HUIZER KRING BERICHTEN 18e jaargang nr. 1, februari 1997 Aan de leden, Van de voorzitter Wanneer u dit stukje leest dan hebben we onze eerste ledenavond van dit jaar al weer achter de rug. De heer G. Heijnen heeft door middel van zijn dia-klankbeeld "Honderd jaar schoolvereniging Eben Haezer te Huizen" (1883-1983) ons op 4 februari bij de hand genomen en geconfronteerd met een stuk historie van het schoolleven zoals ons dorp dat heeft geleefd en beleefd. Deze avond past goed in het raam van onze Historische Kring Huizen en we zijn blij dat de heer Heijnen deze avond wilde vullen met zijn prachtige dia-klankbeeld. Als tweede is het goed denkbaar dat u ook genoten hebt van de Friese Elfstedentocht. We hebben het via de televisie goed kunnen volgen. Verderop in dit blad kunt u een gedicht vinden dat ik ter gelegenheid van de vorige Elfstedentocht in 1986 maakte en dat toen in de Huizer Courant verscheen. Bij mij komt de gedachte boven: hoeveel Huizers hebben deze zware tocht gereden en het beroemde "kruisje" gehaald, door de jaren heen? Dan nog iets geheel anders. Ons bestuurslid, penningmeester C. Kruijmer, heeft te kennen gegeven dat hij als lid van ons bestuur moet bedanken wegens zeer drukke werkzaamheden. Deze klacht was ons al langer bekend en daarom zijn we op zoek gegaan naar een nieuwe penningmeester. Gelukkig hebben we nu de heer A. Vos bereid gevonden zijn plaats in te nemen. Op onze jaarvergadering van dinsdag 25 maart a.s. zullen we afscheid nemen van Kees Kruijmer en de komende man aan u voorstellen. U leest daar elders meer over. Na de jaarvergadering kunnen wij u op 25 maart een "ronde door Nederland tussen de jaren 1920 en 1930" aanbieden, met behulp van de toverlantaarn van de heer Dijkman uit Laren. Plaats: De Boerderij, Hellingstraat 9, Huizen. Tijd: 20.00 uur. Tot besluit wenst het bestuur alle leden en belangstellenden een goed 1997 toe. Heeft u al eens een nieuw lid gemaakt voor de Kring? We zouden uw actie zeer toejuichen! Namens het bestuur graag tot ziens, Aartje Kruijning-Teeuwissen voorzitter ISSN 1384-8437 -2- Bestuur Historische Kring Huizen voorzitter: Mw. A. Kruijning-Teeuwissen Driftweg 151, 1272 AC Huizen, tel. 52 54776 vice-voorzitter: Ing. W.H.H. Groothoff Gooierserf 204, 1276 KZ Huizen, tel. 52 51540 secretaris H. van der Hulst Jzn. Gooilandweg 241, 1271 KW Huizen, tel. 52 56893 penningmeester: Drs. C. Kruijmer Botterstraat 7a, 1271 XL Huizen, tel. 52 51713 bestuurslid: H. van der Hulst Pzn. Wagenweg 4, 1276 XW Huizen, tel. 52 51922 archivaris: M.P. Rooth Punter 13, 1276 CX Huizen, tel. 52 64535 ledenadministratie: Mw. T. Rooth-Piëst Punter 13, 1276 CX Huizen, tel. 52 64535 Klederdrachtgroep: Mw. J. W. van Geenen-van den Berg Lijzij 109, 1276 GK Huizen, tel. 52 52807 Redactie Berichtenblad: Mw. G.E.E. van Noppen Brede Englaan 12, 1272 GS Huizen, tel. 52 53783 ARCHIEF: Achterbaan 82, 1271 TZ Huizen, tel. (035) 52 50223 Geopend van september t/m juni iedere maandagavond behalve de tweede maandag van de maand. Geheel of gedeeltelijk overnemen van artikelen slechts toegestaan met uitdrukkelijke bronvermelding en na schriftelijke toestemming. MEDEWERKING TENTOONSTELLING 'WANDELEN DOOR GELOOF' De tentoonstelling "Wandelen door Geloof, vijf eeuwen geloofsleven in Huizen" is op 23 november 1996 geopend in het Huizer Museum Het Schoutenhuis. Deze tentoonstelling zal afgesloten worden op 29 maart 1997. Hoewel het geloof eigenlijk niet in beeld gebracht kan worden, is het museum er in geslaagd op een bijzondere wijze vorm en