De Ratel Mei 1985

HUIZER KRING BERICHTEN 17e jaargang nr. 4, december 1996 Aan de leden, Mijmeringen van de voorzitter Voor ik een klein stukje van mijn denkwereldje neerschrijf in de vertrouwde "mijmeringen", wil ik u eerst wijzen op het stuk van onze secretaris op blz. 2. Hij zal u iets vertellen over een unieke dag in de geschiedenis van onze Historische Kring. De Kring, die echt niet zo vaak is verwend! Het gaat over het jubileumjaar van de firma Westland Kaas. We zijn daar uitgenodigd en hebben ons gepresenteerd compleet met de Klederdrachtgroep en hebben "wat" meegekregen. Leest u zelf maar wat Henk van der Hulst daarover schrijft. Wat mij verder erg bezig houdt is dat wij zelden of nooit lezen over bodemvondsten in en rondom Huizen. Mijn geboortegrond, waar ik sterk mee verbonden ben, laat nooit iets los wat met haar historisch verhaal te maken heeft. Juist Huizen als groeigemeente is omgeploegd vanwege bouwactiviteiten en toch lees je nooit over "vondsten" in onze bodem. We hebben twee nieuwe havens gekregen. Het dorp is bijna voor de helft afgebroken en voor nieuwbouw bestemd. Zoals b.v. het pand Kos en de nieuwbouw bij de Oude Kerk, het voormalige postkantoorcomplex, het Oude Raadhuisplein, het Schoutenhuis en het schoolterrein ernaast. De school van mijn jeugdjaren was de Rehobothschool, waar nu het artsencentrum is. En toch lees je nooit dat er voorwerpen gevonden zijn die ons herinneren aan een oude bewoning door onze voorouders. Lang geleden heb ik vernomen van een muntenvondst bij afbraak van een boerderij aan de Noorderweg en dat er bij graafwerkzaamheden bij het Hoogvorstcomplex (Lindenlaan - hoek Kerkstraat) een oude vaas of pul is gevonden. Verder zijn mij geen gegevens bekend. Misschien kunnen we ons met elkaar wat meer verdiepen in deze materie. En wie weet zijn er onder ons mensen die er veel meer van weten. Ik wil het graag horen. Rest mij nog u uit te nodigen voor de eerstvolgende ledenavond op dinsdag 3 december 1996. In tegenstelling tot eerder bericht is het niet de heer Mombers uit Kerk-Avezaath die de lezing met dia's zal geven over het onderwerp "Dakpannen", maar zal de heer Schellingerhout uit Benthuizen deze lezing houden aan de hand van een tentoonstelling. Tevens zal hij voorbeelden geven van huizen in ons dorp die met een bepaald type dakpannen belegd zijn; hiervoor heeft hij al een rondgang door Huizen gemaakt en foto's genomen! Plaats: De Boerderij, Hellingstraat 9, Huizen. Tijd: 20.00 uur. De toegang is gratis voor leden en fl. 5,- voor belangstellenden. Namens het bestuur graag tot ziens, Aartje Kruijning-Teeuwissen voorzitter AANBIEDING Het boek "De Huizer Molen" is bij de bestuursleden van de Historische Kring Huizen (adressen op blz. 2) te koop voor fl. 10,- per exemplaar. Deze aanbieding geldt tot 31 december 1996. ISSN 1384-8437 -2- Bestuur Historische Kring Huizen voorzitter: Mw. A. Kruijning-Teeuwissen Driftweg 151, 1272 AC Huizen, tel. 52 54776 vice-voorzitter: Ing. W.H.H. Groothoff Gooierserf 204, 1276 KZ Huizen, tel. 52 51540 secretaris H. van der Hulst Jzn. Gooilandweg 241, 1271 KW Huizen, tel. 52 56893 penningmeester: Drs. C. Kruijmer Botterstraat 7a, 1271 XL Huizen, tel. 52 51713 bestuurslid: H. van der Hulst Pzn. Wagenweg 4, 1276 XW Huizen, tel. 52 51922 archivaris: M.P. Rooth Punter 13, 1276 CX Huizen, tel. 52 64535 ledenadministratie: Mw. T. Rooth-Piëst Punter 13, 1276 CX Huizen, tel. 52 64535 Klederdrachtgroep: Mw. J.W. van Geenen-van den Berg Lijzij 109, 1276 GK Huizen, tel. 52 52807 Redactie Berichtenblad: Mw. G.E.E. van Noppen Brede Englaan 12, 1272 GS Huizen, tel. 52 53783 ARCHIEF: Achterbaan 82, 1271 TZ Huizen, tel. (035) 52 50223 Geopend van september t/m juni iedere maandagavond behalve de tweede maandag van de maand. Geheel of gedeeltelijk overnemen van artikelen slechts toegestaan met uitdrukkelijke bronvermelding en na schriftelijke toestemming. FEEST BIJ WESTLAND KAASSPECIALITEITEN B.V. Op 24 oktober 1996 is het feest bij "Westland Kaas". Het 60-jarig bestaan wordt op een bijzondere wijze gevierd in het nieuwe kantoorgebouw aan de Zuiderzee. Deze