Dit is alweer de laatste Ratel van 2006. Het bestuur wenst u dan ook een voorspoedig en gezond 2007. Terugkijkend op het afgelopen jaar kunnen we constateren dat dit voor onze vereniging een goed jaar is geweest. We hadden een aantal leuke ledenavonden, die druk werden bezocht; ook de excursie naar Schokland begin juni was een succes. Daarnaast zijn de diverse werkgroepen actief bezig geweest. In januari vindt de jaarlijkse bijeenkomst van bestuur en werkgroepen plaats en daar verheugen we ons op.
Graag wil ik op deze plaats memoreren dat op 31 oktober 2006 mevrouw E. Horst-Wouda is overleden op 1 04-jarige leeftijd. Niet alleen was zij de oudste inwoonster van Huizen, maar volgens onze informatie was zij ook de laatste die nog iedere dag de Huizer klederdracht droeg. Met haar heengaan is dus ook een eind gekomen aan de levende klederdracht in Huizen. Onze Werkgroep Klederdracht hoopt echter nog lang de dracht in beeld te kunnen brengen. De eerste gelegenheid daartoe zal zijn tijdens de nieuwjaarsreceptie van de gemeente Huizen op 4 januari 2007.
Rest mij nog u te wijzen op onze ledenavond van dinsdag 12 december 2006 in de Boerderij aan de Hellingstraat, aanvang 20.00 uur. Deze avond heeft tot onderwerp: 'De geschiedenis van de cacaofabriek Droste in Haarlem' door mevrouw van Beek. Het belooft weer een interessante avond te worden. Graag tot ziens bij onze activiteiten.
Met vriendelijke groeten namens het bestuur,
B. van Geenen, voorzitter

12 december 2006 20.00 uur Ledenavond in 'De Boerderij': De geschiedenis van de cacaofabriek Droste in Haarlem door mevrouw Van Beek
    6 maart 2007    20.00 uur    Ledenavond in 'De Boerderij': Westfriesch Duo
15 mei 2007 20.00 uur Jaarvergadering Historische Kring Huizen, eveneens in de Boerderij

Van de Werkgroep Genealogie ontvingen we een reactie op het gedicht 'Een Vreeselijke Moord' in de Ratel van juni 2006. Dan licht de heer Henk Schipper een tip van de sluier op van het werk in het knipselarchief van onze Kring. Het artikel 'Het dorp Huizen' van de heer O. van Tusschenbroek uit het blad Eigen Haard van juni 1906 (100 jaar geleden!) is hog goed te volgen. Dick Schaap besluit zijn serie over de HZ 45 met deel C 'De HZ 45 als plezierjacht en als varend monument'. Met nieuws van de Dialectwerkgroep en de puzzel is dit blad weer vol.
Veel leesplezier gewenst,
Wendy van Noppen
3

