In een terugblik op de laatste maanden kan worden geconstateerd dat er diverse geslaagde ledenavonden gehouden zijn. Onder andere werd de lezing op 18 september goed bezocht. Dirk Rebel gaf ons deze succesvolle avond een blik in een recent verleden van agrarisch Huizen en vertelde daar zijn boeiende en persoonlijk verhaal bij. Voorts is het bestuur naar een vergadering geweest van stichting 'Tussen Vecht en Eem', waar het 'jaar van de boerderij' in 2003 werd gelanceerd. Het doel van dit jaar is om zo veel mogelijk boerderijen in de provincie Noord-Holland vast te leggen. Hierbij gaat het niet alleen om in bedrijf zijnde boerderijen, maar ook om boerderijen die thans een woonfunctie hebben. De Historische Kring Huizen zal in nauwe samenwerking met het Huizer Museum, de Stichting Behoud Het Oude Dorp en het Klederdrachtmuseum zoveel mogelijk gegevens over boerderijen in Huizen boven water zien te krijgen. Wij houden u op de hoogte.
Op 23 oktober jl. organiseerde de Stichting Behoud Het Oude Dorp samen met de werkgroep Visserij van onze Kring een avond in gebouw 't Visnet over 'Begraven door de eeuwen heen'. Ook de Openbare Bibliotheek van Huizen besteedde door het inrichten van een tentoonstelling aandacht aan dit thema, waarvoor mijn dank! Een volle zaal met geïnteresseerd publiek kreeg van de heer Vlaanderen een goed beeld van begraafplaatsen in en buiten Nederland. Het einde van de avond was gewijd aan de Oude Algemene Begraafplaats aan het Prins Bernhardplein. De Klederdrachtgroep van onze Kring gaf een sfeervolle presentatie van rouwkleding in de Huizer dracht. De presentatie van het regenkleed was een première voor onze Klederdrachtgroep! Uit het applaus bleek wel dat deze presentatie door velen werd gewaardeerd. Mijn vrouw, An van Geenen, en ook de andere leden van de groep ontvingen vele complimenten over deze indrukwekkende presentatie!
Ook de herfstwandeling samen met de Gooise Natuurwacht was een redelijk succes. Een aantal leden van onze Kring werd door Edwin Klomp op boeiende wijze begeleid tijdens een natuurwandeling over de Noorder Eng. Deze wandeling is zeker voor herhaling in het voorjaar vatbaaL Op het moment dat ik dit schrijf, moet de fietstocht met Hans van Wieringen langs de resten van de Voorstelling nog plaatsvinden, maar ik heb er alle vertrouwen in dat ook dit een interessante tocht wordt.
Onze dialectwerkgroep heeft op 12 oktober de nieuwe naam de 'Krenunercl' onthuld voor een verblijf voor naschoolse opvang in Huizen. Deze Huizer dialectnaam betekent buizerd in het Nederlands. Het septembernummer van ons blad de 'Ratel' werd door onze leden zeer goed ontvangen. Een reden om door te gaan met de ingeslagen weg tot vernieuwing van ons blad. Het bestuur heeft tijdens haar laatste vergadering het standpunt van onze Kring bepaald over de Oude Algemene Begraafplaats en steunt de pogingen tot behoud van de begraafplaats door onze zusterorganisatie stichting Behoud Het Oude Dorp in alle opzichten. Het bestuur heeft daarom ons verenigingslid Jan Veerman verzocht een werkgroep op te richten, welke zich volledig kan richten op deze begraafplaats. Deze werkgroep zal in nauw overleg met de stichting Behoud Het Oude Dorp gaan functioneren. Ook hierover zullen wij u informeren.
Mijn oproep in de vorige Ratel om eens rond te kijken naar nieuwe leden, heeft als gevolggehad dat er een aantal nieuwe leden tot onze Kring zijn toegetreden! Ditmaal waag ik weer een nieuwe poging en doe hierbij een dringende oproep naar onze leden om eens in zijn of haar omgeving rond te kijken naar een geschikt persoon voor de vacature van penningmeester voor onze vereniging!
Rest mij nog u te Wijzen op de ledenavond van dinsdag 27 november 2001, welke wordt verzorgd door de heer J. Woudstra met een lezing met beelden over 'Gebrandschilderde glas-in-loodramen'. Deze lezing is tevens een hommage aan glazenier Kok uit Weesp.
B.J. van Geenen (voorzitter)

Klaas Westland
In ons blad de Huizer Kring Berichten van december 1998 vroeg Piet Wiersma of iets bekend was over een ongeval en de juiste datum waarop ene Gijsbert Veerman was verdronken. Op deze vraag kan nu eindelijk een antwoord worden gegeven. Ruim een jaar onderzoek ging aan het schrijven van dit verhaal vooraf. De ramp met de HZ 234 wordt vaak verward met de ondergang van de HZ 52, die in 1925 op de Zuiderzee voor de kust van Huizen verging. Bij deze ramp heette de schipper en de knecht namelijk ook Veerman. Vanwege deze verwarring wordt er in dit artikel uitgebreid ingegaan op leden van de families Veerman en Westland. Tevens worden de bijnamen vermeld; niet om mensen te kwetsen, doch om de gegevens juist te vermelden. De vermelding van de bijnamen is bedoeld om personen te kunnen onderscheiden, er is dus absoluut geen sprake van scheldnamen! Het verhaal geeft een beeld wat er gebeurd is met de HZ 234 in 1906. In een volgend artikel wordt nader ingegaan op de omvang en de techniek van de Noordzeevisserij vanuit Huizen.

Vertrek uit de haven van Huizen
Vroeg in de ochtend varen op maandag 5 februari 1906 enkele schuiten de haven uit, richting IJmuiden. Het vriest licht en de schuiten zijn nog overdekt met rijp en een dun laagje sneeuw. Bij deze lage temperatuur valt het niet mee voor de vissermannen om de stugge zeilen te hijsen; het touwwerk en de zeilen zijn stijf en onhandelbaar. Het betreft enkele Noordzeeschuiten, die in het donker stilletjes de pieren van de haven achter zich laten.
De voor de winterdag afgetuigde botters van de Zuiderzeevloot blijven in de haven liggen; pas een maand later zou de gehele Huizer vloot weer op zee zijn. Er staat een zuidwesten wind en kruisend bereiken ze de Oranjesluizen bij Schellingwoude, waar ze aansluiting vinden bij een paar Volendammer schuiten. Na het schutten en overstappen van enkele Volendammer knechten gaan ze gezamenlijk over het Noordzeekanaal op weg naar IJmuiden.
In de Rijksvisserijhaven van IJ-muiden ligt de rest van de vloot afgemeerd; het was gebruikelijk dat het merendeel van de schuiten voor de zondag achterbleven in IJmuiden. Een paar man bleef dan bij toerbeurt achter in IJmuiden om toezicht op de schuiten te houden, terwijl de andere vissers op een paar schuiten gezamenlijk voor de zondag terug gingen naar Huizen.
Een van de vroege vertrekkers op deze maandagochtend is een vrijwel nieuwe schuit, de HZ 234, met aan het roer de 3 1-jarige Gerbert Westland (Geb van Lammert van Piet van Lanunerl) en als schipper zijn neef, de 36-jarige Gijsbert Veerman (IJp van Aart). Wat echter niemand weet op deze vroege ochtend weet, is dat de bemanning van de vissersschuit HZ 234 niet zal terugkeren naar Huizen. Drie dagen later zal namelijk de HZ 234 op het strand van Callantsoog omslaan. Beide opvarenden komen hierbij helaas om het leven.
