DE RATEL / DECEMBER 2009
Dit is al weer de laatste Ratel van het jaar die voor u ligt. En zoals gebruikelijk wil ik graag even terugblikken. Vooral de maand september was een zeer drukke maand voor de Kring. Het begon met de Huizerdag en de beklimming van de toren van de Oude Kerk, waar weer zeer velen gebruik van maakten. Daarna ging op Prinsjesdag een grote afvaardiging uit Huizen naar Den Haag op uitnodiging van de provincie Noord-Holland. We hebben nog nooit zoveel belangstelling van de media gehad als op deze dag. Ook het provinciale bestuur uitte haar erkentelijkheid voor onze medewerking met een officiële brief (hieronder afgedrukt).
commissaris van de Koningin
Provincie
Noord-Holland
    Daturn 23 september 2009    Ons kenrr.erk 2009-16639
Bezoe%adres
Historische Vereniging Huizen
Mevrouw J.W. van Geenen- vd Berg
    Lijzij 109    Pos'bus 123
    1276 GK HUIZEN    2000 Haarlem
Tel (023)5143143
Fax (023)514 4170
Directie Algemeen directeur
Behande'd door K. Koene-Komen    (023) 514 4317    kenmerk
E-rnail koenek@noord -holland .nl
Geachte mevrouw Van Geenen,
Op dinsdag 15 september jl. bent u allen aanwezig geweest bij Prinsjesdag 2009 in Den Haag. Ik wil u hierbij hartelijk danken voor uw inzet en het waarschijnlijk lang moeten staan om een glimp op te kunnen vangen van de Gouden Koets. Gelukkig was het tijdens het wachten in de Korte Vijverberg droog.
Ook ikzelf heb, tijdens mijn korte praatje, kunnen constateren dat de groepen er in hun kleding bijzonder uitzagen. Wat is er in Noord-Holland toch een diversiteit aan klederdracht/dansgroepen.
Van mijn secretaresse, mevrouw Kitty Koene heb ik vernomen dat de dag uitzonderlijk goed is verlopen, de groepen zeer enthousiast waren en de dag voor u speciaal is geweest.
Kortom een dag die nog lang in uw herinnering zal blijven.
Nogmaals bedankt en hartelijke groet,
De commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Holland,
Borghouts
Internet: Emasl : De week erop vond op 19 september de Huizer Botterdag plaats, waar we ook ons dertigjarig bestaan in bescheidenheid vierden. Op deze dag is de heer Jan Rebel door het bestuur benoemd tot erelid voor het vele werk dat hij voor de Kring heeft verricht. Speciale vermelding verdient in dit verband onze website die Jan opgezet heeft en onderhoudt. Hem werd een fraaie oorkonde uitgereikt. Op de Botterdag waren ook mensen van klederdracht-groepen uit andere voormalige Zuiderzeeplaatsen aanwezig als onze gasten. In totaal een kleine honderd deelnemers die een variatie aan presentaties uitvoerden, wat ook weer het nodige geregel met zich mee bracht. Maar mede door het mooie weer gaf dit de dag een feestelijke tint.
    /     3
De week daarna was de Klederdrachtgroep weer op pad, namelijk in Rijssen voor een optreden namens de Kring. Al met al een zeer drukke periode.
Onze eerstvolgende ledenavond op 24 november in de Boerderij zal gaan over P.C. Hooft, baljuw van het Gooi, dichter en beroemd bewoner van het Muiderslot. Hij had het kennelijk niet makkelijk in het Gooi door de verschillen tussen de diverse dorpen en steden. De daaropvolgende avond is gepland op 26 januari 2010 en zal gaan over de Pilgrim Fathers, die in de 17e eeuw via Nederland vertrokken naar Amerika. We verheugen ons op een boeiend verhaal, in vervolg op de tocht van de HZ 108 naar New York voor de feestelijkheden van 400 jaar Nederland-Amerika in september.
Dan wil ik u met het oog op de feestdagen in december nog wijzen op onze uitgaven. Zowel 'Waarde'Ni0ht, Lieve Meutjen' als de 'HZ 45' zijn nog te koop bij onze secretaris of bij de balie van het Huizer Museum Het Schoutenhuis. Beide zijn heel geschikt om cadeau te geven. Ook het Molenboek en het standaardwerk over de Huizer Klederdracht zijn nog verkrijgbaar.
Tenslotte: wij verheugen ons dat de Belastingdienst de Historische Kring Huizen per 1 januari 2009 heeft erkend als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Dit betekent dat giften aan de Kring dit jaar al aftrekbaar zijn voor de belasting. In de afgelopen maand is reeds in dank een eerste gift ontvangen, welke onder meer gebruikt zal worden voor voorzieningen om archiefstukken veilig op te slaan.
Rest mij om u allen mede namens het bestuur een goede jaarwisseling toe te wensen en een goede start in het nieuwe jaar.
Met vriendelijke groeten,
B.J. van Geenen, voorzitter
„AGENDA     26 januari 2010    20.00 uur    De Pilgrim Fathers, de 'seed of the Nation' van de Verenigde Staten. Een voordracht over de Pilgrim Fathers die in 1620 vanuit Delfshaven vertrokken naar Engeland en Amerika. In de Boerderij, Hellingstraat 9. 18 mei 2010    20.00 uur    Jaarvergadering.

In dit nummer een foto van de Oude Kerk die uitgaat, naar schatting uit het begin van de jaren 1930. Van de Dialectwerkgroep meer over het stuk 'In de wachtkamer', van Dick Schaap een verhaal over Huizer handelaren en van Henk Schipper de geschiedenis van het landgoed Erica aan de Naarderstraat. Tenslotte is er het laatste deel van de Geschiedenis van Gooiland met gedeelten waarin Lambert Rijksz. Lustigh voorkomt van Harmen Kos. Met een oproep voor een foto en de puzzel wordt dit nummer afgerond. Veel leesplezier gewenst.
Correctie. In het vorige nummer werd in het artikel 'Wat was de Porceleine Pot' van Dick Schaap verwezen naar het verhaal over de naamgeving van straten door de heer K. Wouda in 'Huizen, hoo 't vroger was'. De heer Arie de Braal liet ons weten dat Klaas Wouda echter niet voormalig gemeentesecretaris was maar hoofd Sociale Zaken van de gemeente Huizen. Hartelijk dank!
Wendy van Noppen