inhoud te geven aan dit thema. Op een overzichtelijke manier zijn diverse aspecten van het geloven in de gemeente Huizen in beeld gebracht. In samenwerking met het museum is in de archiefruimte van de Historische Kring Huizen een aanvulling op de bovenvermelde tentoonstelling ingericht. Daarnaast verlenen bestuursleden en vrijwilligers van de Kring medewerking aan rondleidingen in de Oude Kerk op zaterdagmiddag. De tentoonstelling wordt begeleid door een brochure die voor fl. 7,50 te koop is bij de balie van het museum. De tentoonstelling is te bezoeken op woensdag- en zaterdagmiddag van 14.00 tot 17.00 uur. Op die dagen kan ook deelgenomen worden aan een rondleiding in de Oude Kerk tussen 15.00 en 16.00 uur (melden aan de balie van het museum). Indien u nog niet geweest bent, wordt aangeraden alsnog een bezoek aan deze tentoonstelling te brengen. U kunt dan ook van deze gelegenheid gebruik maken om een kijkje te nemen in de archiefruimte van de Kring. Henk van der Hulst Jzn. N.B. Zie ook het eerste deel van het artikel van de heer D. Schaap op blz. 10 en 11. l , -3- Op donderdag 3 oktober j.l. hield de heer C.L. Verkerk uit Amsterdam in de Boerderij een boeiende lezing over het onderwerp HET HEFFEN VAN TOL IN WESTELIJK NEDERLAND IN DE MIDDELEEUWEN (van de 9e tot de 15e eeuw). Als we spreken over de 9e eeuw betekent dat de Karolingische tijd (Karel de Grote), toen tol werd geheven in Dorestad (bij het huidige Wijk bij Duurstede) door de koning/keizer. Nadat de rol van Dorestad was uitgespeeld, ontwikkelde zich tolheffing in Utrecht, Holland en Zeeland. In de vroege Middeleeuwen bestonden er twee soorten tollen. Allereerst was er de tol die werd geheven op doorvoer van waren over bepaalde land- en waterwegen, de "doorvoertol". Vooral de waterwegen waren van belang voor de "verre" handel en voor de landsheren waren de tollen op de waterwegen dan ook de belangrijkste. Een goed voorbeeld daarvan is het Muiderslot, gelegen aan de monding van de Vecht. In de negende eeuw werd daar door de koning tol geheven. Verder werd tol geheven op waren die op bepaalde plaatsen ter verkoop aangeboden werden. in hoofdzaak op markten die daartoe speciaal waren aangewezen, dit is de "markttol" Ook na de vijftiende eeuw bleef een uitgebreid systeelll van tollen bestaan tot in 1795 alle binnenlandse tollen door de Franse bezetter werden opgeheven. De Franse revolutionairen beschouwden de tollen namelijk als feodale relicten (d.w.z. overblijfselen uit vroegere tijd), die dienden te worden opgeruimd. In de 19e eeuw ging echter de Nederlandse overheid er langzaam maar zeker opnieuw toe over ono tol te heffen op verkeerswegen om zodoende bijdragen te verkrijgen tot instandhouding van de wegen. Dit leidde tot een groot debat met als gevolg de opheffing van deze tollen rond de eeuwwisseling. Kanaaltollen en tol op de invoer en uitvoer van goederen (douane) bleven echter bestaan. En het heffen van tol op verkeerswegen en oeververbindingen is sinds de Gemeentewet van 1951, de Provinciewet van 1962, en de Wet op het Rijkswegenfonds van 1 0 65 weer toegestaan. Aan de monding van de Vecht ligt nog steeds het Muiderslot. Daar werd door de koning al in de negende eeuw tol geheven. -4- Hieronder treft u een lijst aan van schenkingen die de Historische Kring Huizen in de tweede helft van het vorige jaar mocht ontvangen. Wij zijn de schenkers bijzonder erkentelijk hiervoor en hopen in de toekomst regelmatig in het Berichtenblad aandacht te besteden aan dit materiaal uit ons archief. Schenkingen