Gerbert Westland Lzn (1875-1906)
Geb was in 1903 getrouwd met Geertje Schaap (1874-1954). Zij hadden één dochtertje van 2 jaar, Grietje (1904-1987), vernoemd naar haar ooitjen. De visserman Geb was een zoon van Lammert Westland (1834-1901) en Grietje Jongerden (1833-1903). Geb Westland stamde uit een bekende vissersfamilie in Huizen, die al generaties lang bekend was met de visserij op de Noordzee.
De vakkennis werd in zo'n vissersfamilie van geslacht op geslacht overgebracht. Tetta vroeg bijvoorbeeld in de vorm van raadseltjes aan zijn kleinkinderen: welk zeil moetje voeren in een storm op de Noordzee en wat moet je doen wanneer je de mast overboord zeilt? Dit soort regels werd er al vroeg in gehamerd. Door storm gedreven verdaagden nogal eens schuiten op de Engelse kust. Piet Westland van de HZ 35, een broer van Geb, had meermalen de lichten van de Engelse kust gezien wanneer hij met zijn botter door storm was verdreven.
Zoals ook andere vistenninsen uit het d01P kon hij hierover spannende verhalen vertellen aan zijn (klein)kinderen. Vanaf hun tiende jaar, zodra ze een klein beetje uit de Bijbel konden voorlezen, gingen de jongens uit zo'n vissersgezin mee de zee op. Een halfsnijder werd zo'n jongen genoemd. Dat Geb aan het roer stond bij het vertrek uit de haven is niet zo vreemd.
In tegenstelling tot wat algemeen gedacht wordt, stond niet de schipper, maar de knecht aan het roer van een schuit bij het vertrek uit de haven. Bij het vissen nam de schipper de helmstok weer over.
Gijsbert Veerman Azn (1870-1906)
De schipper Gijsbert Veerman werd IJp van Aart genoemd, naar zijn in 1898 overleden vader Aart Veerman (Aart van Trainen Hain). Zijn moeder heette Gijsbertje Westland, welke enkele dagen tevoren op 72-jarige leeftijd was overleden. IJp Veerman was in 1899 getrouwd met Evertje Molenaar (1871-1960). Ze hadden inmiddels vijf kinderen, allemaal dochters.
IJp van Aart had zes zusters en drie broers: Pieter (Piet van Aart), Hendrik (Hain van Aart) en Aart (Aart van Aart).
Aart werd ook wel Aart de Toeter genoemd; deze bijnaam stamde nog uit zijn kindertijd. Zijn broer Piet van Aart was vishandelaar en eigenaar van een bokkingrokerij aan de Botterstraat in de Noorderbuurt. Aart de Toeter had eerst samen met IJp van Aart op de Noordzee gevist, maar werd later vishandelaar.
Zo had hij onder andere een bokkingrokerij in Neuss, vlakbij Düsseldorf in Duitsland. Als kapitein van het passagiersschip 'De Volharding' heeft hij later ook nog naam gemaakt in Huizen.
De derde broer Hain van Aart was visserman en viste met de HZ 211, een grote dekbotter, op de Noordzee.
Met name deze Hain van Aart stond rond de Zuiderzee bekend als een zeer vakbekwaam en onverschrokken visserman. Met zijn postuur van 2.04 meter en een gewicht van 140 kilo niet iemand om makkelijk over het hoofd te zien.
Hij was een van de laatste vissermannen uit Huizen die nog tot omstreeks 1922 op de Noordzee viste.
De schipper IJp van Aart was sinds enkele dagen opnieuw vader geworden van een dochtertje: zij werd op 21 januari 1906 geboren. De geboorte van zijn dochtertje Fijtje en zes dagen later het overlijden van zijn moeder zal IJp zeker niet onberoerd hebben gelaten. De blauwe vleugel aan de mast van zijn schuit had IJp vervangen door een zwarte rouwvleugel.
Zo'n rouwvleugel was zwart met wiste franjes met in het midden een geborduurde treurboom. In de rouwtijd was dit een gebruik van de meeste vissermannen.
Behalve de rouwvleugel werd ook het solletjen vervangen door een zwart of donkerblauw

exemplaar.
En de vissermannen die het konden berappen, vervingen in de rouwtijd ook nog hun gouden boordknopen en gouden oorringen door zilveren exemplaren.

Het echtpaar Gijsbert Veerman (1870-1906) en Evertje Molenaar (1871-1960) omstreeks 1899.
Aan hun pet werd aan de zijkant nog een klein rouwrozetje bevestigd. De rouwtijd voor een vader of een moeder was een jaar en daarna nog zes weken toerouwen en al die tijd hing dus de rouwvleugel in de top van de mast.
Noordzeevisserij
De visserij op de Noordzee vanuit Huizen stamt met zekerheid van voor 1800. Via de zeegaten tussen de Waddeneilanden gingen de vissersmannen met hun open schuiten de Noordzee op. Er werd onderscheid gemaakt tussen beugers en korders. De beugers visten in de winter met hoekwant op kabeljauw en schelvis op de vlakte boven de eilanden. De korders visten met een sleepnet op platvis langs de Nederlandse kust van Borkum tot Hoek van Holland. Er werd door de Huizer vissers op de Noordzee gevist met gewone Zuiderzeebotters van circa 34 voet en met de ongeveer twee meter langere Noordzeebotters. Zo'n Noorseeschuit had meer afgeronde kimmen met een kleiner vlak. Ook was al het hout, incluis de huid, een duim dikker. De gewone Zuiderzeebotter noemde men in Huizen een bôsschuit ter onderscheid van de grote Noorseeschuiten. Het vissen op de Noordzee met een gewone open Zuiderzeebotter was niet van gevaar ontbloot; zoveel mogelijk werd slechts één etmaal gevist bij rustig weer. Bij het korren bestond de bemanning meestal uit twee man, de schipper met een vaste knecht. Terwijl bij het beugen veelal drie of vier bemanningsleden aanwezig waren; het van aas voorzien van de honderden vishaken was veel arbeidsintensiever. Het derde of het vierdemannetje was meestal nog een kind, een jongetje van negen of tien jaar. De jongen moest op deze manier het vak leren, met vaak als enige beloning de kost aan boord.
Rond 1900 werd het steeds moeilijker voor de vissers hun brood te verdienen op de Noordzee met hun verouderde, houten zeilschepen. De beugvisserij met bomschuiten, botters en blazers was bijvoorbeeld in die tijd al helemaal verdwenen; stoomvermogen en overbevissing waren hier debet aan. De concunentie met de moderne stoomtra-lers uit Duitsland en Engeland werd te zwaar, terwijl door zware overbevissing de kabeljauw- en schelvisstand van de Nederlandse kust was verdwenen. De eerste stoomtrawler onder Nederlandse vlag kwam overigens pas in 1895 vanuit Den Helder in de vaart. Daarnaast zorgden de moderne zeilloggers met hun constante aanvoer van haring, dat ook de prijzen van de Zuider-zeeharing onder druk stonden. De ieder jaar teruglopende besommingen waren voor IJp Veerman, na lang en moeizaam beraad, reden om te stoppen met vissen en voortaan als boer door het leven te gaan. Hiervoor had hij een boerderij met gemengd bedrijf aan de Koningin Julianastraat 30 in Huizen gekocht en was met zijn gezin verhuisd naar deze grote en moderne boerderij. Aan zijn vrouw Evertje had hij beloofd, dat dit zijn allerlaatste reisje op de Noordzee zou worden. Een laatste visreis die zijn financiële problemen moesten verlichten. Zijn vaste knecht Lammert Kriek (Lanwnert van Henkemeut, 1888-1972) was, op aanraden van IJp al gestopt met vissen en had een baan gevonden op een tuinderij. Later werd hij stoker op de gasfabriek in Huizen. Omdat zijn vaste knecht al weg was, had IJpie zijn neef Geb gevraagd om in te vallen voor dit laatste reisje.
