DE RATEL GAET     DECEMBER 2018

In de afgelopen periode stonden wij stil bij het overlijden op 21 oktober 2018 van Piet Wiersma, erelid van de Historische Kring Huizen. Hij was vanaf het begin de leidende figuur binnen de werkgroep genealogie van de Kring en nog steeds profiteren wij van zijn werk. Verderop in deze Ratel vindt u een In Memoriam.
De herfstperiode was als altijd weer vol activiteiten. Een enthousiaste Klederdrachtgroep had een succesvol optreden in Katwijk. Een verslag van ons jaarlijkse uitje naar het Veenmuseum in Drenthe leest u elders in deze Ratel. Op de Huizerdag/OpenMonumentendag (8 september) waren de Oude Kerk en de toren opengesteld en als vanouds goed bezocht, mede door het mooie weer. De Open Monumenten wandeling werd zeer gewaardeerd, maar de belangstelling viel met 14 personen wat tegen. De fietstocht op 22 september aan de Westzijde van het dorp verzoop letterlijk, maar het kleine aantal doorzetters had tussen de buien door toch een leuke middag dankzij een onverstoorbare Jan Rebel als tourleider. De ledenavond met thema “Relatie tussen Huizen en Blaricum” door de Blaricumse gastspreker Frans de Ruijter werd alom gewaardeerd, evenals het kleine intermezzo van Klaas Schipper over de historie van ’t Visnet. ’t Visnet als zaal voor onze ledenavonden lijkt toch wel een blijvertje. Op 6 oktober was de inmiddels gebruikelijke jaarlijkse rondleiding op de Oude Begraafplaats door Jan Veerman opnieuw succesvol en goed bezocht.
Als u dit leest, is inmiddels ons jaar 2018 afgesloten met de ledenavond van 29 november. Hans Mous vertelde ons over de militaire stellingen uit de Eerste Wereldoorlog die rondom Naarden, dus ook in Huizen, waren opgericht en hier en daar nog steeds zichtbaar zijn.
KERSTAANBIEDING 
Daarnaast zijn wij deze maanden als Historische Kring Huizen druk om het Huizer Museum te helpen in de vormgeving van de tentoonstelling over de Huizer Molen die nu 100 jaar geleden werd afgebroken. Een mooi samenwerkingsproject dat nu toch echt van de grond komt. Ook mochten wij op 22 november bij de Gemeenteraad onze wensen kenbaar maken ten aanzien van het nieuw te schrijven Kunst- en Cultuurplan van de Gemeente Huizen. Details zijn te vinden op de website van de gemeente. Verder zijn we bezig met de eerste voorbereidingen voor het 40-jarig jubileum van de HKH, dat we in november 2019 hopen te gaan vieren. Op de ledenavond van 29 november en elders in deze Ratel daarover meer.
Eind oktober ontvingen wij een zeer gulle schenking van 1000 euro waarvoor wij zeer dankbaar zijn. Doordat wij een ANBI instelling zijn, levert periodiek schenken aan de HKH aantrekkelijke belastingvoordelen voor de schenker op. Mocht u daar interesse in hebben dan kunnen wij u desgewenst informeren over de details daarvan. 
Maar natuurlijk hebben we deze maand aandacht voor onze naasten, met wie we hopelijk een gezellig Sinterlaasfeest gaan vieren, een mooie Kerst beleven, en met een feestelijk Oud en Nieuw het nieuwe jaar 2019 ingaan. 
Ik wens u, mede namens het bestuur van de Historische Kring hele mooie dagen toe en alle goeds voor 2019. 
Graag tot ziens op onze ledenavond op 7 maart.
Met vriendelijke groeten, 
Ewoud Doyer, voorzitter

Zoekt u nog een boek als Kerstcadeau? De Historische Kring Huizen biedt de volgende eigen uitgaven in december 2018 met korting aan:


 AGENDA 2019 
22 januari     20.00 uur     Huizer Dialect Café, Toneelvereniging Ontwaakt,  
          Bakboord 70, 1276 BL Huizen 
7 maart      20.00 uur     Jaarvergadering in Zalencentrum ’t Visnet,  
          De Ruijterstraat 7, 1272 SR Huizen. Tel. 035-5253777           Na de pauze presenteert Ineke Westdorp-van Oostveen           haar schaalmodel van Achterbaan 76
13 april     10.30 uur     Historische Fietstocht ‘Oostermeent’*. 
          Verzamelen bij de Bibliotheek, Plein 2000, 1271 KK Huizen
 9 mei     20.00 uur     Ledenavond in ’t Visnet. Janine van der Hulst-Veerman           vertelt over de Geschiedenis van de Postverzorging in Huizen
18 mei     13.30 uur     Historische Fietstocht ‘Villawijken rondom Huizen’*. 
          Verzamelen bij Theehuis ‘Bos en Hei’, Oud Huizerweg 30,
          1411 GZ Naarden 
14 juni     16.30 uur     Wandeling over Landgoed Oud-Bussem*. 
          Verzamelen bij het witte landhuis, Flevolaan 69 (SAS), 1272 PC Huizen 
Toegang voor ledenavonden en deelname aan wandelingen en fietstochten: voor leden gratis, niet-leden betalen E 2,50. 
*Toelichting:
Voor de wandelingen, fietstochten en rondleidingen s.v.p. aanmelden bij Jan Rebel via het  e-mailadres Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of telefoon 035-5260580.


VAN DE REDACTIE 
Dit nummer begint met een ‘In Memoriam’ voor Piet Wiersma, die op 21 oktober 2018 overleed. Dan volgt de nieuwe lijst van schenkingen in de afgelopen periode en de rubriek Van de Werkgroep Huizer Dialect met een bijdrage van Klaas Schipper. Op 25 augustus vond de jaarlijkse excursie plaats, naar het Veenmuseum in Vriezenveen. Fokko Dijkstra maakte er weer een mooi verslag van en Henriek Dijkstra-van der Sloot zorgde voor de foto’s. Hartelijk dank!
Ruud Hehenkamp schreef voor Tussen Vecht en Eem een artikel over missionarissen en zendelingen vanuit het Gooi. Voor Huizen bleek Grietje van Wessel (geboren in 1905) de enige die naar boven kwam. In het artikel in deze Ratel wordt haar leven uitvoerig beschreven van jonge wees tot verpleegster en directrice van een groot kinderziekenhuis in het vroegere Nederlands Indië. Hartelijk dank voor dit verrassende verhaal over een bijzondere vrouw. Ineke Westdorp-van Oostveen maakt bestaande gebouwen na op schaal. Haar laatste project betreft Achterbaan 76 en al heeft zij veel gegevens kunnen verzamelen, er zijn nog diverse open vragen. Wij hopen dat die met hulp van onze lezers kunnen worden beantwoord. Of dat zo is, hopen we op 7 maart van haar te horen, na de jaarvergadering. Over de Postverzorging en -bezorging in Huizen was wel iets bekend, maar de informatie was wat verspreid. Janine van der Hulst-Veerman heeft in een serie artikelen een overzicht gemaakt dat ook lokale grenzen overschrijdt. Deel 1 vindt u in deze Ratel. Beide dames ook heel hartelijk dank voor hun heel diverse, interessante bijdragen. In de serie voor Huizen interessante berichten uit de Philips Nieuws-golf volgt nr. 4 – met enkele jubilarissen. We eindigen met een oproep i.v.m. het 40-jarig jubileum van de HKH in 2019, met een winterse advertentie en ook onze beste wensen voor de feestdagen en 2019. 
Veel leesplezier gewenst,
Wendy van Noppen en Janny Stevens 

IN MEMORIAM
PIETER WIERSMA
Erelid HKH 
Hilversum, 17 juli 1930      Naarden, 21 oktober 2018
Piet Wiersma is overleden in Naarderheem, waar hij al jaren verpleegd werd vanwege een nare ziekte die hem al in 2008 trof en die hij waardig droeg. Bovendien overleed zijn vrouw, die hem trouw bezocht, in 2015. Boven de rouwkaart staat: 
Het was mooi, het is goed zo
Piet was met zijn vrouw Wil Bos vanaf het begin lid van de Historische Kring Huizen. Beiden maakten zij deel uit van de archiefgroep. Hij werkte mee aan de opzet van het administratiesysteem, dat ook bij zijn vroegere werkgever Philips gebruikt werd. Elke maandag kwamen zij vanuit hun woonplaats Hilversum naar Huizen. Piet met het laatste nieuws en Wil met koek of gebak voor bij de koffie. Zij waren zeer bepalend voor de goede sfeer in de groep.
 
