DE RATEL GAET 
De gebruikelijk drukke herfst voor de Historische Kring Huizen ligt alweer achter ons. Veel evenementen die eigenlijk allemaal goed bezocht werden en positieve reacties opleverden. Van de excursie naar Schokland staan verslagen verderop in deze Ratel. Maar ik wil toch ook alle andere activiteiten even langsgaan. Te beginnen met de Ratel, die gelukkig ieder kwartaal dikker lijkt te gaan worden. 
De Open Monumentendag en het Havenfestival op 10 en 17 september waren als vanouds geslaagd. Vooral op het goed bezochte Havenfestival gloreerde het historische karakter. Als Historische Kring koesteren we deze samenwerking met ‘De Botterstichting’. 
De ledenavond van 13 september over de geschiedenis van dakpannen, alhoewel een herhaling uit een ver verleden, werd zeer gewaardeerd. Dit was de laatste keer dat Ria Westland-Rebel de organisatie op zich nam, na vele jaren deze avonden (maar ook de jaarlijkse excursies) georganiseerd te hebben. Ook op deze plek past een extra woord van dank voor al haar goede zorgen. Ondanks het slechte weer was de Historische Fietstocht op 24 september opnieuw geslaagd te noemen. Op 8 oktober vond een interessante excursie naar het Openluchtmuseum in Arnhem plaats, georganiseerd door ‘De Vrienden van het Oude Dorp’ in samenwerking met de Historische Kring en het Huizer Museum. Dit gebeurde in het kader van het project rond het verhuizen van de Huizer Molen naar het Openluchtmuseum honderd jaar geleden; een samenwerking die naar meer smaakt. De excursie had de opmaat moeten zijn naar een tentoonstelling over de Molen in het Museum, maar deze is jammer genoeg uitgesteld naar het najaar van 2017. 
Op 5 november was er een try-out wandeling, met Jan Rebel als gids, over Landgoed Oud Naarden. Weer een nieuwe activiteit die gegeven de reacties van de deelnemers ongetwijfeld herhaald gaat worden. De ledenavond van 15 november, waarin Gerrit Jongerden vertelde over 

zijn diverse verzamelingen ‘oud Huizen’, was zo goed bezocht dat we bijna uit de Brassershoeve puilden, maar het ging nog net. Al-met-al zijn de twee afgelopen avonden in de Brassershoeve zo goed bevallen dat we dit willen continueren, maar wel met wat aandacht voor de zitplaatsen. En heel recent, op 26 november, bleek de try-out van een rondleiding door het oude dorp aan de hand van het boek Gevelstenen in Huizen eveneens in de smaak te vallen. Komend jaar willen we deze wandeling dan ook graag samen met het Museum herhalen.
Bovenstaande lijst is ook dit jaar weer om trots op te zijn! De nabije toekomst is iets rustiger, maar een paar dingen wil ik toch wel even noemen. Allereerst de eerstvolgende ledenavond van 28 februari, waar Willem Meijerman een lezing zal geven over ‘Huizer Burgemeesters uit het tijdperk 1813 tot heden’. Over dit onderwerp is hij in samenwerking met de Historische Kring ook druk om fondsen te werven om er een boek over te publiceren. Op deze ledenavond zal ook een korte fotopresentatie zijn over historisch Huizen. Dan bereidt de werkgroep Dialecten in NoordHolland (DINH) een dialectenmiddag voor in Huizen op 25 maart. De Werkgroep Huizer Dialect neemt al jarenlang deel aan de onderlinge contacten en activiteiten van de DINH. Het wordt een groot evenement waar veel bezoekers worden verwacht, met vele sprekers. Maar stellig ook een evenement dat toegankelijk is voor iedere Huizer die het dialect een warm hart toedraagt. Verderop in dit blad vindt u nadere informatie. En december is natuurlijk traditioneel onze feest- en bezinningsmaand. Na het vrolijke Sinterklaasfeest en het meer ingetogen Kerstfeest, beide met hopelijk veel historische presentjes, komt het meestal uitbundiger Nieuwjaar erachteraan. Ik wens u, mede namens het hele bestuur van de Historische Kring Huizen, hele mooie Kerstdagen, een gezellige jaarwisseling en alle goeds voor 2017. Graag zien wij u weer in de Brassershoeve op 28 februari. 


AGEnDA 2017
28 februari     20.00 uur     Ledenavond in de Brassershoeve, Waterstraat 2 met een lezing door de 
          heer W. Meijerman over ‘De burgemeesters van Huizen’ gevolgd door een            korte fotopresentatie van Oud Huizen
25 maart 13.00 uur Dialectmiddag georganiseerd door de werkgroep Dialecten in Noord-Holland    in de Zenderkerk, Borneolaan, Huizen. Zie informatie verderop in dit blad.
22 april          Fietstocht ‘Sporen uit het verleden’
12 mei          Wandeling Landgoed ‘Oud Naarden’ 
16 mei     20.00 uur     Jaarvergadering; na de pauze een presentatie over de Naarder Eng/ 
          ‘Oud Naarden’ 
26 mei          Erfgooiersdag         
17 juni          Fietstocht Villawijken rondom Huizen (nieuw)
  9 september          Huizerdag/Open Monumentendag         
16 september          Havenfestival        
19 september          Ledenavond
23 september          Rondleiding Oude Begraafplaats in samenwerking met het Huizer Museum           en de Vereniging van Vrienden van het Oude Dorp
  7 oktober           Fietstocht ‘sporen uit het verleden’
21 november           Ledenavond 


VAn DE REDAcTiE
We beginnen met mededelingen van het bestuur en de recensie van ‘Oud Huizen in Beeld’ (Omgeving Oostermeent), en vervolgen met de jeugdherinneringen van mevrouw Muts aan de Zenderwijk in de Tweede Wereldoorlog in reactie op het verhaal ‘De Zenders van Aartje KruijningTeeuwissen in de Ratel van december 2015. Hartelijk dank! Door onbekende oorzaak is haar brief helaas pas begin november bij de redactie binnengekomen. In de rubriek Dialectwerkgroep geeft Gerrit Jongerden nadere informatie over de Dialectenmiddag in Huizen op 25 maart 2017, georganiseerd door de werkgroep Dialecten in Noord-Holland (DINH). 
Dan heeft Henk Schipper nog twee gevelstenen ontdekt die in het boek ‘Gevelstenen in Huizen’ thuishoren. Lies Schaap stuurde ons het artikel ‘Nieuwjaarswensen, herinneringen aan de jaren veertig’ dat bij uitstek in een decembernummer past. Fokko Dijkstra schreef de tekst en Henriek Dijkstra-van der Sloot maakte de foto’s bij hun verslag van de excursie naar Schokland op 3 september; Alex van der Hulst voegde daar nog een verslag in Huizer dialect aan toe. Ook al deze inzenders heel hartelijk dank. 
In het archief van de Kring vonden we de ‘Historie van twee Huizer panden: Kos en Koperslager’, gedateerd januari 1991, waarin Ir. R. de Vletter zijn onderzoek naar de geschiedenis van de panden en hun bewoners vastgelegd had. Een aantal jaren later werden beide panden gesloopt voor nieuwbouw van winkels. 
We eindigen met het vierde en laatste deel van het artikel van Hans Mous over ‘Ruzie in het Huizer dorpsbestuur in de periode 1644-1650’.
Veel leesplezier gewenst, Wendy van Noppen en 
Janny Stevens
VAn HET BESTUUR
Hernieuwd verzoek om e-mailadressen door te geven 
Veel van onze leden hebben al gereageerd en hun e-mailadres met lidnummer doorgegeven aan Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Hartelijk dank daarvoor. Mocht u dit nog niet hebben gedaan, wilt u dit dan alsnog doen? Op deze manier kunnen we nieuws en aankondigingen van activiteiten eenvoudig en vooral sneller dan via de Ratel mogelijk is aan de leden doorgeven. Bij voorbaat dank.

nota’s lidmaatschap 2017 in februari in plaats van december 2016
Het bestuur van de HKH heeft besloten om de lidmaatschapsnota’s voor 2017 in februari uit te sturen in samenhang met het eerste nummer van de Ratel. Dit in tegenstelling tot eerdere jaren, waarin deze nota in december van het voorgaande jaar werd verspreid. De belangrijkste reden hiervoor is dat zo de boekhouding gelijk loopt met het jaar waarop het lidmaatschap betrekking heeft. 