mijlpaal in de geschiedenis van dit wereldwijd werkzame familiebedrijf gaat niet ongemerkt voorbij. De directie heeft vier verschillende plaatselijke organisaties, waaronder de Historische Kring Huizen, uitgenodigd voor het houden van een presentatie die slechts 5 minuten mag duren. Na intern overleg is besloten een beroep te doen op de Klederdrachtgroep van de Kring om deze feestelijke bijeenkomst op te luisteren. Zou het lukken om met zoveel mogelijk leden, inclusief kinderen, aanwezig te zijn tussen 17.30 en 18.00 uur? Het "aankleden" is immers een tijdrovend karwei. De meeste leden hebben aan de oproep gehoor gegeven. De statige klederdracht dwingt ook bewondering af bij de aanwezige personeelsleden van Westland. Als het de beurt is aan Aartje Kruijning, stelt de Klederdrachtgroep zich op in de feestzaal. Met dit "levende schilderij" op de achtergrond houdt Aartje haar verhaal over de activiteiten van de Kring en besluit met het voorlezen van een gedicht in het Huizer dialekt. Een daverend applaus volgt. Nadat de laatste organisatie aan de beurt is geweest, stijgt de spanning in de zaal. De presentaties zijn niet vrijblijvend, want de directie heeft hieraan voor elke organisatie een geldbedrag verbonden. De stembriefjes worden door de medewerkers van Westland in de daarvoor bestemde bussen gedaan. Het comité dat de stemmen moet tellen trekt zich terug. Intussen doen de gasten en medewerkers zich te goed aan een drankje en een hapje (vanzelfsprekend ook stukjes kaas). Het wordt stil in de zaal als directeur Henk Westland het woord neemt. Hij begint met het uitreiken van de vierde prijs, dan de derde: voor de Historische Kring Huizen. Aartje Kruijning neemt als voorzitter van de Kring een cheque in ontvangst. Even later wordt het bedrag gelezen: fl. 10.000,-!!!! Verbazing en blijdschap wisselen elkaar af. Wat een geweldige prijs! Intussen gaat het bekendmaken van de tweede en de eerste prijs verder. Alle vertegenwoordigers en medewerkers van de uitgenodigde organisaties zijn zeer tevreden met de toegekende geldbedragen. De penningmeesters zullen ongetwijfeld glunderen bij het verzilveren van de cheques. Een dergelijke onverwachte, maar welkome aanvulling voor de kas komt zelden voor. Er wordt nagepraat over de presentaties en het enthousiasme van de aanwezige jongeren van het "Jan Ligthartcentrum" en "Prinses Irene". Evenzo is er vreugde bij de medewerkers van de stichting Lokale Omroep Phohi. BEDANKT firma Westland. Een feest ter navolging! Henk van der Hulst Jzn. Dit is het derde en laatste artikel van een serie over de natuurlijke materialen been, bot, ivoor en hoorn. De eerste twee verschenen respectievelijk in ons Berichtenblad van april 1995 en december 1995 naar aanleiding van de boeiende lezingen die mevrouw Nieuwenburg voor onze la•ing hield. WAT DEED EN WAT DOET MEN MET HOORN? A. Nieuwenburg-Bron 1. Onverwerkt en nauwelijks verwerkt hoorn. Een holle hoorn, vaak mooi van vorm en kleur (zie Foto 1), roept al de vraag op: "Wat kan ik daarmee doen?" Dat is echter een hedendaagse vraag, en we zien nu dan kapstokken gemaakt van schitterend gepolijste hoorns of vreeslijk lelijke stoelen. Souvenierwinkels tonen vele mogelijkheden. Eeuwen geleden was een hoorn natuurlijk een heel nuttig ding, het was niet een vraag "wat kan ik met zoiets moois", maar een kwestie van bewaren voor nuttige gebruiksvoorwerpen. Zo kan een hoorn in zijn geheel natuurlijk goede diensten bewijzen om er iets in te bewaren. Op miniaturen uit de vroege middeleeuwen zien we "schrijvers" die in één hand een ganzenveer houden en in de andere een mes om de veer bij te snijden; in de lessenaar is een gat waar een hoorn in hangt als inktpot. Veel later zijn grote hoorns, schitterend gepolijst en versierd met een zilveren rand, gebruikt als drinkhoorn bij de jaarlijkse feestelijke maaltijden van de gilden. Veel van dergelijke bekers uit de 17e eeuw zien we in musea. Ik kan me niet voorstellen, dat hoorns ook in de alleroudste tijden niet als bekers gebruikt zijn, maar ze zullen in opgravingen niet gevonden worden doordat ze allang vergaan zijn door hun