De bôsschuit van IJp Veerman behoorde tot de nieuwste van de Huizer vloot. De botter was pas een jaar daarvoor van stapel gelopen en nieuw uitgehaald door IJp Veerman. De oude schuit, een grote dekbotter, was door de broers IJp en Aart Veerman verkocht naar Urk. Het is niet bekend 0f de HZ 234 van IJp Veerman op de werf van Gebroeders Schaap of op de werf van de firma Lindeboom & Kooij werd gebouwd. Wel staat vast dat de schuit in 1904 in Huizen werd gebouwd en voor circa fl. 2.700,00 aan IJp Veerman werd verkocht. De HZ 234 was qua afmetingen een bôsschuit en geen Noordzeeschuit. Wel behoorde hij tot de grotere bôsschuiten, dit gezien het bruto-tonnage van 65 m3 volgens opgave in het Centraal Register van Visserijvaartuigen uit 1911. Voor de meeste botters in Huizen wordt in dit register een meer gangbare inhoud van 62 m3 vermeldt. Wel was de schuit in verband met het korren voorzien van een losse stelling, een houten dek aan weerszijden van de trog.
Een stelling was voor de visserman makkelijker bij het halen van de k0L Zoveel mogelijk werd hierbij gebillikt gemaakt van het schommelen van de schuit op de deining van de golven. Aan de mast zat net onder de zwanenhals een simpele lier om het halen van de korlijn te vergemakkelijken. Het aan boord halen van een kornet was een inspannend werk, het net hing soms dertig vaam (54 meter) of meer diep. In het voorjaar als zo'n schuit deelnam aan de ansjoviscampagne op de Zuiderzee, werd de stelling tijdelijk verwijderd. Een schuit gebruikt bij het konen was niet voorzien van losse opzetboeisels; opzetboeisels werden gebruikt door de beugers.
HZ 234 gaat weer buitengaats
De hele week was het al koud en winderig weer. Op donderdag 8 februari 1906 stak er langzaam een toenemende storm uit het zuidwesten op. De toppen van de golven begonnen te verwaaien in de wind; op zee was het ongeveer windkracht 7. Het was die dag omstreeks elf uur laag water in IJmuiden, hoog water zou het om halfvijf in de middag zijn. Vanwege de storm zochten de op zee verblijvende vissersschepen stuk voor stuk beschutting in de vissershaven van IJmuiden. Ook de HZ 234 zocht deze haven op. Maar tot verbazing van de tientallen andere kustvissers, die al naar de visserijhaven van IJmuiden waren gevlucht, gingen de twee neven na verloop van tijd weer terug naar zee. Nu waren ze wel wat gewend van IJp en Geb, want beide waren doordouwers die niet zo snel van zee gingen. Wat IJp Veerman en Geb Westland bezield hebben, is onbekend. Waarschijnlijk wilden ze nog voor de allerlaatste keer een goede besomming maken. Volgens overlevering had IJp nog tegen andere vissermannen geroepen: 'We gaen cl'r uit! D'r is wijnd genôgt en we hennnen de haele zee en alle vis vur ons aigen!'. In hun nog jeugdige overmoed gingen ze dus weer naar buiten; de ene neef wou hierbij waarschijnlijk niet voor de andere neef onderdoen. Wel moet worden aangetekend, dat het beroep van visser met een zeilschip altijd riskant was en dat een visserman risico's moest nemen om zijn brood te verdienen. Het opnieuw naar buiten gaan, was dus niet alleen bravoure. Echter de storm nam in kracht toe en door de combinatie van het teruglopende tij en de zuidwester storm lukte het ze niet meer om IJmuiden opnieuw binnen te lopen.
Van het rift in 't aindje
Wat er precies gebeurd is, weten we niet zeker. Vermoedelijk is het volgende gebeurd: ze besloten om voor de wind naar Nieuwediep, het tegenwoordige Den Helder, te zeilen. Om vervolgens langs het eiland Wieringen over de Zuiderzee weer naar Huizen terug te varen. Na het halen van de kor hadden ze het zeil naar beneden laten lopen en zeilden nu met een zwaar gereefde fok bijna voor de wind. Op het gijtje varen werd dit door de visserman genoemd. Het achterste Illimluik hadden ze eraf genomen om elk moment dat ze water binnen kregen, dit er meteen weer uit te kunnen scheppen. Het middenluik en het voorste luik hadden ze met spaken stevig vastgezet om wegspoelen te voorkomen.

Havengezicht IJmuiden met kustvissers, waarschijnlijk allemaal Urker schuiten, gezien de hoge konten en brede boeisels. Sommige schiliten hebben een kor in de Iliast gehesen. De wind nam in kracht toe en ruimde tijdens buien naar west tot noordwest. In plaats van voor de wind werd de koers vrijwel aan de wind! Het zwaar gereefde grootzeil moest er weer bij om hoogte te kunnen houden. Met een klein puntje fok en een flinke rif in het zeil ging het naar het noorden. Van het rift in 't ainclje werd deze zeilvoering genoemd door de vissermannen uit Huizen. Het grootzeil wordt op de Noordzee zo hoog mogelijk in de mast gehesen. De reden hiervoor is om in het windstille dal tussen metershoge golven toch wind in de zeilen te kunnen houden en de golven de schuit niet de baas te laten worden. Op de Zuiderzee hielden de vissers het zeil weer liever zo laag mogelijk om sterke schommelingen van de schuit te voorkomen. De stormbuien werden vergezeld door hagel en natte sneeuw. Hun oliegoed bood niet voldoende bescherming tegen al dit water en langzaam raakten ze doorweekt. In combinatie met de koude temperatuur kostte het veel energie om overeind te blijven en nam de vermoeidheid geleidelijk toe.
Kruiszeeën
Door de hoge golven zwalpte het zeewater voortdurend in de schuit. Hierdoor kwamen ook de laningen te drijven, de mannen moesten voorzichtig zijn om niet over deze planken te struikelen. De hoosschop en de pomp werden constant gebruikt om de schuit lens te houden. Afwisselend stonden IJp of Geb in gebukte houding water te hozen, terwijl de ander aan de pomp trok. Het was voor hen letterlijk pompen of verzuipen. Wanneer namelijk het zeewater de rand van de trog zou bereiken, zou de schuit vollopen met water en zouden ze reddeloos verloren zijn. Om de vangst vers te houden, staat het ruim immers in open verbinding met de zee. Het ergste waren vermoedelijk de razende golven waarmee IJp en Geb werden geconfronteerd na het ruimen van de wind. Terwijl de zeegang uit het zuidwesten bleef doorlopen, bouwde zich in korte tijd een nieuwe golfbeweging op vanuit het noordwesten. De golven liepen nu dwars door elkaar heen en veroorzaakten een heksenketel van hoge kruiszeeën. Slaan normaal bij een botter de golven bij het aan de wind zeilen tegen de loefzij van de hoge boeg aan, na het draaien van de wind kunnen ze ook aan lijzij of van achteren in lopen. Een gewone b6sschuit biedt dan wel erg weinig vrijboord! Als er van achteren weer een breker over de botter kwam, moeten ze soms het gevoel hebben gehad dat ze tot hun middel in het water stonden. Steeds weer stortten er zeeën binnenboord en zonder ophouden moesten de mannen pompen en scheppen.