Piet was de genealoog in de groep. Hij was een gezellige prater, maar ook een harde werker. Zijn nauwgezetheid was spreekwoordelijk. Hij heeft een enorme hoeveelheid werk verzet. Hij was een groot kenner van de Huizer families en hij had in zijn computer een schat aan genealogische informatie. Samen volgden Piet en Wil een cursus in het lezen van oud schrift, waardoor zij in staat waren oude akten te lezen. Maar dat was niet alles.
Ook zijn eigen familie en afkomst uit Friesland werd tot en met uitgezocht en bestudeerd. Voor het Rijksarchief in Haarlem en de streekarchieven in Hilversum en Naarden heeft Piet talrijke naslagwerken gemaakt bij de Doop-, Trouw- en Begraafboeken waardoor de toegankelijkheid tot deze boeken enorm verbeterd werd. Zijn lijsten bevatten zoveel informatie, dat raadpleging van de oorspronkelijke DTB vaak niet meer nodig is. Zijn boeken worden regelmatig en veel geraadpleegd. Hij verdient daarvoor terecht veel waardering en respect. De Historische Kring Huizen is hem veel dank verschuldigd. Hij heeft eindelijk rust gevonden.
     De (ex)leden van de archiefgroep 
SCHENKINGEN in de afgelopen periode (najaar 2018) 
• via de heer A. Schaap gekregen klederdrachtpoppen;
• van de heer G. Jongerden een kopie van het adresboek gem. Laren-Blaricum-Huizen 1964;
• van Drukkerij Bout, boek ‘Oud Huizen in Beeld, omgeving Havenstraat’ (2018);
• van mevrouw E. Kos, een schaaltje met de afbeelding van de Oude Pastorie, boekjes ‘De Huizen van de Gemeente’, en ‘Badmeester ben ik al bruin’ (over zwembad de Sijsjesberg), en een toegangsglas voor de wijnproeverij 2018;

• van de heer H. Borstlap een klok met een glasgravure van Huizen;
• van de heer M. Heemskerk 14 ansichtkaarten van de Rabobankkalender, diverse stadsplattegronden en oude telefoonboeken;
• van de heer Gorter, twee bladen de “Tagrijn”;
• van mevrouw M. Post een theelepeltje van de Balatum.
In deze periode kregen we ook weer veel spullen van de Kringkloopwinkel, Bakboord 70, Huizen, verzameld door mevr. E. Kos en dhr. H. Borstlap, waaronder: 12 boeken, diverse kalenders, een tekening van Ita Eckhard, een bierpul van Café Bakker, een trommel van bakkerij Honing, eierdoppen gemaakt door Potterie de Driehoek, een gedachtenis belijdenis van 100 jaar geleden (1918), een tegeltje ‘Trots op Huizen’, twee vaasjes, een glasgravure van Oud Huizen, een schilderijtje met klederdracht, een oude foto van de haven in een lijstje en een grote luchtfoto van Huizen, van omstreeks 1921, met onder andere duidelijk daarop te zien de gasfabriek, de Ceintuurbaan met de tramrails, en de pas geopende Koningin Wilhelminaschool.
Wij zijn als Historische Kring Huizen ontzettend blij met al deze schenkingen. Hartelijk dank hiervoor. 
Het komt regelmatig voor dat wij boeken over Huizen krijgen die al in het archief aanwezig zijn. Mocht u op zoek zijn naar bij voorbeeld ‘Huizen zo”e as ‘t nooit meer wurdt’ neemt u dan gerust contact met ons op. 

VAN DE WERKGROEP HUIZER DIALECT     Klaas Schipper      Werkgroep Archief 

In september hem ik in ’t Huizer café een óproop ëdaen óm een Huizer lied en/of Huizer volkslied te schrijven en óp de volgende Huizer café vur te dragen. Ik vijn ’t Huizer volkslied wat wij hemmen héëlemol niks, dus docht ik, we maken d,r wat aarst van. Of we plakken een wat nijwerwessere versie an ’t Volkslied vast. Nou de inzendingen strooëmden binnen, mar nijt heus. Zegge en schrijve éën inzending is t’r binnen ëkómmen en zellëf hem ik d’r ók éëntjen ëschreven. De inzender was Jaap Teuwissen. Ók had ik ëvreugen óm minsen dee kannen zingen en/of meziek kannen spølen, mar hoo mar. Gienéën. En terwijl vroger óp ellëk feest vurdrachten ëdaen wurden en ëzungen wurden en meziek ëmaakt wurden. Zou dat dat allemol verdwenen wezen? Ik kan ’t me nijt vurstellen.
Mar, d’r is een herkansing. De HKH bestaet are jaar 40 jaren. En dat wullen we vieren mót een gezellige aauwud. Nou hadden we zoë ëdocht, as we d’r nou ’s een wedstrijdje van maken. Wéël schrijft ’t mooiste versie. Wéël kan ’t mooiste zingen. Wéël kan ’t mooiste meziek spølen. Dat mót toch kannen! Öm juilie vast een idee te geven, hem ik hier wat vurbéëlden. De 2 versie dee inëzunden binnen bij ‘’t Huizer café hemmen oëk al in ’t Huizer blaadjen ëstaen. Mar ik zal ze toch hier oëk ópschrijven. En in ’t archief van de HKH hemmen we ók nog 2 versies ëveunden. Éën van Janny Rebel, ëschreven vur ’t Huizens vrouwenkoor (vollëges mijn mót dat Huizers vrouwenkoor wezen), en éën dee ëschreven is deur Gijs Vos, mijn vrogere buurman. Dee kómmen in de volgende Ratel, as ’t goeëd is.
Ik bin éën an al beschaiienhaid, dus begin ik mót mijn versie. ’t Is óp de wijs van “Ode aan Maastricht” ooit ëzungen deur Benny Neyman. Ik het ’t héël toopasselijk “Ode an Huizen” ëneumd. ’t Tweede versie is ëschreven deur Jaap Teuwissen. Óp de wijs van “Wie ich nog ein junkske waas” wat ëzungeb wurden deur Frits Redemacher. We neumen ’t gewooën “Huizer (volks) lied”. Ik bin ók nog ammar an ‘’t naedenken over éën of meer coupletten vur óns “echte” volkslied, mar ik bin d’r nog nijt uit.
De HKH bestaet are jaar 40 jaren en daer wullen we wat an doeën. En éën van de dingen dee we bedocht hemmen is een “wedstrijd”, wie schrijft ’t mooiste, leukste, vrolijkste lied, gedicht, verhaal o.i.d. Liefst in ’t Huizers, mar dat hooft nijt. Meschien kan ’t vertaald wurren as de auteur daer gien bezwaar teugen het. Reacties kannen ópëstuurd wurren naer de HKH. Maakt nijt uit naer wéël, ’t kómt altoës an. Ik bin benijwd. 
Klaas van IJs van Jaap en Jannemeut van IJzuk. 
 