structuur. Als houder voor bijvoorbeeld vet hebben hoorns gediend op schepen bij het naaien van de zeilen. Bekend is ook de vethoorn bij de koetsiers van de toeslee; een gevette lap, de smeerlap, werd voor de slee gelegd, waarna deze weer een tijdje makkelijker over de Amsterdamse keien gleed c). Wie zullen er niet allemaal vet gebruikt hebben en dus nut van de hoorns hebben gehad! Zonder de hoorn te verwerken is het al een lepel en wordt als zodanig in Zuid-Amerika op markten gebruikt als inhoudsmaat. Toen er nog met een zeis gemaaid werd, had de maaier zijn slijpsteen bij zich in een hoorn aan zijn broekriem. En mocht een boer zelf bijen houden, dan zal hij zeker in de stille tijd zijn eigen korven gemaakt hebben. Een koehoorn met 2 gaten bij de rand is een praktisch instrument om de lange te gebruiken braamstengels te ontdoornen. De gekloofde stengels dienden om de lange stroslingers aan elkaar te "naaien"; de slingers werden op diktemaat gehouden met een ring gezaagd van een hoorn. Foto 1. -4- Het oude bruine Friese aardewerk is versierd met witte figuren. In een koehoorn, waarvan de punt was doorboord, deed men een wit kleimengsel. Een riet in het gat werd als tekenpen gebruikt. Als kruithoorn benut, werd de grote opening gesloten, hetzij met een koperen, hetzij met een houten "deksel." In de punt werd dan een gat geboord, dat met een stop gesloten kon worden. Het voordeel van hoorn is, dat het eventuele vocht van het door de hoorn wordt opgenomen. Daarom is hoorn voor zoutstrooiers ook zo praktisch. 2. Signaalhoorns. Op een hoorn kon ook geblazen worden als er in de punt een gat was gemaakt. Dit is meestal een signaalhoorn, waarvan de draagwijdte van het geluid 4 km kan zijn. Soms wordt de hoorn door middel van een riet aangeblazen, het kan ook zonder. Men was in staat om meerdere tonen te produceren. Deze signaalhoorns hebben veel functies gehad; soms schitterend versierd, soms alleen functioneel gebruikt. Bekend zijn de jachthoorns, waardoor je door de verschillende seinen kon horen welk dier geschoten was. Bij deze hoorns vinden we veel mysterieuze verhalen. Zo meldt een legende dat Roeland, een dappere trouwe volgeling van Karel de Grote, dodelijk gewond op zijn hoorn "de olifant" blies om de keizer te alarmeren. Of deze Roelands hoorn een hoorn of een slagtand van een olifant was, weet ik niet. In de marke werden met een hoornsignaal de mannen bijeen geroepen voor vergaderingen. Veel later, ook in het begin van de 20e eeuw, riep de boer de veldwerkers met "hoorngeschal" naar de boerderij. De bakker blies op de hoorn als de oven warm was en de huisvrouw haar gela-lede brood kon brengen. Op dat brood had ze dan een eigen teken gezet, met een sleutel, enige bonen enz. Wie kent nog het liedje: De bakker van de hoek die heeft vannacht geblazen. De vellen van zijn broek die hangen voor de glazen. De vellen van zijn broek was dan het schootsvel. Dat hing hij voor het raam als teken dat hij klaar was. De herder, op weg naar de hei, kondigde blazend op een hoorn zijn komst aan, zodat de boeren de staldeuren konden openen. De blatende schapen voegden zich dan bij de kudde. Ook de boer die met zijn stier de ronde deed langs de koeien, die gedekt moesten worden, blies op een koehoorn. En tot begin van deze eeuw gebruikte de rangeerder bij de spoorwegen nog een koehoorn voor zijn seinen. In Twente is de voorganger van de lange elzenhouten midwinterhoorn een koehoorn. Met het geluid van de hoorn werden de kerkgangers naar de kerstdienst geleid. Deze hoorn werd ook voor andere mededelingen benut. Een heel praktisch gebruik wordt nog gemeld: in de Tweede Wereldoorlog waarschuwde degeen, die merkte dat er "onraad" in aantocht was, buurtgenoten. Ieder, die het bericht hoorde pakte zijn hoorn en blies ook. Er werd nogal eens clandestien geslacht! Ook werden zo razzia's aangekondigd. Ook de sjofar is een signaalhoorn. De blazer luidt hiermee de joodse feestdagen in. De sjofar wordt gemaakt van een geit- of schaapshoorn. 