De eerste Ratel van 2004 ligt voor u. Namens het bestuur wens ik alle leden en belangstellenden alsnog een goed nieuwjaar en vooral een goede gezondheid toe.
Het wordt een bijzonder jaar, zowel voor het dorp als voor onze Kring. Dit jaar is het namelijk 150 jaar geleden dat de Huizer haven werd gegraven en geopend. Een reden om samen met diverse andere Huizer verenigingen en instellingen een jubileum-programma samen te stellen dat klinkt als een klok. Later dit jaar zult u hierover in de plaatselijke media uitvoerig worden ingelicht. De heer K. Westland en uw voorzitter hebben zitting in het organisatie-comité. De Historische Kring zal onder andere ervoor zorgdragen dat groepen mensen in klederdracht uit andere voormalige Zuiderzeeplaatsen aanwezig zullen zijn op de officiële havendag 18 september 2004.
Twee weken later, op zaterdag 2 oktober 2004, herdenken wij zelf met een manifestatie in de Boerderij dat de Historische Kring Huizen 25 jaar geleden werd opgericht. Ook daarover zult u tegen die tijd uitvoerig worden ingelicht.
Tot slot wil ik u graag wijzen op onze ledenavond van dinsdag 3 februari 2004. Deze avond is gewijd aan foto's en dia's van het oude dorp, met name uit de eerste helft van de 20e eeuw. Maar ook van later en de huidige situatie. De dia's komen uit de collectie van de heer Pieter van de Poel, die een en ander heeft gerangschikt en zal toelichten. Als kleine jongen begon hij al met het maken van foto's en dat is verder gegaan in het verzamelen van briefkaarten en dergelijke. Kortom, een avond om niet te missen.
Als gebruikelijk wordt de avond gehouden in De Boerderij, Hellingstraat 9, en begint om 20.00 uur. Namens het bestuur graag tot ziens,
B.J. van Geenen, voorzitter

Zoals u zult hebben gemerkt, is de Ratel dit jaar voorzien van een feestelijke omslag, ter gelegenheid van ons jubileumjaar.
De tekeningen voor deze klederdrachtplaten werden gemaakt in de periode tussen 1850 en 1857, dus uit de tijd van de opening van de Huizer haven. De plaat laat onder meer een visser zien in zijn zondagse pak. Zo'n zelfde pak is kort geleden nagemaakt voor de Klederdrachtgroep en zal worden gedragen tijdens presentaties. Bijschrift: 'Op deze plaat hebben wij voorgesteld den Huizer visscher in zijn zomerfeestgewaad met blaauw damasten borstrok. De witte das en de zwarte kleur van het buis en de broek zijn kenteeken van den rouw, daar anders deze laatste meestal bruinachtig zijn en de witte das door eene roode wordt vervangen. De jonge meisjes zijn gekleed als de volwassen vrouwen, de vrouwen maken ook nog veel gebruik van een' stroohoed met gekleurde zijden of katoenen voering en lange breede zijden linten; de vorm van den hoed is gelijk aan dien, welken door de burgervrouwen op de eilanden Schouwen en Duiveland en mede in vele streken der provincie gelderland gedragen worden. Nederlandsch Klederdragten naar de natuur geteekend door Valentyn Bing en Braet van Ueberfeldt.'
In dit nummer staat het derde en laatste deel van de herinneringen van mevrouw G. van ZonneveldWouda aan de hand van haar weg door het dorp van huis naar de Keuchenius-school De illustraties komen uit de collectie van J. Schaap. Daarnaast zijn er de puzzel, de dialectwoorden en deze keer een algemeen artikel over dialecten. Dit verscheen eerder in Alledaagse Dingen, het Nieuwsblad voor Volkscultuur, en gaat over spotzinnetjes in en over de Nederlandse dialecten. Wie kan ons sjibbolets in het Huizers opgeven?
Veel leesplezier gewenst, Wendy van Noppen

AGENDA
3 februari    2004 Dia's van Huizen in de 20e eeuw met toelichting van Pieter van der Poel (in de Boerderij, Hellingstraat 9, Huizen)
18 mei    2004 Jaarvergadering Historische Kring Huizen (in de Boerderij)
18 september 2004 Havenfeesten 150-jarig bestaan haven van Huizen
2 oktober    2004 Viering 25-jarig bestaan van de Historische Kring Huizen (in de Boerderij)
3
DEEL 3, (SLOT)
G. van Zonneveld-Wouda
[Van de Havenstraat in de richting van het Oude Raadhuisplein.l .... Dan de winkel van 'Albert Heijn', gedreven door de fam. de Boer. Tegenover de meubelwinkel van Jac. Rebel het kledingmagazijn van Maaren. lk geloof met daarnaast nog een slager, ook Rebel? We zijn aangeland op de hoek Voorbaan/ KerkstraaEbij de kledingwinkel van Van Amstel, 'Joost paraplu'. Veel textiel, o.a. schorten en werkkleding, tafellinnen en hand- en theedoeken. Maar ook veel paraplu's natuurlijk, meneer van Amstel heette niet zomaar 'Joost paraplu'. Links om de hoek de prachtige houten muziektent van ons dorp. De orkesten 'Prins Bernhard' en 'Prinses Irene' vierden hier hun triomfen onder bekwame leiding van Rien Schipper, op hoogtijdagen halvemege de avond overgenomen door Kees Visser, 'Kees kik'... Links de ijzenvarenzaak de Boer, de slagerij van Schipper en we zijn weer bij 'K. Brands, drogist'. [foto 1]
Maar ik moet nu eerst weer mijn weg naar school gaan. Vooruit, bij 't 'Bussums Warenhuis' rechtsaf de Havenstraat in. VÔÔr dat ik moest oversteken, was daar naast de kopjeswinkel de 'Klokkendokter' Vlieg. Daar kon je niet naar binnen kijken want de onderste helft van de etalageruit was wit geverfd! Voor de winkel was wel een muurtje waar je op klimmen kon. Als je dan naar binnen keek ... ongelooflijk, wat hingen daar een klokken. Grote en kleine en ze sloegen en tikten allemaal! (Zie de foto's op blz. 14 en 15 van de Ratel, nr. 2, mei 2003).