tweede helft 1996 1. Op 28 mei 1996 van mevrouw M. Heijder: • 1 Bos-atlas, 1894 1 plaat voorstellende het eeuwfeest (1813-1913) van de Nederlandse onafhankelijkheid • 2 platen t.g.v. het 25-jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina (1898-1923) • 1 foto 1945, juichende Amsterdammers bij de Berlagebrug (bevrijding) • enkele tientallen oude kranten en tijdschriften uit de periode 1899-1980 2. Op 13 augustus 1996 van mevrouw A. Heineke uit Loosdrecht: - 2 kaarten van de ruilverkaveling van de Gooise Zomerkade 3. Op 9 oktober 1996 van de heer J. Klompmaker: kopie van de geschriften van Lambert Rijksz. Lustigh (1706-1719) 4. Op 20 oktober 1996 van mevrouw van der Bijl uit Blaricum: - 3 ansichten 5. Op 4 november 1996 van mevrouw G.E.E. van Noppen: - het boek "Boerderijen bekijken" 6. Op 23 november 1996 van mevrouw F. Steen: - 9 foto's genomen vanaf de toren van de Oude Kerk In het vorige nummer van ons Berichtenblad hebt u uitvoerig kunnen lezen over de Heemtuin van de Stichting Wilde Planten aan de Woensbergweg in Blaricum. In het afgelopen jaar waren daar vele Gooise wilde planten te bewonderen, onder meer de korensla met een bijzondere verdikte bloemstengel met gele bloem en de dauwnetel met een paars/lichtgele bloem. In 1997 hoopt de Stichting een aantrekkelijke waterpartij te realiseren en zal de in september 1996 gegraven leemkuil voor het eerst begroeid raken. Hopelijk zal ook de soortenrijkdom aan insecten (met onder meer de prachtige kleine vuurvlinder en de groene sabelsprinkhaan) het komende jaar toenemen. Door de aanleg van Gooise landschapjes kunnen er opmerkelijke vogelsoorten, kikkers en padden, maar ook kleine zoogdieren in de tuin "voedsel, dekking en nestgelegenheid" vinden. Op donderdag 3 april a.s. om 20.00 uur organiseert de Stichting Wilde Planten Blaricum een bijeenkomst in het Dorpshuis De Blaercom, Schoolstraat 3, Blaricum. De heer J. Harder van het Lanschapsbeheer Noord-Holland zal dan een lezing houden over "Méér natuur in de tuin" en deze illustreren met dia's. Tevens zal hij de mogelijkheid toelichten van het plaatsen van marterkasten (voor o.a. wezel en hermelijn) in het gemeentelijk groen of in privétuinen. U bent van harte welkom. l, -5- MEDEDELINGEN VAN DE KLEDERDRACHTGROEP Op woensdag 4 december 1996 hield de Klederdrachtgroep de traditionele St. Nicolaasavond. Alle leden van de groep en de kinderen werden toen weer voorzien van een attentie van St. Nicolaas als blijk van waardering voor hun inzet in het afgelopen jaar. Het nieuwe jaar begon met de vraag om de nieuwjaarsreceptie van de Gemeente Huizen op 6 januari 1997 op te luisteren. Dan kreeg de groep in de afgelopen tijd een aantal schenkingen, waar we erg verheugd over en blij mee zijn. Van een familie die anoniem wil blijven kregen we twee lappen stof (zwarte Tibe) en wat kleine stukjes om eventueel te verstellen. Helaas zijn de lappen stof aangevreten door de motten. In november j.l. werd de Klederdrachtgroep gebeld met de vraag of wij nog geïnteresseerd waren in Huizer kleding. Op zo'n moment denk je "wat gebeurt hier?" We zijn er blij verrast achteraan gegaan en wat bleek, het ging om diverse jakken, rokken, rouwmutsen en schorten. Het geheel is opgehaald en ook deze familie wilde graag anoniem blijven. Hetgeen dus gebeurt. Thuis gekomen is alles uitgezocht, gemeten en gerubriceerd, en daarna in dozen verpakt en opgeslagen. Het betreft voornamelijk kleine maten, maar voor leden van de groep weer een mogelijkheid om hun Huizer garderobe