3. Muziekinstrumenten. Als muziekinstrument wordt de open kant van de hoorn afgesloten en worden er een venster en enige vingergaten in gemaakt (zie Foto 1). Een schalmei is een bijzonder soort hoorn. Hij bestaat uit 2 hoorndelen, verbonden met een holle buis met gaten. In één van die hoorndelen zit een" riet". Dat riet zorgt voor een speciaal geluid. In een hedendaags orkest hebben de hoornblazers koperen hoorns; wie denkt er dan nog aan een koehoorn? -5- 4. Andere voorwerpen. Dan zien we vooral in Engeland nog de knoppen van wandel- en andere stokken, die van schaapshoorns zijn gemaakt. Het is aardig om op oude schilderijen extra aandacht aan details te besteden. Zo zie je soms een dove aan een gesprek deelnemen met een lange hoorn bij zijn oor. Dit gaat dus allemaal over geheel niet of weinig vervormd hoorn. 5. Verwerking van hoorn. Om voorwerpen van het materiaal "hoorn" te maken, moet het hoorn wel enige bewerkingen vooraf ondergaan. De hoorn bestaat uit een massief en een hol gedeelte. Het massieve deel laat zich verwerken tot allerlei knoppen (o.a. voor wandelstokken en paraplu's) en lanopen. Mes- en ander bestekheften zijn ervan te maken en onderdelen van de verschillende soorten pijpen. In Aalten werden vooral de 1.65 m lange pijpen gemaakt. De Aaltense industrie was ook de leverancier van de spoorwegfluiten, zowel voor Nederland als voor Duitsland. De "knikker" in de fluit werd van perehout gemaakt. Iedere fluit moest dezelfde toon hebben! Ook nu nog fluit de spoorwegman of -vrouw op een hoonen fluit, maar dan geleverd door een Duitse fabriek (zie Foto 2). Als het holle deel van een hoorn spiraalsgewijs wordt gezaagd, kan dit door middel van warmte vervormd worden tot één lange reep. De rechte lijnen, die van de punt naar de opening lopen, staan nu natuurlijk schuin op deze lange reep. Van zo'n reep zaagt men bijvoorbeeld kammen. In een kammenfabriek zagen we dat de "spiraal" in kamlange delen gezaagd waren en, nadat deze warm gemaakt waren boven een vuur, tussen een wals geplet werden. Hoe het gladmaken in zijn werk ging weet ik niet: we mochten de fabriek in Frankrijk, waar nu nog kammen worden gemaakt, niet verder bekijken. Wordt een voorwerp gemaakt van geplet hoorn later in warm water gelegd, dan komt het in de oorspronkelijke kromming weer te voorschijn. Hoorn voor industriële verwerking werd ingevoerd uit de Balkan of uit Zuid Amerika. Dit zijn hoorns met een lengte van meer dan 1 m. In veel huizen gebouwd in het begin van de 20e eeuw vinden we deurknoppen en krukken van hoorn, gevat in nikkel (zie Foto 3). Lepels, groot en klein, werden veel van hoorn gemaakt. Wie kent niet de slacouverts, vaak versierd met een zilver bandje. Ze werden dof op den duur, maar zijn weer hoogglanzend te maken met schuurpapier of staalwol en een polijstmiddel. Bekend zijn ook de hoornen brilmonturen uit het begin van de 20e eeuw, de waaiers of waaierdelen en de talloze dozen en het naaigerei. Hoornverwerkende industrieën komen nog voor o.a. in Frankrijk, Duitsland en Engeland. Het veel duurdere schildpad werd geïmiteerd door hoorn, zo goed dat een vakman vaak het verschil niet zag. Men zegt, dat boven een vlam schildpad brandt en hoorn smeult. Een aardig voorwerp van geplet hoorn zijn de hoornen ruitjes, die we nog wel eens zien op heel oude scheeps- en stallantarens. Hiervoor werd een bepaald soort hoorn maanden lang in water gelegd. Dan kon het in vliezen gedeeld worden. Deze vliezen werden gladgemaakt en gepolijst en waren zo onbreekbare ruitjes. Zo waren de straatlantarens in Amsterdam voorzien van hoornen ruiten. Die werden vrij gauw dof waardoor de waarde van de verlichting schrikbarend daalde. Pas in 1669 kregen de lantarens de veel duurdere glazen ruiten. Als volkskunst komen we veel dozen tegen, zowel tabaks- als andere dozen. Hoornen schoenlepels waren een geliefd object en vanzelfsprekend voor de vrouwen speldekussentjes en ander naaigerei. Nu nog worden sieraden (oorbellen, hangers en armbanden) van hoorn gemaakt in het buitenland en door de schaarse Nederlandse knutselaar. -6_ Ook voor hoorn had men een vervangend materiaal: celluloid. Maar celluloid is een heel brandbaar materiaal, dat zowel voor been, ivoor, schildpad