langëst de zee en dan óp naer de pier dat deejen we mót vuul plezier,
Een vister mar zoë ók een boer
Deurdeweeks harde an ’t werk    dee binnen vanous bar kien zóndas twee mól naer de kerk    en drinken ze saam wat uit de fles visters óp zee en boeren óp ’t langd    dan mót-je dee twee bezien messe óp ’t droëge zangd    ze lachen daer óm ellëke grap zaeien van rogge en gerst    mar zoëdra ze mótten betalen mellëken kónnen ze best    vluchten ze gauw ’t café weer uit
vis in de netten, ze barsten d’r van    óm erges aarst een neutjen te gaen halen en dan gauw weer óp huis an bezeuk an de barbier, messen héël scharp    ‘ja zoë is’t mar net, ja zoë is’t mar net...2x of kóm mót me mie naer ’t darp.    allen: Ja zoë is’t mar net
Klaas van IJs van Jaap en Jannemeut van IJzuk.     Jaap van ouwe Jaap ruig.
Melodie van Ode aan Maastricht     Melodie van toen ik nog ein jungske waas Origineel gezongen door Benny Neyman.    Origineel gezongen door Frits Rademacher.
VEENMUSEUM VRIEZENVEEN Excursie van de Historische Kring 2018

“Na het veen komen de boeren”
Bij het begrip ‘turfwinning’ bestaat bij velen een beeld van bittere armoede, modder, regen, plaggenhutten en zo meer. Of dat terecht is kan bekeken worden in Vriezenveen (OV), in het veengebied dat zich uitstrekt over een groot deel van het oosten van Nederland. Daar is namelijk het Veenmuseum. De Historische Kring Huizen heeft het museum bezocht op zaterdag 25 augustus 2018.
 
Zo rond een uur of tien was iedereen al binnen in het museumgebouw. De ontvangst was hartelijk met koffie, thee, Twentse Krentenwegge en Ria Westland. Het weer was die ochtend erg toepasselijk wat regenachtig maar het zou al snel droog worden wat het bezoeken van het buitengebied van het Veenmuseum een stuk fijner maakt.
Wonen en werken in het veen Gids Ronald begon zijn verhaal met een paar stukken uit de verzameling strijkijzers. De bekende eenvoudige strijkbout, verhit op de kachel, een wat luxere, verhit met een gloeiende kool, en dan een strijkbout met een schoorsteentje. Deze wordt met turf verhit en omdat turf rookt zit er een schoorsteentje op. 
Het museum heeft als onderwerp het wonen en werken in het veen tussen 1850 en 1950. In een bedrijfsfilm van een turfbedrijf uit de jaren 1930 die wij te zien krijgen werd al duidelijk dat er op school een hoop niet verteld was over turf: mechanisatie, zelfs export naar het buitenland als grondverbeteraar.

In de naastgelegen ruimte was een schitterende maquette gebouwd, vele vierkante meters groot, waarop in detail nagebouwd was hoe de turfwinning in z’n werk ging. Ronald nam stap voor stap alles met ons door. Turf is gedroogd veen en in de middeleeuwen ontdekten monniken al dat turf als brandstof te gebruiken is. Het veen zelf ontstaat door een geschikte combinatie van plantengroei, water en een geschikte zuurgraad waardoor de plantenresten dikke pakketten gaan vormen, in Twente tot vier meter dik. Desondanks groeit een veenlaag met slechts één mm per jaar. Omdat dit zo langzaam gaat is turfwinning niet meer toegestaan in Nederland.
Om bij het veen te komen moet eerst de oppervlaktelaag er van af. Deze laag wordt de bolster genoemd. De veenlaag die dan blootligt wordt met een groot mes, de stikker, denk aan een scherpe spade, afgestoken. De zo verkregen turven worden op een turfveld te drogen gelegd en na droging in stapels, stoekies genaamd gelegd. Nadat alle veen tot op de zandlaag afgegraven is wordt de bolsterlaag weer teruggelegd en met het zand onder het veenpakket gemengd als verbeteraar. Het turfveld is ontgonnen en kan als bouwland voor bijvoorbeeld graan of aardappels door de boer in gebruik worden genomen. ‘Na het veen komen de boeren.’ 
Hoogveen wordt direct uit de grond gestoken maar veen kan ook uit het water gebaggerd worden en daarna tot turven gedroogd. Zo zijn vele veenplassen in Holland ontstaan, waaronder de Loosdrechtse- en Ankeveense plassen.
 
Naar buiten!
Over een veldspoorbaan, vroeger in de turfvelden gebruikt, kregen de Huizers een rondrit over het ruim opgezette buitenterrein van het museum met diverse stops:
De Veenput voor wie niet bang was voor een paar zwarte schoenen. In een stukje open grond was te zien hoe veen er in het echt uitziet en hoe het aanvoelt als ondergrond: soppend, verend, ‘dik water’. Ook stond er een kruiwagen met wat turven erop om zelf te voelen hoe zwaar dat allemaal was. 
Het café annex winkeltje van de veenbaas. Voor het werken in het veen was je afhankelijk van de veenbaas. Deze bepaalde de gang van zaken. Solliciteren deed je niet, je liet zien wat je waard was door in één nacht een veenput om te bouwen tot een overdekte woonplaats waar rook uit de schoorsteen kwam. Had de aanstaande veenwerker ook vrouw en kinderen, dan was dat een pré: extra handen. In de gelagkamer van het café van de veenbaas werd het loon uitbetaald en in de winkel moest het uitgegeven worden: gedwongen winkelnering. Een verbod op zulke praktijken heeft weinig effect gehad wegens gebrek aan handhaving. Bijkomend probleem was dat veenwerk seizoenswerk is, 7 à 8 maanden per jaar. In de andere natte najaars- en wintermaanden droogt de turf immers niet. Om die maanden door te komen moest je lenen bij de veenbaas maar dat betekende wel dat de veenwerker in de schuld stond bij de baas en daar niet aan kon ontkomen.
Plaggenhutten. Veenwerkers woonde in plaggenhutten: onderkomens met een dak van veenplaggen, donker, vochtig, mens en dier woonden onder één dak.
Stoommachine. Een voorbeeld van de mechanisatie in de turfwinning. Een stoommachine op wielen, maar niet zelfrijdend, staat in het veld opgesteld en levert via een drijfriem vermogen aan de persturfmachine waarmee machinaal turf wordt gemaakt.
De boerderij. De laatste stop van de rit was, toepasselijk, de boerderij. Het washok en de moestuin kwam de Huizers zeker nog wel bekend voor. De boer begint waar het veen geëindigd is.

Lunch
Na het museum trokken we naar de nabijgelegen Johanneshoeve. Als afsluiting van deze excursie hebben we hier een voortreffelijke lunch gebruikt met mosterdsoep en diverse broodjes. Ria Westland sloot de excursie van dit jaar af en en kreeg een verdiend applaus.
Uw schrijver en uw fotografe hebben de middag doorgebracht met een rondrit door het mooie Twentse land en de Achterhoek en na een avondmaaltijd in Zevenaar werd de reis weer in Voorburg afgesloten.
Voorburg, september 2018
Tekst: Fokko Dijkstra Foto’s: Henriek Dijkstra-van der Sloot
Grietje van Wessel (1905 - 1996) zendelinge uit Huizen Ruud Hehenkamp
Was zij de eerste en enige zendelinge uit Huizen?
Plotseling kwam ik haar naam tegen in één regeltje van een historisch register van zendelingen en missionarissen (HuygensING). Ik kon er niet omheen: ‘Grietje van Wessel, Huizen’. Niet alleen de voor mij bijzondere voornaam viel mij op, ook dat ze een vrouwelijke zendeling was. Ik vroeg me af: was ze de enige uit Huizen of waren er meer? Hoe ik de afgelopen maanden ook heb gezocht, geen enkele andere geboren Huizer werd mij als zendeling(e) bekend. Wie weet, blijkt na deze publicatie van haar levensverhaal in De Ratel dat er toch ook nog anderen zijn. Vooralsnog neem ik aan dat ze inderdaad de eerste en de enige is. Het resultaat van mijn zoektocht naar geboren en getogen Gooise zendelingen en missionarissen in Indië staat in het tijdschrift Tussen Vecht en Eem van oktober dit jaar. 