TERUG IN DE TIJD (VERVOLG)   Na de klokkendokter kon je ineens opschieten. Nee, nog niet. Tegenover de klokkendokter, boekhandel 'De Groot'. [foto 2] Dan weer in de rij van de klokkendokter, nâ een huis met een tuin aan de straat: 'Galesloot', ik geloof een levensmiddelenbedrijf. Naast 'Galesloot' de meubelzaak van Veerman. Daar weer tegenover winkel en bakkerij Schaap. Nu nog over het schuine muurtje langs het hek van de Oude Kerk, waar in dat straatje ook drukkerij Visser zich bevond, naar het postkantoor. Ook weer met een trap, een groot portiek, de deur naar rechts was het postkantoor, met naar ik meen twee loketten. [foto 3] Eenmaal buiten kwam dan links de Keucheniusstraat, met de gelijknamige school, waar je zes jaar 'vast' zat! (Zie de foto op blz. 16 van de Ratel van mei 2003.) Nou ja, vast... Als je goed oplette, braaf was, viel het wel mee. Zes ochtenden van de week van 9.00 tot 12.00 uur, de middagen van 2.00 tot 4.00 uur. Woensdag- en zaterdagmiddag waren we altijd vrij. Ja ..., dat waren tijden.
Eenmaal per week kregen de meisjes handwerken op school. Van thuis moest ieder een houten sigarenkistje meebrengen. Aan de zijkant werd een uitsparing gemaakt voor de uitstekende breinaalden. Op de lagere school dus, heb ik recht en averecht leren breien, en .. ik heb er m'n leven lang plezier van gehad! Op merklappen leerden we borduren. Mooie randjes, letters groot en klein en de cijfers. Eenmaal per jaar was er een 'Ouderavond' en werd alles tentoongesteld. lk denk dat we vanaf de derde klas dit moesten leren. Toen had ik natuurlijk geen vermoeden dat al deze kennis, die ze er in die zes jaren in stopten, mij in mijn latere leven toch van zoveel nut zou zijn. In klasverband dreunden we de tafels op van 1 tot 12. Galmden we de provincies met de grote en kleine plaatsen. De meester wees ze aan met
4
iii
2. Huizen, Havenslraal
een stok, en daar gingen we: Amsterdam, Muiden, Weesp, Naarden, Bussum, Hilversum, Huizen, Blaricum, Laren, enz. Verder: Aalsmeer, Haarlem, Zandvoort, IJmuiden. Dit leerden we in de hogere klassen, denk ik.
Bij aanvang van de lessen zongen we een lied en ging de meester ons voor in gebed. Ook werd er op deze manier geëindigd. En iedereen was eerbiedig. lk herinner mij van een jongen die zijn vinger opstak na het amen van de meester. "Ja, jij wilt iets vragen?" De jongen: "Meester, hij had zijn ogen open onder het bidden!" Waarna de meester opmerkte: "Dan had jij ze zeker niet dicht?" Verder was het meestal wel
Huizen, Postkantoor
3. Huizen, Postkantoor

  stil en rustig onder de lessen. Je keek ook wel uit, want overtreding van de gevestigde orde werd goed gestraft. 'Schoolblijven' b.v. Zat je daar in je eentje in een leeg klaslokaal. Als je geluk had, als de meester geen tijd meer had, mocht je weg na een poosje. Maar 't kon ook anders: na vier uur blijven en honderd strafregels schrijven. Zoiets als: ik mag niet praten onder de les, of ik mag niet meer te laat op school komen, en dat honderd keer! Ook dat waren tijden! Toch is het een fijne tijd geweest, je was op school, had vriendjes en vriendinnetjes, in mijn geval zelfs voor het leven. Er 4. Huizen, Openbare school was regelmaat en orde.
Onze schooltijd was gedurende de Tweede Wereldoorlog. De jaren 1940-1943 waren in ons kinderleven nog tamelijk rustig te noemen. Hoewel er in ons dorp toch wel heel wat Duitse soldaten in- en uitliepen. Je hoorde ze al van ver aankomen, het doffe gedreun van hun laarzen verraadde dat. Ze zongen hun marsliederen, die wij als kinderen vertaalden als: "Hei, de Marie, laten we op marcheren" en nog zoiets.
Eens op weg uit school liepen we zomaar in een hinderlaag! 't Was halverwege de Zeeweg, overal renden soldaten met zwart gemaakte gezichten, hun helmen met bladeren en gras gecamoufleerd om ons heen. De Gravenstraat was bezet gebied en werd onder 'vuur' gehouden. Dat 'vuur' waren wel losse flodders, zoals dat heette, maar raakte toch een knoop van mijn jas! Van schrik en doodsbenauwd renden mijn vriendinnetje en ik achterom het huis van Koen Rebel binnen. We huilden en wisten niet hoe we ooit nog naar huis konden komen. Maar de oude mevrouw Rebel stelde ons gerust en we mochten net zolang bij haar in de kamer blijven tot het ergste geweld voorbij was. Eenmaal weer buiten zagen we toen wat oorlog, of een beetje oorlog, eigenlijk wel was. Vreselijk! En dat was alleen maar een 'oefening'. lk zie het nog voor me. Maar... de echte oorlog werd steeds grimmiger. Alles was inmiddels op de bon.

5. Hiliz.ell, Kerkstraat 111e/ Voorbaan
Levensmiddelen, textiel, schoenen, hier of daar was nog wel iets te koop, maar de kwaliteit slecht. Mijn nieuwe schoenen die mijn moeder toch moest kopen waren van stof en hadden houten zolen. lk vond ze prachtig! Hoelang ze meegingen, weet ik niet meer.
Uit school namen we wel eens een andere weg, b.v. door de Kerkstraat tot de Lindelaan. Daar, in een zaal van het Oude Gemeentehuis, waren de meisjes van NSBouders. Zij deden daar spelletjes en gymnastiek. Je kon ze zo van de straat af zien. Als we naar binnen keken, kon je ze zien 6. Hilizen, Olide Raadhuisplein zingen en dansen. Zij hadden wél allemaal goeie schoenen aan en een uniform. Lichtblauwe bloesjes met een leuk sjaaltje om hun nek en ik meen donkerblauwe rokjes. lk vond dat allemaal prachtig, maar eenmaal thuis wist mijn moeder mij in een paar woorden uit te leggen dat het beter was daar niet meer heen te gaan.