Legaat van Dirk Brugge
Dit najaar ontving de Historische Kring Huizen een aanmerkelijk legaat uit de erfenis van ons in juli overleden erelid Dirk Brugge. Deze schenking is Dirk ten voeten uit: tot het uiterste toegewijd aan ‘zijn’ HKH. Wij zijn Dirk heel dankbaar voor dit mooie gebaar, ook omdat hij (typisch Dirk) de besteding ervan volledig overlaat aan het zittende bestuur. Wij zullen het dan ook een bestemming geven die past bij zijn nagedachtenis.
BoEkBESpREkinG
project ‘publiek toegankelijk maken van het historisch archief van de Historische kring Huizen’ cheque van € 10.500 van het RABocoöperatiefonds
Tijdens een door de Rabobank Gooi en Vechtstreek groots opgezette avond in het Spant ontving de Historische Kring Huizen op 2 november 2016 een symbolische cheque van € 10.500 van het Coöperatiefonds van de Rabobank. We waren blij verrast met deze royale steun. Het bedrag is bedoeld als belangrijke bijdrage voor ons op € 18.000 ingeschatte project om ons historisch archief te moderniseren en toegankelijker te maken voor het publiek. Om het volledige project te realiseren, dienen nog aanvullende fondsen te worden gevonden. 
oUD HUiZEn in BEELD, omGEVinG ooSTERmEEnT Het project omvat onder meer het digitaliseren van bestaand archiefmateriaal en het met moderne middelen zichtbaar maken daarvan. Daarbij denken we aan videoschermen en beamers die bij evenementen kunnen worden ingezet, maar ook aan uitbreiding van historische informatie op onze website en facebook pagina. Daarnaast zouden we graag de interne IT infrastructuur aanpakken met behulp van goede eigen apparatuur van de Kring. Nu de fondsen beschikbaar zijn om in ieder geval een deel van dit project te realiseren, nodigen wij geïnteresseerde vrijwilligers uit om hieraan mee te werken. Bij voorkeur met ervaring in internet- en data-structuur, zowel als in het dagelijks runnen daarvan. Maar enthousiasme is ook belangrijk. Wie wil meehelpen de Huizer historie van het verleden naar de toekomst te brengen? Vragen en aanmelding  bij Ewoud Doyer, tel 0356951017 of Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..

Op de laatste Huizerdag/Open Monumentendag (10 september 2016) werd door Drukkerij/Uitgeverij J. Bout & Zn. het zevende deel in de serie Oud Huizen in Beeld gepresenteerd. Met de keuze van het onderwerp ‘Oostermeent’ wordt stilgestaan bij de geschiedenis van ‘Nieuw Huizen’, de grote uitbreiding in de jaren tachtig van het dorp in oostelijke richting op de meentgronden. Ook hier is al weer veel veranderd sinds de beginjaren en zo ‘geschiedenis’ geworden die veel bewoners van de nieuwe wijken hebben meegemaakt. Dit fraaie fotoboek legt herinneringen vast in de hoofdstukken: De Meent en omgeving, Rehobothschool, Nieuwbouw Oostermeent, Kerken, Winkelcentrum Oostermeent, Kinderen in Klederdracht, en Tweewielers. Je blijft er in bladeren. 
     Wendy van Noppen
Oud Huizen in Beeld, Omgeving Oostermeent uitgegeven door Drukkerij/Uitgeverij J. Bout & Zn., Ceintuurbaan 32-34 te Huizen (www.boutdruk.nl). 

Prijs e 34,-.
 
REAcTiE op ‘DE ZEnDERS VAn HUiZEn’ 
door Aartje kruijning (De Ratel, december 2015, blz. 6)

Mevrouw F. Muts-Snel stuurde onderstaande brief begin dit jaar in als reactie op de jeugdherinneringen van Aartje Kruijning-Teeuwissen aan de Tweede Wereldoorlog in Huizen. Door onbekende oorzaak kreeg de redactie deze brief pas begin november in handen. Met excuses voor de vertraagde publicatie zeggen wij mevrouw Muts hartelijk dank. Red. 
23 januari 2016
Naar aanleiding van het verhaal van Aartje Kruijning-Teeuwissen over de zenders van Huizen in het decembernummer 2015.
Het was 10 mei 1940. Iedereen werd wakker van het geronk van vliegtuigen, die heel laag over vlogen. Het waren Duitse toestellen. Er was oorlog. Het was ’s morgens ± 4 uur. De hele buurt stond buiten. Er waren Nederlandse soldaten op het Zenderterrein. Wij woonden op Eemnesserweg 60. Dicht bij ons huis was het grote hek, waarmee het zenderterrein was omheind. Mijn vader heeft toen de radio op de vensterbank gezet, raam open, het geluid heel hard, zo konden de militairen het nieuws achter het hek ook horen. Er stond wel een kanon, maar die deed niets. Op tweede Pinksterdag, 13 mei 1940, schrokken we ’s nachts wakker van een harde klap. Later bleek dat het gebouwtje was opgeblazen, waar de instrumenten voor de uitzending stonden. Door de luchtdruk is toen de middelste ruit van de erker stuk gesprongen. Later hebben ze ook nog geprobeerd de draaibare mast op te blazen, maar dat is niet goed gelukt, de éne mast viel in de andere. Dit gebeurde overdag en we waren gewaarschuwd en moesten het huis tijdelijk verlaten. Alles moest na de bezetting toch weer gerepareerd worden. 
In de loop van 1943 werd het huis naast ons gevorderd (nr. 62), er kwamen Duitse militairen in, ± 6 - 8 personen. Ik vond dat verschrikkelijk. Het waren meest oudere mannen. Mijn moeder en ik bemoeiden ons absoluut niet met ze. Opa Snel was toen bij ons in huis. In april 1944 kwam een oom (zwager van mijn moeder) lopend ’s avonds laat uit Bussum. Hij was gewaarschuwd, er zou daar razzia zijn. Hij was ondergedoken, omdat hij in Duitsland werkte op de Ufo fabriek in Berlijn. Toen we ’s morgens wakker werden, zagen we overal groepjes Duitse soldaten staan. De razzia was dus in Huizen. Vlug werd mijn oom wakker gemaakt. Hij sliep op zolder op de divan, die mijn moeder niet opgemaakt had en gezegd, ga er zo maar op, je weet het nooit. Alles vlug opgeruimd. We zagen, dat ze bij elk huis aanbelden en naar binnen gingen. Mijn vader zei tegen mijn oom: Trek maar een overal van mij aan en loop dan maar rustig naar de werkplaats (timmerfabriek), die achter ons huis stond. Mijn oom was langer dan mijn vader, dus de pijpen hingen tot op zijn kuiten. Inmiddels was Jaap Bos gearriveerd, die was boven de 40 jaar. Mijn opa ving de Duitsers op, toen die bij ons aanbelden en binnen kwamen. Hij sprak een beetje Duits. Gelukkig is toen alles goed afgelopen en zijn ze nooit in de werkplaats geweest. Mijn oom was verborgen in een hoop grof zaagsel en Jaap Bos zou er aan die machine werken.
Ook werd er regelmatig op de zenders geschoten door de Spitfires. De kogelgaten zaten in de werkplaats. We moesten dan plat gaan liggen als we ze hoorden aankomen. 
Een keer was er een jonge Duitser, die voor me in de houding sprong bij de tramhalte Lindenlaan. Ik heb hem woedend aangekeken, schaamde me voor m’n klasgenoten bij de tram. Ik had geen aanleiding gegeven en was 15 jaar. Mijn vader is later naar hem toegegaan en heeft verteld, dat ik dat niet wilde. Hij vertelde dat hij gewond was geweest aan het front en voor herstel hier was, en daarna weer terug moest. Nu denk ik wel eens, zou hij dat overleefd hebben?  
     F. Muts-Snel
VAn DE DiALEcTWERkGRoEp
Nou kijer, as je ’t verhaaltjen over 25 maart 2017 gooëd deurëlezen hemmen, hoven we d’r wainig meer over te schrijven. Een paar dingetjies meschien. Zoë hemmen we ’t over ‘Dialecten In Noord-Holland’ en dan past Spakenburg/Bunschoten daer faitelijk nijt bij. Mar, ómdat we bijna buren binnen, dochten we dat we ze oëk mózzen vragen óm mie te dooën. Dat wullen ze en daer binnen wij arg blij mie. Veder zou je je kannen ofvragen wat ‘Derps’ is. De óplossing is, dat ‘Derps’ of ‘Derpers’ staet vur ’t dialect van Egmond-aan-Zee. Ze zeggen zelf dat ’t ’n bietjen óp ’t Engels lijkt mar daer mótten we toch vraagtekes bij zetten.
BELANGRIJK: 
Wel mót hulp van ’n paar minsen uit are darpen en streken binnen wij van óns darp vur ’n groët déël verangtwoordelijk vur de héële middag. Nou is ’t zoë, dat we alle vier lid binnen van de Historische Kring Huizen, mar we hemmen dan ’n are pet óp en da’s dee van de DINH-groep. Dat betekert dat dee middag nijt deur de HKH bedocht is en ëregeld wurdt. Zoëdooënde zal oëk an leejen van de HKH E 7,50 ëvreugen wurren óm te pramberen de kosten zónger subsidie te dekken. We hopen dat jelui allemol kómmen en daer zal je gien spijt van krijgen.
     Gerrit Jongerden
     Klaas Schipper
     Wendy van Noppen
     Janny Stevens-Melein
GEVELSTEnEn in HUiZEn
De Ruyterstraat 44 en Etty Hillesumlaan 1
Henk Schipper
In het boek ‘Gevelstenen in Huizen’ werd het al gezegd: het is niet volledig. Na de uitgave zijn een aantal stenen gemeld, die er niet in staan. 
Correctie
In het vorige nummer van de Ratel werd vermeld dat De Bazel de ontwerper was van de brug in de Valkeveenselaan. In de literatuur wordt dit wel zo beweerd. Volgens een bericht van Dhr. Henk Schaftenaar op de webside van de Stichting Vijverberg werd de brug echter ontworpen en gebouwd door Bernard Jurriens (1876-1966) uit Naarden, Turfstraat. De onderaannemer was Ruiters, ook uit Naarden. Waarvan akte!
Aanvulling: gevelstenen en memoriestenen 
DE RUyTERSTRAAT 44
ceel bouwgrond was al bezit van de familie Van der Roest. De opdrachtgevers waren Pieter van der Roest en Karin Visser. In de zomer van 1987 was het huis klaar voor bewoning. Op 20 augustus 1987 gingen Karin en Pieter in ondertrouw en op die dag werd ook de laatste steen gelegd, een alternatief voor een eerste steen. Dat was een feestelijke gebeurtenis. Op 12 september werd het huwelijk ingezegend in de Meentkerk. Sindsdien is het woonhuis hun thuis. Karin heeft er de praktijk van 2Care Podotherapie. 

