De Ratel februari 2019

21e jaargang nr. l, februari 2000
Aan de leden,
Van de voorzitter
De kop van de nieuwe eeuw is eraf en alles gaat weer zijn gang. Zo ook de Historische Kring Huizen. We kunnen al terugkijken op een bijzonder geslaagde levenavond op 18 januari j.l. in samenwerking met de Molukse gemeenschap in Huizen. De Boerderij had een "volle bak"! Heel jammer was het dat bij het overzetten van de oude films op video veel van de historische beelden van activiteiten van de Molukse gemeenschap (zowel in het kamp Almère als daarbuiten) diverse keren achter elkaar terecht waren gekomen. Maar de show van de mooie kledij deed dat snel vergeten. Verderop in dit nummer (blz. 10 en 1 1) vindt u nog enkele persoonlijke herinneringen aan de kennismaking met de Molukse gemeenschap in de eerste jaren van hun verblijf in Huizen, met een aantal unieke foto's.
Wij hopen dat de komende ledenavond net zoveel publiek zal trekken: dinsdag 14 maart a.s. zal in het teken staan van de Nunspeetse en de Huizer klederdrachten. Ter gelegenheid van het 20-jarig jubileum van onze Klederdrachtgroep zijn wij verheugd te kunnen meedelen dat de collega's uit Nunspeet bereid waren hun Veluwse dracht aan ons te komen tonen. Onze eigen Klederdrachtgroep zal na de pauze een presentatie geven. (Zie ook blz. 2.)
    Datum:    dinsdag 14 maart 2000.
Plaats:    De Boerderij, Hellingstraat 9, Huizen. Tijd: 20.00 uur. Toegang:    gratis voor leden; niet-leden fl. 5,-.
Graag tot ziens in De Boerderij op een van onze ledenavonden.
Met vriendelijke groeten, namens het bestuur,
B.J. van Geenen, voorzitter
Inhoudsopgave:
Blz. 2 20 jaar Klederdrachtgroep
Blz. 3 Reactie n.a.v. de foto "Bruidspaar en familie" (1999 nr. 1 en 3)
Blz. 4-9 "Wormsbechers zochten de vis op (Hoorn-Monnickendam-Huizen)" door Peter Dorleijn
Blz. 9 "Voorjaar" gedicht in Huizer dialect door A. Kruljning-Teeuwissen
Blz. 10/11 Persoonlijke herinneringen aan Kamp Almère, A. Kmijning-Teeuwissen
ISSN 1384-8437
    l,     -2-
Bestuur Historische Kring Huizen
voorzitter: B.J. van Geenen
Lijzij 109, 1276 GK Huizen, tel. 52 52807 secretaris: D. Brugge
Havenstraat 42, 1271 AG Huizen, tel. 52 44003 lid: Mw. A. Kruijning-Teeuwissen
Driftweg 151, 1272 AC Huizen, tel. 52 54776 lid: Mw. M. Rebel
Joost Banckeflstraat 77, 1272 BG Huizen, tel. 52 62505
Waarnemenc! penningmeester: A. Vos
Zeisweg 3, 1276 XX Huizen, tel. 52 57233 Klederdrachtgroep: Mw. J.W. van Geenen-van den Berg
Lijzij 109, 1276 GK Huizen, tel. 52 52807 Redactie Berichtenblad: Mw. G.E.E. van Noppen                                                 Brede Englaan 12, 1272 GS Huizen, tel. 52 53783 ARCHIEF: Achterbaan 82, 1271 TZ Huizen, tel. (035) 52 50223 Geopend na afspraak in overleg met de secretaris.
Geheel of gedeeltelijk overnemen van artikelen slechts toegestaan met uitdrukkelijke bronvermelding en na schriftelijke toestemming.

Jubileum Klederdrachtgroep van de Historische Kring Huizen
Het is dit jaar precies 20 jaar geleden dat de Werkgroep Klederdracht van de Historische Kring Huizen werd opgericht. Deze werkgroep bestond uit de volgende personen (in alfabetische volgorde): mw. G. Bos, mw. J. van Geenen, hr. L. Meijs, hr. Haindruk Rebel, hr. en mw. H. Vos, die samen de eerste klederdrachtavond van de Kring realiseerden. De mensen die toen meededen waren dames die de dracht nog dagelijks droegen, aangevuld met hun kinderen, nichten, neven en verdere familie. Er was dus nog geen Klederdrachtgroep zoals we die nu kennen en men ging ook nog niet het dorp uit. Daarin is de afgelopen 20 jaar wel het een en ander veranderd!