Voor een artikel over de schrijver Nescio ben ik op zoek naar een foto van Dirk Kerkmeester, die leefde van 1828 tot 1905 in Huizen. Hij was getrouwd met Pietertje Vos. Ze hadden vier
4 DE RATEL / DECEMBER 2009
dochters: Besseltje (1851, getrouwd met Lammert Schaap), Hendrikje (1852, getrouwd met Jan Schaap), Aagje (1862, getrouwd met Lambert Veerman) en Gerritje (1866, getrouwd met Mijndert Rebel). Wie kan mij helpen aan een foto van Dirk Kerkmeester?
Maurits Verhoeff (Vreeland), tel. 0294-233306

Uit mijn verzameling kwam deze grote foto tevoorschijn. Het is mij onbekend waar en wanneer precies deze foto oorspronkelijk gepubliceerd is, naar schatting begin jaren 1930.
    Op de plaat zijn diverse mensen echter goed herkenbaar en wel:    
1. Linksonder de man met hoed en het meisje aan de hand zijn Jacob Honing en zijn dochter Eef. De bijnaam van Jacob was Schothorst en zij woonden aan de Ceintuurbaan/hoek Tuinstraat.
2. De kleine man achter hen is Gerrit Hartog, de vader van koster Gerrit Hartog van de Eng-
weg.
3. De vrouw met de cornetmuts op de trap is Marre Vlaanderen — van den Born. Zij woonde vlakbij de kerk op de Keucheniusstraat. Zij was een dochter van Kees van den Born, de laatste 'vurzanger' in de Oude Kerk tot 1912. Toen kwam een orgel in de kerk en was zijn werk als voorzanger af.
Wie heeft nog aanvullingen?
Aartje Kruijning-Teeuwissen


ÂVANmDE2DIALECTWERKGROEP
Op het stukje in de vorige Ratel zijn diverse reacties gekomen betreffende het stuk 'In de wachtkamer ...' Er lijken verschillende versies van te bestaan. Hieronder treft u een stuk aan dat ingestuurd is door de heer Goos Kriek. lk kan mij niet met zekerheid herinneren of dit het zelfde stuk is dat op de jaarvergadering werd voorgelezen. Het lijkt er wel op. Mogelijk is onderstaande versie iets korter. Ook is er onduidelijkheid van wie onderstaand stuk is (en dat geldt ook voor het voorgelezen stuk). Navraag bij diverse mensen leverde van toneelvereniging Ontwaakt op dat het mogelijk een bewerkte versie is van het gedicht van Haindruk van 'de wachtkamer' voor toneel in het Voor Anker. Dit lijkt te kunnen kloppen, want intussen zijn enkele verzen van Haindruks gedicht boven tafel gekomen. En daarin komt ook een Gerrebrangd voor die in het vooronder gevallen is. Ook eupen béënen, winterteejen, niet kunnen kakken, met een pannetje vallen, enzovoort komen in Haindruks gedicht of in zijn boek voor. Als er iemand is die zeker weet wie deze bewerking gemaakt heeft, dan hoor ik dat graag. Ook zou het leuk zijn als er nog meer versies boven tafel komen, of een langere versie, of als duidelijk wordt hoe de voorgelezen versie op de jaarvergadering precies was. Reacties kunt u naar de redactie sturen. Het onderstaande stuk is door Gerrit Jongerden in de juiste spelling omgezet.
Ineke van Herwerden
IN DE WACHTKAMER VAN DE DOKTER
Toneelstukje voor drie dames en twee heren.

 
Oë gelukkig, nog gien volk. Dat valt mie.
Dag Hain. Ja man, dat komt, teugen jou ëzaid en teugen 'n aar ëzwegen, 'k het ammar zoë'n last van eupen béënen en wijnterteejen. En gisteren hadden we pangkook ëgeten en Ôm kôrt te gaen, eer datte we naer bedde too gungen, wou ik nog een bietjen melk heet maken vur 'n krijtert. En daer haal ik 't startpannetjen van 't vuur of en daer valt m'n toch al die hete melk over m'n béënen. Nou, dat begrijp ie: ik kon wel krijten . zoë'n pijnde!
Stakkerd, hou Ôppe. Verbrangden, ik weet d'r alles van. 't Is nog ëries ëbeurd bij éëntjen, dee had vet uitëbukken en dee vul mot panne en al over de drumpel. D'r héële lijf zat vol met blaeren. Kijnd, wat dee stakkerd ëliejen het, is mét gien penne te beschrijven.
Dag samen. Hè, hè, 'k bin blij da'k d'r bin. Dat loëpen valt nijt mie. 'k Het haast gien asem. Mijn heden, jij oëk hier Mains? Wat schort jou as'k vragen mag?
Nou kijnd, dat vertel ik net an Hain. 'k Het eupen béënen en wijnterteejen en 'k het d'r ammar zoë'n schoek an!
Zoë zie je mar, ieder krijgt wat Mains.
Je kommen zeker vur je aigen, as 'k 't goeëd zie, is 't nijt? Jaat, nenne, mar 't valt nijt mie hoor op dee leeftijd en vurral mét dat benaauwde weer.
IVIÔt je nog lang loëpen?
'k Bin halfwegen.
't Valt zeker nijt mie kijnd. Je krijgen een klap an as 't zoë schielijk gaet.
Goeiedag samen. Moekerig! A'k 't goeëd het, zit 'r breu an de lucht. De wijnd gaet krimpen. 't Kan nog welderies beuren dat d'r een bietjen onweer achter zit.
6
Hain•.
Gerrebrangd:
Er wordt geroepen:
Hain gaat naar binnen.
Juf. Jansen (komt binnen):
Allemaal:
Juffrouw Jansen: Lijs:
Juffrouw:
Mains: Lijs:
Juffrouw:
Lijs:
Mains:
Juffrouw:
Allemaal: Mains:
Lijs:
Ja, 't luchien ziet nijt arg peuter, mar hoo kom jij zoë hier Gerrebrangd, toch gien arremeu?
Nou arremeu, arremeu, wat za'k zeggen. Dat komt man, vlede week veuren we onger Urk. D'r stung een strakke wijnd uit 't Noordoësten. 't Was tijd Ôm in de kooi te gaen en too bin ik uitësult. Waarover weet ik nijt, mar ik bin pardoes in 't vurônger ëvullen. Nou hem ik m'n huup ëfokseerd en m'n knije. M'n huup aveseert al mooi, mar m'n knije wul nijt arg. 't Is ammar zoë dik. 'k Bin bange dat t'r leewater in zit of ërunnen bloeëd. En nou was ik toch thuis, ik denk kwam ik mos voort dijmie effen bij de ouwe man anloëpen. Wie is er aan de beurt?
Goedemiddag.
Dag mins.
Niet zo druk vanmiddag.
Neejen stakkerd. 't Is vrijdaggemiddag en dan is t'r nooit vuul volk. Wat ik vragen mag, wooën je oëk hier in 't darp of kom je van buiten.
Ja ziet u, ik woon al enkele maanden in 't dorp. Mijn man is een Huizer en ik woon in de Kerkstraat, hoek Achterbaan.
Waar is dat dan Lijs, weet jij 't?
Jaat ziel, in de Koelemoes. Wel wooën je daer, wel stakkerd, ik had je nooit thuis ëbrocht, evegoeëd.
Ja hoor, daar woon ik. Maar zou ik iets mogen vragen? Als het kan, zou ik graag even voor willen gaan. lk wou dolgraag vanmiddag met de kinderen naar zee.
Ja lieve hart, daer kannen we nijt an beginnen, evegoeëd. As ik dat nou vreug.
Neejen hoor, dat kan nijt. lk zit oëk al te rillen. 'k Mét m'n werk nog ofmaken, aerëpels schellen en overhangen, 'k mét nog droëgschuren, neejen hoor, dat kan nijt.
Nou, dat spijt me wel heel erg. Maar dan kom ik morgen wel terug, want ik wou graag naar zee. Goedemiddag.
Dag mins.
Zukke wijven, zukke buitenluiers.Ôm te werrëken staenen d'r hangden dwars an d'r lijf.
Watte? Ze binnen net goeëd Ôm an zee te leggen mét d'r lui staken ôrnhoëg en d'r gore broeder in 't water. Ze kunne m'n de bout hachelen, zukke wijven.