en hoorn een schitterende imitatie was. Door de brandbaarheid voldeed het niet op den duur. Later zien we vooral knopen gemaakt van caseïne, een melkproduct. Dit materiaal komt in tekening en gewicht zo met het oorspronkelijke overeen dat ook een vakman vaak het verschil niet ziet. Tja, en in deze tijd tovert men met plastic! Ik heb het gevoel, dat na verloop van tijd hoorn langer mooi blijft, maar misschien is deze opmerking het gevolg van mijn liefde voor de natuurlijke materialen. De foto's zijn van mw. A. Nieuwenburg-Bron. C) Noot: een toeslee is een gesloten slee, een koetsslee en werd vroeger vooral in Amsterdam gebruikt (Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal). Foto 2 Foto 3 WILDC GESCHIEDENIS IN 'T KORT VAN DE GOOISE HEEMTUIN E.J. Sival De Stichting Wilde Planten Blaricum beheert de tuin. De voorloper, de Stichting Heemtuin Blaricum, werd in 1973 opgericht door de initiatiefnemer Jacob Aalderink (overleden in 1975), een inwoner van Blaricum. De mede-oprichters waren de heren Ds. D.E. Frater Smid en Mr. R.F. van Lier, eveneens wonend te Blaricum. In 1975 stel de de gemeente Blaricum een stuk grond van ca. 1000 m2 beschikbaar achter het gemeentehuis aan de Torenlaan. Tot 1995 werd hier met veel enthousiasme gewerkt aan landschapstypen met de erbij horende wilde planten uit het Gooi. Vele bezoekers genoten onder meer van de bloeiende heide, van de planten van de bosrand, schrale weide, droge helling, moeras, vochtige kuil, bloemenweide, berm en akker met akkerkruiden. Het doel van de stichting, te laten zien hoe rijk en gevarieerd de Gooise flora vroeger was, werd praktisch bereikt. Er groeiden meer dan 300 soolten wilde planten. De tuin moest helaas plaats maken voor parkeerruimte ... Juli 1995 verhuisde de tuin naar een terrein met een grootte van ca. 2000 m2, aan de Woensbergweg bij de Algemene Begraafplaats. Er naast ligt de bijenschans "Steegland". De gemeente gaf het terrein, een voonnalige akker behorende tot de Blaricummer Eng, geheel omrasterd met toegangshek, in bruikleen. Voorts werd er gerooid en grond verzet. Ook in deze tuin zullen een paar Gooise landschapstypen op kleine schaal te zien zijn met de erbij horende flora en voor zover mogelijk ook fauna. Op initiatief van Gerda Marmelstein-Dzialiner, ex-wnd. secretaris van de stichting, werd eveneens in 1995 de Werkgroep Heemtuin van het IVN (van natuurgidsen) opgericht. Deze werkgroep zal het educatieve element van de heemtuin inbrengen door onder meer rondleidingen te verzorgen. Thans volgt Gerda, samen met Marijke Mol, onder andere de ontwikkeling van de plantengemeenschappen op de voet en inventariseren zij de plantesoorten. De nieuwe heemtuin wordt aangelegd volgens de richtlijnen van Dr. G. Londo. Zo bestaat de heemtuin uit een wilde plantentuin en een deel natuurtuin. In het eerste deel mag gewied en geplant worden, het andere deel wordt zoveel mogelijk met rust gelaten zodat de planten zelf hun plaats kunnen kiezen. In beide delen wordt 1 tot 2 maal per jaar gemaaid mèt afvoer van het maaisel. De aanwezige humuslaag van ongeveer 30 cm werd opgeschoven tot een humuswal. Deze is merkbaar voedselrijker dan de onderliggende grondsoorten. Het is duidelijk te zien dat deze wal sneller "vanzelf' begroeid raakt dan de andere grond. Deze wal is in maart j.l. over een brede strook door mij ingezaaid met akkerkruiden. Nu, eind juni, staat de ingezaaide strook in volle bloei met onder meer de roodpaars gekleurde bolderik, de gele ganzebloem, de korenbloem (blauw). Voorafgaand aan de IVN natuurwandeling op 29 juni j.l. was het mogelijk om even een kijkje te nemen in de in aanleg zijnde heemtuin. Veel bezoekers genoten van de vele bloeiende akkerkruiden, waaronder enkele zeldzame soorten die niet in maart j.l. gezaaid waren. Mogelijk bloeiden deze akkerkruiden op de voormalige akker. Op een zonnige dag kunnen vuurvlinders voor je voeten opfladderen en blijven dan even verder, met vleugels open/vleugels toe, vlug een beetje draaiend, de omgeving in de gaten houden. Vaak landen deze juweeltjes op schapezuring, hun voedselplant. Met wat