Bijtje Bout, de moeder van Grietje van Wessel, in 1908, op 38 jarige leeftijd (archief W.v.Wessel-Van As) 

Grietje van Wessel in mei 1961  
(pasfoto; archief W. v. Wessel- Van As) 
te Malang en Bandung. De Nederlandse Zendingsvereniging (NZV) had haar uitgezonden. In dit artikel voor De Ratel zal ik deze gegevens als leidraad gebruiken. Achtereenvolgens rangschik ik haar leven van ‘Grietje’ via ‘zuster Greet’ naar ‘tante Greet’. 
‘Grietje’
Grietje van Wessel werd te Huizen geboren op 15 oktober 1905 in Wijk B, nummer 246. Deze wijze van adressering gold tot 1920: een wijk en een huisnummer, verder geen (of zeer weinig) straatnamen. Wijk B lag tussen de Hellingstraat/Doolhofstraat en Melkweg/Havenstraat. Nr 246 ligt nu in de Valkenaarstraat. 
Haar ouders heetten Evert van Wessel en Bijtje Bout, allebei geboren Huizers. Deze trouwden op 
6 juli 1889. Evert was op de huwelijksdag 20 jaar 

De tekstregel in het bedoelde register vermeldt naast Grietjes naam haar geboortejaar (1905). Haar sterfjaar was van een vraagteken voorzien. Ook werd in die ene regel aangegeven dat ze van 1931 tot 1960 als verpleegkundige werkzaam was geweest op Java, te weten te Purwodadi en later en oefende zoals zijn vader op het thuisadres het beroep wagenmaker uit; Bijtje (18 jaar) was de dochter van de visventer Evert Bout en net zoals haar moeder ‘zonder beroep’. Beiden waren dus minderjarig, maar zo meldt de huwelijksakte, ze waren al twee zondagen ‘zonder stuiting’ afgekondigd. En: Evert had de instemming van zijn 


142    DE RATEL /DE RATEL / FEBRUARI 2018DECEMBER

DE RATEL / FEBRUARI 2018DECEMBER 2018    153


1416    DE RATEL / DECEMBER 2018DE RATEL / FEBRUARI 2018

voogden (zijn moeder was al overleden en zijn vader was nog in 1889 gestorven) en Bijtjes ouders gaven ter plekke persoonlijk instemming. 
Evert en Bijtje stichtten een groot gezin. Enkele kinderen overleden vroegtijdig. Grietje en haar jongere zusje Neeltje waren de jongsten. Toen Grietje 5 jaar oud was stierf haar moeder Bijtje. Vader Evert nam een ‘tussenmoeder’ in de arm, zeg maar een gezinsverzorgster. Maar ook hij overleed al spoedig, in 1914, 46 jaar oud. Grietje was toen 9 jaar.
De bevolkingsregisters vertellen dat zij in 1918 verhuisde naar Naarden, ten huize van haar oudste broer Jacob. Ook enkele andere broers verhuisden mee en waarschijnlijk ook haar zusje. Dit kan alleen maar betekenen dat de oudste zoon de verantwoordelijkheid voor de jongere kinderen op zich had genomen. In 1918 had Jacob zelf al twee kinderen en hij werd dus op zijn leeftijd in feite vader van wat tegenwoordig een ‘samengesteld’ gezin heet. Het is mij niet duidelijk of hij het wagenmakersbedrijf van zijn vader had overgedaan aan een van zijn andere broers ter plaatse. Hij blijft wel in de burgerlijke stand ‘wagenmaker’ heten. 
Daar ‘zit’ Grietje dan, eerst zonder ouders in Huizen, en nu op haar dertiende in Naarden, weg van haar geboortedorp en ouderlijk huis. In overeenstemming met de leerplichtwet van 1900 is zij vast als 6-jarige vanaf 1912 in het gebouw van de eerste Eben-Haëzerschool aan de Achterbaan naar school gegaan; op haar was de uitzondering voor boerenkinderen immers niet van toepassing. In de levensbeschrijving bij haar uitvaart werd gemeld dat zij ‘de Mulo school en de driejarige huishoudschool’ volgde. De volgorde zal, gelet op het onderwijsniveau, wel omgekeerd zijn geweest en waarschijnlijk heeft ze maar heel kort over de huishoudschool gedaan, want ze is maar vijf jaar school kunnen gaan in Naarden. Haar broer Jacob stelde haar tot dit onderwijs overigens in staat en was haar ambitie ter wille. Want Grietje wilde leren. Dat blijkt uit alles. Ze kon ook goed leren en dus sneller het onderwijs aan de huishoudschool doorlopen en daarna de vierjarige Mulo doen. Helaas is ze niet echt gelukkig geweest in deze periode. Bij haar uitvaart, als ze 91 jaar oud is geworden, laat ze de spreker nog zeggen een ‘wat moeilijke ouderloze jeugd’ te hebben gehad. Dit klinkt na zo’n lange tijd als een onderkoelde typering van een levensperiode zonder veel warmte en vertrouwen, een harde tijd. 
Van proefzuster tot verpleegkundige
In de jaren tot haar uitzending naar Nederlands Indië vond Grietje steeds een thuisbasis bij familie. Want zij blijkt in de bevolkingsregisters steeds weer even daar voet aan de grond te krijgen waar een broer van haar ook woont; wie dat telkens is, dezelfde of een ander, blijft mij onduidelijk wegens verschillen in voorletters. Maar het heeft er veel van weg dat het steeds haar oudste broer was. 
Intussen wordt Grietje zelfstandig. Haar eerste belangrijke eigen stap was haar aanmelding en verblijf in het Diaconessenhuis te Hilversum aan de Neuweg. Daar werd ze, 18 jaar inmiddels, op 29 november 1923 ingeschreven als ‘proefzuster’. Dankzij haar huishoudschool en mulo kon ze voor de inschrijving in het Diaconessenhuis ‘geschikt’ 
Een woonhuis met aanbouw in de 
Valkenaarstraat, maar onzeker is of het nr 246 van Wijk B is. Misschien staat het op die plek? De aanbouw kan een werkplaats zijn geweest. Deze foto lijkt uit eerste helft 20e eeuw. Wie weet meer? (foto: Oud Huizen in Beeld, Drukkerij J. Bout & Zn)
Oost-Java met Semarang linksboven. Purwodadi ligt ongeveer 50 km ten oosten van Semarang en Salatiga 50 km ten zuiden van Semarang. Wel zijn zichtbaar de plaatsen Surabaya en Malang die later ter sprake komen. (Beeld: Wikimedia Commons) worden bevonden en was ze toelaatbaar. Deze inschrijving in Hilversum blijkt een beslissende stap in haar leven. Ze heeft gekozen, en wel voor de gezondheidszorg, met name de verpleging. Het Diaconessenhuis in Hilversum was het eerste protestantse ziekenhuis in die plaats. Pas na een proeftijd mocht een zuster zich diacones noemen. Grietje doorliep een proeftijd van drie jaar, woonde intern en moest 24 uur per dag beschikbaar zijn. 
Na afloop van deze proeftijd werd ze voor een paar maanden ingeschreven in Soest. Hiervandaan verhuisde Grietje in december 1926 naar Amsterdam. Ze heet nu in de burgerlijke stand ‘Nederlands Hervormd’; kennelijk heeft ze intussen belijdenis gedaan, want tot dan toe wordt ze in de rubriek Kerkgenootschap aangeduid als ‘geen’. Ze ging wonen in de Ambonstraat, een opmerkelijke straat gelet op haar latere werk in Indonesië. Waarom gaat ze naar Amsterdam? Dit wordt duidelijk uit haar volgende stap. Op 21 maart 1927 wordt ze, vlakbij, in Haarlem ingeschreven als leerling-verpleegster in het Diaconessenhuis aan de Hazepaterslaan. Ook weer een interne opleiding. Dat was gebruikelijk bij een verpleegstersopleiding en voor haar loste het ook het probleem op waar ze moest wonen. Hier behaalde ze na drie jaar het verpleegstersdiploma A alsmede het kraamzorgdiploma. Dit alles wordt met zoveel woorden meegedeeld in de levensbeschrijving bij haar uitvaart. Het insigne om haar hals (hoe moeilijk zichtbaar ook) bevestigt dit op de pasfoto uit mei 1961. Ook toen droeg ze dat. Ze was toen 55 jaar, de leeftijd van tropenpensioen. 
Met dit diploma op zak zal ze zich in 1930 gemeld hebben bij de Nederlandse Zendingsvereniging (NZV) om naar Indië te gaan. Een specifiek gegeven hierover heb ik niet gevonden. En in 1931 gáát ze. Via de beschreven weg heeft ze zich losgemaakt van haar geboortedorp, geboortestreek en nu zelfs van haar moederland. Ze is als jonge vrouw voor die tijd – we schrijven over het begin van de 20e eeuw – opmerkelijk zelfstandig en doelgericht haar eigen weg gegaan, met kennelijk dit doel voor ogen: op eigen benen staan, de verpleging in, uitgezonden worden. De wijde wereld in. 
 