Talie aan het roer
Door de kracht van de ruwe zee werd het steeds zwaarder voor hen het roer met de hand te bedienen, ook de heupen werden gebruikt om het roer met de helmstok te bedwingen. Ongetwijfeld werden daarbij hun heupen bont en blauw van het slaan van het roer in de ruwe zee. In het begin hadden ze eerst een dik luitouw aan loefzij aan een korvijnagel vastgezet en met een dubbele slag om de helmstok genomen. Maar nog konden ze hiermee de schuit niet in bedwang houden. Daarom werden er vervolgens aan weerszijden in het boord aan een zware korvijnagel blokken gehangen en met touwen aan de helmstok geschoord. Met de luitouwen stevig in de hand konden ze dan het roer via de blokken bedienen. Door de grote krachten die hiermee gepaard gingen bestond er gevaar dat de helmstok zou afbreken. Voor zo'n noodgeval was de reserve helmstok al door IJp tevoorschijn gehaald van onder de dekbalken in de kooi en aan loefzij vastgesjord. Terwijl de golven soms over de schuit heen liepen, probeerden ze aan boord alles zoveel mogelijk stormvast te sjorren. De korijzers en het touwwerk van de kor hadden ze vastgezet in de bun en de zware korrestok werd nog eens extra stevig vastgesjord. In het vooronder lag alles overhoop: de vloerlaningen dreven rond, het keukengerei lag over de vloer verspreid en het watervat was uit zijn stroppen geslagen. De ruwe zee had ook tot gevolg dat IJp en Geb de zwaarden van de botter niet voldoende onder water konden houden en door de westelijke stormwind verlijerde de schuit steeds meer naar de kust, ze konden helaas geen hoogte houden. Doordat ook de vloed nu begon te lopen, lukte het ze niet om vrij van de kust te zeilen. Ondanks de hoge golven is de open
zee in zo'n situatie het beste. Maar daar moet je wel de kans voor krijgen.
Een Noorder Verloop
De tocht vorderde maar langzaam, pas tegen vier uur in de middag waren ze voor de kust van Petten. In de namiddag kwam er een zeer zware depressie over de Noordzee voorbij. Op zee nam de wind tot windkracht negen toe, volgens het KNMI in buien zelfs tot orkaankracht. De wind schoot door naar noord noordwesten en er stak een 'Noorder Verloop' op. Dit is een zware storm uit het noorden met af en toe windstoten van boven de 30 meter per seconde, waarbij het water rechtstreeks uit de oceaan opgestuwd wordt in de Noordzee. Volgens het KNMI moet het een korte en zeer felle bui geweest zijn. Schreeuwend naar elkaar overlegden ze wat te doen; het geraas van wind en water overstemde al hun geluid. Voor de wind af door de Pettenergronden was een zekere dood tegemoet; de andere keus voor hen was het strand op. Overvallen door deze zware storm en al zwaar vermoeid besloten ze om de schuit op het strand te zetten. In dat geval hadden ze alle kans om het er levend vanaf te brengen. Met zijn platte bodem kon een stevige en nog nieuwe botter daar wel tegen. Met rustig weer, werd dan later de botter onbeschadigd van het strand afgebracht. Rond halfvijf in de middag werd snelheid gemaakt en met volle vaart ging het richting strand. Nu waren ze allebei goed bekend met de Noordzeekust. Het was hen dus vermoedelijk bekend, dat ze iets boven Callantsoog de schuit zo op het strand hadden kunnen zetten. Maar waarschijnlijk waren ze door het donkere en slechte weer niet in staat hun plaats precies te bepalen; hierdoor kwamen ze jammer genoeg op de zandbanken voor de kust tussen Petten en Callaptsoog terecht. Over de eerste twee banken werd de schuit door de razende zee met geweld heengeslagen. Op de laatste zandbank, bleef vlak voor de kust, de schuit in de woeste branding liggen.
Stranding Callantsoog
De schuit strandde op 450 meter bezuiden strandpaal 16 nabij Callantsoog.

Het registratieteken op deze botter is net niet duidelijk genoeg 0111 Inet zekerheid te zeggen dat het hier een Huizer schuit betreft.
In eerste instantie lag de schuit nog rechtop in de branding. Vanaf de wal werd nog met een schelpenkar een reddingspoging ondernomen om de twee mannen van de schuit te krijgen. Door de zware branding lukte dit helaas niet. Na het avondeten en het melken van zijn koe zou de schelpenvisser terugkomen voor een tweede poging.
Tegen die tijd was het tij weer aan het afnemen en door de eb zou de vloedlijn lager komen te liggen. Het zag er in eerste instantie dus nog niet rampzalig uit en aan boord van de botter was het de veiligste plek voor de twee opvarenden. Naar de wal toe waden was onmogelijk door de zware branding en grondzeeën.
Op het strand stroomde het publiek uit Callantsoog langzaam toe; een schip in nood is immers altijd een aandachttrekker. Echter wat niemand voor mogelijk hield, gebeurde. Plotseling sloeg een extreem zware breker de ruim 25 ton zware schuit op zijn kant. Het moet een verschrikkelijk hoge golf geweest zijn om zo'n zware schuit op te tillen en om te gooien. Een van de vissersmannen kon zich nog aan een stuk van de afgebroken mast vastklemmen, de ander werd gelijk de woeste zee ingezogen. Tot hun afgrijzen zagen de toeschouwers op het strand, dat na verloop van tijd ook de krachten van de laatste visserman afnamen en dat ook hij van het wrak werd afgeslagen en door de golven werd meegenomen. Door het ijskoude zeewater raakte hij zwaar onderkoeld, hij gleed daarom langzaam weg in bewusteloosheid en kon niet langer weerstand bieden aan de zware grondzeeën.
Wrakhout
Door aangespoeld wrakhout, waaronder een plankje met het merk 'H. Z. 234', kon al snel door de strandvonder de identiteit van het schip worden achterhaald. Per telegram werd de burgemeester van Huizen gewaarschuwd en moest dominee Beekenkamp de doodstijding naar twee weduwen brengen.
Wanneer een gesprek stilvalt, wordt er wel eens spottend gezegd: 'de dominee komt voorbij
Dit gezegde stamt uit de Nederlandse vissersdorpen: wanneer de dominee zich met een

ernstig gezicht op straat begaf, wisten de inwoners dat hij een slechte tijding had voor een vissersgezin en verstomde het rumoer op de straten en in de stegen.
Ditmaal had de zee twee slachtoffers uit Huizen geëist. Gerbert Westland liet een gezin met één kind achter en Gijsbert Veerman een gezin met vijf dochters, waaronder zijn jongste dochter Fijtje die nog maar 18 dagen oud was.
Gekleed in een zwarte rouwdoopjurk werd zij later onder grote belangstelling en medeleven van de Huizer bevolking gedoopt in de Oude Kerk van Huizen.
