stal werd gedreven, mocht tolvrij van de straatweg gebruik maken. Ook karren met mest, hooi of heideplaggen waren vrijgesteld van tolheffing. Voor voertuigen met eigen voortbrengselen van het land, zoals melk en groenten - ook als die bestemd waren voor de markt van Naarden - gold hetzelfde. Zelfs het vervoer van bouwmaterialen voor de landbouw was tolvrij. Die tolvrijheid was echter niet bedoeld voor handelaren. Over vrachten mest en landbouwproducten die van elders werden ingevoerd, na 1855 veel via de haven van Huizen, moest wel tolgeld worden betaald. Dat leidde nog wel eens tot vervelende misverstanden tussen tolgaarder en vervoerder.
Het tolgeld over de diligences en de wagens rijdende onder de namen Van Gend en Loos, Vermeulen en Concordia werd niet door de tolgaarder geïnd. Deze vervoerders betaalden hun tol rechtstreeks aan de straatwegonderneming op grond van een met de commissarissen overeengekomen contract. Een soortgelijke overeenkomst werd later aangegaan met de onderneming die de Gooische Stoomtram exploiteerde.
Voor de duidelijkheid nog dit: als iemand bij het Huizer tolhuis had betaald, dan hoefde dat niet nog eens bij het Naarder tolhuis te gebeuren en ook omgekeerd. Een te bewaren kaartje vormde het bewijsstuk.
De instructie voor de tolgaarder vermeldt verder dat de man een register moest bijhouden waarin ieder passerend rijtuig moest worden genoteerd. De weggebruikers mochten daarin ook eventuele klachten over het tolgeld of de toestand van de straatweg vermelden. De tolgaarder werd bovendien verplicht om na iedere passage de tolboom weer te sluiten. Hij of 
DE RATEL / fEbRuARi 2010
een plaatsvervanger moest altijd paraat zijn om oponthoud bij de tolboom te voorkomen. In de avond en nacht moest er bij het tolhuis een lantaarn branden. Verder werd van hem verwacht dat hij zich ‘vriendelijk, eerlijk en braaf’ opstelde naar de weggebruikers. Voorts moest hij het tolhuis netjes bewonen. Als er problemen waren, kon hij rekenen op bescherming door de openbare macht.
Aanvankelijk was het de tolgaarder toegestaan om bier en sterke drank te tappen of koffi e te schenken. Hij moest dan wel over de nodige vergunningen beschikken. Later werd dat nog aangescherpt. Voor die bijverdienste was ook nog een schriftelijke permissie van de commissarissen nodig. Kennelijk had de verkoop van drank eens tot uitwassen geleid. 
Uit het bijna 100-jarig bestaan van de straatweg Naarden-Huizen als tolweg zijn nog veel meer gegevens bewaard gebleven. Ze bevatten voldoende stof om een vervolgartikel te schrijven. In dit verhaal willen we ons echter beperken tot de aanleg van de weg en wat daaromheen in tijd en ruimte van belang is geweest. 
We eindigen nu met het gegeven dat tolheffi ng op de straatweg Naarden-Amersfoort tot 1 mei 
1901 heeft plaatsgevonden. De exploitatie van de weg is toen in handen van het Rijk overge-

Openbare bekendmaking uit 1843. Logement De Kroon stond op de hoek van het Ruysdaelplein met de Marktstraat. De Naarder Tol werd toen verpacht aan Jacob van Oostveen. Die van Huizen ging naar Pieter Groenhart.
gaan. Op de straatweg Naarden-Huizen is tot 1931 tolgeld geïnd. De gemeenten Naarden en Huizen hebben daarna de zorg voor de weg in eigendom overgenomen. 

Fragment van het oudste tarievenbord van de Naarder Tol. Het bevindt zich in de collectie van het Goois Museum te Hilversum.
Bronnen: 
De gegevens voor dit artikel zijn grotendeels ontleend aan documenten uit het archief Beheer straatwegen provincie Utrecht, dat bewaard wordt in het Utrechts Archief en aan stukken betreffende de Commissieweg Naarden-Huizen die aanwezig zijn in de gemeentearchieven van Naarden en Huizen.
Noot 1. Zie ook het artikel Het ‘gemeentebestuur’ van H. Kuhn (1840-1912), Henk Schaftenaar. in De Omroeper jrg. 15 nr. 2 pp. 55-57.