Henk Schipper
Oude krantenknipsel, zoals hiernaast afgebeeld, zijn vaak leuk om nog eens te bekijken en te lezen. Maar ook voor de geschiedenis van Huizen zijn ze soms van belang. Een onderdeel van het archief van de Historische Vereniging is de verzameling knipsels. Omstreeks 1995 is men ermee begonnen artikelen over Huizen uit kranten en tijdschriften te knippen en deze te bewaren met het doel ook de belangstellende of historisch onderzoeker van dienst te kunnen zijn. Inmiddels bestaat het overgrote deel van het archief uit krantenknipsels met betrekking tot de geschiedenis van Huizen. Heel oude kranten en bijzondere nummers worden in zijn geheel bewaard.
Het beheer van het archief bestaat hoofdzakelijk uit:
a. het verzamelen van kranten;
b. het uitknippen uit de kranten;
c. de inbreng van de knipsels in een bestand en het opbergen van het knipsel.
a. De voornaamste bronnen zijn de Huizer Courant, De Gooi en Eemlander en Het Nieuwsblad van Huizen. De andere kranten en tijdschriften worden niet systematisch onderzocht. Wij zijn hierbij afhankelijk van wat er incidenteel binnenkomt.
b. Bij het uitknippen komt men met elk artikel of bericht voor de vraag: nemen wij dit op of niet? De berichten geven verslag van gebeurtenissen in de gemeente, al of niet geïllustreerd met foto's. Het gaat erom te bepalen of een bericht historische waarde heeft. Men kan bijvoorbeeld onderscheiden tussen een verslag van een voorstelling van de toneelvereniging en een artikel over de vereniging ter gelegenheid van een jubileum. De laatste wordt eerder opgenomen dan de eerste omdat daar gegevens in kunnen staan over de geschiedenis van de vereniging. Absolute richtlijnen zijn hier niet voor te geven. Uitgangspunt is dat het artikel in de toekomst historische waarde zal hebben.
Er worden berichten uitgeknipt over:
- personen;
- onroerend goed: topografie, huizen, kerken, molens, havens, dorpsgezichten, enz.;
- organisaties: verenigingen, stichtingen, bedrijven, hulpdiensten, scholen, kerken, enz.;
- voorwerpen: kunst, archeologische voorwerpen, enz.;
- algemene gebeurtenissen: evenementen, overlast, zorg, oorlog, enz.;  fenomenen: verkeer, dialect, klederdracht, natuur, enz.
c. Het Historisch Archief bestaat uit meerdere afdelingen, die elk een code hebben. Zo heeft de verzameling foto's code 06; het knipselarchief heeft code 11. Elke afdeling gebruikt dezelfde indeling van onderwerpen in rubrieken. Er zijn nu 60 rubrieken.
Van elk knipsel wordt bepaald bij welke rubriek het binnen code 1 1 opgeborgen moet worden. De keuze in welke rubriek, hangt samen met de reden waarom men besluit het bericht te bewaren. De rubrieken zijn op hun beurt weer verdeeld in subrubrieken.
Alle knipsels worden onder nummer geregistreerd in een dergelijke subrubriek met vermelding van titel, naam krant en datum. De knipsels worden op nummer opgeborgen in ordners.
Gehele kranten en tijdschriften
In deze rubriek, die niet onder het bovenstaande nummersysteem valt, worden gehele kranten en tijdschriften bewaard. Soms ook delen hiervan. Het betreft meest oudere kranten. Zij geven een indruk hoe de kranten er vroeger uitzagen. Ze bevatten soms nauwelijks relevant nieuws. Indien dit wel zo is wordt in de andere rubrieken naar de krant verwezen.
Vraag
Vindt u bij het opruimen nog oude kranten, krantenfoto's of tijdschriften met berichten over Huizen? Als u ze kwijt wil, dan houdt het archief zich aanbevolen om ze verder voor iedere belangstellende te bewaren.
pANORAMA

VAN DE WERKGROEP GENEALOGIE
Een reactie op het gedicht 'Een Vreese/ijke Moord' op blz. 4 van de Ratel van juni 2006.
In het Rijksarchief voor Noord-Holland te Haarlem is in het archief van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (inv. nr. 109) het vonnis nr. 464, d.d. 27-09-1877 aanwezig. Dit stuk gaat over het voorval dat in het gedicht wordt beschreven. Het slachtoffer was de 16-jarige timmerman Jacob Dirksz Honing, een zoon van de visventer Dirk Gijsbertsz Honing (18251902) en Teuntje Andries Lustig (1822-1899). De beklaagde was de 14-jarige grondwerker Jacob Wijgertsz Bakker, een zoon van de visser Wijgert Lambertsz Bakker (1827-1902) en Gijsbertje Jacobs Bos (1834-1895).
Een korte samenvatting van het vonnis luidt als volgt:
Jacob Wijgertsz Bakker, 14 jaar, grondwerker, heeft op 13-08-1877 te Huizen Jacob Dirksz Honing, 16 jaar, naar aanleiding van een woordenwisseling met een mes gestoken onder de okselholte aan de linkerzijde, waardoor Jacob Honing enige ogenblikken later overleed. Jacob Bakker werd hiervoor veroordeeld tot 5 jaar gevangenzetting in een verbeterhuis en betaling van de proceskosten. De gedagvaarde getuigen Hendrik en Jan Jongerden, rietdekkers te Huizen, waren niet verschenen, zij kregen elk een geldboete van fl. 25, - of drie dagen gevangenisstraf.
P. Wiersma
VAN DE DIALECTWERKGROEP
In de vorige Ratel is meegedeeld dat een nieuwe publicatie in Huizer dialect wordt voorbereid: 'Streekwoorden uit Huizen'. Graag roepen we u opnieuw op om korte anekdotes in te sturen, tien tot twintig regels is al genoeg. Dit hoeft niet in dialect geschreven te zijn; de Dialectwerkgroep zorgt voor de bewerking.
Verder is op donderdag 16 november jl. in Harderwijk het tweede deel gepresenteerd van het Woordenboek van de Gelderse Dialecten, met als titel De Mens. Het eerste deel (Het Huis) kwam vorig jaar november uit en over ongeveer anderhalf jaar zal nog een derde deel verschijnen. Alle boeken zijn in twee aparte afleveringen uitgegeven: één voor het Gelderse rivierengebied samengesteld door drs. Charlotte Giesbers en één voor de Veluwe samengesteld door Dr. Harrie Scholtmeijer. Het project wordt met enthousiasme begeleid vanuit de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Natuurlijk ligt Huizen niet op de Veluwe, maar het Huizer dialect ligt wel op de grens tussen oost en west, want het heeft zowel typisch westelijk-Hollandse kenmerken als kenmerken van het oostelijk-Nederlands, in dit geval de Veluwe. Via contacten met de Stichting GrensOverschrijdende Streektalen en Harrie Scholtmeijer is ook vanuit Huizen meegewerkt aan de afleveringen voor de Veluwe van het Woordenboek van de Gelderse dialecten, en wel door de heren G. Jongerden en H. Rebel en mevrouw G. Schram-Rebel.
Ineke van Herwerden