Hain komt uit de spreekkamer.
Gerrebrangd gaat naar binnen.
Lijs: Hain, kan jij een buitemins dee mét 'n Huizere man ëtrouwd is en dee wooënt in de Koelemoes?
Hain: Wel Jaat Lijs. Hij is een jooën van moeders Waaieneut d'r tweede man en z'n vader heten Raier. Hij is ëtrouwd mét een moekerig mins, want mijn Marregriet zai lest nog: je zienen d'r nooit een dek uitkloppen en ze lait vuultijs an zee.
Mains: Nou, dan is ze 't wel hoor. Ze had net zoë'n gore môngd of ze nooit gien Spense zeep gebruikt.
Lijs:    Mar apperdepo Hain, wat docht de dokter van jou?
Hain: Nou kijnd, eerlijk ëzaid, 'k was bange da'k wat ôrndreug. Dat komt mins, ik het ammar zoë'n bangde vur m'n lijf. Aarst bin ik altijd gezôngd ëweest. Net hem ik nog eries een keer de flap
    /     7
ëhad. Nou, de dokter het m'n héëlemol Ôngerzocht en beklopt, mar hij kon niks vijnden. Wel vreug tie ammar of ik stoelgang had lk zai: jaat dokter, ik zit alzeleven, dat brengt m'n werk mie, daer nijt van evegoeëd, mar ik het een mankement en daer tob ik al jaren mie lk kan slecht kakken!

Dick Schaap
Jaap was een gewone Huizer man. Duitse pet op, pilobroek aan en witte klompen. Zijn vrouw, Geertje, was een gewone Huizer vrouw. Ze droeg door de week haar zwarte jak, een bonte schort en vaak een pikmuts op. En zondags ging Geertje trots met haar 'startmus' op met Jaap en de kinderen naar de kerk. Heel gewoon, zoals iedereen in het dorp.
Maar er was toch een verschil tussen Jaap en Geertje. Hij kwam uit de handel en zij uit een vissersgezin. Dat verschil zag je niet meteen aan die mensen, maar als je ze beter kende, kon je het wel merken. Als Jaap 's avonds thuis kwam en het gezin om de tafel zat — aardappels, groente uit eigen tuin en een visje — kwamen de verhalen los. Geertje vertelde over haar vader Klaas en zijn broers, die op de Zuiderzee visten. Over vissen in gevaarlijk weer. Over zware tochten op het ijs tijdens de winter. De kinderen luisterden dan vol ontzag naar moeders verhalen. Ja, opa Klaas, dat was een held!
Maar dan kwam vader Jaap met het verhaal over zijn vader, opa Hendrik. Die zat in de handel. Hij verkocht kaas. Dat verhaal ging over kaas verkopen.
Opa Hendrik had een hondenkar. Voor, of eigenlijk half onder de kar liepen twee honden. In de kar lagen hele en halve kazen. Een kleine weegschaal, gewichten, een kaasmes en een handdoek. Dat alles lag onder enkele losse planken. Zo ging hij naar Bussum. Daar woonden rijke mensen in deftige huizen. Daar moest je zijn voor goede handel.

    Brinklaan,    Bussum.