Momenteel bestaat de groep uit 27 volwassenen en 5 à 8 kinderen. De kinderen wisselen regelmatig, omdat ze uit de kleding groeien. De volwassen leden van de groep hebben allemaal hun eigen kleding en soms meerdere pakken. Overigens is de kleding voor 90% authentiek!
De groep presenteert de Huizer klederdracht door het hele land op allerlei manifestaties; voor dit jaar zijn al 5 uitnodigingen ontvangen. U hebt in de afgelopen jaren regelmatig een verslagje kunnen lezen in ons blad; op 14 maart kunt u dit zelf komen bekijken.
De Klederdrachtgroep uit Nunspeet is een onderdeel van de Historische Vereniging Nuwenspete en zal ons de dracht laten zien van Nunspeet en omgeving in een breed scala. Als u na al dit moois nog meer wilt zien, dan is de Eibertjesdag in Nunspeet op 2 juni a.s. een aanrader. Daar zijn dan ± 350 mensen uit het hele land in hun specifieke dracht aanwezig.
        B.J. van Geenen

Naar aanleiding van bovenstaande foto (gepubliceerd in de nummers 1 en 3 van het Berichtenblad van 1999) ontvingen wij de volgende reactie van de heer Jan Veerman. Heel hartelijk dank! (Redactie)
"Bij het lezen van de Huizer Kring Berichten, jaargang 20, nummer 3, september 1999, ontdekte ik tot mijn grote ontsteltenis dat het fotoraadsel "Uit de oude doos" betreffende het bruidspaar en de daarbij behorende gasten tot op heden niet is opgelost. Middels dit schrijven mag ik u een deeloplossing aanreiken.
Het bruidspaar: de op de linkerfoto getoonde personen zijn:
Klaas Vos: geboren te Huizen op 7-2-1901; overleden te Huizen op 31-12-1987.
Van beroep haringventer te Brussel.
Geertje Schram: geboren te Huizen op 19-7-1903; overleden te Naarden op 19-9-1991 (verpleeghuis Naarderheem).
De huwelijksdatum is 12-2-1927 en het echtpaar woonde aan de Langestraat 50 te Huizen. Uit dit huwelijk werd een dochter geboren, te weten: Jacqueline Kos: geboren 23-7-192î; overleden 30-12-1960.
De gasten: omtrent de personen afgebeeld op de rechterfoto lopen de meningen dermate uiteen, dat het voor mij onmogelijk is om hierop een eensluidend antwoord te geven.
Nouw nog effen vur de Huizers. De minsen dee stean uittetekerd en geanen huwen dat binnen:
Klaas van Jaap van Mentjen en Geert van Fijt van Geert van IJzuk. Ze hemmen êwoônd an 't
    Langepad, ôp nômmer 50.    (Eigen spelling van de auteur.)
Jan Veerman
Haardstedelaan 44, Huizen
1, 
Leendert Wormsbecher in zijn laatste levensjaar, fuikjes breiend voor zijn huis. Foto Jos Nieuwenhuys, mei 1985.
    l,     -5_
Hieronder vindt u het eerste deel van een serie artikelen van de hand van Peter Dorleijn over de familie Wormsbecher, een van oorsprong Hoornse vissersfamilie die naar Huizen kwamen en hun specifieke manier van vissen meebrachten. Het gebeurde maar zelden dat binnen het Zuiderzeegebied vissers verhuisden van de ene naar de andere plaats. Het leek ons aardig deze artikelen uit "De Tagrijn", het blad van de Vereniging Botterbehoud, via ons Berichtenblad aan een breder publiek te presenteren en zijn verheugd daarvoor toestemming te hebben gekregen van het Sociaal Historisch Centrum te Lelystad. Redactie.
Deze artikelen zijn de neerslag van het onderzoeksproject 'De zeilvisserij op de Zuiderzee en het IJsselmeer' van het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad (tel. 0320-223113). Het onderzoek naar de Zuiderzeevisserij resulteerde onder andere in de uitgave van de vijfdelige serie Van Gaand en Staand Want, De zeilvisserij voor en na de afsluiting van de Zuiderzee.