O. van Tusschenbroek
(Met afbeeldingen naar foto's van den schrijver.)
[Dit artikel verscheen honderd jaar geleden in het tijdschrift "Eigen Haard", op 9 juni 1906. Het is in de oorspronkelijke spelling overgenomen. Red.]
Er is eene overleevering, die verhaalt dat, waar visschers in vroeger eeuwen gewoonlijk hutten bewoonden, dit visschersdorp bij wijze van onderscheiding, omdat er slechts huizen te vinden zijn, den naam van "Huizen" heeft gekregen. Het dorp is eeuwen oud, hoe oud is niet met zekerheid te zeggen, en hoewel de visscherij eerst in de zeventiende eeuw begon te ontwikkelen kan men aannemen dat het reeds eenige eeuwen daarvoren bestond.
Prof. De Rijk vertelde ervan, dat het "blijkbaar in de laatste eeuw vele wijzigingen heeft ondergaan. In 1795 werd ervan vermeld dat de huizen er in geen bepaalde rooilijn staan; elk heeft er zijn bebouwden grond of akker bij, zoodat het graan en andere landvruchten er als tusschen de huizen ingroeien." Dat laatste is nu grootendeels veranderd; wèl liggen de woningen nog in schilderachtige wanorde langs de bochtige wegen gegroepeerd, maar de akkers zijn voor een groot deel verdwenen.
Huizen is met betrekking tot de haringvangst en bokkingrookerij de belangrijkste plaats langs de geheele Zuiderzee. Gemiddeld worden jaarlijks meer dan 1000 wagenladingen visch naar het buitenland verzonden. Tusschen 40 en 50 miljoen stuks haring worden hier bij niet overvloedige vangst in dien tijd aangevoerd.
Toen ik voor de eerste maal in Huizen was, trof mij zeer het uiterlijk der inwoners. lk zag toen niet anders dan menschen uit den visschersstand en ik voelde mij vreemd in mijn heerig pakje. Van uit Laren was ik gegaan en met de stoomtram, van welke het belgelui "de muziek van het Gooi" wordt geheeten, er heen gereden. Het is een prachtige rit, eerst langs den Blaricumschen weg met aan beide zijden een rij zware boomen en dan, wanneer Blaricum gepasseerd is, over den sterk hellenden weg langs het Paviljoen en den tol tot recht op Huizen aan.
Vreemd is het, de Zuiderzee te zien liggen tegen de landerijen waar tallooze koeien rustig grazen.
7