Laatste steen in het portaal bij de voordeur met de inscriptie:

Met de bouw van het huis werd begonnen in 
1986 onder de architectuur van J. Bout. Het per-
Foto van terreinen aan de De Ruyterstraat voor de bouw van een wijkgebouw en woningen.
Bronnen: Dhr. P. van der Roest; Gemeentearchief; Archief Historische Kring Huizen 11-038-23-1 
Pb20
ETTy HiLLESUmLAAn 1
De tweede steen bevindt zich in de gevel, rechts naast de voordeur van de woning Etty Hillesumlaan 1. De tekst is:


De eigenaar, de heer Wattimury, is enthousiast over de woning. Het is een helft van twee-onderéén kap. Samen met zijn buurman op nr. 3 liet hij de woningen bouwen in 1999 in een bijna nog onbebouwde nieuwe wijk in het Vierde Kwadrant. In het verleden was daar de Hilversummer Boven Maat, ook wel genoemd de Hilversummer Hooge maat. De bouw werd uitgevoerd door Heutink uit Genemuiden. De architect was W. van der Haar. Het was een standaard woning zoals die werd aangeboden door de aannemer.
Voor de heer Wattimury is de steen een herinnering aan de spannende tijd van de bouw, het uitzoeken van de materialen enz. De steen was een geste van de aannemer.
Bronnen: Gooi en Eemlander 28-01-1997; Woonbode 04-02-1994; Gemeentearchief Huizen; Dhr. 
R. Wattimury

Uitsnede uit de topografische kaart 1:50000.

‘Nieuwjaarwensen’ was vroeger, maar gelukkig tegenwoordig ook nog, een goed gebruik. Hoewel ... voor kinderen wel eens wat saai. Althans in ónze kindertijd. Hier volgen wat herinneringen uit de veertiger/vijftiger jaren. Wij woonden nog aan de Meentweg.
De Oudejaarsdag was een vrij gewone werkdag. ’s Middags werden er oliebollen gebakken en ’s avonds, in de vooravond om een uur of zeven, half acht gingen we naar de Oude Kerk. De kerk was dan altijd heel erg vol! Zoiets als later met de Kerstavond dienst. De oliebollenlucht hing in de kerk, meegebracht aan de kleren van de mensen.
Na de kerk zat je nog een poosje bij elkaar. Ik weet niet meer of we spelletjes deden. Waarschijnlijk nog wel even. TV was er niet en naar Wim Kan luisteren – op de radio – deden we ook niet! Trouwens, we kregen pas radio in 1957. Verder was het bij ons thuis ook nog geen gewoonte om tot 24.00 uur op te blijven. 
Later bleven we wel op, maar moeder had het er eigenlijk niet eens zo erg op. Ze ging liever naar bed om stil voor zich zelf te kunnen mediteren? 
Bidden?
Buiten werd(en) er wel rotjes/vuurwerk afgeschoten, maar in zeer bescheiden mate. Op Nieuwjaarsmorgen gingen we weer naar de kerk. 

Dan, na de kerk, gingen we eerst naar tante Maaike en haar stiefdochter: “Mar van ome Jaap”. (Ome Jaap Schaap – de vroegere wethouder – was een overleden oom van pappa. Hij was in april 1943 overleden, dus ik heb hem nooit echt gekend. Tante Maaike was zijn tweede vrouw.) Ze woonden op Kerkstraat 5, hoek Voorbaan, zie het huis rechts op de foto op pagina 9. Ik vond het als kind een deftig huis, omdat er zulke chique, lange kanten vitrages voor de ramen hingen. En omdat je uit heel dunne, porseleinen kopjes te drinken kreeg. Gezellig was het er niet, vooral ook omdat het er altijd koud in huis was! Het was dan vooral Mar die het woord had, met pappa. Over politiek?  
Als kind werd je op een rechte stoel gezet en daar moest je stil blijven zitten. Gelukkig duurde het bezoek niet al te lang, want dan moesten we naar huis om te eten. In de middag gingen we dan wel drie bezoeken afleggen. Eerst naar Ome Jaap Koeman en Tante Tijmentje, aan de Noorderweg. 
Daar kwamen we wel vaker, maar ook dat was 
 altijd heel apart. In onze ogen waren het stokoude mensen waar je ook wel een beetje bang voor was, althans ik. Ze waren broer en zus, van opa Koeman, dus oom en tante van moeder en tante Aaltje. Beiden waren nooit getrouwd.    

Tante Tijmentje en ome Jaap woonden in een heel ouderwets huisje. Boven- en onderdeur, met een wat rammelende klink. Een bel kenden/hadden ze niet. Je stapte dan zo het huis in – plavuizen vloer met een mat erop – door een soort keuken, ‘het hok’, waar de ‘haerde’ was en een roodstenen fornuis. Een pomp, pompstraatje en rechts de deur naar de kelderkamer, waar op wat planken een paar pannen stonden. Links stond een half schot waarachter het ‘huisje’ (= wc) was tante Tijmentje elk aan een kant van de tafel zaten. In de kamer was ook een bedstee. Midden op de kamervloer stond een kachel. Achter die kachel mocht je als kind niet komen! Dat deel van de kamer beschouwde ik dan ook zoiets als het ‘heilige’, zoals we hadden geleerd over de tabernakel van de Israëlieten in de Bijbel. Ja, er was zelfs ook nog een ‘heilige der heiligen’. Dat was het (slaap)kamertje dat achterin, bezijden de kamer lag, met dubbele glazen deuren, waarachter ook weer van die mooie kanten vitrages hingen. Dáár mocht je van z’n levens dagen niet komen. 

