De Ratel Gaet     mei 2020

In de periode sinds de Ratel van februari is door de coronamaatregelen uiteindelijk slechts één evenement doorgegaan: de jaarvergadering op 12 maart met de lezing van Bas Kreuger over de historie van de Hollandse Waterlinie, die ons tot aan de Tweede Wereldoorlog een verdediging voor vrijheid en zelfstandigheid zou hebben moeten bieden. Met twijfel hadden wij in overleg met de GGD besloten de vergadering en de lezing door te laten gaan omdat wij verwachtten dat we onder het toenmalige criterium van honderd personen zouden blijven. Dit ondanks dat er al steeds meer evenementen werden uitgesteld of afgeblazen en men erg onzeker was. Er kwamen uiteindelijk slechts twintig leden. Een paar dagen later werden alle openbare bijeenkomsten verboden. Achteraf gezien hadden we de vergadering moeten uitstellen, maar ja… De vergadering verliep vlot, alles werd goedgekeurd en we kunnen weer een jaar vooruit. En de lezing was uitermate boeiend, jammer dat er zo weinig mensen van konden genieten.
Alle evenementen daarna, die we in de vorige Ratel nog zo enthousiast aankondigden, zijn jammer genoeg in de ijskast beland. Alleen de Bevrijdingskrant en deze Ratel hebben we doorgezet omdat we dat haalbaar achtten en het onzes inziens een prettige afleiding zou geven in deze bijzondere social distance periode. Op het moment van schrijven van De Ratel Gaet staat alles op groen wat betreft het uitkomen van de Bevrijdingskrant eind april, met veel boeiende artikelen. Dank aan de redactie, de sponsoren (de Gemeente Huizen en Visser Bouwbedrijf), vele adverteerders, de firma Bout en de kas van de HKH. Inmiddels is deze krant verspreid, zie blz. 11. En nu deze Ratel; zoals gepland met aandacht voor Tweede Wereldoorlog herinneringen, maar ook andere boeiende historische onderwerpen over Huizen. Dit dankzij veel schrijvers: dank daarvoor. Blijf de Ratel-redactie graag helpen en verrassen met boeiende verhalen voor de komende nummers!
Wat de coronamaatregelen ons de komende maanden gaan opleggen weten we nu nog niet. 
We plannen een vorm van tentoonstelling samen met het Huizer Museum over de Tweede Wereldoorlog en 75-jaar-vrijheid. Liefst fysiek maar wellicht digitaal of achter vensters. De tijd gaat het ons leren. Uitvoering en invulling binnen de gedragscodes blijven complex. De lezingen, rondleidingen en fietstochten die zijn uitgesteld, hopen we ergens in de nabije toekomst in aangepaste vorm te kunnen organiseren, maar ook dat zal de tijd ons leren.
Onze dagelijkse activiteiten van het archief, vergaderingen en bestuursvergaderingen staan noodgedwongen ook op een laag pitje (zie elders in deze Ratel). 
Wel moeten we noodgedwongen voor 1 mei onze klederdracht-opslag in de Bolder ontruimen omdat we een vluchtweg potentieel teveel belemmeren. We hebben onlangs van de Gemeente Huizen een tijdelijke opslag gekregen in het voormalige postkantoor. In principe loopt dat echter op 1 juli dit jaar alweer af en is er nog geen oplossing voor daarna. Vandaar deze noodoproep: WIE WEET OF HEEFT EEN OPLOSSING VOOR DE OPSLAG VAN HUIZER KLEDERDRACHT VOOR NA 30 JUNI. Indien u creatieve ideeën heeft graag contact met de voorzitter (of de secretaris). Die historische- Huizer-kleding-opslag-ontruiming is best complex met alle coronarandvoorwaarden, maar de bereidheid van een aantal vrijwilligers om toch te helpen lijkt ons hier doorheen te helpen. Dank daarvoor. Maar meer handjes zijn welkom...
Wij wensen u veel goede gezondheid in deze moeilijke tijden en veel sterkte bij mogelijk leed. En veel leesplezier met deze Ratel.
Ewoud Doyer 
voorzitter
aGenDa 2020
Vanwege de Coronacrisis zijn alle rondleidingen, fietstochten en lezingen onder voorbehoud. Op het moment van schrijven zijn alle bijeenkomsten met meer dan 3 personen opgeschort tot 2 juni. Voor up-to-date informatie check de website van de HKH en/of u wordt middels de nieuwsbrief geïnformeerd.
Zaterdag 6 juni 13.30 uur verzamelen Fietstocht ‘Villawijken en landhuizen’. Verzamelen bij Theehuis Bos en Hei, opgeven via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of 035 5260580 Donderdag 3 september   20.00 uur  Lezingavond Zaterdag 5 september    Jaarlijkse uitje Utrecht in de Middeleeuwen Zaterdag 26 september  10.30 uur verzamelen Historische Fietstocht Oostermeent Verzamelen bij 
de Bibliotheek, opgeven via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of  035 5260580 Zaterdag 24 oktober    Rondleiding Oude Begraafplaats Ceintuurbaan 1, Huizen Donderdag 19 november   20.00 uur  Lezingavond  • Actuele informatie over de activiteiten is te vinden op de website: www.historischekringhuizen.nl      en op de facebookpagina: www.facebook.com/historischekringhuizen.nl 