De vergroting van het insigne van de pasfoto van Grietje en het insigne zelf: de ooievaar van de kraamzorg, twee puntjes van kinderzorg en de tekst Wet Ziekenverpleging (d.i. diploma A).
Zuster Greet in Indië 
Op 24 januari 1931 wordt Grietje uitgeschreven uit Haarlem. Ze vertrekt naar Nederlands Indië, ongehuwd, als zuster Greet, met bestemming Purwodadi in dienst van de Salatiga-zending. Dit laatste betekent dat zij vanuit de plaats Salatiga (ten zuiden van Semarang), waarvandaan de NZV zending bedreef, geplaatst wordt in de buurt ervan, in de plaats Purwodadi. 
Natuurlijk kwam ze in een ziekenhuis te werken, maar onduidelijk is welk ziekenhuis. Hoe bijzon-

Indonesische man, uit de Silo-spullen van zuster Greet (foto W. van Wessel-Van As)
der was het, als vrouwelijke zendeling/verpleegster naar Indië? Het was buitengewoon bijzonder! Tot 1940 bestonden zelfstandig werkende vrouwelijke zendelingen gewoon nog niet. Meestal deden de paar vrouwen in de zending dit werk als ‘de vrouw van...’ een mannelijke zendeling! Ging Grietje als zendelinge of eerder als verpleegster? Een opleiding tot zendeling bestond voor vrouwen nog niet in 1931. Ze werkte vooral als verpleegster, dat blijkt voortdurend en zo wordt ze gezien. Tegelijkertijd leefde ze vanuit een diepgelovige christelijke overtuiging. En alles onder de ‘paraplu’ van de Nederlandse Zendingsvereniging. 
Ze bevestigt hiermee het kenmerk van de eerste klassieke zendelingen: deze werden ‘zendingsarbeiders’ genoemd. Het waren gewone vaklieden, timmerlui en metselaars, en ook verpleegkundigen van eenvoudige komaf die vanuit hun geloof wilden meewerken aan de concrete opbouw én uitbouw van een gelovige gemeenschap, ook elders in de wereld: avontuurlijkheid was hun uiteraard niet vreemd. 
Haar tijd in Nederlands Indië en zelfs voor een deel in Nigeria kunnen we het overzichtelijkst in twee periodes weergeven: een eerste periode tot aan haar tropenpensioen in 1960 en een tweede periode vanaf 1960 tot haar terugkeer naar Nederland in 1973. Vooraf moeten we zeggen dat we hierbij helaas maar weinig gebruik kunnen maken van teksten van haar eigen hand. Zuster Greet was geen schrijfster. ‘Ik schrijf zelden’, gaf ze toe. En van wat ze schreef is maar bar weinig over. We baseren ons vooral op de levensbeschrijving bij haar uitvaart, op gegevens van de burgerlijke stand en op enkele uitlatingen van anderen en van haar zelf. Daarom blijft deze lange periode wat vaag.
Zuster Greet: de eerste periode 1931-1960
Periode 1 Jaar Plaats Functie Bijzonderheden 1931-1938 Purwodadi verpleegster Vroedvrouwendiploma in 1933 1939-1942 Malang verpleegster 1942-1945 kampen te Malang, Solo, 
Banjubiru en 
Ambarawa gevangene Internering door 
Japan 1946 Surabaya, marinekamp Herstel van kampziekten 1946-1947 Amsterdam, 
Utrecht repatriant  Cursist wijkverpleging, kinderzorg, bestrijding tbc 1947-1953 Bandung directrice 
Chinees kinderziekenhuis Detachering door 
NVZ bij Rode Kruis 1953 Utrecht verlof; cursist Bestudeert Nederlandse verplegingsopleiding 1953-1960 Bandung directrice Detachering vervolg 5 okt 1960 Tropenpensioen Uit dit overzicht wordt direct duidelijk dat de interneringsperiode een ernstige, vier jaar durende inbreuk is geweest op haar leven en loopbaan. In de levensbeschrijving bij haar uitvaart wordt gewag gemaakt van ‘een donkere tijd’. Ze heeft daar aantekeningen over gemaakt in haar ‘kampdagboek’. Dit dagboek is nergens in de archieven te vinden en dus helaas zoek (wie van de lezers zou het weten?). Zwak werd ze door hoge koortsen, haar eten deelde ze met kinderen, maar ze redde het uiteindelijk. Zelf schreef ze in dat dagboek op 14 april 1944 dat haar geloof haar op de been houdt: “Neem mijn leven. Laat het Heer / toegewijd zijn aan uw eer. / Neem mijn handen, dat zij ’t werk / dragen van uw liefdewerk.” (Dit is overigens niet een eigen tekst van haar hand, maar de eerste regels van strofe 1 en 2 van gezang 473; Liedboek voor de kerken uit 1973.) Na de bevrijding kon ze aansterken in het marinekamp te Surabaya en in maart 1946 repatrieerde ze naar Nederland. De kamptijd is geen breuk geworden, maar een onderbreking. Na die tijd werkte ze weer in een ziekenhuis, nu in Bandung. De NZV leende haar uit aan het Rode Kruis die haar aanstelde als directrice (!) van een Chinees kinderziekenhuis en -tehuis in Bandung. Haar nascholing tijdens haar repatriëringstijd zal bij deze benoeming als een aanbeveling hebben gewerkt. Alles bij elkaar werkte ze daar 13 jaar, alleen onderbroken door een verlofperiode waarin ze weer studie maakte van de wijze waarop de verpleegsteropleidingen in Nederland toen functioneerden. Toen ze wegens tropenpensioen ontslag moest nemen schreef haar Chinese opvolger met enige verbazing, dat ze dachten alleen met een Rode Kruis verpleegster te maken hebben gehad. Ze merkten pas bij de afwikkeling van haar ontslag dat ze een zendelinge was! In dienst van de NZV! De loftuitingen zijn er niet minder om: zuster Van Wessel was kundig, ervaren, bekwaam en kon goed organiseren. Kortom ze werd beoordeeld als een vakvrouw in de verpleging, een zendingsarbeider in de klassieke zin van het woord. Er is mij mondeling verteld door een persoon die in het kindertehuis heeft gewoond, dat zuster Greet een ‘deftige’ vrouw was, die haar liefdevol verzorgde en tegelijkertijd duidelijk leiding gaf en aanwezig was. Een vrouw met stijl dus, sterk in haar werk, zacht in de werkwijze. 
Zuster Greet: de tweede periode 1960-1972
Periode 2 Jaar Plaats Functie Bijzonderheden 1961 Utrecht verlof 1963 Oegstgeest Thuisadres: 
Leidsestraatweg 1961-1966 NoordNigeria, 
NoordKameroen verpleegster polikliniek Uitzending Basler 
Mission 1966-1972 Surabaya, ziekenhuis Mardi 
Santosa leiding-
gevende  Reorganisatie 
vroedvrouwen-
kliniek Over het verlof van 1961 is niets bekend. Ze moet daarin met ‘Oegstgeest’ overlegd hebben over de vraag welk werk ze nu zou gaan doen. En kennelijk wou ze wat anders. Allereerst werd ze – opnieuw – uitgeleend, nu aan de Zending 