We werden allemaal om de tafel gezet, op rechte ‘pinnetjesstoelen’. Zulke stoelen hadden alle – oude – Huizer mensen. Wel met de waarschuwing van tante Tijmentje dat je ‘nijt met je béënen op de stikken van de stoeëlen’ mocht zitten. Dus moesten je kleine beentjes vrij naar beneden hangen. Lastig!
Waar het gesprek over gegaan is weet ik niet meer. Het zal o.a. ook wel over de preek in de kerkdiensten geweest zijn. Bij de thee of koffie kreeg je een ‘mannetje’ (= speculaas). Eén van ‘twaalf in een pond’? Tante Tijmentje zocht ze zelf uit het trommeltje op. Want ieder kreeg een ander ‘plaatje’ en blijkbaar moest dat passend bij elke persoon zijn. Ik kreeg meestal een bloemenmandje. Nou, afgezien van het feit dat ik nog helemaal geen ‘mannetjes’ lustte, vond ik een molentje of een leeuw veel leuker. Maar ja, dat durfde ik niet te zeggen en het zou ook niet veel geholpen hebben, denk ik. 
Mijn oudste broer, die durfde veel meer! Die durfde zelfs áchter de kachel te komen! Maar ja, dat was toch “zoë’n arge jooën”. Hij werd dan ook wel teruggeroepen.
Al vroeg in de middag werd het donker en bij tante Tijmentje haast nog vroeger, want voor het enige raam hing een lancastergordijn tot ongeveer driekwart van het raam en daaronder stond op de vensterbank nog eens een blauwe Huizer hor. Dan moest dus de lamp aan. Een gaslamp met een gaskousje. Oh, vervlogen tijd! Dat gaskousje moest héél voorzichtig worden behandeld: er werd een handeltje/kettinkje boven in de lamp omgetrokken voor de gastoevoer en dan een vlammetje onder het kousje gehouden. Dat dan, als alles goed ging, met een plofje ontbrandde. Licht!… Nou ja, weer afgedempt door een donkere lampenkap met franjes. Het licht scheen alleen boven de tafel. 
Dan was het tijd om verder te gaan. Nu naar Ome Willem op het ‘hoogje’, aan de Havenstraat.
Ome Willem was een andere broer van opa Koeman. Hij woonde tot zijn dood samen met drie ongetrouwde dochters, Harmpje, Geesje en Aaltje en zijn eveneens ongetrouwde zoon Jacob. Ook daar was het een ouderwets huis. Weer een boven- en onderdeur met klink. En dan kwam je ook weer eerst binnen in eenzelfde soort ‘keuken’ met ‘haerde’ en een kelderkamer ernaast. Vervolgens de kamer in: een wat langwerpige kamer, met links twee bedsteden en rechts in de hoek bij het raam een paar treetjes naar een opkamer. Maar oh wonder, ook daar waren mysterieuze dingen. Want ze hadden naast de huiskamer een slaapkamer – waar je natuurlijk nooit kwam –maar ook nog een “veere kamer”. Wat dát wezen mocht? Ja,… later,… toen werd onthuld dat dát een nog verder gelegen slaapkamer betrof. Waar o.a. een prachtig kabinet stond.
Hoe dan ook, bij ome Willem troffen we ook wel andere familie of buren aan. We wensten iedereen netjes veel ‘heil en zegen in het nieuwe jaar’ en mochten Harmpje, Geesje, Aaltje en Jacob altijd gewoon bij de voornaam noemen. Natuurlijk 
deed je dat wel eerbiedig! 
            Inmiddels was het écht donker aan het worden, maar voorlopig werd er toch geen licht aangedaan. Aaltje, die aan de linker kant van de tafel bij het raam zat, haalde eerst maar eens de hor weg, dat scheelde iets. 
De duisternis viel steeds meer en je zag alleen het gloeien van de kachel – een hele grote, mooie, met een deurtje in het buitenste versierde omhulsel – waar Jacob naast zat. 
En van het theelichtje op de tafel. We kregen Gooise moppen en/of spritsjes of krakelingen bij de thee/koffie.
Uiteindelijk moest toch de lamp aan en was de mysterieuze sfeer wat verbroken. Dan werden de binnenluiken gesloten. Ook bij ome Willem was nog lang een gaslamp.
Ome Willem stierf in juli 1954, maar we bleven altijd komen bij “de meiden van Ome Willem”. 
Als het dan tegen zessen liep gingen we daar ook weg. Naar tante Zwaan, want die woonde het dichtst bij ons thuis, in de Koningin Wilhelminastraat.
 Tante Zwaan was een zuster van opoe Koeman en 
weduwe van Ome Hein Rebel (Hein van Gijs).  Ze hadden twaalf kinderen gekregen. Ome Hein was o.a. schilder geweest en had een schilderswerkplaats aan huis gehad. Het huis was ook oud en laag en deed wat spookachtig aan. 
Of was dat het ‘late’ uur?
Maar als je binnenkwam zag je een prachtige, betegelde schouw. Dat vond ik zo indrukwekkend. 
We zaten, voor zover ik mij herinner, in een klein zij-kamertje. Maar de sfeer daar was heel anders dan bij de vorige bezoeken. Tante Zwaan kon hard en smakelijk lachen. Haar inwonende dochter was levendig en altijd vol verhalen. Er waren of kwamen ook wel andere familieleden en het ging er luidruchtig toe.

Tante Zwaan stierf in mei 1954, maar ze was toen al een poosje aan het dementeren. Ik denk dat we daarna er ook niet meer zozeer op Nieuwjaarsbezoek gingen. 
Het bezoek bij tante Zwaan duurde niet zo lang, naar mijn idee. 
Want het was etenstijd geworden en wij moesten natuurlijk ook naar bed.
De Nieuwjaarsmiddag was zo ten einde, het was donker en we gingen gauw naar huis. Ik denk heel moe, van het zitten en het gepraat.
Lies Schaap, Ede


Bakkerij H. Kruijmer B.V.

Specialiteit in Huizer speculaas en ontbijtkoek
Hellingstraat 14 • Huizen Tel. 035-5253368 GROENTE- EN KRUIDEN PLANTEN RUIM ASSORTIMENT TUINPLANTEN WWW.KWEKERIJSPILT.NL Huizerstraatweg 2, 1411 GN Naarden, 035-6949288


Kaaphoornstroom 20, Tel. (035) 526 23 15
Beursweg 16, Tel. (035) 525 38 32
HUIZEN
Donderdag op de markt in Bussum, Wilhelminaplantsoen.
Zaterdag op de markt in Huizen, Oude Raadhuisplein.