Dit artikel is afkomstig uit De Omroeper, het historisch tijdschrift voor Naarden (jaargang 21, nr. 3, september 2008). In dit kwartaalblad staan regelmatig goed gedocumenteerde en rijk geïllustreerde artikelen over het gebied tussen Huizen en Naarden. U kunt dat zien op de website (www.stichtingvijverberg.nl). Een abonnement op dit tijdschrift kost 15 euro per jaar. Tel. 694 68 60, e-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
OVER DE GESCHIEDENIS VAN NAERDINCKLANT, GOOILAND EN DE OVER DE GESCHIEDENIS VAN NAERDINCKLANT, GOOILAND EN DE 
ERFGOOIERS VAN 850 TOT 1968 ERFGOOIERS VAN 850 TOT 1968
Harmen Kos
Historie van Naerdincklant, later Gooiland
In de 9e eeuw behoorde Naerdincklant - nu Gooiland - tot het bezit van de abdij Werden aan de Ruhr bij Essen. De rol waarop de bezittingen staan vermeld, moet opgesteld zijn onder abt Hembel - ongeveer tussen 887 en 897 - na de scheiding van de kerkelijke en wereldse bezittingen van de abdij. In het kort stond er in de goederenlijst vermeld: ‘An Naruthi thiu kirica endi kiricland fan Almeri te Tafalbergon’. Door deze scheiding werd Naerdincklant (Naruthi), als onderdeel van een groter gebied, rijksbezit van keizer Otto I. De keizer gaf later Naerdincklant in een leen aan graaf Wichmann IV van Hamaland. Deze graaf bezat destijds goederen in 
DE RATEL / FEBRUARI 2010
verschillende delen van de stroomgebieden van Rijn en Schelde. Maar hij had ook goederen van keizer Otto I in leen.
Graaf Wichmann IV was gehuwd met Liutgard een dochter van Arnold I graaf van Vlaanderen. Ze kregen vier kinderen; één zoon en drie dochters Luitgardis, Hildegardis en Adela. Na de dood van zijn vrouw en enige zoon hechtte de graaf weinig waarde meer aan zijn omvangrijk bezit en bedacht hij een billijke verdeling onder zijn drie dochters. Dochter Hildegardis gaf hij het graafschap Gent. Maar dochter Adela, die getrouwd was met de graaf van Redighem (Renkum) doch een 
Abdij te Hoog-Elten    a-sociaal leven leidde, wilde hij onterven. Adela, 
bijgenaamd de wrede, dit vanwege haar wreedheid, verzette zich met haar man hiertegen. Zij beriep zich op het toen geldende Saksichs erfrecht, maar werd door keizer Otto I in het ongelijk gesteld. De ongehuwde dochter Luitgardis koos voor het dienen van de Kerk en werd non. Graaf Wichmann heeft toen voor haar een abdij voor adellijke jonge vrouwen te HoogElten gesticht. Hier was Luitgardis de eerste abdis. Om het bestaan van de abdij te verzekeren schonk de graaf goederen, waaronder de bezittingen in Naerdincklant. Wanneer die schenking gedaan werd is niet precies aan te geven.
De overgang van Naerdincklant als gift naar de abdij van Hoog-Elten
Wel is bekend dat de Duitse keizer Otto I de gift van Naerdincklant aan de abdij van HoogElten in een charter van 29 juni 968 heeft bevestigd: Aan zijn getrouwe leenman en landbezitter Graaf WichmannIV van Hamalant. Door deze gift ging Naerdincklant als bezitting over naar de abdij te Hoog-Elten. 
Het is niet precies vast te stellen welk deel van Naerdincklant aan de abdij behoorde, dit was niet het gehele gewest, maar wel het grootste deel. Aan het grondbezit was onder graaf Wichmann nog géén grafelijke macht verbonden. Pas in de loop van de tijd is er een landsheerlijke macht ontstaan. Wel kreeg de abdis van Hoog-Elten van keizer Otto II op 
14 december 973 de bevoegdheid om kleine misdrijven in haar bezitting zelf te berechten. 