Een benen betjak uit de Silo-spullen van tante Greet: herinnering aan de wagenmakers Van Wessel? (foto W. van Wessel-Van As)
vanuit Basel (Zwitserland). Deze ‘Basler Mission’ had een samenwerkingsverband met de NZV. Samen met een Zwitserse zuster, Maria Grauwiller, werkte ze vijf jaar in een polikliniek te Gavva in Nigeria, vlakbij de grens met Noord-Kameroen. Aanvankelijk voor enkele maanden, werd het al gauw weer een aantal jaren, waarbij vaak over de verlengingen tussentijds met Oegstgeest werd ‘onderhandeld’. Uit de schaarse correspondentie blijkt dat zuster Greet haar arbeidsvoorwaarden goed kende.
Hierna werd ze geroepen om in Surabaya assistent te worden van dokter Fiep Kruyt, de dochter van de bekende allereerste vrouwelijke zendeling-arts Anna Kruyt-Peijsel. Fiep Kruyt was directrice van ziekenhuis Mardi Santosa, dat in 1973 als zodanig erkend werd. Het werk van zuster Greet als leidinggevende en docent aan een reorganisatie van de vroedvrouwenkliniek zal aan die erkenning niet vreemd zijn geweest. In Mardi Santosa en in het Instituut voor Gezinswelzijn vlakbij werkten, heel bijzonder, Christenen, Islamieten en Hindu’s eendrachtig samen. Kruyt schreef later: ‘Het kan dus!’. Zuster Greet en Fiep Kruyt werkten samen aan een gezondheidszorg ‘naar het volk toe!’ Omdat Greet in 1965 tijdens de ‘communistische’ coup op Java in Nigeria verbleef heeft ze die heftige periode niet meegemaakt; daarom kon ze schrijven ‘Nu de mensen hun angst van 1965 meer en meer kwijt raken, komt men meer los en durft men, vooral ook de jongeren, hun mening openlijk te zeggen en dat is een grote vooruitgang.’ Fiep en Greet bleven voorgoed bevriend en elkaar ontmoeten, ook al ging Greet definitief terug naar Nederland. Eigenlijk had ze het liefst in Indonesië het zo afwisselende werk willen blijven doen. Bovendien genoot ze van het warme klimaat. Voor de bepaling van haar verlofperiodes hield ze rekening met de winters en meed als het even kon de kou in Nederland. Maar ze wilde ook gaan reizen in de rest van Indonesië, zelfs dacht ze erover om van haar spaargeld ook een keer naar Israël te reizen, want tussen alle bedrijven door moet ze haar salaris ook goed hebben beheerd. En: ze besefte dat ze wat ouder werd. Op haar 68e keert ze voorgoed terug naar Oegstgeest. 
Tante Greet
Zuster Greet is altijd ongehuwd gebleven. Ze was Huizen ontgroeid, maar vergat haar dorp en familie niet. Tot op hoge leeftijd vierde ze als ‘tante Greet’ om de paar jaar haar verjaardagen met familie in het gebouwtje Silo aan de Keucheniusstraat in Huizen. “Ze trakteerde dan”, vertelt Willemien van Wessel “op Indonesische hapjes en gaf ook dingen weg die ze in de loop der jaren uit Indië had meegenomen, o.a. houtsnijwerk, wajangpoppen, batikstoffen. Alle nichten en neven mochten iets kiezen. In de hoed van Evert van tante Klaasje lagen opgevouwen briefjes met de namen. Evert koos telkens een briefje; in deze 

Periode 3 Jaar Plaats Functie Bijzonderheden 1973-1996 Oegstgeest met pensioen Reizen vanuit W. de Zwijgerlaan, Willibrordlaan 10 okt 1996 Oegstgeest overlijdt in 
‘Hofwijck’ Vanuit Oegstgeest, Nederland reisde ze nog regelmatig in Europa heen en weer, en wel vaak alleen: ‘Griet van Wessel reist zelf wel’. Zo onderhield ze haar vele inmiddels internationale contacten, bijvoorbeeld in Tübingen met Fiep Kruyt in het kader van de Christian Medical Comittee. Liever reizen en mensen ontmoeten dan schrijven. Uiteindelijk moet ze zich terugtrekken in Oegstgeest en woont nog een tijd samen met ene zuster Aalders.
Al vroeg werd Grietje al iemand met karakter genoemd, een besluitvaardige persoonlijkheid. Als ze er was, was onmiddellijk duidelijk dat zíj aanwezig was. Deze kracht heeft haar zeker door haar moeilijke jeugd heen geholpen. Ze trok van meet af aan een lijn in haar leven: uit Huizen weg, de verpleging in, nog verder weg, naar Indonesië. Ze kon leiding geven en werd op handen gedragen. In haar werk heeft ze aan anderen gegeven wat ze in haar jeugd miste: de attente zorg van een moeder. Dat lijkt haar innerlijke motief geweest te zijn. Het duidelijkst werd dit naar voren gebracht in het kinderziekenhuis te Bandung. Een andere drijfveer is zeker haar behoefte geweest om te leren. Dit was geen theoretische behoefte, maar een praktische: weten wat je doet. Ambitie kun je haar niet ontzeggen. 
volgorde mochten we iets uitzoeken. De spullen die over waren werden door Evert per opbod verkocht en die opbrengst was voor de zending.” Een doeltreffende manier van werving die past bij haar karakter en werkwijze. 
‘Voor degenen die van mij houden’ schreef ze de volgende woorden die bij haar uitvaart werden geciteerd: ‘Ik heb ondanks een wat moeilijke ouderloze jeugd een mooi leven gehad en veel liefde ondervonden. Hoewel mijn geloof niet altijd hetzelfde was, ben ik altijd voor elke dag opnieuw dankbaar geweest. God is liefde en zijn goedheid was oneindig groot in mijn leven. Heb dank te vinden.’ Voor iemand die niet veel schreef is dit toch een betekenisvolle tekst. Ten eerste omdat eruit blijkt dat ze ondanks haar ongehuwde staat veel liefde heeft ondervonden en mensen kende ‘die van mij houden’. Tot diegenen hebben zeker behoord Maria Grauwiller, Fiep Kruyt en zuster Aalders. Ze is niet alleen maar een slaaf van haar werk geweest. Ze is gelukkig geworden, zij het met steeds de pijn over haar jeugd.
Maar wat zou ze precies bedoeld hebben met de veranderingen in haar geloof? Dit intrigeert. Maar we kunnen haar dit niet meer vragen. En uit de schaarse brieven blijkt niets. Op 10 oktober 1996 overlijdt ze, plotseling, en wordt een paar dagen later in kleine kring gecremeerd in crematorium Westerveld te Velsen. In stilte. ‘In stilte heb ik gewerkt, in stilte mocht ik heengaan.’ 
Ruud Hehenkamp
Met dank aan: W. van Wessel-Van As; 
W. van Noppen; Drukkerij J. Bout & Zn; archivarissen Naarden, Utrecht, Amsterdam, Haarlem en Oegstgeest. 
MODEL OP SCHAAL VAN BOERDERIJ ACHTERBAAN 76, HUIZEN
Ineke Westdorp-van Oostveen, Nederhorst den Berg Eén van mijn hobby’s is het op schaal nabouwen van o.a. bestaande gebouwen. Uit praktische overwegingen kies ik voor schaal 1:24 (‘half-scale’, de meest gebruikte maat is 1:12). Om de lezer een beetje een idee te geven van de grootte: Madurodam is gebouwd op schaal 1:25.
Bijna vijf jaar geleden ben ik begonnen met het nabouwen van Trompenburg uit ’s Graveland. Dit bijzondere maar ontoegankelijke gebouw intrigeerde mij al tientallen jaren. Toen ik meer vrije tijd kreeg, besloot ik dat ik iets wilde gaan doen om de ‘onzichtbare’ binnenkant wèl zichtbaar te maken. Dit is met het schaalmodel goed gelukt en inmiddels stelt de nieuwe beheerder van Trompenburg het gebouw twee keer per jaar open: eind mei op de ‘Dag van het Kasteel’ en in september op ‘Open Monumentendag’ (dit valt in Huizen altijd samen met de ‘Huizer Dag’). Op deze publieksdagen staat het model opgesteld in de Koepelzaal en ben ik daar ook aanwezig en mag dan van alles en nog wat vertellen over Cornelis Tromp en zijn buitenhuis.
Toen ik bijna klaar was met dit gebouw liep ik met mijn Huizerse schoondochter mee met een wandeling door oud Huizen. Aangekomen bij het pand met de trapgevel aan de Voorbaan zag ik de uitdaging in de zuidgevel en wist ik meteen wat mijn volgende project zou gaan worden.
Ik werk voornamelijk met triplex in verschillende diktes, van 0,4 mm tot 8 mm. Het rieten dak heb ik gedekt met in stukjes geknipt pijpenstrootje (een soort mini riet, gekregen van de rietsnijder uit het Naardermeer).
Aan de achterkant is de ‘stal’ weggelaten (het deel dat nu Boerensteeg 6, 8 en 10 is), zodat de binnenkant van het model en het interieur zichtbaar is. Het interieur is van begin 20e eeuw, geïnspireerd op het Huizer Museum en oude ansichten.
In mijn optiek is een huis niets anders dan een geordende berg stenen en een stapel hout, het gaat pas leven en geschiedenis schrijven als er mensen in wonen. Daarom speur ik naar zowel de eigenaren als de bewoners en hiervoor heb ik al heel wat uurtjes doorgebracht in het archief te Naarden. Via de Huizer Courant heb ik inmiddels aan de lezers al een beeld kunnen geven van de bouwvorderingen van het model en heb ik oproepen gedaan, ook betreffende de eigenaren/bewoners. Hierop heb ik veel reacties gehad, zodat ik mijn gegevens kon aanvullen.
Van zes personen heb ik een foto in lijstjes geplaatst. In de rechtse lijstjes hangen onder elkaar:
- Jacob Rebel (1891-1964) en zijn vrouw - Jannetje Kruimer (1889-1965); tussen de ramen: - Maria Vreman (1881-1955) en - Teuntje Vreman (1892-1973) ; en het meest links: - Jansje Kos (1904-1993) en - Jan Vreeswijk (1905-1964).