ScHokLAnD, ExcURSiE VAn DE HiSToRiScHE kRinG

EEn STippELLiJnTJE op DE kAART?
Schokland kende ik uit mijn kleine Bosatlas 1974: op kaart 5 vak E2 (de Noordoostpolder, NOP) stond een stippellijntje met daarbij ‘Het voormalige eiland Schokland’. Veel later, neuzend in lijsten met jaartallen zag ik iets van een ontruiming van Schokland in 1859 en wat plaatjes van een kerk bij een palen afscheiding. Dat was alles… De Historische Kring Huizen besloot om op 3 september 2016 naar Museum Schokland te gaan. Alle reden om meer van Schokland te leren kennen.
Via de lange Schokkerringweg bereik je het Museumeiland – een zichtbare verhoging in het vlakke NOP-landschap. In het museumrestaurant van Schokland vond de ontvangst plaats door Ria Westland. Al snel dook onze gids op: een boer uit de buurt van Schokland, zoon van ZeeuwsVlaamse pioniers: William Vercraeije. Met trekkerchauffeur Edwin konden de Huizers plaatsnemen op een stel wagens met bankjes voor de rondrit. Met gids William hebben we diverse plaatsen op Ens bezocht waar je stukken nabije en verre geschiedenis van Schokland kan ervaren.
Op de rand van het eiland konden we zien hoe er op Schokland zeeweringen gemaakt werden van houten palen. Landafslag was op Schokland een groot probleem en één van de redenen voor de ontruiming. Grondwerkers in de Noordoostpolder vonden na de drooglegging veel van die palen en hebben ze onder meer gebruikt voor wegaanleg, er is zelfs weg die Palenweg heet. Als boer moest William ook de grondopbouw laten zien. Het veen dat inklinkt, de bodem die dan zakt en bomen die met het wortelstelsel boven de grond komen. Bij elke storm vallen er wel een paar om.
Het kerkje van Ens. Schokland bestond uit het overwegend katholieke Emmeloord en het protestantse Ens. Op de zuidpunt van Ens stond een middeleeuws kerkgebouw dat vanwege de dreiging en schade door het water in de 19e eeuw verlaten moest worden. Op de Middelbuurt stond een nieuw gebouw, maar begraven werd er nog steeds bij het oude bouwwerk. In 1940 zijn er beenderen uit de grond van de droogvallende polder gehaald voor onderzoek naar fysieke ei-

genschappen van geïsoleerde gemeenschappen zoals de Schokkers. Nadat dit onderzoek gestaakt was bleven de stoffelijke resten van 147 Schokkers in het depot van de Universiteit van Amsterdam. Na lange tijd zijn ze herbegraven bij de gerestaureerde kerkruïne van Ens en de ruïne heeft de status van een grafmonument.
Zuiderbuurt  
Het laatste stoppunt was de replica van het Schokker huisje op de terp de Zuiderbuurt. Vanaf hier hadden we een goed uitzicht over de huidige omgeving van het voormalige eiland en de nieuw aan te leggen natuur. Gids William bleek ook een goed zanger en de indruk ontstond dat de Volendammer zangtraditie wel eens een Schokker oorsprong kan hebben. Toen in 1859 Schokland ontruimd moest zijn vertrokken de protestantse inwoners naar Kampen en de Emmeloorders naar het eveneens katholieke Volendam.   
Na een gezellige lunch werden we in de filmzaal toegesproken door een echte Schokkerse: Jannetje. Jannetje was een vrouw van Schokland in 1840 en vertelde tot in detail hoe het leven op het eiland in die jaren was. Het aanhoren van het verhaal vereiste aandacht want net zo makkelijk kwam ze in 2016 terecht, het begrip ‘tijd’ leek voor haar van geen betekenis. Ze vertelde over het dagelijks (harde) leven op het eiland. De mannen die de zee opgingen voor visvangst, de meisjes die in een dienstje gingen op de vaste wal, heel vaak in Kampen. Ze vertelde ook van de ontruiming van het eiland. De Schokkers moesten van het eiland af, de armoede was te groot, het gevaar van het water te ernstig; het kon niet meer, het mocht niet meer. In het jaar 1859 mocht Schokland niet meer bewoond worden. De Schokkers moesten hun huizen afbreken en ze op de nieuwe woonplaats weer neerzetten. In Kampen kwam zo de Schokkerbuurt tot stand. Op het eiland bleven alleen een paar lichtwachters wonen. 
Met het verhaal van Jannetje eindigde de excursie naar Museum Schokland. Ria Westland werd (en wordt!) bedankt voor de organisatie van weer een mooie excursie.
Schokland is toegevoegd aan de lijst van Werelderfgoed en zelfs in de beperkte tijd van onze excursie is van de gepaste trots daarop veel te merken. Vanwege de tijd moesten we ons tot Ens beperken maar aan de Emmeloorder kant van Schokland liggen onder meer het bezoekerscentrum Schokkerbos, de Gesteentetuin, de voormalige haven van Emmeloord en de Lichtwachterswoning te wachten op bezoekers . 
Tot slot nog iets speciaals. Op Schokland sprak men twee dialecten: het Emmeloords dat aan het Urks verwant is en het dialect van Ens dat op het Huizers lijkt!
Schokland is meer geworden dan een stippellijntje op de kaart.
Voorburg, september 2016
Tekst: Fokko Dijkstra
Foto’s: Henriek Dijkstra-van der Sloot

Als aanvulling op dit verhaal: er zijn schrijvers die beweren dat katholieke Huizer families naar Schokland zijn verhuisd na de reformatie. Ook de klederdracht heeft Huizer kenmerken, vooral de mannendracht. Red.
Schokland is een eiland met een lange geschiedenis. De bodem werd letterlijk gelegd door het landijs in de voorlaatste ijstijd (het Riss/Saalien), zo’n 150.000 jaar geleden. Het ijs liet een laag keileem achter in het gebied. Keileem is een ongesorteerd mengsel van klei, zand, grind en steen/zwerfstenen. IJs schuift eenvoudig alle grond voor zich uit.
In de periode erna kwamen er volgende afzettingen, nu van rivieren die bijna aan het eind van loop voor het uitmondden in zee zandduinen achterlieten. De resten van begroeiing van het toenmalige land is uiteindelijk als veen te vinden. Het gebied zag er heel anders uit dan nu en de veranderingen volgden elkaar tamelijk snel op. Het was nu (nog) vast land, menselijke bewoning kwam er ook. Het Trechterbekervolk maakte en gebruikte aardewerken potten die teruggevonden zijn. 
In de Romeinse tijd was het gebied een rivierdelta met veel water genoemd Flevomeer (Lagus Flevo, latijn voor meer en rivier). Schokland was onderdeel van het vasteland. De zeespiegel steeg in de jaren erna, het Flevomeer veranderde in een groter meer, het Almere. Vloedgolven in de 14e eeuw vormden het Almere om in een binnenzee, de Zuiderzee. Keileembulten als Urk en veenrest Schokland werden eilanden in zee.
De naam Schokland was er nog niet, men sprak van het noorden van het eiland van Emmeloord en de zuidkant heette Ens. Beide namen zijn later hergebruikt in de Noordoostpolder. Bestuurlijk viel Emmeloord onder Amsterdam en Ens onder Overijssel.
Een “Schokke” was een rietplag of een plak droge koemest: turf voor de armen. Schokland is dus een beetje een spottende naam uit de 18e eeuw voor het eiland.
’t Uitjen óp Schóklangd an mót de Historische kring Zaeterdagmarrëgen dree september óm hallëf elf wurden we verwuchten in Schóklangd vur een bezeuk an ’t museum daerzoë. Iederéën gung mót aigen vervoer daer óp an; wullie, dat binnen m’n mins en ik, hemmen Klaas Schipper mieeneumen, schéëlden weer een auto mót je mar denken, dat neumen ze teugesworig “carpoolen”, hem ik me laeten vertellen… We kwammen goeëd óp tijd an, en kónnen bijkangs metéënen an de koffie, naedat we netuurlijk óns effen hadden vurësteld an Ria. De ópkómst vul m’n een bietjen teugen, d’r wazzen 19 minsen, dat veun ik nijt vuul.
Nae de koffie móggen we óp een karre gaen zitten mót een trekker d’r vur, dee ree óns van de éëne naer de are plak waar de gids wat vertelden over ’t éën en ’t aar. Best knap dat je over zoë wainig zoëvuul kannen uitduien, dee man praatten bijkangs de blaeren óp z’n tónge. Too we weer vróm wazzen bij ’t museum kónnen we metéënen an tafel gaen vur ’t middageten, een mins mót wel an z’n gerak kómmen, waar. Nae ’t eten binnen we nog effen in ’t kerkien wezen kijken hoo of dat t’r van binnen uit zag, en hemmen we daer een bietjen in de róngte ëleupen over ’t terrain over. We mózzen om kwart vur tweeën weer errëges aarst wezen vur een vertelling en zoë veder van een minsie in Schókker dracht, ze heetten Jannetje. ’t Mins sprak an éën ruk deur over Schóklangd en leup over van enthousiasme, ze straalden ’t uit, ’n neutig mins. Too ze klaer was binnen we nog effen óp ’t terras wat wezen drinken, en too naer ’t are puntjen van ’t ailangd naer de haven eriejen óm effen te kijken hoo ’t er daer uitzag. D’r stung daer een vuurtorenwachtershuisien, wat nou een soort van restaurangt ëwurren is, en een huisien waar de misthoorn vroger hung. Veder kón je nog een bietjen zien waar of de haven ëweest was. 
Too we dat allemol ëzien hadden binnen we meu mar tevreejen óp huis annëriejen, an alles komt een ainde nij. We hemmen Klaas weer vur z’n deur ovvëzet, waar Els d’m al óp stung te wachten. We kijken vróm óp een neutig daggien uit en wullen de kómpelementen geven an Ria en meschien are minsen dee bij de órgenesasie betrukken wazzen.
     Alex van Kees van Wessel Spek.