    WORMSBECHERS ZOCHTEN DE VIS OP    Peter Dorleijn
Hoorn-Monnickendam-Huizen
Inleiding     Gedurende het tijdsbestek dat ik in Huizen met het visserij-onderzoek bezig was - de laatste maanden van 1982 en het eerste halfjaar van 1983 - kwam ik in contact met de oud-visser Leendert Wormsbecher (1897-1985). Alleen de naam al maakte duidelijk dat het hier geen autochtone Huizer betrof: Wormsbechers treft en trof men doorgaans aan in Hoorn terwijl de Harderwijker Wormsbechers, middels 'Daantje de Hoornsman' ook van hier afkomstig zijn. Inderdaad bleek de famlie oorspronkelijk uit de Coenstad te stammen. De vader van onze zegsman verhuisde destijds met zijn gezin eerst naar Monnickendam om zich vervolgens definitief in Huizen te vestigen. De Wormsbechers brachten vanaf de Westwal een gevarieerde en daar tamelijk ingeburgerde wijze van vissen met zich mee, die echter volkomen buiten het vrij uniforme karakter van de Huizer visserij viel. Achteraf besloot ik dan ook om het mij door Leendert Wormsbecher gedane relaas niet in deel III van 'Van Gaand en Staand Want' te verwerken, maar er te zijner tijd een op zich zelf staand verhaal van te maken. Dat resulteerde in eerste instantie in een artikel voor Regionaal Historisch Tijdschrift Holland (1984). Na zoveel jaar is de tekst weer opgediept, waar nodig herschreven en in belangrijke mate uitgebreid voor een serie artikelen in De Tagrijn (1999).
Verhuizingen van vissers
Het gebeurde maar zelden dat binnen het Zuiderzeegebied vissers of vissersgezinnen verhuisden van de ene naar de andere plaats. De vissersdorpen vormden hechte en tamelijk gesloten gemeenschappen met een onderling vaak sterk verschillend sociaal, cultureel en religieus leven. Voor velen binnen een dergelijke samenleving opgegroeide individuen komt het idee om de vertrouwde omgeving te verlaten, ook al bestaat daartoe in zekere zin een goede reden, beangstigend over. Min of meer gedwongen verhuizingen vonden plaats rond de afsluiting van de Zuiderzee, toen vissers die brodeloos dreigden te worden via de Rijksdienst ter uitvoering van de Zuiderzeesteunwet -hierna te noemen Rijksdienst- soms betrekkingen aangeboden kregen in andere delen van het land. Zo verhuisden, losgerukt van hun zo vertrouwde omgeving, Vollenhovers naar bij voorbeeld Twente en Brabant, Harderwijkers naar Heveadorp, Urkers naar Zaandam, Elburgers naar Drenthe, enz. Verschillenden keerden na verloop van enige tijd weer terug. Maar de meesten konden het initiatief om zich blijvend ergens anders te vestigen niet opbrengen en bleven liever, ondanks de sombere toekomstverwachtingen, doorvissen.
Gedurende mijn onderzoek naar de visserij op de Zuiderzee en het IJsselmeer ten tijde van de zeilvaart kwamen mij maar enkele gevallen van migratie ter ore. Bekend, maar in dit geval afgedwongen door de overheid, is de ontruiming van Schokland in 1859. Doordat de levensomstandigheden op het eiland geleidelijk aan onhoudbaar geworden waren, moesten bijna zeshonderd Schokkers, zeer tegen hun zin, een andere woonplaats zoeken. De meesten vestigden zich in Bruneppe, een vissersgehucht dat tegen Kampen aanleunt. Anderen vertrokken naar Volendam,
    1,     -6-
Vollenhove, Urk, Enkhuizen en meerdere plaatsen, waar hun nazaten bij ouderen soms nog bekend staan als "de Schokkers". Maar ook de enkele vrijwillige verhuizingen waar men van hoort hebben uiteraard een verklaarbare achtergrond. Een belangrijk deel wordt gevormd door huwelijken over en weer, tot stand gekomen nadat jonge vissers elders een meisje ontmoetten. Veranderden hele gezinnen van domicilie dan waren bijna altijd economische overwegingen in het geding. Zo trokken rond 1900 vanuit omringende dorpen vissersgezinnen naar de stad Hoorn. De schaalvergroting in de visserij leidde tot het gebruik van forsere schepen waarvoor in de primitieve, buitendijkse haventjes onvoldoende accommodatie was. Bovendien bestonden in de stad, zeker nadat er een afslag opgericht was, betere afzetmogelijkheden voor de gevangen vis. Een dergelijke ontwikkeling deed zich ook in Enkhüizen voor. Een ander voorbeeld vinden we aan de Oostwal, waar aan het eind van de vorige eeuw een ondiepte voor de haven van Harderwijk de vissers veel problemen gaf. Een aantal van hen nam toen het initiatief om naar Elburg, dat dit euvel niet kende, uit te wijken.