Op een keer stond opa Hendrik — of zoals bijna iedereen in het dorp zei: Hein - met zijn hondenkar met kaas voor een prachtige villa op de Brinklaan. Hij liep zoals gewoonlijk achterom en klopte op de keukendeur. 'De kaasboer!'. Er kwam een dienstmeisje in Huizer kleren. Het was Geessie van Pietoom; hij kende haar wel. Ze zei, dat ze mevrouw wel even zou halen. Als Hein even wou wachten. . . Daar kwam mevrouw al. Ze liep mee naar de weg, naar de kaaskar. Met één hand tilde ze haar mooie rok omhoog. 'Kaasboer, laat me maar eens even
8    DE RATEL / DECEMBER 2009
proeven'. Hendrik greep onder plankjes in de kar en pakte een stuk kaas. Boerenkaas, Die had hij zelf gekocht bij een boer achter Weesp. Lekkere kaas, vond Hendrik. Maar ja, zou mevrouw dat ook vinden? Mevrouw proefde. 'Nee, kaasboer, dit is niet mijn smaak'. Hendrik greep weer onder de plankjes. En sneed een plakje van een stuk kaas van een andere boer. Mevrouw proefde weer. 'Nu, kaasboer, 't is wel lekker. Maar ja, ziet u, mijn man. Hij heeft toch een andere smaak'. En Hendrik was wel zo goed om nog weer een ander stuk kaas aan te snijden. Met een schuine blik keek hij naar mevrouw. Hij zag aan haar gezicht, dat het weer niet beviel. Wacht even, dacht hij. . . 'Mevrouw', zei hij, 'maar nu weet ik wat uw smaak is. Dit is wat voor u'. En met een stalen gezicht greep hij weer in de kar en pakte opnieuw een stuk kaas. Het was hetzelfde stuk, waarvan hij haar de eerste keer had laten proeven. En mevrouw proefde. 'Ja, kaasboer. Dit is het! Breng het hele stuk maar in de keuken. De meid zal je wel betalen'.
Je kunt begrijpen, zei vader Jaap, dat mijn vader, een binnenpretje had. Hij had dat verwaande Bussummer mens toch maar mooi tuk gehad. Maar moeder Geertje zei: Nee, je vader heeft haar bedrogen! Kijk dat was nou het verschil tussen Jaap en Geertje. Jaap vond handel een slim spel. Je kon er goed mee verdienen. Geertje vond dat je altijd eerlijk moest zijn. Zij kwam uit een vroom gezin en was zeer vertrouwd met de Bijbel. Wie mensen bedroog, deed wat God had verboden. Daar kon toch nooit zegen op rusten. En zei haar vader niet altijd: Aan de zegen des Heeren is alles gelegen? Dat wist hij als visserman veel te goed.
Naschrift f: Met dit ethische dilemma zijn vee/ Huizers opgegroeid. De spanning tussen watje 's zondags in de kerk en op catechisatie hoorde en het gewone, dagelijkse leven met zijn eigen regels.
De handel (vis / kaas) heeft vee/ welvaaH gebracht in het dorp. Maar het had ook zijn eigen prijs. Het levensgevoe/ van de vissers en de boeren, dat wij geheel afhankelijk zijn van God, dat gevoel verdween.
Naschrift 2: De kaasboer (visboer) met zijn hondenkar, is dat geen goed icoon voor Huizen? Hij leeft nog! Zie 'Old Amsterdam'.

Henk Schipper
Langs de trap in het museum het Schoutenhuis hangt een oude kaart van het Gooi. Daarop ziet men aan de westkant van Huizen een groen gekleurd gebied. Een gedeelte van dit gebied is nu bekend als het landgoed Erica. De kaart werd oorspronkelijke gegraveerd door H. Post en uitgegeven door Ottens ca 1740. Het landgoed bestond voornamelijk uit bos. Op de kaart kan men zien dat vanaf de Driftweg twee paden het bos in liepen. De eerste kwam uit op een kruising van paden: het centrum van een sterrenbos (rondpoint). Het was in de 18e eeuw mode zo'n park aan te leggen, het liefst op de helling van een heuvel, zoals hier de Sijsjesberg. Het tweede pad vanaf de Driftweg moet de oprijlaan geweest zijn. Dit pad gaat op het eind tussen twee parken door en eindigt bij een zwarte stip. Het is waarschijnlijk dat daar toen een vijver was. Aan weerszijden van dit pad lag een scheiding, waarschijnlijk een haag. Vanuit het rondpoint gaat een lang pad naar het westen: de verbinding met Oud-Bussum en Naarden. Het sterrenbos en het park ten westen van de oprijlaan waren apart omheinde tuinen of parken. Het landgoed had geen hofstede. Bij het bos staat de naam Jac. Van Hoorn, de eigenaaL
De kaart in het Schoutenhuis is een kopie. De oorspronkelijke kaart is groter. Het begin van de Naarderstraat is op de kaart wel heel vreemd aangegeven, het lijkt dat de cartograaf moeite had met het intekenen van het bos. Van de kaart bestaat ook nog een andere staat, waarop het bos anders en waarschijnlijk foutief is weergegeven. Misschien was het bos toen nog in aanleg. Nader onderzoek zou moeten uitmaken welke staat de eerste is. Voorshands neemt de schrijver aan dat de kopie in het Schoutenhuis de tweede staat weergeeft. Op de kaart van Tirion van 1750 is de ligging van het bos gekopieerd van deze tweede staat.
    /     9

Als we kijken wat er nu nog van dit bos over is, dan zien we dat het wordt verdeeld door de Naarderstraat die is aangelegd ongeveer op de plaats waar een oud pad lag. Aan de noordzijde hiervan is het bos nu een villawijk. De Van Hoorns Houtweg herinnert er nog aan de vroegere eigenaar van het bos. In de Huizer Courant dd. 2008-19920 staat als verklaring van deze straatnaam: "In vroeger tijden lag hier eens een klein buurtschap, het Van Hoornshout, waar men zich voornamelijk bezighield met de verbouw van eikenhakhout voor het bakkersgilde".
Aan de zuidzijde van de Naarderstraat ligt nu nog het Ericabos. Het eerste hekje vanaf de hoek met de Ericaweg leidt naar een brede nu overgroeide laan, geflankeerd
%11//1/
De Van Hoornshout.
Uitsnede uit kaart van Ottens ca 1740.

door hoge sparrenbomen. Deze laan ligt ongeveer op de plaats van het pad naar het rondpoint maar eindigt nu bij het hek van de bebouwing aan Korhoenlaan. Het was ook de oprijlaan van het huis Erica. Het tweede hekje gaat naar een zandpad langs een lage wal met beukenbomen.
De derde ingang tussen twee pilasters is de oude oprijlaan van het landgoed. Op ongeveer 50 meter afstand van de laan aan weerszijde ligt een lage wal met beuken. Aan het einde is een dwars pad en daarachter een grote kuil. Het lange pad dat vanaf het rondpoint richting OudBussum liep is voor een groot deel nog aanwezig. Er zijn ook een aantal paden die niet op de oude kaart staan.
Het bos van Jacobus van Hoorn Op de kaart van Ottens uit ca 1740 zijn de namen van de eigenaren van de landgoederen vermeld. Bij het Ericabos is dat Jac(obus) van Hoorn. De meeste eigenaren waren bemiddelde Amsterdammers. Volgens Rigter investeerden zij in deze landerijen met een tweeledig doel. Door landbouw, bosbouw en veeteelt hoopten ze op geldelijk gewin. Daarnaast wilde
zij het gebruiken als zomer verblijf- Het Ericabos heden.
Bewerkt kaartje van de Gemeente. plaats. Meestal was er bij het landgoed een hofstede of hoeve waarin een deel bestemd als zomerhuis. Het zal ook hier wel de bedoeling geweest zijn zo'n hoeve te bouwen. Uit niets blijkt dat dit ooit gebeurd is.
Jacobus van Hoorn is geboren in 1682; waar is onbekend. Zijn vader heette Jacob van Hoorn; hij was makelaar in Amsterdam. Het is niet onmogelijk dat de familie uit Emden in Oost-Friesland kwam. Daar woonden veel Van Hoorns die tot de Mennonieten gemeente behoorden. Over de jeugd van Jacobus is niets bekend. In 1701 werd hij ingeschreven in het lidmatenboek
10    DE RATEL / DECEMBER 2009