HiSToRiE VAn TWEE HUiZER pAnDEn:      ir. R. de Vletter, Huizen, januari 1991
HiSToRiE VAn DE TWEE HUiZER pAnDEn: ‘koS’ en ‘koperslager’

Inleiding
Het zoeken naar de historische geschiedenis van deze Huizer panden heeft de nodige tijd in beslag genomen. De periode na 1824 is via het kadastraal archief in Amsterdam tot stand gekomen. Na de Napoleontische tijd (na 1824) werden de diverse kavels van zowel bouwland als woningen en erven van een kadastraal nummer voorzien. Uit die nummers is gebleken dat het totale complex Achterbaan/Middenweg (Koperslager) en Kerkstraat (Kos) uit zeven geregistreerde kavels bestond. De Achterbaan/Middenweg waren vier kavels onder de nummers C 298 t/m 301; het latere kadasternummer was 2515 (panden incl. erven). Aan de Kerkstraat ging het om drie kavels: de nummers C 295, 296 en 297, later 1525. Zie hiervoor het bijgevoegde kadastrale kaartje.
dan ook van belang om het begin te vinden via een al bekendstaande bewoner. In dit geval bood het gemeente-archief in Huizen de naam van Klaas Hage, een inwoner, die in 1799 Huizen was binnengekomen en zich in het pand Koperslager had gevestigd. De eerste koopacte van Klaas Hage werd gevonden en het was nu de kunst om van daaruit terug te zoeken naar de vroegste gegevens van de panden.
Bij het zoeken was er alleen houvast aan de bewoning van de belendende panden. Straatnamen bestonden er niet officieel; men woonde bij voorbeeld ‘ten Suijden van Bessel Bakker en ten Noorden van de weduwe Dirk Boor (1770)’. Was er maar één buurpand dan werd ‘aan de gemenen weg’ als tweede oriëntatiepunt genoteerd. Voorzover in die tijd nog patroniemen werden ge-
bleek te zijn.

De acten opgemaakt door Schout en Schepenen werden aan de betreffende comparanten voorgelezen en door Schout en Schepenen getekend. In later tijd, toen de taak van Schout en Schepenen door notariskantoren werd overgenomen, werd het veel meer regel dat ook de comparanten voor akkoord tekenden.
De plaats van deze panden binnen de gemeente
Het totale complex van zeven woonhuizen, schuren en erven heeft door de eeuwen heen als een soort eenheid bij elkaar gehoord. Het pand aan de Kerkstraat is vanaf 1668 tot aan 1985 als grutterij bewoond en gebruikt. Het was van opzet een veel kapitaler pand dan de panden aan de Achterbaan/Middenweg. Uit de bewoning blijkt dat er regelmatig een uitwisseling plaatsvond. Weduwen of ouderen maakten hun plaats op de grutterij vrij voor de jongeren en trokken zich terug in één van de panden aan de Achterbaan. Vooral in het pand Achterbaan 6 hebben zich in de loop van de tijd ambachtslieden gevestigd. Naast de diverse ambachten als timmerman, kleermaker, kaashandelaar, viskoopman en koperslager hebben ook grutters aan de Achterbaan gewoond. De meestergrutter woonde steeds in de Kerkstraat. Zoals ook uit de culturele geschiedenis blijkt waren de bewoners vooral zeer rijke én invloedrijke burgers. Je kunt zeggen dat het complex een centrale plaats innam. Dit wordt nog eens onderstreept door zijn centrale ligging midden tussen de kerk en de molen. Als het kaartje uit 1726 op schaal op de huidige kaart van Huizen wordt gelegd dan is daarop een hele Middenweg zichtbaar (waar nu nog maar een gedeelte van over is), die letterlijk door het midden van het dorp loopt. De plaats van Kos/Koperslager was op het kruispunt van de Middenweg en de Kerkstraat gelegen.
Bestuurlijke invloed
De invloedrijkheid van diverse bewoners/eigenaren van de panden blijkt uit hun functie als buurmeester of als lid van het college van Schout en Schepenen. Tot de rij van bestuurders behoorden in de 17e eeuw Gerrit Jans d’Oude, gevolgd door de leden van de families Gleijn eind 17e en in de loop van de 18e eeuw; leden van de familie Killewig, en Klaas Hage eind 18e eeuw. Klaas Hage vormde in zoverre een uitzondering in deze rij, omdat hij deze functie beroepshalve uitoefende door zijn functie als gemeentesecretaris en se-

Schuur van Kos met moderne roldeur. Nog wel aanwezig het luik waarmee de voorraden naar de zolder werden gebracht.
cretaris van het college Schout en Schepenen, terwijl de overige burgers dit naast hun bedrijf deden.
Levendige handel
In de vele bewaard gebleven acten is een levendige koop en verkoop van percelen ‘boulant’ terug te vinden. Wie in die tijd geld kon overhouden belegde dat in huizen of grond om zich van een verzekerde oude dag te voorzien. Spaarbanken en ouderdomsvoorzieningen waren niet aanwezig; de mensen moesten dit zelf opbouwen òf door de familie verzorgd worden. Aangezien men in die tijd niet zo’n hoge leeftijd bereikte was er een steeds wisselende groep kopers en verkopers. Dit maakte de speurtocht in het verleden er niet eenvoudiger op.
Kerkstraat (‘pand Kos’)
1668
Vast is komen te staan, dat kort na 1668 de grutterij en grutmolen gerealiseerd zijn. Vóór 1668 stond Jacob Gerrits al als grutter te boek. Het pand dat door hem gebouwd is moet in die tijd een kapitaal pand geweest zijn. De lening van ƒ 2500,- wijst dat wel uit. Ook nu nog is aan de buitengevel te zien dat het pand met architectonische zorg is ontworpen. Niet alleen de buitenkant maar ook van binnen zijn nog mooie oude balkconstructies bewaard gebleven; en de grutmolen.
1682
In dit jaar verkoopt Jacob Gerrits aan Claesien Gerrits (weduwe van Jan Pieters d’0ude): ‘seecker huijs, erff met de schuijr ende grutmolen en altgene aan de selve dependeert.’ Claesien betrekt dan maar een gedeelte van het pand; haar beide zonen woonden al in het resterende stuk. Uit deze acte blijkt dat inderdaad de grutterij inclusief grutmolen gebouwd zijn. Gerrit Jans d’Oude was in die tijd buurmeester, Lambert Jans d’Oude staat als schoenmaker genoemd. Zij waren beide zonen van Claesien Gerrits. (bijlage 1, pagina 21).
1694
Claesien Gerrits is overleden en haar in 1682 gekochte huis wordt door haar zonen verkocht aan Gerrit Jacobs (grutter en zoon van Jacob Gerrits) voor ƒ 1000,-. De hypotheek van ƒ 2.500,- op het hele pand genomen in 1668 eerst als obligatie gesloten en later omgezet in een hypotheek, blijkt in 1694 volledig afbetaald te zijn. Het was de grutterij niet slecht vergaan.
1721
Jacob Killewig koopt in 1721 het hele pand aan de Kerkstraat voor zijn vijf minderjarige kinderen voor een bedrag van ƒ 1925,-. In deze acte wordt een volledige inventaris genoemd. Naast de nodige attributen wordt melding gemaakt van twee paar molenstenen en twee mosterdstenen. Uit de culturele geschiedenis is gebleken dat de vroegere grutmolens (meestal als rosmolens bekend) naast de verwerking van boekweit ook mosterdzaad verwerkten. We zien dit hier voor Huizen ook bevestigd.
1725
Dezelfde Jacob Killewig krijgt een vergunning voor het oprichten van een grutmolen. De grutmolen, die we tegenkwamen in vroegere acten, wordt in de koopacte van 1721 niet genoemd, wel de resterende onderdelen van het bedrijf.
1735
Jacob Killewig en Ysak Spilt verkopen het pand 