Voordat we 's avonds aan eten toe waren, hadden we natuurlijk al honger. Als niemand het zag, pikten we een paar knollen van de boer z'n land. Ze waren lekker én het was spannend.
Op zekere dag waren er een heleboel Duitse soldaten neergestreken in ons dorp. De oude school aan de Schoolstraat was een soort kazerne geworden. [foto 4] Wij als kinderen waren nieuwsgierig hoe het er daar allemaal aan toe ging. 's Middags uit school namen we een kijkje. Eerst voorzichtig op het muurtje voor de school keken we naar binnen. Het was daar best wel gezellig. Waren dat die Duitse soldaten? Ze knikten ons vriendelijk toe. Toch maar eens naar binnen dan. In de gang ook soldaten. Ze zagen er nu heel anders uit. Ze hadden wel een uniform aan, maar geen petten op. 't Waren best aardige mensen, dachten wij. En was ons direct opviel: het rook er naar eten! Oef, dat was nog eens wat, onze vroegere school, met daarin aardige soldaten. 't Waren wel onze vijanden, maar zover dachten we niet, 't rook er naar eten! En dat lokte ons steeds een stukje verder het schoolgebouw in! En ja hoor, in één der achterste lokalen zaten ook weer soldaten, en .... ze zaten aan grote kommen soep! We mochten aan een tafeltje gaan zitten en kregen zomaar een kop soep voor onze neus! O, wat was dat lekker! Na de soep smeerden we hem direct naar buiten en naar huis. "Wat ben je laat uit school", vroeg mijn moeder. Mijn vader was ook al thuis. "Je weet toch wel hoe laat het is?" mijn moeder weer. Nou, dat wist ik dus niet, hoewel het al een beetje donker was geworden. Je had toen ook nog geen horloge. "Je weet toch dat we op tijd moeten eten?" ging mijn moeder weer verder. Helemaal vol van wat we nu toch beleefd hadden, vertelde ik van het naar binnen gluren bij de soldaten en het eten van de zomaar gekregen heerlijke soep. 't Was even heel stil ... "Wat?" brulde mijn vader, "jij soep gegeten bij die moffen?" lk kreeg een flink pak slaag en moest zonder eten naar bed. "Jij hebt al gegeten!" zei mijn vader. Zoiets heb ik nooit meer uitgehaald. Maar ja, die soep, 't waren toch best aardige mensen, dacht ik nog, diep weggedoken onder de dekens.
Bij mijn gang door het dorp stond op de hoek Kerkstraat/Voorbaan, tegenover Hoogvorst, een huis met een groentetuin ervoor, dat werd bewoond door de fam. Molenaar. [foto 5] De heer Jan Molenaar was 'godsdienst-onderwijzer' en menig Hervormde jongen of meisje heeft van hem geleerd en meegenomen door het leven, wat zij nodig hadden om verder te kunnen gaan.
Op de Lindelaan waren de volgende win-

    "    "    kels. We zullen (vanaf de Voorbaan komend,
                    7. Huizen, Hotel Prmnenacle 
7
red.) eerst de rechterkant maar nemen. Na de kruideniers- annex potten- en pannenwinkel van Hoogvorst kwam een groentetuin met daarachter een klein huisje met een boven- en onderdeur. [foto 6] Tijmen Citer verkocht hier de lekkerste harde bokkingen van Huizen! En als het de tijd was: nieuwe haring. VÔÔr aan de straat was ook nog iets te koop, petroleum of zo? Verderop, café Cornman. Nogal laaghangende vitrage met eeuwigdurende sanseveria's voor het grote raam. In hetzelfde pand de Groentehal, daarnaast een kleine bakkerswinkel - namen weet ik niet meer (respectievelijk fam.
               8. Huizen, Bushalte Dorp Timmermans en Kooy, red.). Dan kwam de smid Rebel. Voor ons kinderen was het altijd spannend te zien hoe de paarden daar werden 'beslagen', voorzien van nieuwe hoefijzers. Zo'n paard stond dan op drie benen, terwijl het vierde been stevig onder de arm van de smid zat.
Van de juwelier naast de smid weet ik de bijnaam: 'de toeter'. Zijn echte naam was Veerman. Een heel stuk verder op de Lindelaan/ hoek Engweg was de kruidenierswinkel van de Wed. Mol. Dan een fietsenof motorenzaak van (Joop Iesberts, red.) Zat daarnaast ook weer niet een slager? (Freek Savert, red.) Dan een soort drogist, maar op de hoek in ieder geval de bloemenwinkel (van Boor, red.). Voor een bos tulpen of narcissen moest ik vroeger wel een heel eind lopen, vanaf het Grenspad! Nog twee belangrijke winkels aan deze rechterkant van de Lindelaan: schoenwinkel Kooy (ze verkochten ook mooie handtassen en portemonnees) en aansluitend op de hoek 'de Magneet'. Daar ging je heen als je een honderiem of een poezemand nodig had. Ze hadden daar ook veel speelgoed.
Gaan we nu naar de overkant en terug, dan had je daar een lampenwinkel (Schaap). Huizen kende ook een echt hotel, Promenade. [foto 7] Of je er ook iets kon eten, betwijfel ik, nooit gehoord, alleen hotel dus? Even verder garage de Lange. Piet Kriek was bekend bij elke Huizer, denk ik. Naast tabakswaren stonden hier ook de zilveren bekers van de voetballers van ons dorp. Op de hoek van de Lindelaan/

                    9. Hilizen, Trennpstraat

                    10. Gezicht op Hilizen (vvestz.ijde)    ll. Hilizen, Trantstation
Meentweg was een mooie winkel waar ze hoofdzakelijk kinderkleding verkochten. In de grote etalages stonden gezellig aangeklede poppen als jongens en meisjes. Ja, bij de winkel van Henneveld bleef je altijd even staan. Je kon natuurlijk ook naar binnen en ik herinner mij nog mevrouw Henneveld, altijd vriendelijk. Naast deze kledingzaak de lekkerste 'taartjeswinkel' van Huizen: Ticheloven. Toen werd het, althans voor mij, weer wat minder spannend. Radio's met van alles en nog wat op het gebied van electra. We komen nu bij 'de Gunst'. Beetje klein, maar ontzettend veel te koop! Kleding, stoffen, vooral schorten met en zonder mouwen, overalls, garen, band en elastiek en knopen, en nog veel meer. Er waren natuurlijk nog meer winkels in het dorp. Zoals IJzerhandel Vos aan de Middenweg, Schoenenhandel Kroon aan de Haardstedelaan en niet te vergeten: Bojawal, geen winkel, meneer Bojawal had een bakfiets waarmee hij zijn klanten aan huis bezocht. 'De Zuid' van ons dorp was voor mij een toch wat minder bekend terrein, omdat wij aan de grens ten noorden van Huizen woonden. De tijd waarin zich dit alles afspeelde en de winkels die ik genoemd heb in mijn verhaal moeten gezien worden vlak vÔÔr en in de oorlogsjaren, en ongeveer tien jaar daarna.