van de Doopsgezinde Gemeente Het Lam en Toren in Amsterdam. Waarschijnlijk studeerde hij theologie want in 1710 werd hij predikant van dezelfde gemeente. In dat jaar verbleef hij ook enige tijd in Limburg. Hij bediende daar de gemeente Burtscheid-Maastricht. Hij werd er in 1711 opgevolgd door Joannes Helgers.
Op 2 juni 1716 tekende hij in Amsterdam de akte van ondertrouw met Marritje Block. Zij werd in datzelfde jaar ingeschreven in het lidmatenboek van 't Lam. Kees Smit vermeld over de bruiloft dat de dichter Langedijk een aardig gedicht maakte waarin hij Jacobus noemt "de zieleherder die lieve lammre queeckt". Op 29 december 1716 werd hun zoon Dirk Blok geboren. In het volgende jaar stierf Marritje. Ook Dirk is waarschijnlijk jong gestorven. Hoe Jacobus met de Mennonieten of Doopsgezinde Gemeente te Huizen in contact kwam is nog onduidelijk. Het is mogelijk dat hij hier preekbeurten vervulde.

Akte van ondertrouw Jacobus van Hoorn en Marritje Block. StadsarchiefAmsterdam.
In 1714 was er in de doopsgezinde gemeente in Huizen een geschil tussen de diakenen, leraar en broeders over de bediening van het Heilig Avondmaal. Amsterdamse predikanten bemiddelden daarin. De Huizer leraar was toen Claas Gerrebrandtz van Aalst. (Streekarchief Hilversum B145-111)
In het Streekarchief in Hilversum zijn nog veel oude transacties van Van Hoorn te vinden. Hij kocht in de periode 1722-1726 in 39 akten percelen grond in Huizen en omgeving. In die tijd moet hij begonnen zijn met de aanleg van het bos en park. Zoals de kaart van 1740 aangeeft lag het bos tussen de engen en niet op de gemeenschappelijke heide. De aankopen betroffen niet alleen het bos maar ook andere percelen, ook wel gelegen in omliggende plaatsen. Jacobus moet vanaf 1722 veel in Huizen geweest zijn. Hij kende er veel mensen en, zoals later zal blijken; hij had hart voor de Mennonieten Gemeente in Huizen.
In 1728 legde Jacobus zijn ambt in Amsterdam neer. Jacobus van Hoorn is overleden op 11 april 1731. Hij is begraven op 16 april in Amsterdam.
In het streekarchief bevinden zich een groot aantal stukken die over de nalatenschap van Jacobus gaan. Volgens het testament werd de helft van de " Plantagie off Bosch en Landerijen tot Huijsen" gelegateerd aan de Doopsgezinde Gemeente van Huizen "onder die conditie en voorwaarde noghtans dat deselve halve Plantagie, Bosch, en Landerijen bij de kerk voorschreeven nooijt ofte ten geenen dage zullen mogen werden vercogt, belast ofte beswaart,

en dat ook de vrugten daarvan koomende, na aftrek van alle lasten, . alleen zouden moeten dienen tot des te beeter onderhoudt van de voorn. Kerck dat deselve suijvere vrugten des voorsz. Halve Plantagie, Bosch en Landerijen zouden moeten worden uijtgekeert aan den Mennoniete off Doopsgesinde Predikant tot Huijsen
Uit het bovenstaande blijkt dat Jacobus het nodig vond dat de Gemeente duurzame financiele ondersteuning zou moeten krijgen. De Gemeente was waarschijnlijk klein. Daarover zijn weinig getallen bekend. (In 1792 telde de Gemeente 35 zielen) Het blijkt dat men het bos zag als een plantage die geld moest kunnen opbrengen. Het legaat bestond niet alleen uit het bos (later Van Hoorns Hout genoemd), maar ook uit andere percelen grond die waarschijnlijk verpacht ofyerhuurd werden. De predikant werd hier verantwoordelijk voor een goede besteding

van de opbrengsten.
Jacobus had geen levende kinderen; in het testament is daar geen sprake van. Een kwart van de goederen werd gelegateerd aan de minderjarige Maria de Vries. Zij was de dochter van Jacobus' schoonzuster Diewertje Blok, die gehuwd was met Hendrik de Vries. De ouders van Maria waren toen kennelijk al overleden. Maria huwde later met Hendrik Hagen. Zij kregen een zoon en een dochter. De zoon, Hendrik Hagen jr. had een zoon die stierf in 1789. De Eigendom van het kwart ging toen over op de dochter Anna Maria Hagen. Zij trouwde na een eerder kinderloos huwelijk met Eltje Reynolt Sypkens. Dit echtpaar verkocht hun aandeel in het bos aan de Doopsgezinde gemeente op 19 september 1806.
Het andere kwart was gelegateerd aan Elsje Capiteyn. De relatie tussen haar en Jacobus is niet duidelijk. Zij was getrouwd met Jan van Norden, die in 1731 al overleden was. Elsje woonde waarschijnlijk in Huizen. Behalve het kwart in de nagelaten goederen van Jacobus kreeg zij bij een akte van scheiding en deling in volle eigendom toebedeeld: "een klijn stukje landt en klijn huysje en erf in Huizen." Door vererving ging de eigendom van het aandeel in het bos over naar respectievelijk Heiltje Outman- van Norden, Maria Outman en daarna naar haar drie dochters. Deze drie verkochten gezamenlijk het aandeel aan de Doopsgezinde Gemeente te Huizen op 17 september 1786. Sinds 1806 was dus deze kerk volle eigenaar van het bos de Van Hoorns Hout.
De Van Hoorns Hout was een productiebos. In het streekarchief bevinden zich nog veel afrekeningen en andere stukken die opbrengsten betreffen. Het is moeilijk uit te maken hoeveel De Hout opbracht omdat er ook
12

Van Hoorns Hout naar kadasterkaalt ca f930.