Dicht getimmerd pand 12. Pand 4 ligt achteraan met aangebouwde schuur (uit een latere periode). De panden 6 en 10 zijn met hun voordeur aan de voorkant gelegen. Het pand 8 was al afgebroken en lag aan de Middenweg. Kerkstraat aan Jacob Gleijn (grutter). In de verkoop-

acte van 27 may 1735 staat dat hij voor ƒ 2350,- het pand koopt, van bijbehorende percelen land is geen sprake. Het pand heeft na ruim 60 jaar nog weinig aan waarde ingeboet.
1781
Hoe lang deze familie Gleijn eigenaar is geweest, is nog niet bekend. Deze Jacob Gleijn is tussen 1781 en 1784 overleden. Vanaf die periode ontbreekt nog een schakel in de reeks van eigenaren.
1861
De eerste vermelding van een nieuwe eigenaar blijkt na het overlijden van Hillegonda Deetman in 1861. Zij was getrouwd met Dirk Hage chirurgijn/ verloskundige en na haar dood, zij stierf kinderloos, was er in 1862 een grote boedelscheiding. Uit die boedelscheiding bleek dat zij eigenaren waren geweest zowel van de panden aan de Achterbaan als die aan de Kerkstraat. Wanneer dat precies in hun bezit is gekomen en van wie dit werd gekocht is nog niet gevonden. Verdere naspeuring in Amsterdam, Haarlem of den Haag zal hiervoor noodzakelijk zijn.
1861 tot heden
De verdere geschiedenis na 1861 is aan de hand van de lijst van eigenaren na te gaan. Het feit dat er anno 1990 nog altijd delen van de grutmolen aanwezig bleken te zijn was een niet weg te cijferen kroon op het historisch onderzoek. 
Achterbaan (‘Koperslager’)
Zoals bij de inleiding reeds vermeld gaat het hier om vier panden. Over de allereerste bewoners en/of eigenaren zijn weinig bijzonderheden bekend. Wel is er steeds weer die uitwisseling c.q. verwevenheid van de bewoners met die van het pand aan de Kerkstraat.
1694
In 1694 wordt er een zekere Haasjen Fijtes genoemd: zij is bewoonster van één van de panden en een buurvrouw van Leendert Vergoes. Uit de acten blijkt dat zij de weduwe is van Gerrit Jans d’Oude; zij hebben samen in een gedeelte van het pand aan de Kerkstraat gewoond, als weduwe woont ze nu op de Achterbaan.
1713
Claas Pieters Gooijer is koper van een pand aan de Achterbaan. In 1721 verkoopt hij de grutterij aan de Kerkstraat aan Jacob Killewig.

Pand Koperslager. Houten dakgoot nog wonderlijk gaaf gebleven.
1746
Gerrit en Jan Duurkant, neven van Margrietje Duurkant die was getrouwd met Jacob Gleijn, kopen een pand aan de Achterbaan. Jacob Gleijn was grutter aan de Kerkstraat.
1787
De erven van Jacob Gleijn: zoon Aaron Gleijn, dochter Jaapje Gleijn, gehuwd met Cornelis Rebel, verkopen samen met twee anderen een pand aan Willem Jan Sijbrandse aan de Achterbaan.
1799
Na het overlijden van Willem Jan Sijbrandse wordt dit pand verkocht aan vier mensen, waarvan Klaas Hage voor ¼ eigenaar wordt. Klaas Hage komt in 1799 als onderwijzer de gemeente Huizen binnen. Hij wordt in 1799 voor ¼ eigenaar van Achterbaan 6; hij koopt dit namelijk met drie anderen samen: Willem Boerhout, Dirk Donker en Jacobus van Moerkerk. Hij komt Huizen binnen als eenvoudig man, hij sterft in 1826 en laat zijn echtgenote Neeltje Schram een aanzienlijk vermogen achter. Na haar overlijden in 1840 wordt de erfenis verdeeld. Naast het pand 298 is dan ook 299 in het bezit. Daarnaast vele percelen grond. De zoon Dirk Hage (chirurgijn) erft de panden, samen ter waarde van ƒ 818,-, zijn broer Pieter (onderwijzer) erft maatland op de Huizermaat. Klaas Hage heeft diverse ambten vervuld; hij was naast schoolmeester, voorzanger en koster, en is in 1804 benoemd tot secretaris van Huizen; in 1817 maakte hij bovendien nog als Schout deel uit van het college van Schout en Schepenen. Zijn taak daarin was vooral het toezien op erfenissen en successierechten. Was Klaas de maatschappelijke ladder al aardig opgeklommen, zijn zoon Dirk werd als geneesheer/verloskundige een gefortuneerd man. Bij de openbare veiling van de nalatenschap in 1862 (zijn echtgenote Hillegonda Deetman overlijdt kinderloos in 1861; haar echtgenoot Dirk Hage was al eerder overleden) blijkt niet alleen de Achterbaan maar ook de Kerkstraat in familiebezit te zijn. Misschien nog aardig om te vermelden dat de vrouw van Klaas Hage in haar testament had vermeld dat haar linnen en zijden kleding aan haar kinderen werd nagelaten.

Was het pand aan de Kerkstraat door de eeuwen heen veelal een familiebezit en erfde men van vader op zoon het bedrijf, de panden aan de Achterbaan, zeker de panden 4, 8 en 10, werden merendeels verhuurd. Het aantal bewoners c.q. eigenaren was zeer wisselend. In 1873 werd op een veiling een aantal panden verkocht. Een gedeelte is dan verhuurd, zij doen dan respectievelijk ƒ 1,10 en ƒ 1,25 per week. De voorste twee panden zijn respectievelijk verhuurd aan Barend Veerman en Anthonie Gooijer, het achterste pand staat leeg. In 1870 blijkt dat na het overlijden van Pieter Boor zowel de panden Achterbaan 299 t/m 301 in zijn bezit zijn (geschatte waarde ƒ 1000,-) als de grutterij (geschatte waarde ƒ 2000,-). In 1873 koopt Jan Gerrits Slokker voor ƒ 2000,- de panden 298 t/m 301 die hij nog in datzelfde jaar doorverkoopt aan Gijsbert Slokker, timmerman. In 1878 verkoopt Gijsbert aan Adr. Aarts Vos een gang en halve kamer en een bijbehorende strook grond (lijnrecht N Z) voor ƒ 150,-. Dit onder voorwaarde dat hij binnen een half jaar een scheidingsmuur had aangebracht met het gedeelte van zijn buurman Klaas Anth’s Kooij. Dit 

Grutmolen: drijfwerk en sleepringmotor.

op eigen kosten. Hoe zij dat in dat halve jaar gehad hebben met die gedeelde kamer?
Was er een grote verwevenheid tussen de beide gebouwen en de bewoners, één ding was wettelijk vastgelegd: er mochten bij de huizen aan de Achterbaan geen achterdeuren worden aangebracht. Dit was conditie van de bewoners Kerkstraat. Het terrein tussen de beide gebouwen behoorde kennelijk aan de Kerkstraat-bewoners toe. Ook nu nog hebben deze woningen geen achteruitgang.
1870 en daarna
Vanaf 1870 hebben nog al wat ambachtslieden aan de Achterbaan gewoond. In 1919 treffen we Hendrik Adrsz. Vos aan als koperslager.
1881
In 1881 vindt na het overlijden van Jan Pietersz Boor een boedelscheiding plaats; één van de vele bezittingen is ‘een heerenhuizing, waarin een post en telegraafkantoor, boerderij, hooiberg met erven vandien alsmede aanleg tot vermaak en moestuin staande en liggende te Huizen aan den straatweg’. Dit pand, het voormalige postkantoor, is helaas onder de slopershamer gevallen. 