geluk vind je - vooral langs de struikenwal - gewone spurrie, een van de weinige oorspronkelijke Westeuropese landbouwgewassen. Vroeger werd de plant als noodrantsoen gebruikt in tijden van hongersnood. Op voormalige prehistorische akkers werd zaad verzameld dat in onze tijd nog kon kiemen! Aan de westzijde van het terrein (richting Huizerhoogt) werd enkeerde (landbouwgrond) opgeschoven tot een helling met daarover wat leemhoudend zand. Achter deze helling loopt een zandpad langs een hek. Dit hek dient om konijnen buiten de tuin te houden. Jan Bredius heeft langs de binnenkant van het hek een aantal klimplanten (hop) gepoot, die het nu goed doen. Het frisse groen begint het hek te bedekken. (Zie de tekening van een tak hop gemaakt door mw. T. Kruijmer-Vos op blz. 8.) De helling wordt doorsneden door een keienpaadje; een schuin naar beneden lopend pad en een bochtig pad dat eruit ziet alsof een bosbeekje dit heeft uitgeslepen. Op de helling bevindt zich een met schelpgruis bekalkt deel (de "kalkhelling"), een middenstuk (de "leemhelling") en verder naar het noorden een helling met relatief kalkarme grond, waar de natuur het meer voor het zeggen heeft. Hier ontwikkelt zich een schrale weide met wat hei. De hei is afkomstig uit de oude heemtuin. Marianne Lucassen verzorgde daar jarenlang een heideveldje. Nu vindt ze het erg leuk dat haar heide op de nieuwe plek zoveel nieuwe scheutjes laat zien. Zij heeft in de loop der jaren een grote belangstelling voor de flora van de heide en de Gooise leemkuilen gekregen. Zowel de kalkhelling als de leemhelling zijn met de daar thuishorende plantesoorten ingezaaid. Bij deze soorten zal het kiemen niet zo snel gaan. Op de lagere plekken wordt een waterpartij aangelegd. Er wordt ook een leemkuil gegraven. Een unieke kans voor wie eraan mee wil helpen! Tekening van een tak hop O mw. T. Kruijmer-Vos, september 1996 Foto 1. Foto 2. E.J. Sival E.J. Sival Onder grote belangstelling werd op 16 maart 1996 een ca. 2,7 ton zware zwerfkei (Foto 1), met een belangrijke educatieve en attractieve waarde, aan de voet van de kalkarme helling geplaatst. De steen werd ons geschonken door Puik Tuincentrum te Hilversum. Na een dankwoord van voorzitter van de stichting Cees Ram en een toespraak met nieuws over de samenwerking van de voorzitter van het IVN, F. Jansen, droeg Rozemarijn Lucassen (15 jaar) het gedicht "Tijd" van M. Vasalis voor, staande op de oeroude reuzenkei (Foto 2). De aanwezigen, waaronder wethouder N.H.J. Rokebrand, konden na afloop tevreden huiswaarts keren. De zwerfkei van grijs graniet (gidsgesteente) is afkomstig van de zuidwestkust van Zweden. In de voorlaatste IJstijd werden dit soort stenen door het landijs zuidwaarts getransporteerd, waarna ze met keileem, zand en grind O.a. in het Gooi achterbleven toen het ijs smolt en zich terugtrok. Het moedergesteente en dus ook deze zwerfkei heeft een ouderdom van ongeveer 1,9 miljard jaar. Tijdens de aanleg van de tuin zijn nog veel kleinere - zwerfstenen gevonden, waaronder een paar prachtige windkanters. De tuin ligt vlakbij de Warandebergen (zie het kaartje). Hier bevindt zich de Coppenberg (ca. 22 m hoog). Nu een aantrekkelijk uitzichtpunt dat in de voorlaatste IJstijd uitzicht moet hebben geboden op een reusachtige ijsmuur, de rand van de landijsgletsjer. Met wat fantasie kunt u zich daar goed voorstellen hoe het er ongeveer 130.000 jaar geleden moet hebben uitgezien. Belangstellenden kunnen op elke woensdagmorgen van 10 tot 12 uur langskomen. Wij werken dan met veel plezier in de tuin. Wie het wat lijkt om mee te werken of wie meer informatie wenst kan bellen: 035 - 5266731. eind juni 1996 E.J. Sival, secretaris Stichting Wilde Planten Blaricum Tijd M. Vasalis Ik droomde dat ik langzaam leefde... langzamer dan de oudste steen. Het was verschriklijk: om mij heen schoot alles op, schokte of beefde, wat stil lijkt. 