indien nodig uit te breiden. Hierover zijn afspraken gemaakt in de groep. Tenslotte is door de familie J. Schaap uit Huizen kleding geschonken aan de Historische Kring uit de nalatenschap van de familie Kos-Kos. Het is de bedoeling dat deze kleding wordt gebruikt door de Klederdrachtgroep bij presentaties. Deze schenking bestaat uit: een hoge hoed; een 3-delig zwart mannenpak (trouwpak); een bonker met fluwelen kraag; een visgraat klepbroek met vest; een omslagdoek, 4 mannen-onderbroeken in verschillende kwaliteiten, een krablap, 3 zakken voor onder de vrouwenkleding, een stukkenzakje (om je brood in mee te nemen), een daagse schort, diverse lapjes zwarte stof en een paar kastrandjes. Het geheel is in uitstekende staat en is een hele verrijking voor onze presentatiegroep. We zijn zeer verheugd dat men ook eens aan ons heeft gedacht, want nu is het ook mogelijk om eens een kledingstuk te vervangen of te repareren. De kleding die wij dragen is natuurlijk aan slijtage onderhevig en heeft zijn onderhoud nodig. En dit kan voor een deel weer met deze schenkingen. Nogmaals héél hartelijk dank aan alle gevers! Verder kreeg de Klederdrachtgroep recent van het bestuur te horen dat de groep kan beschikken over fl. 1000,- uit het bedrag dat de Historische Kring heeft gekregen van de fa. Westland Kaas (zie ook het vorige Berichtenblad). Over de besteding hiervan zal in de Klederdrachtgroep worden gesproken, zodat daar nu nog geen melding van gedaan kan worden. Namens de Klederdrachtgroep, J.W. van Geenen-van den Berg -6- WIJNTER 't Is weer vurbij die mooie wijnter Bel lieve hart wat was ut toch mooi weer. We dochten nog 't blijft nog wel wat vriezen, Mar too, op eêns, too vreur 't toch gien meer. De nachten lang, de dagen kort, De kachel stookten we an gort In bedde hadden we een hete kruik En 's marges was ut een heêle toer Mot je beênen op die kouwe vloer Mar 't hielp niks, je mozzen d'r toch uit. Ja, 't Is weer vurbij die mooie wijnter Wat was ut elke dag toch prachtig weer. We hadden wel wat last van sneeuw en ijzel, Soms vreur 't wel tien graden (of nog meer) En ieder had allang êdocht Dat wurd van 't jaar Elfstedentocht We halen onze schaesen vast uit 't vet De Friezen durfden 't eerst nijt an, En wij mar denken... "toe dan man, gun ons nou toch die Elfstedenpret. Mar, 't Is weer vurbij die mooie wijnter Bel lieve hart wat was ut toch mooi weer. En wij mar denken 't blijft nog wel wat vriezen Mar too, op eens, too wier ut toch aar weer. Aartje Kruijning-Teeuwissen [Dit gedicht werd 11 jaar geleden in de Huizer Courant gepubliceerd - toen was er ook een Friese Elfstedentocht, de laatste tot de tocht van 4 januari 1997.] (Eigen spelling van de auteur.) Op 3 december 1996 hield de heer A. Schellingerhout uit Benthuizen een lezing over dakpannen en hun geschiedenis, geïllustreerd met authentieke voorbeelden. Onderstaande is een weergave van zijn zeer boeiende verhaal. KERAMISCHE DAKPANNEN, KLEINE MONUMENTEN A. Schellingerhout Keramische dakpannen werden reeds voor onze jaartelling bij de Grieken en Romeinen toegepast. Deze dakpannen werden in het begin voornamelijk voor duurzame en belangrijke gebouwen gebruikt, zoals tempels. Toen de bebouwingsdichtheid (en daarmee het brandgevaar) toenam, ging men steeds vaker daken dekken met keramische dakpannen. De ontwikkeling hiervan gaat nog steeds door, alhoewel de duurzaamheid nauwelijks te verbeteren is. Klei was en is overal in de wereld langs rivieren aanwezig. Toen de mens eenmaal ontdekt had welke mogelijkheden