Foto’s gezocht
Ik probeer van alle eigenaren/bewoners een foto te bemachtigen. De foto’s gaan (uiteraard op schaal) in een lijstje aan de wand in het model. Er staan nog een aantal vragen open, misschien dat lezers van ‘de Ratel’ mij verder kunnen helpen:
- Gerrit van Slooten en Hendrikje Bout hebben een aantal jaren – vóór Jan Vreeswijk – in het pand gewoond en zijn medio 1934 naar de Kerkstraat (nù winkel Jamin) verhuisd, waar zij een kruidenierswinkeltje hadden. Hendrikje van Slooten-Bout liep nog in klederdracht. Graag had ik ook van dit echtpaar een foto. 
- Gerrit’s moeder was Jannetje Zeeman, een dochter van oud-eigenaar Gerrit Jansz. Zeeman.
- Vóór de van Slootens hebben Dirk Zeeman en Jannetje Veerman in het huis gewoond, Dirk’s vader Hendrik was een achterneef van Gerrit Jansz. Zeeman. Dirk is met zijn gezin in 1928 vertrokken naar Sittard.
- Van ca. 1892 tot medio 1921 heeft Willem Vreman met zijn gezin in het huis gewoond. Vreman wordt soms ook geschreven als Vreeman. Deze familie heeft een aantal generaties in Huizen gewoond. Willem is een zoon van Willem Vreman en Sanna Nibbelink en zijn grootouders waren Barend Vreman en Neeltje van Walen. In 1921 zijn zij vertrokken naar Zeist en korte tijd daarna zijn Willem en zijn vrouw allebei overleden. Van hun twee dochters heb ik foto’s die op schaal in een lijstje in het model aan de wand hangen. 
- Cornelis Veerman en Lammertje Honing (achternicht van Gerrit J. Zeeman) hebben een korte periode in het huis gewoond, zij zijn respectievelijk in 1938 en 1941 overleden, dus er zouden ook van hen nog foto’s kunnen zijn en dat geldt ook voor:
- Pieter Schol Kooij 1850-1922 en zijn vrouw Maria Zwart 1852-1911.
In het schaalmodel heb ik in de diverse ruimten foto’s geplaatst van Huizers, die ooit geposeerd hebben voor een ansichtkaart. Ook van die mensen verzamel ik zoveel mogelijk genealogische gegevens. 
Het model zal komend voorjaar onthuld en gepresenteerd worden en daarna op geschikte locaties tentoongesteld, zodat het voor iedereen mogelijk is dit stukje Huizer geschiedenis te bekijken.
DE HISTORIE VAN DE POSTVERZORGING IN HUIZEN      (deel 1) Janine van der Hulst-Veerman
INLEIDING
Posita
Het eerste georganiseerde postwezen in ons land werd verzorgd door de Romeinse cursus publicus. Deze vervoerde personen, goederen en brieven door het hele rijk. Langs de routes bevonden zich wisselplaatsen voor de paarden, de zogenoemde posita, waarvan ons woord ‘post’ is afgeleid. Met het verval van het rijk verdween de cursus publicus en gingen alleen nog gelegenheidsboden op pad. Belangrijke instanties, zoals de staat, universiteiten en kloosters beschikten over eigen boden; particulieren waren aangewezen op fahrende Leute: langstrekkende monniken, kermisgasten, pelgrims en dergelijken. 
Boden
Omstreeks het begin van de twaalfde eeuw groeide door de stedenvorming het georganiseerde postwezen opnieuw. Stadsboden brachten nieuws van het bestuur over en koopmansboden zorgden voor de handelscorrespondentie. Stadsboden droegen de zogenoemde bodebus: een langwerpige platte bus, waarin de opgerolde perkamenten brieven met vaak grote lakzegels eraan werden vervoerd. De bodebus werd gedragen aan de gordel en was voorzien van een schildje met daarop het wapen van de instantie die de bode vertegenwoordigde. De bus gaf de drager ervan bepaalde privileges, zoals gratis vervoer per postkoets of diligence (een goedgeveerde lange koets voor personenvervoer). 
De postmeester
Rond 1700 werden de bodes postmeesters genoemd; in die tijd waren zij vooraanstaande figuren. Zij kwamen uit families van aanzien, beschikten over genoeg geld voor de borgsom, en konden goed lezen en schrijven. De porto werd bij aflevering betaald.
De Postwet
In 1799 werden alle posterijen genationaliseerd. Het zou echter nog een halve eeuw duren voor de overheid tot het inzicht zou komen, dat een goed georganiseerd postwezen van grote betekenis was voor de nationale economie. Tot dan waren slechts in een aantal grotere plaatsen postkantoren gevestigd. De Postwet van 1850 bepaalde in artikel 22 dat “in elke gemeente van het Rijk (...) achtereenvolgende en zoodra de omstandigheden dit toelaten eene gelegenheid tot het ontvangen en verzenden van brieven met de post” zou worden geopend. De plaatsen waar in elk geval een postkantoor gevestigd moest zijn, werden in een enkele maanden later aangenomen wet genoemd.
De telegraaf
Een van de vele uitvindingen in de tweede helft van de 19e eeuw, de telegraaf, maakte het mogelijk om grote, communicatie-belemmerende afstanden te overbruggen. Met de Telegraafwet van 1852 onderstreepte het Rijk het belang van telegraafverbindingen. In de grote plaatsen zouden naast de postkantoren aparte telegraafkantoren worden opgericht, in kleine plaatsen konden beide diensten worden gecombineerd. Enkele decennia later, in 1886, was de samenvoeging door de benoeming van J.P. Hofstede tot “hoofddirecteur der posterijen en telegrafie” ook op bestuurlijk niveau een feit. De posterijen en telegrafie werden ondergebracht in hetzelfde departement: Waterstaat, Handel en Nijverheid. Nadat ze in 1893 een zelfstandige dienst waren gaan vormen met aan het hoofd een directeur-generaal, volgde in 1915 de omzetting tot staatsbedrijf. Ook de telefoondienst “behoorde inmiddels tot het takenpakket van het ‘Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie’”. Hoewel er dus na 1915 feitelijk reeds sprake was van het staatsbedrijf der PTT werd deze benaming pas door het besluit van 11 maart 1929 (Stbl. 74), dat de organisatie van het staatsbedrijf regelde, officieel.
De Rijnspoorweg
Als service aan de reizigers richtte men een aantal rijtuigen in als postkantoor, waarvoor dezelfde bepalingen golden als voor de normale postkantoren. De portokosten van de in de treinen afgegeven post werden berekend vanaf het dichtstbijzijnde postkantoor. De “thuisbasis” van deze dienst was Amsterdam, reden waarom alle personeelsleden in die stad woonachtig moesten zijn.
FRANKERING
De ontvanger betaalt
In de 18e eeuw bezorgden de postbodes de post mits de ontvanger thuis was en de port betaalde. Een brief vanuit Vlaanderen versturen naar Den Haag kostte in die tijd 12 stuivers (60 cent). De ontvanger kon de brief ook weigeren. Er werd dan n. hebben (niet hebben) op geschreven. In een kist bewaarde de postmeester de niet bezorgde brieven in de hoop de brieven alsnog te kunnen bezorgen en het geld te innen. Bekend is de kist van postmeester De Brienne, ook wel de kist van De Brienne genoemd, die een verzameling van 2300 bewaarde brieven telt en waarvan 670 brieven tot op heden nog ongeopend zijn. Deze kist met brieven is te zien in het Commmuseum te Den Haag. Door onderzoekers worden de geopende brieven gefotografeerd en/of gescand. Om de inhoud te kunnen lezen van de ongeopende brieven worden ze op de afdeling tandheelkunde met een speciale scan gescand. 