'k Zag de drang waarmee de bomen zich uit de aarde wrongen terwijl ze hees en hortend zongen; terwijl de jaargetijden vlogen verkleurende als regenbogen... I Ik zag de tremor van de zee, zijn zwellen en weer haastig slinken, zoals een grote keel kan drinken. En dag en nacht van korte duur vlammen en doven: flakkrend vuur. - De wanhoop en welsprekendheid in de gebaren van de dingen, die anders star zijn, en hun dringen, hun ademloze, wrede strijd... Hoe k6n ik dat niet eerder weten, niet beter zien in vroeger tijd? Hoe moet ik het weer ooit vergeten? HET DORP HUIZEN IN VROEGER TIJDEN, HET BOERENBEDRIJF IN HUIZEN EN FAMILIEVERHALEN, OOITJEN EN GRôVADER (SLOT) T. Kos Sinds oktober 1993 hebben wij de herinneringen gepubliceerd van de heer T. Kos. Onderstaande tekst besluit deze serie over de geschiedenis van Huizen in de laatste helft van de 19e eeuw en de eerste jaren van de 20e eeuw. Tijmen Jacobz. Kos werd op 18 augustus 1897 geboren in Huizen. Hij werd onderwijzer en was in 1922 verbonden aan de Eben-Haezerschool onder de heer K.L. Braber als schoolhoofd, een en ander blijkens een foto in het jubileumboek "100 jaar Schoolvereniging 1883-1983". Later was de heer Kos tot ongeveer 1960 in Amsterdam hoofdonderwijzer van de Melanchtonschool. Op 16 december 1973 overleed hij in Hilversum. FAMILIEVERHALEN (slot) Tijmen-om Van vaderskant was Tijmen-om familie van ons. Hij was het echte type van een agrariër: een ouderwetse boer, conservatief, maar met grote liefde voor zijn beroep. Stellig was hij geen keuterboertje, maar een landbouwer en veehouder van formaat, bovendien niet onbemiddeld. Zijn vrouw verloor hij al vroeg. En met twee zoons, drie dochters en een knecht zette hij het grote bedrijf voort. De zorg voor de levende have vertrouwde hij toe aan zijn dochters. De meisjes voederden het vee en moesten de koeien melken, in de winter op stal en in de zomer op de meenten in de kampen in Eemnes. Met een juk op de schouders en later achter een hondekar liepen ze naar de weide. Met de beide zoons en de knecht reed Tijmen-om bij het krieken van de dageraad naar het akkerland om daar het nodige werk te verrichten. Dat was geen kleinigheid, want alleen in het Parrewijn bewerkte hij met zijn allen een aantal van tachtig percelen aaneengesloten velden. De grond is daar hooggelegen en kalkarm en daardoor droogte-gevoelig. Wil men hiervan behoorlijk oogsten, dan moet er zwaar gemest worden. Kunstmest was in die dagen nog onbekend. Alleen organische mest, verteerde stalmest, kon uitkomst brengen. En om aan mest te komen, hield oom een flink aantal schapen en mestte hij het gehele jaar door een koppel varkens. Op het erf liep een toom kippen. En het vee lag in de potstallen op plaggen. Alles was er op ingericht om de mestproductie maar op te voeren. De beerputten van particulieren werden door Tijmen-om met graagte geleegd. En van de afschuwelijke stank, die de inhoud verspreidde, had de man geen last. Het rook volgens hem naar eau de cologne. In droge zomers viel de oogst van zijn bouwland tegen. Maar gelukkig voor hem zijn de meeste zomers in ons land te nat. En dat was voor.zijn akkers juist goed. Zijn leus was: "De Huizer nenge is een gôe nenge, mar iedere nacht mot je een regenbui hemmen en 's zondags een onweersbuie." Rogge en aardappels, boekweit en knollen verbouwde hij. En voor zijn paarden soms een akker haver. De geoogste rogge werd opgetast op de slieten, de zolder van de boerderij en buiten op de schelft op het erf. In de zomer was er geen tijd om het koren te dorsen, dat werd bewaard tot de wintermaanden, als er gemakkelijk losse arbeiders te krijgen waren. Deze laatsten waren werkeloos geworden en wilden er graag iets bijverdienen. Hoog was de beloning voor het met de hand dorsen niet. Het dagloon van 's morgens zes uur tot 's avonds zeven uur bedroeg twaalf stuivers. V66r dat de tijdelijke arbeiders aan het werk gingen, werden ze door Tijmen-om gefouilleerd. Tabaksdoos, pijp, tondeldoos of lucifers moesten op tafel blijven liggen tijdens het werk. Dit met het oog op brandgevaar, voor het vee op stal. Vol zorg was Tijmen-om niet alleen voor zijn kinderen, maar ook voor zijn vee op stal. In de Spreuken van Salomo lezen we: "De rechtvaardige kent het leven van zijn dieren." Zo gauw in de winter de deur van de stal open stond, haastte Tijmen-om