Situatie Van Hoorns Hout.
Uitsnede kaaHje Gemeente ca. 1970.

nog andere percelen grond buiten De Hout in eigendom waren. Aanvankelijk is er sprake van takkenbossen, die verkocht werden. Deze bossen werden kennelijk in eigen beheer gevormd. Later, vanaf 1748, werd het recht om hout te hakken steeds voor een jaar verpacht volgens door een notaris opgemaakte voorwaarden. Dit ging zo door tot 1912.
Er is nog correspondentie tussen dominee Moerbeek en de heer Sypkens. Het ging in de brieven niet zozeer om de verkoopprijs van het kwart van de goederen, maar wel om de verantwoording en uitbetaling van de opbrengsten. Hoewel de Doopsgezinde Gemeente verantwoordelijk was voor de exploitatie, moest zij aanvankelijk wel steeds tweemaal en kwart van de opbrengsten afdragen aan de mede-eigenaren. De opbrengsten zullen wisselend geweest zijn in de loop der jaren. In de 18e, 19e en zelfs in de 20e eeuw kocht de Doopsgezinde Gemeente nog nieuwe gronden aan, ook aangrenzend aan de van Hoorns Hout. Duidelijk is dat er lange tijd is gekapt en dat de takkenbossen werden verkocht. De Huizer bakkerijen en rokerijen zullen afnemers geweest zijn.
Zoals hierboven al opgemerkt telde de Doopsgezinde Gemeente maar weinig zielen. In 1811 waren er ongeveer 40 mannen en kinderen (vrouwen werden niet genoemd). Ds Jacobus van Moerbeek was er predikant van 1792 tot 1825. Het was de laatste. Na 1834 waren er geen diensten meer en in 1843 werd het hele beheer over de bezittingen overgedragen aan de Gemeente te Amsterdam. Inl 878 werd Doopsgezinde Gemeente Hilversum-Huizen opgericht. Zij kreeg nu de eigendom over de bezittingen in Huizen. De diensten werden in Hilversum gehouden. Rond 1910 begon deze Gemeente te denken aan verkoop van de Huizer eigendommen.
Landgoed Erica
Op 23 december 1912 werd grond verkocht aan de Lutherse Diaconessen Inrichting te Amsterdam. Het betrof het ZO gelegen sterrenbos met een strook ernaast tot aan de de lage wal met

Het huis Erica ca. f915. Foto Gemeentearchief.

beuken. De omschrijving was: "driestland, hakhout en laan te Huizen aan de Eng". Driestland is kaal ongebruikt land. Over de geschiedenis van de Lutherse Diaconie en Huize Erica heeft M. Heijder een artikel geschreven in de achtste jaargang nr. 3 van de Huizer Kring Berichten (nu de Ratel). De bouwvergunning voor het ontwerp voor een kinder-herstellingsoord van W. Hamer lag bij de aankoop al klaar. Huize Erica werd gebouwd in 1913-1914. Het betrof het hoofdgebouw en een put voor drinkwater. In 1926 en 1964 zijn er bijgebouwen aangebouwd.
Het huis was echt gebouwd als vakantie/herstellingsoord voor kinderen.
Ervaringen van een diacones in 1930 worden verteld door zuster Ridder:
 "In de zomer van 1930 had ik een benoeming aangenomen in herstellingsoord Erica te Huizen. 1-1eÇwas mijn bedoeling om als helpster bij de kinderen te mogen werken, maar deze plaatsen waren al bezet en zo werd ik aangenomen voor de broodkeuken en had tot taak elke dag zo'n zesentwintig broden op de machine te snijden om ze daarna als sandwich met boter besmeerd op negen broodschalen verdeeld over drie lange tafels in de eetzaal klaar te zetten. Dit huis, genoemd Erica was als vakantieoord voor kinderen die op doktersadvies gedurende zes weken hier werden opgenomen om met goede voeding en in gezonde buitenlucht weer aangesterkt naar huis terug te kunnen gaan. Een enkele keer bleek de kuur met nogmaals zes weken verlengd te moeten worden. Dit huis ging uit van de Lutherse Diaconesseninrichting te Amsterdam en aan het hoofd stond Zr. Truida, een diacones die samen met Zr. Anna de leiding had. In de keuken was Zr. Dien aangesteld. Zij was tegen haar wil hierheen gezonden, terwijl zij als leerling-verpleegster in de Lutherse Diaconesseninrichting haar opleiding met een jaar moest onderbreken. De eerste dagen heeft zij vele tranen gehuild. Maar..., hoe werkte dat in een diaconessenhuis in 1930?
In de hal van het Diaconessenhuis in Utrecht stond in een muur gemetselde steen te lezen: Wat wil ik?
Dienen wil ik.
Wien wil ik dienen?
   De Heer, in zijn ellendigen en armen. En wat is mijn loon?
lk dien niet om loon,
En als ik daarbij omkom?
Kom ik om, dan kom ik om. (Esther 4:16)
Toch heeft Zr. Dien zich een goede leerling-diacones betoond. Zij heeft haar taak aanvaard en lekker gekookt. Maar... , hoe kwam het dat de pap op zekere dag was aangebrand? De geur trok door het hele huis en daar kwam Zr. Truida op af. Zij was boos; mopperde over gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en zei: Wat moet ik met die hele pan pap beginnen? lk kan die toch niet weggooien en wat moet ik straks de kinderen voorzetten? Maar Zr. Truida was niet voor een gat te vangen; en toen de pan de eetzaal werd binnengebracht, zei ze tegen de kinderen: Ja kinderen, nu heeft de keukenzuster zonder dat ik het wist vanille in de pap gedaan en nu moeten jullie maar eens proeven of je dit lekker vindt. De kinderen keken blij, de pap werd opgeschept en al de borden gingen leeg. Dat was een goed voorbeeld van wat suggestie vermag.
Aan de tafel werd gebeden en gedankt en er werd door de diaconessen uit de Bijbel verteld tussen het spelen en wandelen. En de groep van zo'n zestig kinderen, die de eerste dagen verlegen en rustig rondliepen, was aan het eind van de zes weken rumoerig en soms baldadig. Maar..., er heerste orde en regel; dat was vooral te merken op zondagmorgen. Dan kwamen de kinderen met hun schone jurkjes en pakjes rustig naar binnen en bleven achter hun stoelen staan terwijl we zongen:
O stille Zondagmorgen, vol rust en sabbatsvree
Deel aan mijn rusteloos harte iets van Uw vrede mee.
Breng mij, na angst en zorgen bij 't drukkend aardse kruis Een glimlach van den morgen, een groet uit 't Vaderhuis.
Wat hadden de kinderen van deze woorden begrepen? Maar dat het indruk op hen maakte was goed te merken en voor ons als helpsters was door dit lied de sleur van elke dag doorbroken en deze dag apart gezet.
Toen de zomer voorbij was en de laatste groep kinderen naar huis gegaan was, werd dit huis gesloten en ook ik kwam weer thuis."
Tot zover het citaat van Zr. Ridder. Het is een momentopname van de sfeer die er destijds in het huis heerste. Van 1942 tot 1946 waren er in het huis 50 geëvacueerde kinderen uit Zeeland. In 1987 werd het landgoed verkocht aan "Gasthoeve Erica" (Hagedoorn) en in 1990 werd het huis Erica gesloopt, waarna het wijkje aan de Korhoenlaan werd gebouwd. Het resterende van dit gedeelte park werd overgedragen aan de Gemeente Huizen.
Het Ericabos
Het ZW gedeelte van het bos, groot bijna 13 ha, werd door de Doopsgezinde Gemeente in 1916 verkocht aan makelaar Fernhout in Bussum. In de akten van verkoop aan Fernhout en ook aan de Diaconessen staat dat de Doopsgezinde Gemeente vanouds eigenaar was van de gronden, maar er werd niet verwezen naar het oude testament van Van Hoorn. Vermoedelijk dacht men toen dat het verloren was gegaan. Van 1916 af was dit ZW gedeelte steeds in particuliere handen. Delen werden verkaveld en men probeerde deze te verkopen als bouwgrond. De laatste eigenaren waren de heren Rutten in Horst en de heer Van Os in Blaricum. De heer Van Os bezat het middendeel tussen de lage wallen met de oude oprijlaan. Hij kocht dit deel in 1949 van F.W. Havik. Er was toen al een schaftlokaal en de grond werd aangeduid als tuin. Het schaftlokaal moet al gebouwd zijn in 1944 of eerder. Van Os (en misschien ook al Havik) was degene die er een kwekerij en boomgaard van wilde maken. Ook wilde hij er kippenhokken plaatsen. Dit werd hem door de Gemeente verboden, hoewel omwonenden wel kippenhokken hadden. Op de wallen plantte hij beuken. Verwilderde fruitbomen herinneren er nog aan deze tijd. Het is waarschijnlijk de heer Havik er een huis wilde bouwen, daar waar nu de kuil is aan het eind van de oude oprijlaan. De resten van een vijver uit die tijd, bij de ingang van het scoutingterrein, zijn sinds enkele jaren verdwenen. In 1952 kocht de gemeente Huizen het terrein van Van Os.