Nog even terug naar mijn weg naar school. Als ik moest opschieten nam ik nog wel eens de Jan van Galenstraat, tijdens de oorlog zo genoemd, later dus weer de Julianastraat. De eerste winkel bakkerij Braaksma. Daar rook het altijd lekker naar vers gebakken brood. Meteen er naast slager van der Roest. Aan de overkant 'Jannetje Prik'. Een winkeltje met van alles. Daar kwam ik soms als ik van mijn moeder één of twee centen kreeg. Die centen wisselde ik dan om bij 'Prikkie'. lk zie haar nog staan achter de toonbank, als ze de grote trommel tevoorschijn haalde. Een lange drop, zuurstok, duimdrop, zoethout en wit/zwart lagen dan onder je bereik. Wat had die Jannetje Prik een geduld. Er waren natuurlijk meer kinderen die één of twee centen uit te geven hadden. En altijd stond ze daar, met haar glimlachende gezicht, als ze voor de zoveelste keer op een dag die trommel opende. Deze 'aankopen' waren niet dagelijks aan de orde. Je was op weg naar school en daarmee uit! Verder gebeurde er weinig aan deze kant van het dorp. O ja, de groentewinkel van Geesje Moll. Maar wat had ik als kind op weg naar school nou aan groente? Verder maar weer.
Eindelijk het huis van Dr. van de Berge. Op de hoek, maar dat was niet 's ochtends, moest je eerst langs 'Piet Bans'. Die stond daar en maakte altijd gekheid met voorbijgangers. [foto 8] Hier staken we de weg over en waren via een stukje Kerkstraat toch snel op de Keucheniusstraat, waar de schoolbel ging en je veilig achter de grote groene deur weer met heel andere zaken werd bezig gehouden.
Met het vertellen van al deze bijzonderheden over het reilen en zeilen in ons dorp, was ik als kind weer even terug in de tijd. Een tijd van wel en wee. Oorlog en bevrijding. Bonkaarten en textielpunten. Een tijd die ik intens beleefd heb. Een tijd die niet uit te poetsen is. Terugkijkend was het een goedestijd. Lang niet alles staat vermeld. De gymnastiekvereniging 'Turnlust' bijvoorbeeld. We liepen in een grote kring op blote voeten, onder het waakzaam oog van meneer van de Bosch en onder het doffe getrommel van de stok in zijn handen op de houten vloer. Rechtop lopen en strak in de maat. In die tijd leerden we daar op school zelfs een oud versje over:
"Recht op van lijf, recht op van ziel dat is een stand naar mijn behagen. 't Zij dat g'een wapenrok moet dragen 't zij dat g'een buis draagt of een kiel, recht op van lijf, recht op van ziel."
9
Ook via de lagere school kregen we les van hem, één of tweemal per week. Dat vond plaats in een echte gymnastiekzaal, van de nieuwgebouwde Openbare School, [foto 9] die eerst nog heel alleen in het land stond, tussen Naarderstraat en 'Hoge Nest'. De ruimte ertussen werd later volgebouwd en heette in de volksmond: "Korea". [foto 10]
Voor, in en na de oorlog had ons dorp een tramstation. [foto 11] lk herinner mij nog dat je met de Gooische Tram zelfs helemaal via Bussum of Naarden naar Amsterdam-Muiderpoort kon reizen. (Bij Naarden-Zwembad overstappen op tramlijn Laren-Naarden-Amsterdam, (station Weesperpoort, red.) Het treinverkeer zal daar wel bij aangepast zijn, in die tijd. Het heeft niet lang geduurd, omdat een trein nu eenmaal sneller gaat dan een tram, ook toen al. In de oorlog en een tijdje daarna reed de tram van Bussum, via Huizen langs de Ceintuurbaan, dan over het Huizerhoogt naar Blaricum, Laren en het eindpunt Milversum. Rangeer- en tramstation bevonden zich achter hotel Zandbergen, nog voor de grote spoorbomen. Met het voorbijgaan van de tijd is dit allemaal verloren gegaan. Ook de gezelligheid op de tram, met de conducteurs, o.a. Japie. Vooral als de kleine locomotief al hijgend en puffend maar moeilijk tegen de hellingen van het Huizerhoogt en Erica naar boven moest. Nou ja, hellingen... Toch: dat waren tijden!
O, Huizen, dat dorp in het Gooi, aan de vroegere Zuiderzee, zijn bevolking, eigen taal, manieren en gewoonten... Een dorp met eigen kleur en klederdracht. Z'n Blaereberg, Eukeberg, Sijsjesberg en Tafelberg. Z'n laan van Kooy, bramenbos en hondenbos. Z'n duinen, Oud Naarden, Valkeveen. Wat heb ik nu niet verteld? Er is nog veel meer!
Huizen, mijn dorp, 't was goed daar. lk woonde daar en heb er nooit spijt van gehad.
    december 2002     Gerda van Zonneveld-Wouda
\VANrDEpDIALECT WERKGROEP
Er waren weer enkele goede inzenders van de dialectwoorden van de vorige Ratel.
De betekenis van de woorden is als volgt:
parte keren = soms waien = weiden snarsien = borreltje of een klein beetje téëltjen = schoteltje zuuf = zeef
Uit de inzenders is als Kenner van het Huizer Dialect naar voren gekomen: mevrouw Lies Schaap uit Ede. U ziet dat onze Ratel tot buiten de dorpsgrenzen gelezen wordt en dat ook daar belangstelling is voor ons dialect. Hieronder vindt u de eervolle vermelding.