Het dorp HUIZEN in Gooiland van den Tafelberg te zien 1739. (Naar een oude kopergravure.)
Bij het paviljoen, een uitzichttoren en theehuis dat eertijds aan koningin Anna Paulowna en koningin Sophie heeft toebehoord, welke beide vorstelijke personen er vele jaren de zomermaanden doorbrachten (ook koningin Emma heeft er verblijf gehouden en is nog dezen zomer er het panorama komen zien), bereikt de weg zijn grootste hoogte, zijnde twintig meter boven Amsterdamsch peil.
Tusschen Blaricum en dit punt is de weg 10 meter gestegen. De uitzichttoren is ± 30 Meter hoog. Ver strekken zich de landerijen uit en van het achterbalkon der stoomtram genoot ik ten volle van het prachtige panorama. Wijduit lagen de velden, waarop meest boekweit wordt verbouwd. Het was in Augustus toen ik voor het eerst dien tocht deed ende boekweit bloeide in volle pracht. Veel torenspitsen van omliggende dorpen kwamen koket uit het donker groen der boompartijen zich verheffen, en prachtig deden de vele kleuren van het landschap, waarin vooral het goudgeel van 't vele graan zich op den voorgrond plaatste. Links ligt de Zuiderzee en als meeuwen schenen de vele botters die van de vischvangst huiswaarts keerden, door hun lichtgekleurde zeilen.
Halverwege het dorp rijdt de tram, tusschen twee rijen nieuwe woningen met links een leelijk gebouw, de steenbakkerij. Daar steeg ik uit en wandelde het dorp in.
Grappig waren de kleine kinderen, de jongens in lange broekjes, precies oude mannetjes, en de meisjes in lange kleeren met wijd-uitstaande rokjes en allen dezelfde hoedjes op met een geplooid lint er omheen dat slechts in kleur varieert. Het Huizensche volk behoeft niet te vreezen, dat hun eigenaardig ras zal uitsterven! lk zag meer kinderen dan groote menschen en ik voelde me, als was ik in een dwerg-stad verdwaald geraakt. Alleen was de omgeving hier niet in proportie met de bewoners. Maar neen, daar viel mijn oog op een volwassen vrouw in kleederdracht. Zonder uitzondering gaat zôÔ iedere bewoner en men denkt er gelukkig niet aan die kleederdracht af te leggen voor de afschuwelijke dracht der 'gewone burgerij', waar zooals bijv. te Laren de bevolking langzamerhand zich in het dwangbuis der conventioneele kleding gaat steken.
Niets van dat al hier, te Huizen. lk trof, dat merkte ik later eerst nadat ik vaak vertoefd had te midden der welwillende bevolking, juist het type. Een groote vrouw met donker uiterlijk en mooi gevormd gelaat. Meest allen hebben mooie oogen, waarboven de wenkbrauw als met een fijn penseel schijnt te zijn geschilderd. Vooral de smalle, bijna Griekse neus is karakteristiek, en de welgevormde mond plooit zich gaarne tot een vriendelijken lach. De muts omlijst in helder wit 't energiek gelaat en wordt bij daagsche dracht dadelijk over het haar opgezet. Van het haar ziet men dan ook slechts van voren de twee over het voorhoofd liggende lokken, met de steeds prompt in het midden gedane scheiding en van achter de onder de kap uitkomende krulletjes boven den naakten hals, daar de kraag van het elegante jak of lijf slechts laag is. Om den hals is gewoonlijk een kleurig dasje geknoopt. Des Zondags wordt het oorijzer aangedaan en het is voor den stedeling een alleraardigst ding, het opzetten van die hoofddracht bij te wonen. Het grappigst echter bij deze handeling is wel het feit dat, daar dit met uiterste zorg gebeuren moet, sommige huismoeders een renommee hebben in deze verrichting, zoodat zij in den morgen, velen zelfs haar totaal onbekende meisjes de muts met oorijzers helpen opzetten. Zij doen het gratis en dit pleit dus wel zeer voor het gemeenschapsgevoel der Huizensche bevolking. Het is een allerleukst gezicht de meisjes te zien binnenkomen met de muts, de gouden of zilveren oorijzers en spelden in de hand en op het hoofd de onderkap, plaats nemen op een stoel en, alsof het vanzelf zoo spreekt, de huisvrouw met groote zorgvuldigheid en aandacht de verschillende handbewegingen, als het aanpassen der ijzers, het vastspelden en plooien der muts te zien uitvoeren. Daartoe buigt zich het meisje dat "onderhanden wordt genoomen" voorover tot het hoofd bijna op de knieën rust. De vrouw die haar helpt gaat recht voor haar staan, zéô dicht dat het hoofd van 't meisje haar lichaam raakt en zoo in een minuut of vijf is de "patiënt" kant en klaar en met een bedankje de deur uitgeloopen in haar heupwiegenden gang. Gemeenlijk zitten reeds weer anderen te wachten.
Zoo is de muts dan bij de vele knappe vrouwen als een wit passe-partout om een kleurige aquarel. Het verhoogt de kleur van 't gelaat en doet dit beter uitkomen. Het pakje met lang neerhangende pofmouwen, die door de week kort en Zondags lang zijn tot aan de pols, is gewoonlijk van paarsche stof. Des Zondags meestal zwart. Wat mij het meest trof is wel, dat de vrouwen allen zonder corset zoo zeer recht-op gaan. De ruggen, zoo leelijk bij de Volendamsche en Marker vrouwen, zijn bij deze zeer welgevormd. Koket doet het uitstaand plooienrandje vlak boven het middel. Geertje, het mode/ van den schilder
Zij dragen veel rokken en deze staan daardoor, zooals men dat van de Scheveningers algemeen kent, wijd uit. De heupen schijnen ook breeder en hebben een sierlijke ronding. De rokken zijn voet-vrij, men zou alzoo kunnen zeggen, dat zij met hun "jupe-trotteur" in de mode zijn. Aan de voeten worden muilen gedragen, die kleppen bij het gaan. Zooals men wel kan denken geeft deze kleeding, zoo in stemmige kleuren gehouden, een heel gedistingeerd aanzien. Ook de mannen, steeds in het zwart en met blauwe trui, zien er flink, stoer en degelijk uit.
Veel spreken doen de menschen hier niet, zij gaan maar stil hun gang en al hebben zij den naam van los te leven onder elkander, daarvan heb ik nooit iets gemerkt. Tegenover den stedeling gedragen zij zich uiterst beleefd en voorkomend en weten zich op een gepasten afstand te houden. Dit heeft deze bevolking op den Blaricumsche en Larensche vÔÔr.
9