Het huis Erica.
Luchtfoto Gemeentearchief.

De heren Rutten kochten het grote, meest westelijk gelegen gedeelte in 1922 van G.L.J. Vlam in Bussum. De omschrijving van dit deel was nog driest, hakhout en heide. Al of niet clandestien werd er hout gekapt. Het zal steeds een kaal stuk land geweest zijn. In 1952 verkochten de gebroeders Rutten het aan de Gemeente Huizen. Hiermee is de Gemeente Huizen eigenaar van het gehele niet bebouwde deel van de oude Van Hoornshout, nu bekend onder de naam Ericabos. De gemeente zag in die tijd mogelijkheden om in het gebied te bouwen. In ieder geval achtte het bestuur het in het belang van de Gemeente om de gronden aan te kopen. Na verloop van tijd werden er bomen geplant. Later kwam het plan op om er een begraafplaats in te richten. Nog in 1994 vertelde de toenmalige wethouder dat dit de minst beroerde keuze voor een derde begraafplaats zou zijn. In 1975 kreeg Scouting Vasanta een mooie plek bij het bos. HeMs een jong bos met slechts enkele oude bomen. De bomen staan dicht op elkaar en de ossen van de Goois Natuurreservaat banen er zich een weg. Oude sparrenbomen staan er nog op het vroegere terrein van het huis Erica. Het Goois Natuurreservaat beheert het hele bos sinds 2002. De paddenpoel kreeg in dit beheer veel aandacht. Het is een onverwacht fenomeen in het bos.
N.J. Colly, aannemer in Huizen en A.E De Boer in Amsterdam kochten van de Doopsgezinde Gemeente in 1934 het noordelijk gedeelte aan de overkant van de Naarderstraat. De omschrijving was bouwland, driest en hakhout. Daar is sindsdien een villawijk ontstaan.
Literatuur:
M.G.J. Rigter: Buitenplaatsen in de Gooise Noordflank. Ontwikkeling van het gebied tussen Naarden en Huizen, Utrecht 1988.
A.N.J. Scheer: Over de listichheijt sommiger doopgesinde in naam, echter warelijck socianen inderdaat, Huizen 1995.
Ds. A.L. Broer: Honderd jaar Doopsgezind Hilversum, Hilversum 1978.
K.Smit: Pieter Langedijk, Hilversum 2000.
M.Heijder: Huize Erica te Huizen. Huizer Kring Berichten okt. 1987.
E. Ridder: Zuster Ridder, Austerlitz 1992.
Diverse berichten in de Huizer Courant. Internet:
www.GAMEO.org www.ostfriesischelandschaft.de
Met dank aan de Streekarchieven in Hilversum en Naarden, Stadsarchief Amsterdam, Gemeentearchief Huizen, Archief Historische Vereniging Huizen, Uitgeverij Bout, Het Goois Natuurreservaat, de heer H. Wittekamp, de heer F. Berghuis en mevrouw M. de Ruiter.
 VAN GOOILAND, MET GEDEELTEN WAARIN VOORKOMT (VERVOLG EN LAATSTE DEEL) HIEDENIS 
LUSTICH 
Harmen Kos
De Tolkwestie te Muiden in de 19e eeuw
Het tolprivilege van de stadjes Naarden en Muiden verleend door Albrecht van Beieren op 1 mei 1403 en door Philips van Bourgondië in 1501 opnieuw bekrachtigd, werd in de 19e eeuw een probleem. In een octrooi van 1634 van de Staten van Holland was dit opnieuw vastgesteld. In 1810 toen ons grondgebied door keizer Napoleon bij Frankrijk werd ingelijfd, droeg Muiden de tolrechten over aan het Hoogheemraadschap. Dit om financiële redenen, er moest een nieuwe Vechtbrug worden gebouwd, en de gemeentelijke financiën waren slecht. De stad zat totaal aan de grond. Met de overdracht van de tolrechten raakte Muiden wel een bron van inkomsten kwijt. Volgens een besluit van koning Willem I van 1826 moest iedere passant —