Die scans worden naar de universiteit van Boston gestuurd, waar ze bezig zijn om software te ontwikkelen waarmee de brieven gelezen kunnen worden. Onderzoekers krijgen zo een waardevol stukje geschiedenis en een inkijk in die tijd. 
 
Er zijn brieven bij die geschreven zijn door musici en Hugenoten. En ook een brief van een soldaat die in 1697 gelegerd was in Den Bosch. Deze brieven worden allemaal ingescand en op de website van de universiteit van Oxford Early Modern Letters Online (http://emlo.bodleian.ox.ac.uk) 

gelinkt. Kenmerkend is dat brieven in die tijd niet altijd in een verzegelde envelop werden gestopt, maar op een speciale manier werden gevouwen om zoveel mogelijk de inhoud van de brief te beschermen. De vouwwijze kon ook als handtekening worden gezien. 
De verzender betaalt
Met het behandelen van de Postwet werd ook de invoering van de postzegel geregeld. Op 1 januari 1852 werd de eerste Nederlandse postzegel gedrukt. Op de postzegel stond de tekst ‘postzegel’, de waarde van de zegel (vijf, tien of vijftien cent) en een portret van koning Willem III. Het publiek moest nog wel wennen aan de komst van de postzegel: in 1855 werd slechts vijftien tot twintig procent van de brieven voorzien van een postzegel. Mensen waren wantrouwig over het vooraf betalen en of de brief dan wel aan de deur werd afgeleverd. In 1877 werd de postzegel verplicht gesteld en kon men niet anders dan toegeven aan het nieuwe verschijnsel. 
 
BESTELHUIZEN
Bestelhuizen waren huizen met alleen een brievenbus, die onder toezicht van een inspecteur vielen. Volgens het Nederlandsch Jaarboekje der Posterijen van 1858 viel Huizen onder de inspectie van inspecteur Mr. B van Hasselt, die belast 

was met het Arrondissement Noord-Holland en Utrecht. Tot zijn inspectie behoorden de postkantoren, hulpkantoren, bestelhuizen, brievenbussen en wisselplaatsen in de provincies. Volgens het Bijvoegsel tot het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (1850), diende een bestelhuis als hulpmiddel in een kleine plaats waar nog geen postkantoor stond. Zo werd burgers de gelegenheid gegeven hun brieven te verzenden. Ieder bestelhuis moest voorzien zijn van een goed gesloten brievenbus die op kosten van de bewoner onderhouden moest worden. Voor de moeite ontving deze bewoner jaarlijks 25 gulden. De verantwoordelijke van het bestelhuis verplichtte zich om de post aan de postiljons of postbodes af te geven. Omdat het postverkeer flink groeide konden veel bestelhuizen al na een paar jaar worden omgezet naar een hulpkantoor. 
RONNEN INLEIDING:
ievengaarder Soesterberg, Jan de Mos 0 jaar post in Nederland, Dr. G. Hogesteeger
ps://nl.wikipedia.org/wiki/Diligence
ationaal Archief Haarlem:  
ps://noord-hollandsarchief.nl/bronnen/archiev ?mivast=236&mizig=210&miadt=236&micode
2&milang=nl&mizk_alle=Postkantoor%20Huiz
&mibj=1880&miej=1985&miview=inv2#inv3t1
RONNEN FRANKERING:
OMM-museum Den Haag
https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/btv1b90637328/f28 p://waller.ub.uu.se/22846.html
oto’s:  Wikipedia
Https://www.metamorfoze.nl 
RONNEN BESTELHUIZEN:
ederlandsch Jaarboekje der Posterijen van 1858
voegsel tot het Staatsblad van het Koninkrijk r Nederlanden (1855) 20 DE RATEL / DECEMBER 2018 Vraag: Wie in Huizen was verantwoordelijk voor dit bestelhuis en waar was deze gevestigd? 
Geschreven door Janine van der Hulst-Veerman
Antwoorden op vragen of andere aanvullingen kunnen doorgegeven worden via: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Tel nr.: 06 543 11 748
In het volgende deel/de volgende delen komen onder andere de Huizer postbezorgers, de postwagons van de Gooische tram en het Huizer postkantoor aan bod. 
(Wordt vervolgd)


Dit keer gaat het in de selectie uit de Nieuws-Golf (uitgave van de N.V. Philips Telecommunicatie 
Industrie, N.V. NEDERLANDSCHE SEINTOESTELLEN FABRIEK Hilversum) over jubilea in juli 1953.  ONZE JUBILARISSEN Ook de volgende maand hopen weer verschillende NSF-ers de dag te herdenken waarop zij 25 jaren geleden bij ons bedrijf in dienst traden.
                   * Op 1 Juli jubileert zowel de heer J.W.G. Wenke van de ontwerpgroep B als Ir. J. Schalkwaijk van de ontwerpgroep automatische telefonie. 
*
De heer A.L. van der Mijle, werkzaam in de magazijnen, hoopt op 9 Juli zijn jubileum te vieren.
                   * De heren C. Jongerden van de afdeling fabricage automatische telefonie en G. van Os van het productie-bureau, zouden hun zilveren jubileum eigenlijk moeten herdenken op 31 Juli. Aangezien ons bedrijf dan is gesloten voor de collectieve vacantie, zullen zij dat beide echter doen op 24 Juli.
Dat was het voor deze keer. Wordt vervolgd! Redactie