Toen graaf Wichmann in 980 gestorven was zag zijn dochter Adela haar kansen. Eerst heeft zij in 983 haar zuster Luitgardis vergiftigd, om daarna samen met haar tweede man, de roofridder Balderic, de abdij te Hoog-Elten in bezit te nemen. Hoewel keizer Otto III haar er weer uit heeft verdreven, wist zij kort daarna met Balderic de abdij te beschadigen. Hiervoor werden Adela en Balderic tijdens een rechtszitting op 18 december 996 in het Valkhof te Nijmegen streng gestraft. En ze moesten vooral beloven afstand te doen van hun aanspraken op de abdij. Bij die gelegenheid bevestigde keizer Otto Naerdinclant opnieuw als eigendom van de abdij en maakte hij Naerdincklant los van zijn rijksgebied. Hierdoor kregen de abdissen het volledige gezag over Naerdincklant en werden zij gelijk gesteld met een graaf. In 996 kreeg de abdij bescherming van de keizer tegen vijandelijkheden. De dames werden toen kanunnikessen genoemd. 
De rechtspositie van de bewoners in Naerdincklant
Over de rechtspositie van de bewoners in Naerdincklant tussen 980 en 1280 is weinig bekend, er is geen duidelijk beeld te vormen door gebrek aan gegevens. Naerdincklant was in die tijd dun bevolkt. 
De bewoners konden naar eigen inzicht grond gebruiken en bewerken. Wel werd er in Naerdincklant tot 1280 namens de abdis van Hoog-Elten toezicht gehouden door een villicus of beheerder, op het grondgebruik en de verdeling hiervan. De inning van de koptienden – een belasting in natura op de gezaaide gewassen – was al in een erfleen uitgegeven aan de Heren van Nijenrode. De bewering dat de bewoners alles gratis ter beschikking hadden is hiermee achterhaald. De macht van de abdissen was wel gunstig voor de inwoners maar bood geen voldoende zekerheid en veiligheid. Door de grote afstand tussen Hoog-Elten en Naerdincklant hadden de abdissen weinig zicht op de gang van zaken. En rond Naerdincklant drongen er in die tijd kapers op die ongehinderd land wilden veroveren. Dit waren ondermeer de bisschop van Utrecht en de Heren van Aemstel. De graaf van Holland voerde al jaren strijd met de Van Aemstels. Maar uiteindelijk bleek graaf Floris V van Holland (1252-1296) de machtigste. 
De overdracht van Naerdincklant aan het graafschap Holland
Omdat graaf Floris V op een gegeven moment de Van Aemstels in de tang had, kon hij die situatie gebruiken om Naerdinclant aan het graafschap Holland toe te voegen. Toen de toenmalige abdis Godelinde van Hoog-Elten bij graaf Floris om advies kwam vragen, kon hij deze ook onder druk zetten. En zo verwerft hij Naerdincklant. In de Oorkonde van overdracht op 13 mei 1280 belooft graaf Floris V jaarlijks een erfpacht van 25 Utrechtse ponden te betalen. Met een bedrag van 200 pond ineens kocht hij het landsheerlijk recht en de rechtspraak. Omdat hij jaarlijks een erfpacht betaalde, werd hij geen eigenaar van de grond. Hij mocht dus ook geen grond verkopen. En als hij in gebreke bleef de jaarlijkse erfpachtsom te betalen, moest hij alles weer in de oorspronkelijke staat aan Hoog-Elten terug leveren. De abdis behield wel enkele rechten zoals de praebende (een soort pensioen) voor de kanunnikessen en het innen van de koptienden. 
Gijsbrecht van Aemstel die enige bezittingen terecht of onterecht in Naerdincklant had verworven, deed onder dwang van graaf Floris V in 1280 afstand van zijn rechten. Maar hij erkende dat pas vijf jaar later. Door deze transactie stopte de bemoeienis van de abdis van Hoog-Elten als landsvrouw met Naerdincklant. Het patroonsrecht op kerkelijk terrein bleef tot in de latere eeuwen behouden. Dit ging door tot 1811, toen werd Hoog-Elten door de zwager van keizer Napoleon, Joachim Murath, ingelijfd bij het hertogdom Berg. Omstreeks 1844 is de abdij grotendeels gesloopt. De inning van de koptienden door de Heren van Nijenrode ging door tot in de 19e eeuw.
Wordt vervolgd