Afbrengen strand
Door de vloed, opgestuwd door de noordwester storm, lag de botter hoog op het strand. Volgens het rapport van Rijkswaterstaat zelfs tot op 28 meter vanuit de duinvoet.
De romp van de gestrande botter mankeerde bijna niets, alleen de loze kiel was eronder uitgeslagen. In het ruim werd zelfs nog levende vis aangetroffen.
Drie weken later werd op een zaterdagmiddag, na een paar dagen hard werken, de schuit door de drie broers van IJp Veerman afgebracht van het strand. Hierbij hadden ze de hulp van enkele ingehuurde Callantsoogers.
Dezelfde dag op I maart 1906 werd de totaal ontredderde schuit door de botter van Hain van Aart naar de haven van Nieuwediep gesleept.
Nadat de HZ 234 in de haven van Nieuwediep enigszins was opgekalefaterd, werd de schuit door de HZ 211 van Hain van Aart over de Zuiderzee teruggesleept naar de Gooier haven om verkocht te worden.
Van de schuit waren onder andere de mast, het roer, de zwaarden, de stelling en de laningen weggespoeld. Maar de sterke romp was onbeschadigd.
Zoals alle botters in Huizen was de schuit van IJp van Aart niet verzekerd tegen schade. Ook de Visscherij-Vereeniging 'Ons Belang' in Huizen had geen middelen in kas om uitkeringen te doen bij calamiteiten; haar statuten voorzagen niet bij schade aan de schuit. Wel heeft het bestuur geld ingezameld onder haar leden voor beide weduwen.
Evertjen van 't Hulletjen
De weduwe Evertje Veerman werd opgevangen door haar zwagers, die een aantal zaken voor haar regelden. Zo wilde de vorige eigenaar van de boerderij deze weer terugnemen en werd de koop teruggedraaid. Voor de weduwe en haar vijf kinderen werd aan de Hulweg de helft van een klein, bouwvallig, huis gehuurd.
Deze woning met huisnummer 9, stamde oorspronkelijk uit de 17e eeuw en was rond 1850 al eens opgeknapt. Vanuit de grote, moderne boerderij aan de Koningin Julianastraat naar dit kleine pand was dan ook een hele overgang voor het gezin.
Vanuit de slaapkamer aan de straatkant begon de weduwe Veerman een kruidenierswinkel. Deze winkel heeft daarna nog 58 jaren bestaan.
De laatste jaren werd de winkel echter gedreven door haar dochter Nelletje. Het pand bestaat nog steeds; de later aangebrachte deur aan de straatkant verraadt de voormalige winkel. In 1907 is het huisje iets verbouwd, zo kwam er bijvoorbeeld een plee tegen de buitenmuur.
Evertje, een flinke en sterke vrouw, stond in haar omgeving bekend als Evertjen van 't Hulletjen. In de familiekring werd zij ook wel Evertjemneut genoemd.
Tot overmaat van ramp overleed in 1918 ook nog haar dochtertje Annetje aan de gevolgen van de Spaanse griep.
Zoals gebruikelijk in Huizen heeft Evertjen de rest van haar leven de rouwdracht niet meer afgelegd; de grote oorijzermuts met kant werd in de kast gelegd en vervangen door een eenvoudige isebee zonder kant. Ook verving zij haar kleurige schorten door somber gekleurde schorten.
De weduwvrouw Evertjen van , 'tuulletjen overleed in 1960 en is na de ramp nimmer hertrouwd. Haar directe buren waren de visserman Hendrikus Westland (Driekus van Arie van Jacob) van de HZ 42 met zijn vrouw. Zij waren onlangs getrouwd en woonden net op dit nieuwe adres.
Driekus was een van de laatste vissermannen die nog in de Huizer mannendracht liep. Aan dit vriendelijke, kinderloze echtpaar en ook aan de andere buren had zij later veel steun.

De haven van Nieuwediep (Den Helder).
In eerste instantie probeerde de HZ 234 hier koers naar te zetten. Driekus had zijn vader al jong verloren, deze was overboord geslagen en thuis aan de gevolgen van longontsteking overleden. Samen met zijn broer Klaas hebben ze daarna nog korte tijd met de schuit van hun vader gevist. Ook via de diaconie werd aan Evertjenlneut en haar kinderen hulp verleend. In de ogen van de vissersbevolking van Huizen was deze hulp echter wel erg karig en haar velplichte, wekelijkse gang naar de diaconie op donderdagavond werd als kleinerend uitgelegd. Na zeer forse aandrang van enkele invloedrijke, plaatselijke vishandelaren werd de steun versoepeld. Deze hangebazen dreigden zelfs hun jaarlijkse bijdrage aan de kerk stil te zetten.
Texelsche Courant
Tien maanden na het ongeval dreef op 17 december 1906 het lichaam van IJp Veerman aan op de Zuiderdijk bij Oudeschild op het eiland Texel. Het nog onbekende stoffelijk overschot werd begraven op het voor drenkelingen bestemde gedeelte van het kerkhof op de Hoogte bij Oudeschild. Het hoofd van de openbare school in Huizen, meester P. Beemsterboer, had echter een abonnement op de Texelsche Courant. In deze krant las hij een klein berichtje over het aangespoelde lijk van een visserman op Texel. In dit krantenberichtje werd ook ingegaan op de kleding van de visser; deze beschrijving klopte aardig met de klederdracht van een Huizer visserman. Er werd gesproken over twee kleine gouden knopen aan het halsboord, een wit baaien hemd, een blauwe borstrok, een zwarte broek en zwarte, gespikkelde, kousen. Met dit krantenbericht benaderde hij meteen Piet van Aart met de vraag of het soms zijn broer IJp zou kunnen zijn.
Tocht naar Texel
Twee broers van IJp Veerman, Hain en Piet, vertrokken onmiddellijk met de botter van Hain naar Texel. Aan boord was ook Evertjemneut en voor haar ondersteuning nog twee van haar familieleden. In het bijzijn van de burgemeester van Texel, de weduwe Evertje Veerman-Molenaar en de broers Hendrik en Pieter Veerman werd op 22 december 1906 ter identificatie het lichaam van Gijsbert Veerman weer opgegraven. Na zeer sterk afraden van alle omstanders wilde Evertje zich er echter persoonlijk van vergewissen dat haar echtgenoot was overleden. Ondanks de verstreken tijd verkeerde het lichaam van IJp Veerman nog in een redelijk goede staat en kon zij haar man aan de zware beharing op zijn onderarmen herkennen. Wegens zijn behaarde lichaam had hij zich wel eens spottend Ezau genoemd, naar een figuur uit het Oude Testament. Het lichaam werd in Oudeschild opnieuw ter aarde besteld en de trieste reis met de HZ 211 ging weer huiswaarts. Echter niet voordat tegen kwitantie aan de gemeente Texel de kosten voor de strandvonder en de beaarding waren betaald van fl. 53,50. Ook werd op Texel een akte van overlijden opgemaakt. Na een vlotte terugreis werd op 24 december door de twee broers opnieuw aangifte gedaan van het overlijden bij de Burgerlijke Stand van de gemeente Huizen en wederom werd een akte van overlijden opgemaakt. Het zal ongetwijfeld een moeilijke en zware Kersttijd voor iedereen geweest zijn.