voetganger, fietser en voerman — tolgeld betalen. De inwoners van Muiden werden later vrijgesteld van betaling. In 1909 was als tolgaarder in functie George Kâuderer. De Muidertol bracht in die tijd minimaal f 26.000,00 per jaar op, maar was een doorn in het oog van de vele passanten. Ook de bekende Erfgooier Floris Vos, eigenaar van de modelboerderij Oud-Bussum had last van de tolgeldheffing. Zijn melkauto's die dagelijks naar Amsterdam reden om daar melk af te leveren, moesten noodzakelijk de tol tweemaal passeren. Dit kostte Floris Vos jaarlijks in flink bedrag aan tolgeld. Hij organiseerde een protesttocht naar Muiden. In samenwerking met de bekende Clinge Doorenbos, de heren Goedhart en Zegers van de ANWB, ging op zondag 9 september 1928 een colonne van 700 auto's naar Muiden. Floris Vos die voorop reed probeerde met zijn auto de slagboom te forceren, maar werd door de tolbewaarder en politie tot stoppen gemaand. Er werd toen door Floris Vos een protestbrief afgegeven en er werd een proces-verbaal opgemaakt. Na een slepende rechtsprocedure werd uiteindelijk de tolheffing op geheven.
Ten slotte nog wat bijzonderheden over het verleden van Naerdincklant — later Gooiland In de lijst van bezittingen van de abdij Werden aan de Ruhr bij Essen stond: De kerk en het kerkland van Naruthi, van Almere tot aan de Tafelbergen. Over Naruthi zijn de meningen verschillend. Sommigen denken aan nauw of eng, of in het Engels narrow, of smalle doorgang van een watertje of veenriviertje. Anderen denken dat er Naerden (Oud Naarden) mee bedoeld is, en leggen een verbinding met Naerdincklant, vermeld in de charter van 968 over de abdij te Hoog-Elten. Het vermelde kerkje van Naerden zou de kern geweest kunnen zijn van een vroege veenontginning in de omgeving van het Almere. Dit in aansluiting op de vermeldingen uit die zelfde tijd, over veenontginningen van Ark bij Nijkerk en Doornspijk op de Noord-Veluwe. Deze plaatsen worden ook vermeld in de lijst van het Werdense goederenbezit. Deze abdij gelegen aan de Ruhr bij Essen had nauwe banden met de welvarende Vechtstreek. Het was gesticht door de monnik Liudger, die omstreeks 740 in de omgeving van Zuilen bij Utrecht uit een adellijk geslacht geboren was. Tijdens zijn leven waren goederen en in het bijzonder kerken in zijn missiegebied, als bezitting aan de abdij gekomen. Het was in die tijd normaal dat schenkingen van rechten en inkomsten aan kerkelijke instellingen werden gedaan, ook al lagen die honderden kilometers verderop. In de twaalfde en dertiende eeuw kwamen er andere verhoudingen in het grootgrondbezit. De tijd van Liudger werd de Karolingische tijd genoemd naar het heersende Frankische koningsgeslacht. Toen dit zijn macht definitief in onze streken gevestigd had, konden de kerken, handel en scheepvaart tot bloei komen. De positie van het christendom was sinds de benoeming van Willibrord tot bisschop van Utrecht (695) al stevig verankerd. Utrecht werd als een kleine stad aan de splitsing van de Kromme Rijn en de Vecht, middelpunt van een zeer welvarende streek. Dorestad en Muiden vormden ieder aan een zijde de toegang tot dit gebied. Waarschijnlijk heeft Naerdincklant, later het Gooiland, toen al een bepaalde samenhang gehad. Wat al in 968 Naerdincklant werd genoemd, werd later na 1300 door graaf Willem III van Holland, Gooiland genoemd. Dit zou afgeleid kunnen zijn van Gouw. De Vechtstreek werd in die tijd Nifterlake genoemd, en de Utrechtse heuvelrug werd Flehite genoemd. In de omgeving van Houten was een buurtschap Upgoye, nu nog 't Goy genoemd.
Met de 'Tafelbergen' werd het heuvelgebied tussen Almere (de latere Zuiderzee) en het plassengebied bij Utrecht en Loosdrecht bedoeld. De bergen afgeplatte toppen van stuwwallen, die aanwezig zijn in de Naarder eng (Noorder Eng), op de Tafelbergseheide, de heuvels op de Wester- en Zuiderheide bij Laren en Hilversum en Bussum. Ook op de Hoornboegseheide bij Hilversum zijn nog een aantal hogere heuvels te vinden. De genoemde Tafelberg kreeg zijn naam pas in de achttiende eeuw, omdat er houten uitkijkstellage op was geplaatst, die in de twintigste eeuw weer is gesloopt.
Bronnen en literatuur:
• Archief Stad en Lande van Gooiland, het Erfgooiersarchief  Rijksarchief Haarlem, RAH

• Boekje Dr G.N. Honig, De Vroege Middeleeuwen in Holland (1942) (Boekje in mijn bezit)
• L. Rinkel, Bijdrage tot den rechtstoestand der Erfgooiers (1884)
• Albertus Perk, Verslag omtrent den oorsprong en den aard der gebruiksregten, op den heiden en weiden in Gooiland (1842)
• Dr D. Th. Enkelaar, Geschiedenis van Gooiland (1938)
• J.Ph. van Erk, De Erfgooierskwestie (1927)
• J.H. Sebus, De Erfgooiers en hun gemeenschappelijk bezit (1933)
• E.Luden, Stad en Lande van Gooiland (1918)
• Het Plakaat van de Staten van Holland en Westfriesland, 31 augustus 1708 (Kopie in mijn bezit)
• Ledenlijsten van Erfgooiers, wonend in de stad Naarden en de vijf Gooise dorpen (Kopie in mijn bezit)