    Achter de kerk in Huizen    Molen te Huizen
Zij is uitsluitend, in tegenstelling met de beide laatste, welke tot de Katholieke kerk behooren, Nederduitsch Hervormd. De kerk, men gaat er gewoonlijk tweemaal des Zondags heen, is dan ook steeds overvol en het is der moeite waard een dienst bij te wonen. Bijzonder schilderachtig doet hier de kleeding, en het is een onvergetelijk tafereel, de kerk te zien uitgaan, dien stroom van mannen en vrouwen op hun Zondags, het kerkboek in de hand, zich huiswaarts begevend. De kerk, de eenige van het dorp, schijnt van zeer ouden datum te wezen. Bekend is, dat zij een tijd van verval heeft meegemaakt, althans op een bord, dat in de kerk aanwezig is, leest men:
"Dit huys dat nu gebout staat door des Heeren zegen, "heeft jaeren menighfout vervallen, woest gelegen
"Gelijck een wildernis, de schuldt was bij den mensch:
"Die vroom godtsdienstigh is kreeg niet zijn hartewensch."
Omstreeks 1780 heeft de kerk een aanzienlijke restauratie ondergaan.
De bevolking leeft hoofdzakelijk van de vischvangst, met daaraan verwante takken van bestaan, zooals het mandenvlechten, haringspeten, netten boeten, bokking-rooken enz. Vooral het mandenvlechten heeft een groote vlucht genomen. Duizenden en nog eens duizenden manden worden hier vervaardigd en overal heen gezonden. Ook de landbouw bloeit er. Prof. De Rijk schreef omtrent Huizen, dat daar in vroeger tijden ook werd geweven. Hij vond daaromtrent vermeld: "andere Huizenaars geneeren zich met weeven van grof doek en grove wol tot zeilen; het spinnen van katoen tot pitten voor kaarsen en lampen gaat er ook sterk in zwang en alle de vruchten huns arbeids worden voornaamlijk te Amsterdam vertierd." En Van Ollefen zeide: "In Huizen brengen de zeelui meestal bot binnen, welke met karren langs de Vecht gevoerd, onderweg en niet weinig te Utrecht wordt verkocht. Ook zeilen de Huizers met hun vangst naar Zeeburg, waar zij de Visch in platte bennen op wagens laden en daarmede rondom Amsterdam, in de Diemermeer en elders verkoopen. Daar zij met hun geladene wagentjes niet in Amsterdam mogen komen (men bedenke, dat toentertijde de stedelijke tollen nog bestonden), dragen sommige visschers hun voordeel met den verkoop binnen de stadspoorten meenende te kunnen doen --- hunne bennen ter poorte uit; doch daar zij dus doende de marktpachten niet betalen, wordt hen niet zelden alles afgenomen."
Wat zullen die Huizer bot-boertjes leelijk gekeken hebben, want als zij kwaad worden zijn zij het goed ook!
Bezienswaardig is de haven en vooral des Zaterdags, als de botters huiswaarts keeren, is het daar zeer bedrijvig. De haven maakt een bocht en vlak aan den wal staan vele lage huisjes en eenige haringrookerijen, met hun vele schoorsteenen zich in het water weerspiegelend. In 1854 werd deze haven voltooid. Wanneer men het westelijk havenhoofd opwandelt, heeft