Voor de volgende keer mag u gaan denken over de betekenis van de volgende Huizer woorden:
berappen snôbbig kwanig
oëta horewoest
Weet u wat deze woorden betekenen? Stuur dan uw oplossing naar de redactie van De Ratel of naar de Dialectwerkgroep.
Elders in dit blad vindt u een mooi dialectverhaal wat wij u niet wilden onthouden. Enkele leden van de Dialectwerkgroep hadden de presentaties over sjibbolets op de dialectdag in Middelburg gehoord en hadden hier erg van genoten. Dus ook al gaat dit verhaal niet over het Huizer Dialect, het is zeker de moeite waard!
Ineke van Herwerden
10


De redactie van de Ratel en de commissie Huizer Dialect kennen hierbij op grond van bewezen prestaties en verdiensten de eretitel 'Kenner van het Huizer dialect' toe aan: L.An Schaap
Mevrouw Schaap treedt hiermee toe tot het selecte gezelschap: 'Kenners van 't Huizers'.
SCHEREN IN  SCHERPENZEEL  EN
D 'SCHAPEN 
spotzinnetjes in en over de Nederlandse dialecten 
Veronique De Tier en Reinhi/d Vandekerckhove
Sjibbolets
Wat hebben de Scherpenzeelse schapen en de Zeeuwse kacheltjes met elkaar gemeen? Beide dieren  kacheltjes zijn veulens - duiken op in zinnetjes die gebruikt worden om het dialect van een bepaalde groep mensen 'vriendelijk' te bespotten, het zijn sjibbolets. Een sjibbolet is een woord of uitdrukking waaraan iemands taal of dialect gemakkelijk te herkennen is. Het Hebreeuwse woord sjibboleth, dat oorspronkelijk 'korenaar' betekende, komt uit het Boek Richteren (1 2:1-15): twee Semitische stammen, de Efraïmieten en de Gileadieten, voerden strijd. De laatsten lieten na hun overwinning de vluchtende Efraïmieten bij de overtocht van de Jordaan het woord sjibboleth nazeggen. Als ze het woord niet met de correcte sj-klank uitspraken, en bv. sibbo/eth zeiden, werden ze gedood. Op die manier vonden 42.000 Efraïmieten de dood. In de Tweede Wereldoorlog zorgde het uitspreken van de sj- in een woord als Scheveningen ervoor dat Duitstaligen konden worden herkend. Wie Sjeveningen zei, was geen Nederlander. In Vlaanderen is er het bekende - wellicht wat geromantiseerde - verhaal uit 1302, waarbij Franstaligen last hadden met de uitspraak van schild en vriend.
Herkenning en stigmatisering omwille van taal is van alle tijden. De gevolgen ervan zijn gelukkig niet altijd even bloederig of vijandig als in de hierboven gegeven voorbeelden. De meeste sjibbolets of spotzinnetjes geven wel blijk van een goed bewustzijn van taal- of dialectverschil in de nabije omgeving. Het zijn - zo is te zien in het uitgebreide materiaal dat voor het zevende Dialectenboek is verzameld meestal kleine, maar opvallende, taalverschillen die aanleiding geven tot sjibbolet-vorming. In Aan Taal herkend. Het bewustzijn van dialectverschi/ is voor alle provincies in het Nederlandse taalgebièd materiaal verzameld over dergelijke spotzinnetjes. Wij laten u kennismaken met een deel van die rijke verzameling. Een constante in de hele materiaalverzameling is dat verreweg de meeste spotzinnetjes focussen op de uitspraak van klanken. Hieronder bespreken we daarom eerst een aantal fonologische kenmerken. We beginnen met voorbeelden die de afwijkende uitspraak van een aantal medeklinkers bespotten, om vervolgens enkele zinnetjes te bespreken waarin de afwijkende uitspraak van klinkers aan bod komt.
Medeklinkers
De medeklinkercluster sch- blijkt vrij vaak voor te komen in sjibbolets. Ze tonen alle een fascinatie voor de verschillende realisaties van deze Nederlandse cluster. Die sch- vindt zijn oorsprong in een oudere

    Gr    Groningen
    KO    Kop van Overijssel
Zwolle Kampen
Hattem
Enkhuizen
Volendam
Tholen
West-Noord-Brabant
cluster die sk- luidde. Op verschillende plaatsen in het Nederlandse taalgebied is die oude sk- bewaard. We horen hem nog in Friesland, Noord-Holland, Noord-Brabant (o.a. Schijndel), het VlaamsBrabantse Pajottenland en in de omgeving van de West-Vlaamse stad Kortrijk (zie kaart 1).
Bij dialectsprekers was dit gegeven onmiskenbaar stof voor heel wat spotzinnetjes: de Kortrijkse skuitspraak wordt -vooral door Bruggelingen- getypeerd met het sjibboletzinnetje 't es 'n skande van die skone skorte te skeuren (het is een schande (zonde) om die mooie schort te scheuren), of 'n skone skel/e skapevlees (een mooie plak schapenvlees). Een plaatsnaam als Schijndel in een sk-gebied wordt onvermijdelijk voorwerp van spot: Skèènde/se skoo/jong gon mi Skon skoewn nor skoo/ (Schijndelse schoolkinderen gaan met schone schoenen naar school), luidt het bij de buren.
De sch- kent vele realisaties in het Nederlandse dialectgebied, en de sk-realisatie is zeker niet de enige die de aandacht trekt. Ook de dialectsprekers die sj- produceren zijn wel eens het mikpunt van spot: De inwoners van het Gelderse Scherpenzeel werden het volgende zinnetje toebedacht: de sjout van Sjerpenzee/ sjeert de sjapen dat het sjond en sjand is (bij Sjimme/ in de sjuur) (De schout van Scherpenzeel scheert de schapen dat het zonde en schande is (bij Schimmel in de schuur)). Dat ook hypercorrecte vormen in dergelijke zinnetjes naar voren komen blijkt uit sjond, dat in het plaatselijke dialect helemaal niet zo wordt uitgesproken. Er is immers ook geen onderliggende sch- aanwezig in zonde. Dat laatste illustreert een van de typische kenmerken van dat soort sjibboletzinnen: overdrijving. Het geviseerde kenmerk wordt uitvergroot; het effect wordt des te groter als het maximaal vertegenwoordigd is in de zinnetjes in kwestie. Het Scherpenzeelse zinnetje is overigens ook interessant omwille van zijn leeftijd: het werd al in 1832 opgetekend (cf. Het bewustzijn van dialectverschil van A. Weijnen uit 1961). Dat hoeft niet echt te verbazen: het bewustzijn van taalverschil is -zoals gezegd- van alle tijden en universeel.