klei had en hoe hij er mee om kon gaan, ging hij er allerlei gebruiks- en siervoorwerpen van maken. Hoe men er achter kwam dat klei gebakken kon worden, dat het versteende wanneer het aan vuur werd blootgesteld, is niet bekend. Mogelijk zijn spelenderwijs balletjes klei in vuur gegooid of kwam men tot de ontdekking dat de bodem onder de vuurplaatsen versteende. Toen deze ontdekking eenmaal was gedaan, waarschijnlijk zelfs onafhankelijk van elkaar op verschillende plaatsen, ging men er godenbeeldjes, amuletten en primitieve gebruiksvoorwerpen zoals schalen van maken. Ongeveer 6500 jaar geleden werd de pottenbakkersschijf uitgevonden. De oudst thans bekende bakstenen zijn gemaakt in Mesopotamië, ongeveer 3200 jaar v.Chr., nu dus 5200 jaar geleden. Deze stenen werden in het begin alleen gebruikt voor het maken van afvoerkanalen, pas later ging men er ook gebouwen mee optrekken. In de warme en droge landen van het Midden-Oosten en in Noordelijk Afrika bouwde men heel lang met stenen gemaakt van in de zon gedroogde klei. In het bijbelboek Exodus wordt, bij voorbeeld, beschreven dat de Israelieten in Egypte in slavenarbeid zogenaamde tichelstenen maakten, verstevigd met stro. Dit verhaal is te dateren op ongeveer 1300 jaar v.Chr. In Egypte was men in die tijd het steenbakken nog niet meester, de eerste aanwijzingen daarvoor zijn van ca. 1000 v.Chr. Een groot tijdsverschil dus met Mesopotamië, waar men zoals gezegd de techniek al veel vroeger onder de knie had. De toren van Babel, veel ouder dan het verblijf van de Israelieten in Egypte, was vrijwel zeker van gebakken steen. In Genesis 11, vers 5 staat: "Komt laat ons tichelstenen maken en ze harden in het vuur". Deze tegels werden gebruikt als bouwstenen met asfalt als specie. Bij opgravingen in Babylonië, ongeveer het huidige Irak, zijn verschillende tempeltorens aangetroffen die uit die tijd dateren en op de in Genesis beschreven wijze zijn gemaakt. Maar ook in onze eeuw werd en wordt er nog gebouwd met in de zon gedroogde kleitabletten. Tot in de jaren dertig bouwden Berbers in het Atlasgebergte van Marokko er vestingsteden mee. En in Zuid-Egypte en in de Soedan worden ook nu nog huizen zo gebouwd. Vergeleken met de potten en de stenen is de dakpan een nog vrij jonge uitvinding. De ooAprong van de dakpan in Europa ligt in Griekenland. Omstreeks 700 v.Chr. is er in de landen rondom de Middellandse Zee sprake van een snelle verstedelijking. Er ontstaat een grotere bebouwingsdichtheid en daardoor een toenemend brandgevaar. Tussen 700 en 630 v.Chr. verschijnt de dakpan bijna tegelijkertijd op verschillende plaatsen in Griekenland. Er is geen uitvinder aan te wijzen, maar wel is bekend dat de eerste pannen zijn gemaakt in Corinthe. Er komen verschillende modellen voor, maar de meest bekende is een vrij grote platte rechthoekige pan met opstaande zijkanten (de tegula, zie Figuur 1). Deze pannen werden tegen en over elkaar gelegd en de naden werden afgedekt met een halfronde of driehoekige bovenpan (de imbrex, zie Figuur 1). De versieringen aan de zijkanten zijn de antefixen (zie Figuur 1). Archeologen noemen antieke keramische dakpannen altijd 'terracotta' pannen. -8- De geringere brandbaarheid was een groot voordeel, maar er waren ook nogal wat nadelen. De klei moest worden gewonnen, gezuiverd, gevormd en gebakken. Dit maakte de terracottapan tot een duur product. In de derde eeuw v.Chr. kostte een dakpan b.v. een dagloon. Zelfs wanneer men ervan uitgaat dat de slaaf of arbeider toentertijd maar slecht