Bovengenoemde voorbeelden blijken steeds migraties te betreffen binnen een vrij beperkte regio. Er bestaan in zo'n geval zelden grote verschillen tussen de oorspronkelijke en nieuwe vestigingsplaats in cultureel en religieus opzicht, terwijl de hoedanigheid van het beviste water zich eveneens nauwelijks wijzigt.
Leendert Wormsbecher (1897 - 1985)
Leendert Wormsbecher werd in 1897 te Hoorn geboren alwaar zijn grootvader als Moosie, en dus zijn vader als Daan van Moosie, bekend stond. Op zevenjarige leeftijd kwam hij bij zijn vader, Daniël Wormsbecher (1871-1961), aan boord. Als oudste zoon trof hij het wat dat betreft, zoals zo vaak, slechter dan zijn jongere broers die niet zo jong mee naar zee hoefden. Een zoon in het bedrijf, die hooguit zakgeld kreeg maar meestal niets, spaarde namelijk een knecht uit. Vandaar dat eerstgeboren zoons destijds al erg jong mee moesten. "Ging ik enkeld de wintermaanden nog naar school, maar toen ik in dienst moest, moest me andere broer mee, die zat toen nog op school. Vader kreeg daar een bekeuring voor, want toen was de schoolwet d'r pas door. Maar ja, hij kon geen knecht betalen, dus dejonges moeste 't eerstehands mee. En ook m 'n zuster moest leren (netten) breien. 's Winters zaten we met z'n zessen te breien: vader, drie jonges, me zuster en dan me moeder, of die was aan 't garen opkluwelen. "
" Van Hoorn benne we gegaan naar Monnickendam. We moste 't huis uit in Hoorn en wij konne in Hoorn geen andere woning krijge; 't was toen ook al krap met de woningen. Dat is geweest toen ik een jaar of acht was (ca. 1904). We waren liever in Hoorn gebleven want kijk, je kon direct niet iedereen in Monnickendam. En van Monnickendam benne we hier (Huizen) naartoe gegaan omdat we hier in de buurt visten, bij de Eem; met de herfst kwam daar altijd de trekaal langs. In de zomer zaten we meestal hierzo, bij de haven. Dat we hier naartoe gingen, was ik dertig jaar (1922) en ik viste met me vader." De jongere broers van Leendert, Daniël (geb. 1902) en Jan (1900-1935) visten aanvankelijk ook bij vader maar kochten omstreeks 1925 een pluut om zelfstandig het visserijbedrijf uit te gaan oefenen. Daniël bleef, na het overlijden van Jan, verder vissen tot kort na de Tweede Wereldoorlog. Leendert verliet in een veel vroeger stadium de beroepsvisserij terwijl zijn vader, alleen, nog tot 1938 doorging.
Na de eerste verhuizing voelden de Wormsbechers zich al vrij snel thuis in hun nieuwe woonplaats: "Er wazze meerjonges die dezelfde leeftijd als wij hadden, en die d'r vader was ook weer visserman. " Monnickendam vertoonde dan ook qua mentaliteit en samenstelling van de bevolking een sterkere overeenkomst met Hoorn dan de tamelijk gesloten en in religieus opzicht streng protestantse -de Wormsbechers waren 'niks'- Huizer gemeenschap. Maar ook in het Gooi deden zich wat betreft de aanpassing geen problemen voor. Nu woonden de Wormsbechers tamelijk geïsoleerd in een huis aan de haven, ongeveer een kwartier lopen van het dorp gelegen. De Huizer bijnaam van de vader sloeg duidelijk op deze situatie: "Daantje van de Haven". Veel had de familie dus niet met de dorpsbevolking te maken.