Haven te Huizen
men een heerlijk zeegezicht voor zich. Aan den anderen kant der haven strekt zich de meent uit, een zeer uitgestrekte weide. Dijken zijn hier zoo men weet niet noodig, daar de diluviale gronden zich hoog boven het zeepeil verheffen. Schooner, meer Hollandsch landschap dan hier te Huizen heb ik zelden gezien. De zee, met vele huiswaarts zeilende pinken, de weiden met de ontelbare koeien, die in vele witte plekjes tegen het groen uitkomen, naar het Westen de bosschen in donkere kleuren zich strekkend tot aan de zee en dan de prachtige onafzienbare heide. Ginds ziet men een Mesdag, hier een Maris, nu een De Bock en dan een Mauve! Men kan het zich niet schilderachtiger denken. Zoowel de bevolking in haar mooie dracht als het dorp met de schoone omgeving maken dan ook Huizen, dat na Hilversum het grootste dorp is in het Gooiland, voor een bezoek zeer aantrekkelijk.
Als een bijzonderheid zij vermeldt, dat de bevolking noch zeer rijk, noch zeer arm te noemen is. Daardoor kent men hier niet de afscheiding in standen zooals die in vele plaatsen bestaat. De huizen zijn dan ook allen bijna van gelijke grootte.

Dick Schaap
Ca De HZ 45 als plezierjacht en als varend monument
Toch plezierjacht!
Twee jaar na de dood van Jacob Koeman in 1956 werd de schuit verkocht aan de scheepswerf Gebroeders Nieuwboer te Spakenburg. In deel B van deze serie schreef ik dat het een verkoop 'onder voorwaarde' was. De botter mocht nooit worden gebruikt voor de pleziervaart, want dat zou varen op zondag betekenen.
Welnu, een jaar later verkocht de firma Nieuwboer de schuit. Niet aan een visserman, maar aan iemand die hem wilde gebruiken om er op te varen als vrijetijdsbesteding. Dus toch voor de pleziervaart. De belofte gedaan aan de familie Koeman werd hiermee duidelijk geschonden. Deze verkoop is typerend voor een maatschappelijke verandering, die zich in deze tijd heeft voltrokken. De tijd van de beroepsvisserij op het IJsselmeer is dan echt ten einde. Hun werk en ook hun zeer sobere levensstijl zijn verdwenen. Tegelijk begint er een heel andere tijd. Steeds meer Nederlanders kregen vrije tijd en ook geld om in die vrije tijd te besteden. Hiermee verscheen in de dorpen aan het IJsselmeer een leefwijze, die in scherp contrast stond met die van de vissers. Vooral in het weekeinde kan je dit duidelijk zien in de haven. Toen absolute stilte op de vissersschuiten. Voortaan druk vertier op allerlei schepen en bootjes.
De botter bijna verdwenen
Wat we weten over deze periode die nu volgt, is nogal onzeker. De botter ging van hand tot hand en de vroegere eigenaren herinneren zich niet altijd even duidelijk de feiten. De journalist Evert Bruinekool heeft in 2001 enkele personen geïnterviewd en het een en ander vastgelegd in twee artikelen in het weekblad Schuttevaer. Zelf heb ik ook direct contact gehad met enkele eigenaren.
De schuit werd in 1957 verkocht aan een zekere jonkheer De Jonge, destijds adjudant in dienst van H.M. Koningin Juliana. Nieuwboer had de botter een goede onderhoudsbeurt gegeven en er een motor in gebouwd, zodat hij zijn geld weer waard was: de prijs was
f. 2.600, z. Vergelijk de verkoopprijs in 1956: f. 260, -! De familie De Jonge gaf de botter een naam: Vrouwe Cornelia. Dit was de (een) voornaam van mevrouw De Jonge. Deze naam heeft de boot behouden tot 2005. In het vooronder werd het kooibeschot verwijderd, zodat onder de plecht één grote slaapruimte ontstond.
In de jaren zestig verkocht De Jonge de boot aan een zekere Van der Sande Bakhuis (of Meijer?) te Amstelveen. Deze verkocht het schip een aantal jaren later door aan Harry Smit, die in Muiden een verhuurbedrijf had van oude schepen, zoals tjalken en klippers, voor recreatiedoeleinden. Smit verhuurde ook veel botters onder andere aan groepen studenten. Men noemde hem 'de botterkoning'. In deze periode is de conditie van de botter door het onoordeelkundige en ruwe gebruik zo verslechterd, dat hij na een aantal jaren rijp was voor de sloop.
Monumentenzorg
In 1971 trof Richard Klaver uit Alkmaar de boot half gezonken aan en kocht hem om hem op te knappen. Smit vroeg er f. 8.000, - voor. Maar Klaver kreeg hem voor de helft van deze prijs, omdat er zoveel aan mankeerde. Er ontbraken een aantal losse onderdelen, onder andere een zwaard. Ook de mast was in slechte staat. Op een dekschuit werd de botter naar Spakenburg gebracht. Bij Nieuwboer kreeg de boot een eerste onderhoudsbeurt, onder andere aan de motor. Daarna ging de schuit naar Alkmaar.
Ergens tijdens deze periode (of al in de periode Smit?) is de onderkant van de schuit doorgebogen. Er is een knik ontstaan in de kiel en het vlak. Hierdoor heeft de botter een ander aanzicht gekregen: de kromming van de boot is minder geworden, vlakker, zodat de kop lager ligt dan oorspronkelijk. Men noemt dit een zogenaamde 'kattenrug'. Een gebrek dat niet anders te verhelpen zou zijn, dan door het geheel vernieuwen van de spanten en de huidgangen. De schuit had overigens altijd al een zeer lage achterkant (of 'geveegde kont'). Volgens insiders hadden meer botter van gebroeders Schaap dit kenmerk, bijvoorbeeld de BU 33. Janus Kok, de scheepsbouwer, had aan Jacob Koeman al eens aangeboden om dit te verhelpen, maar zijn vader was daar tegen.
In de tien jaren na deze aankoop heeft Klaver, samen met zijn broer, de boot op de wal gehad en werd er uitgebreid gerestaureerd. Ongeveer de gehele huid en bijna alle spanten zijn vernieuwd. Zij deden dit naar hun beste weten, maar volgens Klaver nogal amateuristisch. Juist in deze jaren groeide de kennis over botters en ontstond: vereniging 'Botterbehoud'. Deze vereniging richt zich onder andere op het bevorderen van de kennis over het onderhoud, de restauratie en het verantwoorde gebruik van zgn. varende monumenten. Gaandeweg, zeker bij de volgende eigenaar, is deze kennis ook toegepast bij het onderhoud van onze botter.
Begin jaren tachtig brachten de Klavers de boot weer in de vaart. Zij voeren er mee tot 1991 ,