beloond werd, dan nog was het een duur product en werden de dakpannen alleen gebruikt voor publieke gebouwen zoals tempels en overheidsgebouwen. Een ander nadeel was dat er nogal wat constructie-problemen waren op te lossen. Het gewicht van de terracotta dakbedekking was vele malen zwaarder dan dat van het gebruikelijke stro of riet. De onderbouw moest worden verzwaard en ook hierdoor werd het bouwen aanzienlijk duurder. Figuur 1 1: tegula 2: imbrex 3: antefix De Grieken hadden kolonies in Zuid- en Midden-ltalië en zo verscheen de dakpan ook daar. En kwam met de Romeinen mee naar ons land. Tijdens de verovering van grote gebieden in Europa stichtten de Romeinen overal langs de grote rivieren legerplaatsen en nederzettingen. Zij bouwden zoals zij thuis gewend waren, en omdat er langs de rivieren klei aanwezig was konden zij ook met terracotta bouwmaterialen blijven werken. Een belangrijke vestigingsplaats van de Romeinen in ons land was Limburg. De Noord-Limburgse plaats Tegelen dankt er haar naam aan: naar de Romeinse naam voor dakpan "tegula". Het is geen wonder dat de Romeinen een pannenbakkerij vestigden in Tegelen: in tegenstelling tot andere plaatsen in Limburg waar de klei tot 20 m diep onder het zand ligt, lag de klei daar bijna aan de oppervlakte. Waarschijnlijk hebben de Romeinen het bouwen van hun nederzettingen in eigen hand gehouden. De lokale bevolking heeft althans hun manier van bouwen niet overgenomen. Na het vertrek van de Romeinen ging die kennis dan ook vrijwel geheel verloren. De plaatselijke bevolking ging verder zoals zij gewend waren en bouwden hun onderkomens van plaggen, hout, stro en riet. Pas in de Middeleeuwen werd de techniek van het pannenbakken herontdekt. En ook toen was, evenals in de oudheid, de verstedelijking de voornaamste aanleiding. In de Middeleeuwen waren er twee soorten gebakken dakbedekking. De daktegel (Figuur 2), ook wel leipan genoemd, en de zgn. holle en bolle pannen, die meestal monniken en nonnen (Figuur 3) worden genoemd. De daktegel is een klein plat rechthoekig stukje gebakken klei, dat aanvankelijk met houten pennetjes of nagels aan het dak werd bevestigd. Later kwam er een neusje waarmee de pan aan een panlat werd opgehangen. De monniken en nonnen lijken veel op de Romeinse bovenpannen (imbrices), om en om over elkaar gelegd. In met name Zuid-Europa is dit een nog vaak toegepaste dakpan. In Nederland vond men de monniken en nonnen vroeger voornamelijk in de noordelijke en oostelijke provincies; in de rest van het land was dat de daktegel. Later gaat men de monnik en de non aan elkaar bakken tot de zgn. Quackpan. Uit deze quackpan ontwikkelt zich omstreeks 1450 in het gebied van de Gelderse IJssel de golfpan of S-pan. Deze pan wordt snel populair onder de naam holle of Hollandse pan (Figuur 4). Hij verdreef al zijn voorgangers, de monniken, nonnen en daktegels, vrijwel geheel. De holle pan gaf een enorme besparing aan materiaal en dus ook aan gewicht. Behalve in Nederland veroverde de Hollandse pan zich ook snel een plaats in Europa en later in die landen in de wereld die onder Nederlandse invloed stonden. De hollandse pan werd zowel links- als rechtsdekkend gemaakt en wordt nog steeds veel toegepast. Zelden is een Nederlands product wereldwijd zo succesvol geweest. Welk kunststofproduct houdt het 550 jaar uit? Wordt vervolgd Figuur 2 Figuur 3 Figuur 4 -10EEN BEKEERDE HUIZER VROUW Dick Schaap Over de gezelschappen, een belangrijk aspect van het geloofsleven in Huizen in de negentiende eeuw aan de