1, 
Vlak voor de afsluiting verliet Leendert de actieve visserij: "Tot dertig heb ik, geloof ik, met vader
( gevist, toen kon ik 'n baantje op de kapokfabriek, hier aan de haven, krijgen en ben ik getrouwd. Ik  kreeg meteen een woninkje, ook aan de haven. " Zijn vrouw stamde uit een Huizer familie, overigens zonder visserijverleden. Toch kon Leendert, eenmaal aan de wal, het water nog niet helemaal vaarwel zeggen: "Ik visie evegoed nog, 's aves, na 't werk. Een paar fuiken en bolhoeken d'r bij, wantje vong altijd van die lekkere grote bot. Die bot was hier 't lekkerste, die van de Zuidwal. " Hij aasde het bothoekwant met in de aalfuiken meegevangen garnaal; "of er moest een kuulder binnen kommen die een beetje voor me had, dan had ik 'n beetje kleiner garnaal. 'In die fuiken was 't allemaal van die groters en die verkochten we ook; ze benne d'r hier wild op. Zo'n akertje voor een kwartje, nou, ze vlogen weg! Maar na '32 wazze d'r geen garnalen meer, toen was 't afgelopen. "
    De visserij van de Huizers vergeleken met die van de Wormsbechers    
Willen we iets duidelijk kunnen maken van de bijzondere positie, die de Wormsbechers binnen het totaal van de Huizer visserij innamen, dan is het nodig eerst een karakteristiek te geven van wat ter plaatse gebruikelijk was. Dat laatste wordt vergemakkelijkt door het feit dat de Gooiers, zoals de Huizers elders meestal genoemd werden, op een zeer uniforme en weinig gevarieerde wijze visten. De vissoorten waar zij zich op concentreerden waren haring, ansjovis en bot, terwijl slechts een enkeling werk maakte van de garnalen- en spieringvisserij. Voor de vangst van eerstgenoemde drie vissoorten werd overwegend gebruik gemaakt van sleep- of drijfnetten, minder dan de helft van de vloot zette voor de haring- en ansjovisvisserij staande netten in de omgeving van Urk of Enkhuizen.
Overzien we de verschillende teelten van het jaar, dan zien we dat gedurende de winterperiode, globaal genomen de maanden december, januari en februari, het grootste deel van de vloot afgetuigd was en in de haven bleef. Slechts een gering aantal spannen was dan, zolang er geen ijs in de zee kwam, met wonderkuil of spieringdrijfnetten in de weer. Omstreeks de eerste week van maart zeilde de hele vloot weer uit om het met de haringdrijfnetten te proberen. Trok de haringvangst na enkele weken wat aan, dan verruilde ongeveer de helft van de visses deze netten voor staande haringnetten. Hetzelfde beeld vertoonde de ansjovisteelt: ongeveer een gelijk aantal Huizers bediende zich hierbij van staande dan wel van drijfnetten. Van juni/juli tot november/december tenslotte gingen allen op de botvangst met sleepnetten; twee tot drie dwarskuilers slechts, die voornamelijk op garnaal visten, vormden de uitzondering op deze regel.
Afwijkend van de algemene tendens reageerde Huizen, dat zich in de 19de eeuw tot één van de belangrijkste vissersplaatsen van de Zuiderzee had ontwikkeld, met een relatief sterke inkrimping van de vloot op achteruitgang van het bedrijf rond de eeuwwisseling. De eerste moeilijke periode begon al kort na de eeuwwisseling en duurde tot ongeveer 1912. Enerzijds was er afvloeiing van arbeidskrachten het gevolg, anderzijds werden de overblijvenden gedwongen om naar nieuwe mogelijkheden te zoeken teneinde het hoofd boven water te kunnen houden. Dit kon bijvoorbeeld door het invoeren van nieuwe, of verbeteren van bestaande vismethodes. Een vergelijkbare situatie ontstond na de Eerste Wereldoorlog toen, naast terugvallende inkomsten, de dreigende afsluiting van de Zuiderzee veel onzekerheid bracht over het vissersbestaan.