Een andere opvallend klankkenmerk dat in heel wat spotzinnetjes aan bod komt, is het al dan niet uitspreken van de medeklinker h-. h-loze regio's die omringd worden door gebieden waar de h- wel gebruikt wordt, krijgen de spot van hun buren over zich heen. Dat zien we o.a. in Groningen, Zwolle, Kampen en de kop van Overijssel, Hattem (Gelderland), Enkhuizen en Volendam (Noord-Holland) (zie kaart 2). Het meest bekende sjibbolet is dat van 'het hondje in het hokje'. In Overijssel zegt men n untien in een okkien en een antien eui d'r veur (een hondje in een hokje en een handje hooi ervoor) of in Attum zit een untien in een ôkkien met euj op 't uukien van 't uuskien en et onger (in Hattem zit een hondje in een hokje met hooi op een hoekje van het huisje en het heeft honger). Een andere variant is dan weer: De Zwolsen goat noar Attem en eed plukken en noa Asselt en euj alen (De Zwollenaars gaan naar Hattem om heide te plukken en naar Hasselt om hooi te halen). Als jouw aan op mijn ekkie sit se/ ik um met een ooifork in sun atje prikke (als jouw haan op mijn hek zit, zal ik hem met een hooivork in zijn gatje prikken) werd opgegeven voor Volendam. Net zoals in het hierboven vermelde voorbeeld met 'sjond', komt ook in dit zinnetje een hyperdialectvorm voor : atje is in het Volendams natuurlijk gatje. Het gaat niet om een h- die wegvalt, er staat immers een g- aan het woordbegin. We sluiten de h-kwestie af met een zinnetje dat ons vanuit het West-Stellingwerfse Slijkenburg werd toegestuurd: We zullen zien dat we in de eer/ikhied koemen en as we de h kwiet binnen dan hao/en we die in Hamsterdam we/ weer terogge (we zullen zien dat we in de heerlijkheid komen en als we de h kwijt zijn, dan halen we die in Amsterdam wel weer terug).
Wegval van klanken blijkt een geliefd onderwerp te zijn in sjibbolets: niet alleen de h- levert een reeks spotzinnetjes op, ook de t-wegval wordt her en der gehekeld: In Utrecht worden de inwoners t-dieven genoemd omdat de t aan het woordeinde vaak niet uitgesproken wordt. Dat is ook te hofèn in het rijmpje: Ouwe grach / in Utrech / 's aves om half ach / 'n kip geslach. In Vlaanderen kent Kortrijk tdeletie. De Kortrijkzanen worden daarom wel eens letterfretters (lettervreters) genoemd. Geïmiteerd en uitvergroot wordt dit Kortrijkse kenmerk in: eure vin goa mè sinen oe en zinen on noa de pos achter ge/ (haar vent (man) gaat met zijn hoed en zijn hond naar de post om geld). Ook het weglaten van de eindn blijkt het voorwerp van spot voor inwoners van Kortrijk: zij lieten vroeger de eind-n na een doffe e vallen (bv.: petatte (patatten)), een verschijnsel dat in het Algemeen Nederlands heel gewoon is, maar in de omringende dialecten niet voorkwam en -komt en ondertussen ook uit het Kortrijks verdwenen is. Vooral de inwoners uit het naburige stadje Menen duidden de Kortrijkzanen daarom graag aan als ennebijters. Enkele Frans-Vlaamse dorpen kennen hetzelfde verschijnsel en het levert hun inwoners een vergelijkbare bijnaam op: enne-eters.

Een andere medeklinker die wel vaker aan de orde is, is de r. In Nederlands-Limburg hoort men meestal een huig-R, maar in Neer hebben ze een tongpunt-r. Dat valt blijkbaar op, want die laatsten krijgen er de spotnaam Naarse parevraters (Neerse perenvreters). Ook in Overijssel verkneukelt men zich om de rklank, maar het gaat dan wel om de gebrouwde R. Die R, die typisch blijkt te zijn voor Zwolle, wordt in Olst nagebootst in bRood, bRij en pRoemm, dit kônt de Zwolsers niet noemm (brood, prij en pruimen dat kunnen de Zwollenaars niet noemen). Bekend is ook de Haagse R, die bijna als een ch klinkt: Habje 't gehoochd, der is een majooch vechmoochd op de Laen van Meechdevoochd (Heb je 't gehoord, er is een majoor vermoord op de Laan van Meerdervoort).
Mouillering, of in de vakterminologie ook 'palatalisering' (t,d,s,l en n worden uigesproken als tj,dj,sj, Ij of n), blijktteveneens een opvallend kenmerk te zijn. De Roermondse nd-mouillering wordt in Oost-Limburg als volgt gestigmatiseerd: in Remunj loupe de hunj mit de kunj euver de grunj (In Roermond lopen de honden met de kont over de grond). Ook in Vlaanderen is die mouillering bekend, m.n. in de Denderstreek en in Zuid-Brabant: zetja kientj oat de wientj of 't wetj blientj (zet dat kind uit de wind of 't wordt blind).