Geertje Westland-Schaap
Ook Geertje Schaap, de weduwe van Geb Westland, werd opgevangen door haar familie bij het verwerken van haar verdriet. Pas ruim een jaar later, dreef op 23 februari 1907 het danig verminkte lichaam van Geb Westland weer aan op het strand van Callantsoog. Op het voor drenkelingen bestemde gedeelte van de begraafplaats van Callantsoog werd hij begraven in een naamloos drenkelingengraf. Traditioneel waren graven voor drenkelingen altijd aan de noordzijde van een kerk, zo ook in Callantsoog. Doordat hij van zijn oudere broer Piet diens riem uit zijn marinetijd had geleend, konden de autoriteiten aan de hand van het dienstnummer van zijn broer het lichaam van Geb achteraf identificeren. Zijn broer Piet had namelijk zijn marinenummer aan de binnenkant van zijn koppel geschreven. Het overlijden van Geb werd derhalve pas geruime tijd later ingeschreven in het register van Callantsoog. Zijn weduwe Geertje Schaap hertrouwde in 1916 met de weduwnaar Dirk Molenaar.
Talrijke kustvissers in de haven van IJlnuiclen, met de Rijksvisafslag op de achtergrond.


Jan Kossien op de voorgrond is bezig lnet het overhalen van de spieringsleepnetten.
In verband met dit huwelijk werd de overlijdensakte uit Callantsoog door de rechtbank van Alkmaar in 1915 bekrachtigd, waardoor het overlijden van Gerbert Westland achteraf ook in het bevolkingsregister van Huizen kon worden ingeschreven. Hierdoor was de weg vrij voor haar om te kunnen hertrouwen. De weduwe van Geb, inmiddels Geertje Molenaar-Schaap, overleed in 1954. Haar in 1927 getrouwde dochter Grietje Kok-Westland overleed in 1987.
HZ 31
De beschadigde botter HZ 234 werd hetzelfde jaar nog verkocht aan de firma W. Veerman & Co uit Huizen, die de schuit liet opknappen. Met als schipper G. Westland Klz werd er met de HZ 234 opnieuw gevist vanuit IJmuiden. Na de algehele omnummering van de visserijnummers in 1911 kreeg de schuit het nieuwe visserijnummer HZ 31. In februari 1923 werd de HZ 31 verkocht aan Jan Kos Pzn (18861971), die met de schuit onder hetzelfde visserijnummer bleef varen. De visserman Jan Kos had namelijk de oude, nog van zijn vader Piet geërfde Noordzeeschuit HZ 86 in 1921 verkocht naar Volendam en was gestopt met vissen. Maar in zijn nieuwe vak als timmerman kon Jan Kos (Grote Jan) absoluut niet aarden, de zee bleef aan hem trekken. Het verhaal gaat dat hij elke ochtend, wanneer hij op de fiets naar zijn werk in Hilversum ging, minutenlang met veel heimwee vanaf 't Huizerhoogt naar de vissende botters op de Zuiderzee keek en elke avond opnieuw herhaalde dit tafereel zich weer. Na twee jaar lang elke dag met veel smart naar deze schuiten te hebben gekeken, kocht hij in 1923 weer een schuit, de HZ 31 en ging opnieuw vissen. In 1934, in de magere crisistijd, verkocht hij de helft van zijn schuit aan zijn buurman en naamgenoot, Jan Kos Gzn (1884-1962). Deze Jan Kossien werd ook wel Kleine Jan genoemd en de ander ter onderscheiding Grote Jan. Het mes sneed bij deze verkoop aan twee kanten: Kleine Jan kon door de teruglopende besommingen zijn oude botter en het want niet voldoende onderhouden en Grote Jan kon het laatste deel van zijn schuld bij de Boerenleenbank aflossen. In verband met ziekte van zijn vader, viste vanaf 1940 tot het eind van de oorlog de zoon van Grote Jan, Willem Kos, op de HZ 31 met Kleine Jan, de deelgenoot, als knecht. Willem Kos (19152001) liet in 1943 op de scheepswerf van Joost Kok een motor inbouwen in de schuit, een tweedehands 20-PK motor uit een AFord. In de oorlog werd door Willem Kos Jzn en Kleine Jan vooral op paling en snoekbaars gevist. Er werd gevist met de kuul of in span met de HZ 5 van Lammert Westland Pzn (Lanvnert van Piet van Lammert) met sleepnetten. Vlak na de Twee-de Wereldoorlog stond de schuit op de helling van Janus Kok om enkele gangen te vernieuwen. Tot grote ontsteltenis van Larmnert van Piet van LaniInert, schipper van de HZ 5 en een volle neef van Geb, kwam het gele duinzand nog achter de inhouten vandaan. Hieraan kon hij zien dat de schuit op het strand had gelegen. Deze confrontatie greep hem geweldig aan, het was immers zijn oom Geb die met deze schuit was verdronken. De verhalen over de stranding in 1906 waren immers binnen de familie zeer goed bekend. De HZ 31 werd in 1952 uit de visserij verkocht aan de firma Veerman in Huizen, die de schuit liet opleggen in de haven. Het jaar daarop werd in 1953 de schuit verkocht voor de pleziervaart aan een arts in België. Deze Belg liet de schuit op de welf van Jan Kok in Muiden, de broer van Janus Kok, tot botterjacht verbouwen. Het verdere lot van deze botter is niet bekend, nasporingen in België hebben niet tot resultaat geleid.
Ter afsluiting
In het jaar 1906 verdronk ook de Huizer visserman Jan Savert op 35-jarige leeftijd. Hij voer als matroos op de zeillogger SCH 8 en ook hij liet een gezin met vijf kinderen na.
De HZ 211 van Hain van Aart werd in 1911 omgenummerd naar HZ 47. Hain van Aart verkocht in 1925 zijn schuit voor de ankerkuilvisserij naar paling op de Rijn aan de Nederlander W. Jansen in Keulen; hij stopte met vissen en ging verder als vishandelaar. Dat een botter te koop lag in de haven van Huizen, kon je zien aan het drinkwatervat. Dit vat werd dan halverwege de mast gehesen, als een symbool voor te koop liggen. In 1974 zijn de huisjes Hulweg 9 en II samengevoegd tot één woning (Hulweg 9) en dit woonhuis is onlangs zeer ingrijpend gerestaureerd en tot gemeentelijk monument verklaard.
De oudste dochter van IJp Veerman, Gijsbertje, is nog in leven en zij is na vele omzwervingen over de wereld een aantal jaren geleden weer teruggekeerd naar 't Gooi. Zij is onlangs 101 jaar geworden en nog zeer helder van geest.
Het graf van Geb Westland in Callantsoog is een aantal jaren geleden geruimd.
Wat nog wel herinnert aan deze scheepsramp, is het naamloze graf van IJp Veerman op het voor drenkelingen bestemde gedeelte van de begraafplaats 'De Hooge Berg' op Texel. Maar ook dit graf zal de komende jaren worden geruimd.
In tegenstelling tot andere Zuiderzeegemeenten bestaat in Huizen geen enkel gedenkteken dat herinnert aan de vissermannen die in de loop der jaren op zee zijn gebleven.
De renovatie van het havenhoofd van de oude haven zou een uitstekende gelegenheid zijn, de op zee omgekomen vissermannen van Huizen te gedenken door het plaatsen van een klein monument! Immers stonden niet op diezelfde plek de vrouwen uit Huizen in tijd van storm uit te kijken naar de schuiten!