hand van het levensverhaal van Willemijntje Hogenbirk en het geslacht waaruit zij stamde. In het archief van het Huizer Museum 'Het Schoutenhuis' bevinden zich een aantal boeken, die afkomstig zijn uit het Huizer geslacht Hogenbirk. In de afgelopen maanden kwamen deze boeken naar voren, omdat ze gebruikt konden worden bij de voorbereidingen voor een tentoonstelling over het geloofsleven in Huizen ('Wandelen door geloof' van november 1996 tot april 1997 in het genoemde museum - zie ook blz. 2). Eén van deze boeken is een geschriftje van 40 pagina's dat de titel draagt 'Een kostelijke dood - Ter gedachtenis en ter overdenking: toespraak bij de begrafenis van Willemijntje Hogenbirk en herinneringen aan haar leven'. Dit boekje met deze intrigerende titel is geschreven door ds G.H. Beekenkamp. Hij was van 1904 tot 1908 predikant van de Hervormde Gemeente van Huizen. Het eerste deel van het boekje bevat de preek die hij hield bij de begrafenis van deze vrouw, in het tweede deel vertelt hij over haar leven. Naast dit boekje bevinden zich in de genoemde collectie nog drie andere boekjes die zijn geschreven door leden van deze familie Hogenbirk in de negentiende eeuw. In één van de boekjes komt op verschillende plaatsen de handtekening voor van Willemijntje Hogenbirk. Redenen genoeg voor een artikel over dit geslacht; een artikel dat tegelijkertijd een reconstructie vormt van een stukje geschiedenis van de Hervormde Gemeente te Huizen. Het geslacht Hogenbirk Willemijntje werd geboren op 7 augustus 1873. Haar ouders waren Jacob Hogenbirk en Besseltje van As. Vader was eerst vissersknecht en later winkelier (groentenzaak). Zij woonden o.a. op de Middenweg en aan de Voorbaan. In het gezin werden in totaal dertien kinderen geboren, waarvan er acht (!) op jonge leeftijd zijn overleden. Na het overlijden van haar vader - Willemijntje was toen al gestorven - woonden haar moeder en drie ongetrouwde zusters, Hendrikje, Gerritje en Besseltje, jarenlang aan de Voorbaan (vroeger 'De Garenklos', nu 'De Pauw'). Zij hadden daar een stoffenwinkeltje. Haar oudste zus, Jannetje, was toen al lang getrouwd met Tijmen Beugelaar, een metselaar. Vader Hogenbirk was de kleinzoon van weer een Jacob Hogenbirk. Diens eerste vrouw was Wilhelmina van Dorsen. Naar haar werden later vele vrouwelijke leden van het geslacht Hogenbirk Willemijntje genoemd. Deze Jacob Hogenbirk sr. (1793 - 1868) was lidmaat van de 'Gereformeerde' (is: Hervormde) Gemeente in Huizen. Van hem is bekend dat hij oefenaar was, d.w.z. een gezelschap leidde. Gezelschappen waren een soort bijbelkringen. Hieronder meer over de historische context van deze gezelschappen. In de geschiedenis van het dorp Huizen hebben ze een karakteristieke rol hebben vervuld. Nog heden ten dage kunnen mensen in Huizen uit eigen ervaring erover vertellen. In het begeleidende boekje bij de genoemde tentoonstelling, dat is geschreven door Bertil Rebel, is in hoofdstuk 4 'Persoonlijke Vroomheid' meer vermeld over dit stukje kerkgeschiedenis van Huizen. Jacob Hogenbirk sr. was oefenaar, zoals later in Huizen ook Steven Vos en Cornelis Vos ('Kees Lossie'). Zij gingen in zo'n la•ing voor in gebed en bijbeluitleg en leidden het gesprek. -11- Van deze Jacob Hogenbirk sr., ook wel bekend onder de naam 'Jaap-schoenmaker' of 'Jaap-oom', zijn enkele oefeningen, ofwel preken, in duik verschenen. Hierin komt o.m. Zijn voorliefde uit voor 'oude schrijvers' zoals de Schotse predikers uit de 17e eeuw Erskine en Boston. Hij was een belezen man, een uitzondering