Klinkers
Niet alleen afwijkende medeklinkers vallen op, ook klinkers met een opvallende uitspraak komen aan bod. Vooral de aa wordt op de korrel genomen (zie kaart 3). Opvallend is de heel palatale Haagse aa of 'geknepen' aa in Zuidwest-Drente: et waeter klaetert tegen de glaezen. In Blokzijl (Overijssel) spotten ze met Steenwijks (Overijssel)'t wèèter k/èètert tegen de glèèzen. Maar Steenwijk kaatst de bal terug met

    geïsolccrde plaats met 'donkere' klinker (B = Blokzijl, A = Amsterdam, V = Volendam) gebied met 'heldere' / palatale klinker  geïsoleerde plaats Inet 'heldere' klinker plaats met wu- achtige klinker (A = Aarschot)  plaats met AN-achtige aa in Vlaanderen (M Mechelen)
Blokzijls: 't woater kloateH togen de gloazn (het water klatert tegen de ramen). Blokzijl krijgt ook mit 'n sierlijke zwoai om de Bierkoai toegedicht. In de buurt van Tilburg wordt de aa gerekt voor ns: godde mee daanse bij Fraans Jaanse. In de Zuid-Nederlandse dialecten wordt de lange aa algemeen velaar of m.a.w. naar de òò neigend (oa) uitgesproken. Een uitzondering midden in het Zuid-Nederlandse taallandschap vormt de Antwerpse stad Mechelen, met een palatale aa zoals in het Nederlands. Het oorspronkelijk als spotzinnetje bedoelde sjibbolet d'r staat water in de straat vanaf de vaart tot aan de statie (station) zijn de Mechelaars trouwens achteraf zelf gaan gebruiken om te laten horen hoe 'beschaafd' zij spreken.
In het volgende verhaaltje is de aa de Amsterdamse tegenhanger van de Nederlandse ei: bij een examen voor machinist antwoordt een Amsterdamse jongen op de vraag 'Wat zijn armseinen?'• armsaane saane saane daar ze mee saane als de andere saane kepot saane (arm-seinen zijn seinen waar ze mee seinen als de andere seinen kapot zijn). En de lange aa die we o.a. in Brussel en Leuven horen is dan weer de realisatie van de Nederlandse tweeklank ou: Mie aa kaa, Mie aa braa kaa. Woa aa Mie braa kaa? Oep de met aa Mie braa kaa (Mie had het koud, Mie had het erg koud. Waar had Mie het erg koud? Op de Markt had Mie het erg koud).
Ontronding van klinkers is eveneens een vaak voorkomend kenmerk dat in diverse gebieden aanleiding heeft gegeven tot spotzinnetjes. We spreken van ontronding als oorspronkelijk geronde klinkers met gespreide lippen worden uitgesproken. Dat verschijnsel is her en der in het Nederlandse taalgebied verspreid. Het levert in de Denderstreek en in het Waasland (het oosten van Oost-Vlaanderen) sjibbolets op van het type: 't is negen ieren; we gaan de mieren schieren want de mieren kruipen op de blaffetieren (het is negen uur; we gaan de muren schuren, want de mieren kruipen op de blaffeturen vensterluiken)). Ook hier wordt bij voorkeur een plaatsnaam gekozen die het kenmerk heeft. Het Antwerpse Rumst voldoet aan de eisen: de u is namelijk een geronde klinker en het dialect van Rumst kent ontronding. In het nabijgelegen Boom levert dat het volgende zinnetje op: in de pitte van Rimstzat een mis oep de krik van een schip (in de putten van Rumst zat een mug op de kruk van een schop).
Wat wordt bespot?
Zoals we in een groot deel van de voorbeelden gezien hebben, wordt in sjibbolets vooral de uitspraak op de korrel genomen: de fonologische sjibbolets scoren heel hoog. Lexicale (over woordenschat) en grammaticale (over woordvorming en zinsbouw) sjibbolets komen veel minder frequent voor. Een voorbeeld van een lexicaal sjibbolet, of m.a.w. een sjibbolet dat aandacht besteedt aan bijzonder woordgebruik, vinden we in Nederlands Limburg: ge mot mer drieë loeëpe, dan ziede stik thoes (je moet maar snel lopen, dan ben je snel thuis), waarin zowel drieë als stik 'snel' betekenen. In een deel van ZeeuwsVlaanderen bespot men de typische Vlaamse woorden die in een aantal Zeeuwse grensdorpen gebruikt worden: da mutteke stond achter de wjerre en 't rokelde mè zijn kodekke (dat kalf stond achter de haag en schudde met zijn staartje). De Zeeuwse eilanden typeren Zeeuws-Vlaanderen ook met 't land van ekik en egie, een grammaticaal sjibbolet waarin de ondertussen grotendeels verdwenen voornaamswoordverdubbeling op de korrel wordt genomen.
In een aantal sjibbolets vinden we een gecombineerde aandacht voor uitspraak en woordenschat, zoals in het al genoemde Zeeuwse kiek, kiek, een kachteltje op den diek waarin de aandacht wordt gevestigd op de uitspraak van de ij, maar waarin ook het typische woord kacheltje (veulen), dat bij niet*eeuwen misschien wel in eerste instantie aan een verwarmingstoestel doet denken, gebruikt wordt om het zinnetje onverstaanbaar te maken voor buitenstaanders. Een ander Zeeuws voorbeeld is bie ons tuus gooie de guus mee kluten over 't uus nae de puten in de dulve (bij ons thuis gooien de kinderen kluiten over het huis naar de kikkers in de sloot): hierin staat niet alleen de uitspraak van de ui centraal, het gebruik van de dialectwoorden du/f , puut en guus maakt het zinnetje des te typischer en verhoogt ook weer de onverstaanbaarheid. Aan de andere kant van het land, in Groningen, kent men o.a. hai laop op hozevurre/s met schienvat over beun (hij loopt op kousenvoeten met de lantaarn over de zolder). Dergelijke zinnetjes worden vaak als raadseltjes gepresenteerd: ze worden graag gebruikt om de onverstaanbaarheid van het eigen dialect te demonstreren tegenover buitenstaanders.
Hoe zien sjibbolets eruit?
Spotrijmpjes of -zinnetjes kunnen allerlei vormen aannemen. De uitvoerigste vorm is het spotrijmpje of -versje waarin de bespotte kenmerken d.m.v. het rijm worden geaccentueerd, zoals we zien in dit voorbeeld uit de Fries-Groningse grensstreek:
Ze/n en weln
Zegn Vislieter Ie/n
Zo/n en woln
De Boerummer snoln
Zuudn en wuudn
De Kollumer /uudn
(zenen en wellen zeggen de Visvlieter lellen, zollen en wollen de Burumer snollen, zouden en wouden de Kollumer lieden). Voorwerp van spot zijn hier de diverse vormen van de werkwoorden zullen en willen.