In memoriam
Tijdens mijn zoektocht naar gegevens over de HZ 234 kwam ik in contact met Willem Kos en zijn vrouw. Slechts enkele gesprekken had ik met hem; tijdens deze gesprekken leerde ik hem kennen als groot kenner van de Huizer visserij en van de HZ 31 in het bijzonder. Nieuwe gesprekken zouden nog volgen. Helaas bereikte mij in augustus jl. het bericht dat Willem Kos na een kort ziekbed was overleden op 86-tachtigjarige leeftijd. Willem heeft het verhaal voordien nog gelezen en van aanvullingen kunnen voorzien. Met Willem Kos is de laatste visseiman van Huizen heengegaan; met zijn overlijden is een belangrijke episode van de Huizer historie definitief afgesloten. Vanaf deze plek wens ik zijn vrouw en de overige familie veel sterkte bij het verwerken van dit grote verlies.

Gebruikte bronnen en literatuur:
 De Gooi- en Eemlander van 10 februari 1906
 Dorleijn, Peter. 'Van Gaand en staand want, deel III'. Amsterdam 1983
 Rijksarchief Haarlem: Rijkswaterstaatarchief no. 355, 'Register der na 1888 van paal 0 tot 56 gestrande en gezonken schepen'
 Rijksarchief Haarlem: Archief Provinciaal Bestuur 1851-1943, Werkdossiers strandvonderij
Noord-Holland. Van Opperstrandvonder aan Provinciaal Bestuur
 Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland: archief Rijksdienst ter Uitvoering Zuiderzeesteunwet  Texelsche courant van 18 december 1906
 Visserijmuseum Vlaardingen: Centraal Register voor Visserijvaartuigen
 Wiersma, P. 'Reacties van een buitenluier', Huizer Kring Berichten, 19e jr. nr. 4, december 1998  Zijper courant van 10 februari en I maart 1906
In alfabetische volgorde mijn dank aan:
Hans Borstlap, Vereniging tot Botterbehoud, Peter Dorleijn, Gemeente Huizen, Historische Kring Huizen, Huizer Dialect Werkgroep, KNMI, Streekarchief Naarden, Dorus Rijkersmuseum, Rijkswaterstaat, Willem Kos Jznt , Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland, Stichting Stamboek Ronde en Platbodem Jachten, Nationaal scheepvaartmuseum Antwerpen, Spiegel der Zeilvaart, Jan Veerman Gzn, Visserijmuseum Vlaardingen, Cees Westland Jzn, Piet Westland Lzn, Piet Wiersma, stichting Wraksystem (Maritiem Documentatie Systeem), Historische Vereniging 'De Zijpe', Zijper museum , Gemeente Zijpe en vele anderen.
LEZING OP DINSDAGAVOND
U8SERTEMBER 2001 DOOR DIRK REBEL
Wendy van Noppen
De Kring kan terugkijken op een zeer geslaagde avond. De 'Boerderij' was goed gevuld met belangstellenden. Een van onze dorpsgenoten, Dirk Rebel, heeft gedurende zijn werkzaam leven als veehouder en akkerbouwer dia's gemaakt van zijn persoonlijke omgeving. In een lange rij kwamen historische beelden op het doek. Van het vee op de meent in de vijftiger en zestiger jaren, maar ook van de akkers in de Noorder- en Zuidereng. Met name die laatste plaatjes vormden voor mijzelf een feest der herkenning, omdat ik opgegroeid ben met soortgelijke akkerbouw pal achter onze tuin. Het leuke was verder dat er behalve mooie beelden van het landschap ook dia's werden vertoond van collega-boeren. Talloze bekende gezichten kwamen voorbij, teveel om op te noemen. De zaal herkende in ieder geval bijna alle gezichten; ook voor hen zaten er oude bekenden bij.
Wat de lezing zeer bijzonder maakte, was de rustige en persoonlijke toelichting van Dirk Rebel. Niet alleen kregen wij een goed beeld van de Huizer agrariërs in de zestiger jaren, maar ook inzicht in de ontwikkeling van zijn gezin. Zijn twee dochters zagen we van peuter opgroeien tot volwassen vrouwen en ook mevrouw Rebel kwam regelmatig in beeld. Behalve deze persoonlijke ontwikkelingen was het interessant te zien hoe snel het landschap rond Huizen veranderde; helaas valt veel verlies van natuurschoon te betreuren. Maar ook de agrarische ontwikkelingen kwamen goed in beeld. Het begon met paard-en-wagen en de avond eindigde met een gigantische combine. En tussendoor kwamen de zwadzwaaiers en cyclomessen in beeld. Alleen al met deze technische ontwikkelingen zou een avond gevuld kunnen worden.
Dirk Rebel vertelde en passant ook nog enkele oude veldnamen, zoals 'Hoge Kamp' en 'Bleerenberg'. Eigenlijk was dit zo interessant, dat een van onze leden hier eens onderzoek naar zou moeten verrichten. Het zou toch jammer zijn als deze oude veldnamen geruisloos verdwijnen. Wie wil hier eens een onderzoekje naar doen?
Onze voorzitter bedankte aan het eind van de avond Dirk Rebel en zijn vrouw voor deze prachtige avond en sprak de wens uit, dat ook andere leden eens het voorbeeld van de familie Rebel zullen volgen. De leden die niet geweest zijn, hebben naar mijn mening een zeer bijzondere ledenavond gemist!

Wendy van Noppen
Samen met onze zusterorganisatie stichting Behoud Het Oude Dorp werd op dinsdagavond 23 oktober een lezing in gebouw "t Visnet gehouden over de cultuurhistorie rond begraven in Nederland.
Spreker was een nationaal erkend deskundige van de funeraire cultuur en prominent lid van vereniging De Terebinth, de heer Wim Vlaanderen. Volgens hun informatiefolder is de vereniging De Terebinth* "een landelijke onafhankelijke organisatie, die ijvert voor het behoud en onderhoud van begraafplaatsen en voor een blijvende respectvolle zorg voor onze doden". De heer Vlaanderen hield op geheel eigen wijze met behulp van dia's een onderhoudend verhaal over de begrafeniscultuur van Nederland. Ondanks zijn familienaam is hij niet afkomstig uit Huizen maar uit Amstel= dam en was tot voor kort beheerder van de gemeentelijke begraafplaats van Zwolle. Op vlotte wijze praatte hij het eerste deel van de avond vol, waarbij hij soms de lachers op zijn hand had. Wat dacht u bijvoorbeeld van de tekst 'Hier ligt begraven' op het graf van de heer B. Otten? Of van een dia van het graf van mevrouw Pisa recht onder de scheve kerktoren van Kekerdom? Maar de avond was niet alleen gevuld met lachen, in een snel tempo kregen we een aardig beeld van de rijke cultuurhistorie van begraven in Nederland. Op serieuze wijze gaf hij zijn persoonlijke mening over de huidige begraafcultuur in Nederland, waarbij zijn achtergrond als beheerder sterk naar voren kwam. Naar de mening van enkele aanwezigen soms zelfs te sterk. Maar over smaak valt nu eenmaal niet te twisten.