in het begin van de vorige eeuw in het dorp Huizen. Gezelschappen en oefenaars In de zeventiende eeuw was er in ons land binnen de Nederduits Gereformeerde Kerk een stroming ontstaan die de Nadere Reformatie wordt genoemd. In een publicatie van 1983 hebben enkele historische onderzoekers deze stroming als volgt gedefinieerd: 'De Nadere Reformatie is een beweging binnen de Nederduits Gereformeerde Kerk die, zich tegen algemeen verbreide wantoestanden en misvattingen kerend, alsmede de verdieping en verbreding van de doorwerking van de zestiende-eeuwse Hervorming beogend, met profetische bezieling aandringt op en ijvert voor zowel de innerlijke doorleving van de gereformeerde leer en de persoonlijke levensheiliging alsmede de radicale en totale heiliging van alle terreinen des levens'. Deze beweging heeft, aangevoerd door predikanten als Voetius, Teellinck en Koelman, geprobeerd om haar program tot leidende stroming te maken in de officiële kerk. Dat is niet gelukt. De meer gematigde stroming was te sterk. Gevolg was dat de gereformeerden, die zich tot deze Nadere Reformatie aangetrokken voelden, groepen vormden buiten de officiële kerk. Er ontstond een soort piëtistische (d.w.z. op de persoonlijke vroomheid gerichte; ook genoemd: bevindelijke) subcultuur in de Nederduits Gereformeerde kerk. De geloofsbeleving van deze mensen concentreerde zich vnl. rond drie kenmerken: - Alleen uiterlijke vormen als deelname aan de kerkgang e.d. zijn niet voldoende voor een christen; persoonlijke bekering is nodig, omdat een echt christen zich in alles behoort te onderscheiden van een doorsnee burger. Dit kan alleen als men uit eigen ervaring weet heeft van de doorleving van de zgn. drie stukken uit de Heidelbergse Catechismus: 'ellende, verlossing en dankbaarheid'. Sterke gemoedsbewegingen en ingevingen Zijn een kenmerk voor de echtheid van de geestelijke ervaring. - Niet alleen door innerlijke, maar ook door uiterlijke kenmerken onderscheidt de ware gelovige zich van de rest: in sobere, stemmige kleding, trage en droeve spreektoon en een zeer strikte levenswandel. - Er werd en wordt in deze kringen veel gelezen. Naast de Bijbel bestond hun lectuur uit preken en verhandelingen van de zgn. oude schrijvers, gereformeerde en piëtistische auteurs uit de zeventiende en achttiende eeuw, zoals de bovengenoemde Schotse predikanten, de Engelsman John Bunyan, en de Hollanders Willem à Brakel, Bernhard Smytegelt en Jodocus van Lodenstein. Zulke mensen zochten elkaar op en vormden 'gezelschappen'. Daar werden vnl. geestelijke ervaringen uitgewisseld. In deze gezelschappen trad een voorganger op, die zich 'oefenaar' noemde. Het waren vooral gewone gemeenteleden, die beschikten over grote bijbelkennis en eigen geloofservaring. Deze gezelschappen waren dus on-officiële, eigenlijk buiten-kerkelijke, bijbelkringen. Het verschijnsel heeft zich vanuit de achttiende eeuw doorgezet naar de negentiende. Toen vormden deze 'bevindelijken' een belangrijke stroming bij het ontstaan van de kleine gereformeerde kerken, in 1834 en 1886. Maar ook in de grote Hervormde kerk bleven ze aanwezig. De Hervormde Gemeente van Huizen stond en staat voor een belangrijk deel in deze bevindelijke traditie. Men vindt haar terug binnen binnen de officiële kerkelijke gemeente, maar tot ongeveer 1950 ook in de toen nog bestaande gezelschappen. Ook de Oud-Gereformeerde Gemeente te Huizen staat in deze traditie. Wordt vervolgd 0 /?etdla?/ ?÷ a oude kaas, ~ de perfektie ger 18e jaargang nr. 1, februari 1997