Vooral in verband met de droogmaking zochten veel Huizers in de jaren twintig en dertig een bestaan aan de wal; de situatie was daarvoor in het Gooi bijzonder gunstig door de vraag naar arbeidskrachten in de woningbouw. Daarnaast valt op dat de overblijvende en steeds verder slinkende groep vissers zich tamelijk conservatief opstelde, zich uitend in een blijven vasthouden aan de vanouds bekende vangstmethodes. Juist in deze periode ziet men op andere plaatsen nogal eens een verzetten van de bakens.

    1,     -8-
Plaatsen we hiernaast de visseij van de Wormsbechers, dan blijkt dat zij over veel gevarieerder mogelijkheden beschikten en zich daardoor gemakkelijk aan konden passen. Dit ondanks het feit dat zij in feite tot de "walvissers" gerekend moeten worden: de bedrijfjes die met kleinere vaartuigen en minder investeringen in de nabijheid van de kust werkten. Telde Huizen in 1900 nog ruim 140 visserschepen, alles botters, in 1937 waren het er nog maar 5. En hoewel de walvissers relatief het zwaarst getroffen werden door de afsluiting, was één van hen de HZ4 van Daan Wormsbecher Jr. In onderstaand schema staat nog even duidelijk naast elkaar op welke vissoorten en op welke wijze de Huizersvrespectievelijk de Wormsbechers, visten.

Soort vis Een doorsnee Huizer visser De Wormsbechers Haring sleepnetten, soms ook staande netten zegen Ansjovis drijfnetten of staande netten Bot sleepnetten staande netten, hoekwant Aal fuiken, hoekwant Garnaal fuiken, dwarskuil Gepen hoekwant
Het door de Wormsbechers beviste gebied.
    l,     _9_
Interessant, maar niet te beantwoorden, is de vraag in hoeverre bij niet afsluiten van de Zuiderzee, wanneer het visserijbedrijf zich op normale wijze had kunnen ontwikkelen, wederzijdse beïnvloeding plaats had kunnen vinden. In nagenoeg alle vissersplaatsen kende men de categorie walvissers met hun eigen specifieke bestaansrecht, maar deze ontbrak van oorsprong geheel in Huizen. Zo werd op de uitgestrekte ondiepe kust van het Gooi de botvisserij met staande netjes uitgeoefend door de Spakenburgers en bij de palingsvisserij voor de Eem, waar bovendien nog meerdere vreemde vissers bij betrokken waren, zien we het zelfde beeld. Het lijkt voor de hand te liggen om te stellen dat de Huizers hier, vlak bij huis, een aantal mogelijkheden lieten liggen waar op een zeker moment anderen in sprongen. Afhankelijk van de voorhanden zijnde vissoorten en vangstmogelijkheden maakten de Wormsbechers in de loop van het jaar gebruik van diverse vistuigen. Daarbij krijg ik de indruk dat zij aanvankelijk op meer fronten actief waren dan later in Huizen. Een kort overzicht ziet er als volgt uit. "We deden alle visserijen: haring, ansjovis, bot, geep, paling en garnalen. "
    Geep    
Over de ansjovisvisserij heb ik tijdens het gesprek niets meer gehoord, waarschijnlijk heeft de vader dat vroeger wel gedaan maar later niet meer. In maart werd begonnen met onder meer de hoekwantvisserij op paling, aanvankelijk gecombineerd met de botvangst door middel van staande netjes. "En 111e vader ging ook we/ es een keertje - als ie docht: 'Hier is ergens haring' - Inet de zegen trekken; zo bij Uitdam. " De zegenvisserij had de vader uit Hoorn meegenomen waar dit vistuig veel gebruikt werd wanneer aan het einde van de teelt de haring naar de wal trok om kuit te schieten; dat was meestal in april.
"En dan was 't weer met de aalfuiken want kijk, die haring had kuit geschoten en daar /cwcun de aal op af Als dat afgelopen was dan was 't weer een poosie gepen vissen, Inel gepelijnen (hoekwant).
Nou, en dan was 't Ineestal nog de bo/netjes een beetje en de fuiken een beetje; van alles zo 'n beetje bij elkaar vissen. " In september en oktober lag het accent vooral op de fuikenvisserij op trekaal voor de monding van de Eem en wanneer die vroeg eindigde gingen Leendert en zijn vader nog wel eens bothoeken benoorden Enkhuizen. Na de afsluiting bleef vader Daan alleen met fuikjes vissen, de broers Daan en Jan deden dit eveneens, maar gebruikten aanvankelijk ook nog staande botnetjes, later snoekbaarsnetten.