Na de pauze was er een korte presentatie van de Klederdrachtgroep van de Historische Kring Huizen. Fantastisch wat deze mensen voor elkaar krijgen! Prachtige historische rouwkostuums werden aan het publiek vertoond en op duidelijke wijze werd door An van Geenen het verschil tussen de daagse rouwkleding en de zondagse rouwkleding uit de doeken gedaan. Niet alleen de kornetjurk werd vertoond, maar ook de rouwdracht van de gewone Huizer bevolking. Zeer indrukwekkend was vooral de presentatie van het regenkleed. Voor de Klederdrachtgroep vormde een en ander een première! Iedere keer valt weer op hoe statig de Huizer dracht is. Onder langdurig en enthousiast applaus verliet de groep de zaal om achter in de zaal weer plaats te nemen. Hun hoge kappen zouden anders het zicht voor de rest onmogelijk maken. Een zeer geslaagd onderdeel van de avond!
Aan het eind van zijn presentatie werd door Wim Vlaanderen ingegaan op de Oude Algemene Begraafplaats van Huizen. Volgens deze kenner is de Oude Algemene Begraafplaats uniek in Nederland en oercalvinistisch qua inrichting. Dit laatste wegens het principe om uit geloofsopvatting geen grafsteen te plaatsen. Historische grafvelden op deze schaal met nagenoeg alleen nummerpaaltjes bij de eigendomsgraven komen nergens anders meer voor in Nederland en hij vindt het dan ook absoluut de moeite waard het oude kerkhof te bewaren. In het kader van toekomstig ruimtegebrek suggereerde hij te beginnen met het uitgeven van nieuwe graven op het terrein van de oude gemeentekwekerij aan de Arie de Waalstraat (grenzend aan de Oude Algemene Begraafplaats) en een zogenaamde natuurbegraafplaats in te richten in het eikenbosje bij de ingang. Verder zou de oude aula verbouwd kunnen worden tot een stiltecentrum of een columbarium. Bij het beantwoorden van vragen kwamen diverse zaken aan de orde, zoals de eigendomsrechten van familiegraven. Volgens de heer Vlaanderen zijn er wel degelijk mogelijkheden om familiegraven op naam over te schrijven, zelfs tot in de vierde en vijfde graad ! Het beleid van de gemeente zou niet in overeenstemming zijn met de Wet op de Lijkbezorging.
De klok van elven had reeds ruim geslagen toen er een einde kwam aan de avond. Gezien de grote opkomst, kunnen de Historische Kring Huizen en de Stichting Behoud Het Oude Dorp terugkijken op een zeer geslaagde avond.
*Vereniging 'De Terebinth Postblls 85177, 3009 MD Rotterdalll

Ria Rebel
Veel reacties zijn binnengekomen op het recept van de broeder. Een aantal leden heeft zelfs dezelfde week nog een broeder gebakken! Door het zetduiveltje was helaas de naam van een van de inzenders foutief gespeld, de juiste spelling had natuurlijk moeten zijn Piejest. Verder waren we vergeten te melden, dat een broeder meestal op maandag werd gebakken. Maandag was de wasdag en de Huizer vrouwen waren dan druk met de was in de weer en hadden weinig tijd om te koken. Bij het bakken van zo'n broeder hoef je niet zo op te letten en dat was wel zo makkelijk voor de vrouwen met een druk huishouden! Een van onze oudste leden, mevrouw G. Doornhein-vd Born, maakte ons hier nog even op attent.
Ditzelfde lid maakte ons ook attent op het feit dat rond de Kersttijd traditioneel in Huizen in veel gezinnen een emmer met inlegharing werd gemaakt. Haar vader, Ab vd Born, maakte zo'n emmer vlak voor de Kerst klaar en deze werd met een theedoek eroverheen weggezet in de kelder. Elke avond werd er door het gezin uit de emmer gesnoept en de emmer was al snel leeg. Ook nu nog wordt rond de Kersttijd door de plaatselijke vishandel zelfgemaakte inmaakharing aangeboden. Een plaatselijke culinaire delicatesse en een leuk cadeau om weg te geven! Dankzij Evert van Wessel hebben wij een recept voor inmaakharing kunnen vastleggen. Dit recept hebben we iets aangepast naar moderne tijden, bijvoorbeeld de vermelding van de kruiden. Voor de volledigheid voegen we er nog een recept voor rolmopsen bij. Hoewel deze in Huizen vroeger niet werd gegeten, hoort het er tegenwoordig helemaal bij. De volgende keer volgt een recept voor panharing. Voor nieuwe recepten graag contact opnemen met Ria Rebel (telefoon 035-5262505); zij zal uw recept graag opnemen en uitwerken!
INLEGHAERING
Hiervoor wordt steurharing gebruikt, dit is ongekaakte haring die ingelegd is in zout. Zo rond december is dit altijd ijle haring. Dus haring die al kuit heeft geschoten en te mager is om te roken tot bokking. Bij uw vishandelaar kunt u een emmer met deze haring bestellen. Om het zout eraf te krijgen moet de haring eerst wateren in zoet water. Ongeveer twee of drie dagen lang wateren en twee keer per dag het water verversen. Vervolgens een paar uien in ringen snijden en de haring schoonmaken. Vanaf de bovenkant de koppen eraf snijden. Dan de buik opensnijden en het zieltje, het grommetje, verwijderen. Het beéntje (ruggengraat) laten zitten; de vinnetjes en de staart er eventueel afknippen. De haringen in forse moten snijden en even schoonspoelen in stromend water. De moten haring schikken in een schone glazen pot. Giet zoveel verdunde huishoudazijn over de moten tot dat ze helemaal onderstaan. Neem absoluut geen inmaakazijn!!! De sterke huishoudazijn naar smaak verdunnen met water. Vervolgens de uienringen naar smaak toevoegen. Eventueel kunnen ook nog kruiden worden toegevoegd. Bijvoorbeeld: peperkorrels, laurierbladen, kruidnagel, mosterdzaad, pepertje, citroen en wortel. Op een koele en donkere plaats wegzetten en nog enkele dagen laten intrekken. Bewaart ze hoogstens 4 weken, daar anders de graten geheel verteren.
ROLMOPS
Ook hiervoor wordt steurharing gebruikt. Week kleine haringen gedurende 48 uur in zoet water, zo nodig verversen. Snij de koppen en staarten eraf, snij de haringen aan de buikzijde open en haal de ingewanden er voorzichtig uit. Haal de ruggengraat en de kleine graatjes eruit. Voor de kleine graatjes is een pincet makkelijk. Splits de opengeslagen haring langs de rug in tweeën, was ze en rol ze op met een augurkje of een uitje binnenin. Steek ze met een scherp houtje vast en leg ze in een schone, glazen pot. Kook verdunde wijnazijn met wat kruidnagelen, laurierbladen, een gesnipperd uitje, een Spaans pepertje en mosterdzaad even op. Schik de opgerolde haringen en schijfjes uien in een pot en schenk de lauwe azijn er over, totdat de haringen onderstaan. Laat ze enkele dagen staan op een koele, donkere plaats. Bewaart ze niet langer dan 3 weken.
MUIZER KRINGAGENDA
Dinsdag 27 november 2001
Ledenavond 27 november 2001 : lezing met kleurendia's door de heer J. Woudstra over de traditie in Europa van gebrandschilderde glas-in-loodramen. Locatie theater 'De Boerderij', aanvang 20.00 uur.
Dinsdag 12 februari 2002
Lezing door Aartje Kruijning over Erfgooiers in theater 'De Boerderij , aanvang 20.00 uur.
Dinsdag 28 mei 2002
Algemene ledenvergadering om 20.00 uur in theater 'De Boerderij