of één van zijn kinderen zich om de staldeur te sluiten. Was het koren gedorst en gewand, dan kon het aan de kopers worden afgeleverd. In de bloeitijd van de landbouw, vanaf de Franse tijd tot ongeveer 1870, konden er goede prijzen voor het broodkoren gemaakt worden. Maar toen er stoomschepen in de vaart kwamen, zakten de prijzen omdat er buitenlands graan ingevoerd werd, en er brak een moeilijke tijd aan voor de landbouwers. Menig bedrijf werd verliesgevend en de akkers kwamen braak te liggen, vooral hoog in de eng. Een gedeelte van die velden beplantte men met eikenhakhout, om zo nog enig profijt van het land te genieten, maar veel was het niet. Ook boekweit werd door de crisis getroffen. En daarmee ging een stuk schoonheid, de bloeiende boekweitvelden midden in de zomer, verloren. Bijenschansen werden ook steeds minder gebruikt, omdat de nijvere immen geen honing konden puren uit de fleurige bloemen. De eng veranderde van aanzien. Door de aanleg van tramwegen enz. kwamen vele stadsbewoners zich in het Gooi vestigen. En overal verrezen de nieuwe villa 's. Tijmen-om had daarvan veel verdriet, want hij begon zich uitgerangeerd te voelen. Hij verzuchtte: "Waar de heren verkeren, daar motten de boeren verteren. " Hij voorvoelde de ondergang van het Gooise agrarische gebied. Toegewijd boer bleef hij echter tot zijn laatste snik. Al was dan zijn areaal verkleind, hij werkte voort met het plezier dat de arbeid hem verschafte. Als weinige mensen was het voorrecht hem beschoren om blijvende arbeidsvreugde te smaken. De bezwaren van de oude dag moest hij ook ervaren, maar met krachtige wil wist hij ze zo veel mogelijk te onderdrukken. Op 85-jarige leeftijd reed hij nog dagelijks naar zijn bouwland en bestuurde het tweespan voor de boerenwagen. Zijn, nu ook al bejaarde, zoon zat naast hem op het kistje. Maar de oude dacht er niet aan de teugels aan zijn zoon te geven. Die vertrouwde hij het mennen niet toe. "De snotneus doet het niet goed", meende vader en zoonlief kreeg geen schijn van kans om te laten zien dat hij ook capabel tot het werk was. Omstreeks 1900 overleed Tijmen-om. Tempora mutantur De tijden veranderen en wij met hen. Wie nu in 1973 de omgeving van het dorp verkent, ziet hoe het landelijk gedeelte ten prooi valt aan wegen- en woningbouw. De Oostermeent en de maatlanden gaan teloor. De weidevogels worden in hun rust gestoord en zoeken een goed heenkomen om plaats te maken voor het mensdom en zijn weedom. Een klein gedeelte van de eng, aansluitend op het Goois Natuurreservaat, tracht men landelijk te houden. Vurig hoopt men dat het zal lukken. Wie de moeite neemt om eens rustig te wandelen op de weg door Parrewijn, kan nog genieten van de vroegere schoonheid, al zal genoegen genomen moeten worden met een veranderde vogelwereld. Helaas hoort men hier niet meer het gezang van de omhoogstijgende leeuwerik. Vele bekende bosvogels ziet men nog sporadisch. Verwilderde katten en loslopende honden hebben de nesten verstoord en de gevleugelde vrienden verjaagd. Gelukkig zijn de merels gebleven en vergezellen zij de schoffelende agrariërs bij hun werk op de velden. Kleurige bergeenden met hun kroost scharrelen aan de randen van de korenvelden. Patrijs en fazant ontbreken niet geheel... Schreeuwende eksters en Vlaamse gaaien evenals bosduiven zijn er wel wat veel. Van het wild ziet men nog wel een enkel konijntje en zeer spaarzaam komt de haas hier voor. En wie vroeg uit de veren is, kan in de ochtendschemering soms een roedel verdwaalde reeën ontdekken. Maar dat is uitzondering. Ook de plantenwereld heeft veranderingen ondergaan: de akkerhoornbloem, die vroeger de bermen van de zandwegen wit kleurde, ziet men weinig meer, evenals de klaproos en korenbloem. De brem is gebleven en daar zijn we erg blij mee. In de voorzomer geeft hij een warme gloed aan het landschap en zet het Gooi tijdelijk in het goud. Weinig is er gebleven van de immense schoonheid van de landstreek, maar wij hopen dat dit weinige bewaard wordt voor ons en voor ons nageslacht. EINDE o?etd? a oude kaas, Tot de perfektie ger 17e jaargang nr. 4, december 1996