Meestal zijn sjibbolets gewone zinnen waarin het bespotte kenmerk een paar keer herhaald wordt. Overdrijving en herhaling zijn vaste ingrediënten. Vrijwel alle hierboven genoemde voorbeelden zijn in deze rubriek onder te brengen. Een aantal nog niet genoemde voorbeelden uit het Nederlandse taalgebied zijn o.a. het Friese faeder, der leit in soldaet in 't waeter; geef me 'n haek, dan sa/ 'k him der ut haele (vader, er ligt een soldaat in het water, geef me een haak, dan zal ik hem eruit halen) uit Harlingen, In Ruutum kluun ze de duren met grune kluren (In Reutum kleuren ze de deuren met groene kleuren) uit Twente, Hette, d'er is pas hette as de leuninge beskreens op naobers nôndeure zitte (Hitte? Er is pas hitte als de mussen schrijlings op de grote deeldeuren van de buurman zitten) uit Gelderland (Winterswijk) of Koffie met sèù'er is Ie 'er, sa 'erdie (koffie met suiker is lekker, sakkerdie) uit het Noord-Brabantse Kempenland.
Soms kan je nauwelijks van een spotzin spreken, het sjibbolet bestaat dan uit een korte opsomming van enkele woorden waarin een of meer dialectkenmerken aan bod komen.
Denken we bv. aan het al eerder genoemde mit'n sierlijke zwoai om de bierkoai (met een sierlijke zwaai om de bierkaai) of het Walcherse spotzinnetje voor inwoners van Westkapelle over de opvallende lklank: 01/ en bol/ en nog niet vol/ (hol en bol en nog niet vol); de inwoners van Roermond worden bespot met de beperkt verspreide kaaie in kaaie kook (koude koek); in de Denderstreek is droa raa oaren in e penneke gekloesjt (drie rauwe eieren in een pannetje geklutst) een veel gehoord sjibbolet en in Maldegem (op de grens tussen Oost- en West-Vlaanderen) wordt gelachen met de uitspraak van de ij met het sjibbolet veuvenveuftig euzderen veuzen (vijfenvijftig ijzeren vijzen).
En uiteindelijk komen we terecht bij de spotnamen: veelal een bijvoeglijk naamwoord, afgeleid van een plaatsnaam, gecombineerd met een zelfstandig naamwoord. De Neerse perenvreters werden hierboven al genoemd, maar er zijn bijvoorbeeld ook Kerkraadse jaaspiete (iaas = gaas = steegje). In Vlaanderen heb je o.a. Tiense kwaaikers 'kwakers' en Maldegemse papscheuters 'papschijters'. Er bestaan overigens oneindig veel spotnamen voor inwoners van dorpen en steden in het hele Nederlandse taalgebied, maar de meeste daarvan hebben helemaal niets met het dialect van de betreffende plaats te maken. De bovengenoemde zijn dus eerder uitzondering dan regel.
Slot
De meeste sjibbolets of spotzinnetjes geven - zo blijkt uit de uitgebreide verzameling - duidelijk blijk van een goed bewustzijn van taal- of dialectverschil in de nabije omgeving. Taalgebruikers kennen de kleine, maar opvallende, taalverschillen van hun buren en net die kleine verschillen geven aanleiding tot sjibboletvorming. Het kleine verschil wordt uitvergroot door herhaling en overdrijving. Tegelijk gebruikt men dergelijke zinnetjes ook om het eigen dialect te karakteriseren, en het voor buitenstaanders als onbegrijpelijk naar voren te brengen. De observaties zijn echter heel fragmentair en samen met prof. Weijnen (1961) kunnen we dus besluiten dat dergelijke zinnetjes geen solibasis zijn om aan degelijk taalgeografisch onderzoek te doen of dialectgebieden vast te leggen op basis van dergelijke zinnetjes. Omgekeerd blijken sjibbolets de geviseerde dialectkenmerken wel correct weer te geven. In een aantal gevallen overleven sjibbolets de kenmerken zelf: ze geven dan als het ware een ouder stadium van de

taal weer. Dat kan omdat sjibbolets veelvuldig gebruik maken van overdrijving en herhaling, soms in rijmvorm. Dergelijke zinnetjes blijven daardoor lang in het geheugen van een taalgebruiker bewaard.
De voorbeelden zijn ontleend aan de artikelen uit Het Dialectenboek 7: Aan taal herkend. Het bewustzijn van dialectverschil (onder redactie van V. De Tier en R. Vandekerckhove - Stichting Nederlandse dialecten, Groesbeek, 2003, 360 blzn., ISBN 90 73869 07 2. Prijs: 15 euro).
Er wordt ook verwezen naar Het bewustzijn van dialectverschi/. Voordrachten gehouden voor de Gelderse leergangen te Arnhem, nr. 5, een artikel van A. Weijnen uit 1961.
De tekst van dit artikel is vooral gebaseerd op de ochtendlezing die prof. dr. J. Taeldeman op de Zevende Dialectendag in Middelburg gaf. In het zevende dialectenboek is zijn tekst opgenomen. Ook alle regio's uit het Nederlandse taalgebied zijn behandeld: u vindt er bijdragen over Friesland (E. Hoekstra), Groningen (S. Reker), Stellingwerf en Drenthe (H. Bloemhoff), Overijssel (A. Hottenhuis en H. Scholtmeijer), Gelderland (A.H.G. Schaars), Holland en Utrecht (H. Brok), Zeeland (P. Heerschap), Noord-Brabant (J. Swanenberg), Nederlands Limburg (T. van de Wijngaard), Belgisch Limburg (R. Belemans), Antwerps (M. Ooms), Vlaams-Brabants (J. Van Keymeulen), Oost-Vlaanderen (V. de Tier), West-Vlaanderen (R. Vandekerckhove) en Frans-Vlaanderen (H. Ryckeboer). Het boek kan worden besteld in de boekhandel of bij de Stichting Nederlandse Dialecten, Gen. Gavinstraat 344, NL - 6562 MR Groesbeek, tel. OO 31 24 361 59 98 - Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
 Met toestemming overgenomen uit Alledaagse Dingen, Nieuwsblad voor Volkscultuur, jaargang 9, nummer 3 (2003) 16-19.