(inzet) Met Dick Schaap in de haven van Muiden, f987 (periode R. Klaver)
onder andere op de Waddenzee. In deze tijd werd er op het vooronderdeurtje een gedicht aangebracht, dat als volgt luidt:
"Varen op vier winden, en steeds de vis weer vinden, dat is vissers werk. Halen, vieren van het net de vangst dan in de bun gezet en terug naar Huizens kerk"
Deze tekst werd gedicht door een kennis van Klaver en is dus niet oorspronkelijk van Huizer vissers.
De periode Weisenbach
De volgende eigenaar was Piet Weisenbach uit Bunschoten. Hij ruilde in 1991 zijn Staverse jol met de Zuidwalbotter van Klaver. Weisenbach en zijn vrouw Lydia zijn zich steeds bewust geweest van de monumentale waarde van het schip. Het onderhoud aan zo'n oud schip moet daarom voldoen aan hoge eisen. Hout, ook het eikenhout waaruit een botter is gemaakt, is vergankelijk. Steeds zijn er onderdelen die vervangen moeten worden. Alles is handwerk. Daarom is het onderhoud een zeer kostbare zaak. Subsidie voor de particuliere eigenaar van een varend monument is er nauwelijks. Weisenbach heeft éénmaal f. 300, - ontvangen voor