De eerste merel kondigde daernet ut vurjaar an.
'k Stae d'r altijd van vêrsteld dat tie zoô mooi fluiten kan.
In 't schiemerdonker zit tie op een hoekie van een dak. Z'n vrouwtjen zit wat véder te kweêlen op een tak.
En altijd weer is ut verhaal as tie z'n deuntjen fluit
"Komt ter iemand op mijn terrein, dee gaet ter subiet weer uit!!'
    (Eigen spelling van de auteur.)    Aartje Kruijning-Teeuwissen

    1,     -10-
BIJNA 50 JAAR MOLUKKERS IN HUIZEN
    F-mkele persoonlijke herinneringen    Aartje Kruijning-Teeuwissen
Begin jaren vijftig kwam een groep Molukkers in Huizen wonen. Zij waren, door omstandigheden gedwongen, naar Nederland gekomen en werden op verschillende plaatsen in ons land gehuisvest. Zo kwam een groep van ± 450 personen te wonen in het kamp Almère bij Huizen. Het waren allen
KNIL-militairen met hun gezinnen. V66r de oorlog was het kamp gebruikt voor mannen van de Nederlandse Arbeidsdienst, tijdens de oorlog woonden er tijdelijk evacuees afkomstig uit Arnhem en omgeving. Na de oorlog is het kamp nog gebruikt als "buiten-gevangenis" waar jongens weer moesten wennen aan een normaal leven. En in 1951 kwam er de groep Molukkers wonen - bedoeld als tijdelijke woonplaats. Het kamp lag op de hoek van de Langerhuizenweg en de Oud-
Bussummerweg. Naast "kamp Almère" werd het in de volksmond ook wel "het Ambonnezenkamp" genoemd.
De in die jaren nog bestaande "Nederlands Hervormde Meisjesvereniging" had erg te doen met de nieuwe bewoners en heeft een plan bedacht. Een delegatie is naar kamp Almère gegaan en heeft gevraagd "Zouden er vrouwen zijn die bij ons op de vereniging willen komen?" Mocht er een groepje zijn die belangstelling heeft, dan worden zij wekelijks opgehaald door een groepje leden.
Inderdaad kwam een groepje vrouwen naar Silo aan de Keucheniusstraat. En wekelijks fietste een groepje meiden naar het kamp en namen de vrouwen achterop de fiets mee naar de vereniging. Zo ook nâ de vergadering om ± 22.00 uur. Dan werden ze weer terug gebracht naar "hun thuis"
Het heeft niet zo lang geduurd, maar toch wel van september tot de daaropvolgende zomer. Tijdens ons zomerreisje zijn een aantal vrouwen nog mee geweest, onder meer naar Avifauna. Daar zijn ook wat foto's gemaakt. (Zie hieronder en hiernaast.)
Zelf heb ik toch nog vrij lang contact gehouden en enkele families kwamen bij mij en mijn ouders thuis. Langzaam werd het stil in het kamp, want de bewoners trokken naar huizen in het dorp. Na 20 jaar waren alle Molukkers vertrokken. Het kamp is helemaal verdwenen en nu een fraai stukje natuurgebied geworden. Maar de naam "Ambonnezenkamp" of "kamp Almère" is altijd gebleven, gelukkig alleen als aanduiding van de plaats. De inwoners zijn Molukse Huizers geworden. En waar de klemtoon op gezet mag worden, dat mogen zij zelf bepalen ... gelukkig!
Zelfs een muzikaal evenementje was het resultaat van de vriendschap.    Marie kwam wel eens op bezoek bij de Sar, Marie en Aartje.    familie Teeuwissen.
Namen van de kinderen zijn niet bekend.
    l,     -11-
Een dagje uit met de Meisjesvereniging Maria naar AviFauna. De vrouw in klederdracht is Gerritje Schaap. Medio 1952.
Vooraan Fientje en Marie. Achter Aartje en Tiny.
Foto's privé-collectie A. Kruijning-Teeuwissen.
Kores + Fientje en Marie + Sar brengen een bezoek aan de Huizer haven en de pier.
Zelfs "de Volharding" werd met een bezoek vereerd.