Slotconclusie
Het vinden van steeds meer details en achtergronden van de zeer rijke geschiedenis van deze gebouwen is uitermate boeiend. Er gaat een heel verleden open, een verleden dat in de loop der eeuwen een stempel op de geschiedenis van Huizen heeft gelegd. Het onderzoek is nog niet ten einde maar de hoofdlijnen zijn vastgelegd. Het is te hopen dat de nog resterende en vaak goed geconserveerde overblijfselen oor het nageslacht bewaard mogen blijven. Te veel al is in Huizen verloren gegaan. 
Naschrift van de Redactie - december 2016 Waar gesproken wordt over de grutmolen in het pand Kos, wordt bedoeld ‘de houten maalstoel uit de 19e eeuw’.  Een grutmolen is een gebouw, een complex met meerdere maalstoelen. 
In 1998 heeft de Historische Kring Huizen met behulp van de Rabobank ervoor gezorgd dat de maalstoel die afkomstig was uit het pand Kos bewaard bleef en enige tijd op de Valkenaarstraat naast de Rookerij onder een afdak te zien was. Uiteindelijk bleek dit geen duurzame oplossing en is de maalstoel eind 2002 overgedragen aan de molenaars van de windmolen ‘De Hoop’ in Loenen aan de Vecht. Hij is daar nog steeds te bezichtigen. In 1998 lagen in de maalstoel zelfscherpende kunstmolenstenen met een scherpsel dat wees op veevoer malen of mais breken. Red.
Wordt vervolgd.

     Bijlage 1.
1682 Jacob Gerrits verkoopt aan claesien Gerrits
Compareerde voor Lourens de Wolff schout mitsgaders Jan Gerz en Willem Tijmens schepenen dezer dorpe Huizen, Jacob Gerrits grutter de welke verclaerde dat hij verkocht hadt en de ingevolge van dien mits desen transporteerende aen Claesie Gerrits weduwe van Jan Pieters d’Oude seecker huijs en erff met de schuijr en de grutmolen met altgene aen deselve dependeert, staende in het voorsz huijs; int dorp alhier naest Lambert Jansz schoenmaker ten Suyde, Gerrit Jans d’Oude ten Noorden.
Verkocht een acker boulandt groot omtrent vijff schepel gelegen aan de nouge (?) dijck naast Jacob Tijmensz ten Suyden en Jan Mijndert Pieters ten Noorden.
Ende laestens verkocht omtrent vier schepel gelegen in Houtwijck naast Jacob Sijbrandtsman ten Suyden en Houtwijck ten Noorden. En bekende hij comparant ten aenzien van de cooppenningen ter somme duysent Caroli gld volcomentlijk voldaen ende betaelt te sijn, belovende over sulecx ’t getransporteerde vrij en te waren altreght is volgens costume deser lande alle evitione ende voorcommen cost en schadeloos af te doen onder verbandt als naer reghten den oorkonde hebben Schout en Schepenen voornoemt desen ondertekent den 
     24 december 1682
 
     Lourens de Wolff
     Jan Gertz
     Willem Tijmens. 
Grutmolen die oorspronkelijk als rosmolen werd geïnstalleerd
WEGGEpEST
Ruzie binnen het Huizer dorpsbestuur (1644-1650)* - deel 4
Hans Mous
In de Ratel van februari 2016 zijn we begonnen met het artikel van Hans Mous over de perikelen in het Huizer dorpsbestuur in de periode 1644 - 1650. Hieronder volgt het laatste deel. Red.  In 1721 legde in Huizen schout Lambert Jacobs Killewigh zijn ambt neer, net als schout Anthoni Killewig34 van Laren. Lustigh voegde eraan toe: Ja hadden sij dat selve niet gedaan, sij soude seekerlijk in ’t kort van haar voorz ampten afgeset geworden hebben--- Ja die van ons dorp Huijsen en die van Laren die sijn maar blijde dat sij van dese Haastige en quaataardige menschen verlost sijn.35 Killewigh was volgens hem iemand die diefachtige roofvogel, schand en bankroet speelde. Hij had enorme bezittingen in Huizen verzameld, waaronder zestien huizen en 300 schepel bouwland. Maar hij had ook grote schulden gemaakt, 20.000 à 30.000 gulden, een gigantisch bedrag. De grond werd hem in 1721 te heet onder de voeten. Hij maakte zo veel mogelijk bezittingen te gelde en vertrok daarmee naar Vianen, een plaats waar je als bankroutier geen risico liep op uitlevering. Na zijn vlucht meldden zich zo’n veertig benadeelden die schadeloos gesteld wilden worden. Dat lukte maar gedeeltelijk.  Zoveel overeenkomst als er was tussen het conflict rond Daniel Hulst en dat rond Claes de Swart, zoveel verschil was er tussen deze conflicten en het conflict rond Lambert Killewigh. Killewigh had niet zomaar ergerlijk gedrag vertoond, hij had zijn dorpsgenoten ronduit belazerd. Hij was niet meer te handhaven als schout. In 1721 stond het gezag van de baljuw niet op het spel. In 1636 en 1644-1646 was dit wel het geval. In 1636 nog het meest. Drie jaar tevoren hadden inwoners van Hilversum met geweld geprobeerd om de ontginning van ’s-Graveland te dwarsbomen.36 De schout had daarbij, zoals van hem verwacht werd, de kant van de baljuw gekozen en daarmee de bevolking van Hilversum (voorop de schepenen) tegen zich in het harnas gejaagd. Zou Hooft toegeven, dan betekende dit op zijn minst groot gezichtsverlies. Daar was deze baljuw de man niet naar. Uiteindelijk hebben de schepenen het 
*Met toestemming overgenomen uit Tussen Vecht en Eem, 
33e jaargang nr. 3, september 2015
onderspit moeten delven. Hooft had wel zijn bedenkingen over het gedrag van zijn schout en liet hem dat ook weten: dat gy voortaan schikt uwe heevigheidt in dwank te houden, alle onbetaamelijkheidt van gebaar, woorden en werken te vermijden; ende u zulx te comporteeren in uw ampt, dat de huisluiden van nieuws geen’ billijke oorzaake gegeeven worde, om met recht over u te klaagen.37 
 Schout Claes de Swart had zich weliswaar misdragen, maar geen misdrijven gepleegd. Hooft hoefde hem dus niet te laten vallen en deed dat ook niet. De Huizer schepenen verzetten zich immers tegen zijn schout en daarmee tegen hem. Toch moest de schout het veld ruimen. Jammer genoeg weten we niet, of dit bereikt werd met een rechterlijk vonnis of dat dit een gevolg was van het gebrek aan ruggengraat van de nieuwe baljuw.  Het Huizer conflict uit de jaren veertig van de zeventiende eeuw was dus niet uniek. Dat is niet onverwacht gezien de positie van de schout en de eigenzinnigheid van de Gooiers. Ik neem aan dat de dorpelingen zich konden neerleggen bij een gezagsdrager van buiten, mits die zich een beetje wist te gedragen. Maar als de schout een dul mensch bleek te zijn, dan was het met de Gooise schepenen kwaad kersen eten. Daarmee zijn de twee laatste vragen die ik me aan het begin van dit artikel stelde, grotendeels beantwoord: met deze onaangename schout konden de Huizer schepenen niet door één deur en dus gooiden ze de kont tegen de krib. Hoe aangenaam of onaangenaam de Huizer schepenen waren, heb ik helaas niet kunnen ontdekken.

NOTEN
34. Twee schouten met dezelfde achternaam. Het zal wel geen toeval zijn. De zoon van de Huizer schout heette Anthoni Lamberts. Misschien was hij schout van Laren, terwijl zijn vader schout van Huizen was.
35. Aantekening van Lustigh uit januari 1721. Zie noot 30.
36. Zie hiervoor: Anton Kos, ‘Chaos en rumoer in ’s-Graveland’, in: TVE 30, 2012, 3.
37. Hooft aan Daniel Hulst, 19 januari 1636.