het vervangen van delen van de achterkant, de zogenoemde kont van het schip. Een bijdrage die via de vereniging Botterbehoud kwam van het Prins Bernhard Cultuurfonds.
De kostenfactor is ook een reden geweest om met andere botterbezitters in Spakenburg en Bunschoten te komen tot het oprichten van de 'Stichting tot exploitatie en behoud van Spakenburger Botters'. Een stichting waarin Piet Weisenbach steeds een belangrijke rol heeft gespeeld. Via deze stichting wordt ook de verhuur van botters in Spakenburg zo geregeld dat alle botterbezitters evenredig delen in de opbrengsten van verhuuL
Ook Weisenbach verhuurde de schuit regelmatig aan groepen. Vaak kreeg hij daarbij de hulp van de Spakenburger Willem Blokhuis als schipper.
Voor het onderhoud heeft Weisenbach vooral gebruik gemaakt van scheepswerf Langman in Nijkerk. Hij is nog steeds zeer tevreden met de manier waarop deze firma de botter heeft behandeld. Voor het onderhoud worden bij Langman de oude schepen niet op een langshelling naar boven gesleept, maar aan wal getakeld, uiteraard met voldoende ondersteuning van het gehele schip tegen doorbuigen. Dit takelen gaat uiterst langzaam, omdat er veel water uit het schip moet weglopen. Een botter heeft namelijk een grote holle ruimte onder een deel van het dek. In deze ruimte komt water binnen door kleine gaten in de bodem. Dit water stroomt door tot in de bun, in Huizen'trog' genoemd, waarin de vis levend gehouden kon worden. Zelf heeft Weisenbach nooit echt met de schuit gevist. 'Als ik de botter had kunnen houden, dan had ik graag meegedaan met de visserijdagen in Workum, waar met botters wordt geprobeerd de oude vistechnieken, zoals het 'kuilen', weer te leren', zegt hij nu. 'Dan had ik ook het laatste stukje originele uitrusting aangebracht: de beide kuilogen aan stuur- en aan bakboordzijde, vlak achter de steven'.
Het is vooral door de grote toewijding van de Weisenbachs dat de schuit nu in nagenoeg originele staat is. Voor een goed begrip: al het hout is in de loop der jaren vervangen, op één ligger na. Deze spant vlak achter de mastbank is zo goed als verrot en is uit curiositeit

Tijdens wedstrijd op het Gooimeer, 1993 (periode P. Weisenbach)

Piet Weisenbach aan het roer, f997
behouden. Maar Piet Weisenbach kreeg enkele jaren geleden problemen met zijn gezondheid en besloot de botter te verkopen. Het liefst aan een eigenaar in de plaats waar het schip thuis hoort, in Huizen! Een heel goed voornemen. Want hiermee is de enige Huizer botter, waarmee ook echt jarenlang is gevist, behouden gebleven voor Huizen.
Weer thuis
Zodoende stond eind 2004 een advertentie in het blad 'Tagrijn', het orgaan van de vereniging Botterbehoud:
Te koop Zuiderzee botter de HZ 45. Bouwjaar 1892 bij Schaap in Huizen. De botter verkeert in goede staat. Nieuwe motor en nieuwe keerkoppeling. Motor Yanmar, 45 PK Zeilen in goede staat. Voor informatie ....
Er werd gereageerd, vanuit Huizen, maar onder andere ook uit Vollenhove. Er werd gesproken over een prijs. Vooral door toedoen van de zeer actieve secretaris van de al bestaande Stichting Vrienden van de Huizer botter, de heer Jan Kos, werd een plan opgesteld tot aankoop door de gemeente Huizen van een tweede 'gemeentelijke' botter. De eerste botter van de gemeente, de 'Janus Kok — HZ 108', werd steeds vaker verhuurd en men vond daarom de aankoop van een tweede botter nodig en verantwoord. Taxatie volgde en op 7 juli 2005 besloot de gemeenteraad tot aankoop van de HZ 45. Een cultureel gezien zeer wijs besluit, waarmee een prachtig stuk geschiedenis van Huizen veilig is gesteld. Het kostte de gemeente een bedrag van vele tienduizenden euro's. De gemeente Huizen heeft aan de Stichting Vrienden van de Huizer Botter het beheer over de nieuwe botter in handen gegeven. Via deze stichting is de botter te huur voor dagtrips.
De overdracht van de HZ 45 op vrijdag 8 juli 2005 werd verricht door het zetten van handtekeningen onder de verkoopakte door wethouder Jaap Kos van de gemeente Huizen

Jaap Kos tekent de overdracht in Huizen, 2005

en Piet Weisenbach. Dit gebeurde op de kade van de Oude Haven in Huizen. Aan de handeling was een feestelijke intocht van de schuit voorafgegaan en een bijeenkomst in het nabij gelegen restaurant.
Een Huizer botter met de respectabele leeftijd van 103 jaar was na bijna 50-jarige afwezigheid weer thuis gekomen. Hopelijk krijgt hij in Huizen nog een lang en waardig leven als varend monument.
Leersum, november
Bijeenkomst ter gelegenheid van de overdracht in 'De Huizer Haven', 2005
Bronnen voor deel C:
• HZ 45, een eervolle botter, door Evert Bruinekool, artikel in Weekblad Schuttevaer, 1 1 augustus 2001.
• Gesprekken met de heren R. Klaver te Dirkshorn en P. Weisenbach te Bunschoten.  Artikelen in diverse Huizer bladen in 2005.
In de haven van Huizen, 2005