• Tenzij anders vermeld, vinden de thema avonden/presentaties plaats in zalencentrum ’t Visnet,      de Ruyterstraat 7, 1271 SR Huizen.
• De fietstochten/wandelingen/rondleidingen starten op verschillende locaties.
ARcHieF HistORiscHe KRing Huizen tiJdens cOROnAcRisis
Het archief is voorlopig voor het publiek gesloten. Leden van het publiek, die contact willen hebben met de HKH kunnen dat doen via het e-mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Binnenkomende vragen/opmerkingen zullen worden doorgeleid naar de betreffende persoon/personen.
Het bemensen van het archief op de maandagen en zaterdagen wordt vooralsnog niet toegestaan.
Indien iemand van de vrijwilligers/bestuur/redactie Ratel iets wil opzoeken/nakijken in het archief, wordt zij/hij verzocht contact op te nemen met Tony Grolle (Achterbaan 76, tel.nrs.: 035 – 5260403 of 06 195 27 176, e-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.) om een afspraak te maken. Tony heeft de sleutel en kan behulpzaam zijn bij de toegang tot en afsluiten van de archiefruimte. Ga geen boeken/tijdschriften/krantenknipsels lezen in de archiefruimte, maar maak kopieën en ga daarna naar huis. Ben je met z'n tweeën (of maximaal drieën) houdt 1,5 meter afstand tot elkaar en neem de nu toch wel bekende ‘coronaregels’ goed in acht. 
Vrijwilligers die hun verenigingsactiviteiten vanuit huis kunnen doen: graag!
VAn de RedActie
De coronacrisis weerhoudt onze lieve lezers er gelukkig niet van om bijdragen voor De Ratel te schrijven. Het is elke keer weer een aangename verrassing om per mail in de mailbox of via post in de brievenbus een artikel of herinnering te mogen ontvangen. Goed om te weten is, dat lezers geen computerkennis hoeven te hebben om iets voor in De Ratel te schrijven. Wij tikken het met alle plezier over, dat vormt dus geen enkel probleem. Sterker nog, het heeft wel iets bijzonders om een handgeschreven envelop met een handgeschreven artikel in de brievenbus te vinden; net alsof je een cadeautje hebt ontvangen, dat je vol spanning uitpakt om de inhoud te ontdekken. 
Zo ontvingen we van de heer Spilt een reactie op de voorkant van de vorige Ratel die daarop een voor hem wel heel erg bekend persoon herkende. U kunt dit lezen onder de rubriek ‘Reacties en oproepen’. 
Ria Westland schreef ons informatie over het jaarlijkse uitje op 5 september, dat uiteraard onder voorbehoud van de coronamaatregelen in Utrecht plaats zal vinden.
Janny Stevens heeft weer een heel mooi artikel gevonden in de Nieuwsgolf van Philips waarin verslag wordt gedaan over de naamgeving van de bedrijfsschool ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. 
Van de heer Dick Kos ontvingen we twee artikelen over de PHOHI-zenders, waarvan het eerste artikel, een samenvatting, in de speciale Bevrijdingskrant is verschenen, zoals u waarschijnlijk al heeft kunnen lezen. In deze Ratel het eerste deel van drie delen over de PHOHI-zenders.
Henk Schipper ontdekte een bijzondere tentoonstelling georganiseerd door de ons welbekende Wijgert Kooij. U kunt dit lezen in de bijdrage ‘Wijgert Kooij en de Inhuldiging van Koningin Wilhelmina.’ Ook ontvingen we van Henk Schipper een artikel over de gevelstenen aan de nieuw gebouwde huizen op het voormalige Keugat.
Van Lies Schaap ontvingen we het verhaal ‘In dat hele kleine huisje aan de Visserstraat’ dat ze schreef toen ze het artikel over Willem Verweerdt in De Ratel van mei 2019 las en getriggerd werd door de zin: “In dat hele kleine huisje aan de Vissersstraat maakt ze, tot de bevrijding, ruimte voor enkele Joodse onderduikers”. Dit huis blijkt het geboortehuis van haar moeder te zijn. 
Van Gerda van Zonneveld-Wouda ontvingen we een oorlogsherinnering; zij ging in 1944 bij een gezin in Staphorst aansterken. Zie ook De Ratel van 2004.
 
Mevrouw F. Muts-Snel, dochter van de gefusilleerde Klaas Snel, schreef diverse herinneringen op, waaronder aan een razzia op mannen van onder de 40 jaar en wat er gebeurde nadat haar vader was gefusilleerd.
Gerrit Jongerden verzorgde het tweede deel over de drukker Cees Visser en tekende het interview met zijn zoon Gerrit Visser op met herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. 
Lekker veel leesstof deze keer met heel veel dank aan alle bijdragers! Blijf ons verrassen, het wordt zeer gewaardeerd! 
Rest ons u als redactieteam heel veel leesplezier toe te wensen!
Janine van der Hulst-Veerman, 
Janny Stevens 
en Wendy van Noppen (ex ofi cio)
 
Afhankelijk van de beschikbare ruimte, omwille van de leesbaarheid of achtergrondinformatie, behouden wij ons het recht voor artikelen in te korten, samen te voegen, aan te vullen, te corrigeren en te redigeren. Een en ander uiteraard in overleg.
Inleverdata kopij voor de volgende Ratels:
12 augustus (septembernummer) en
11 november (decembernummer)

scHenKingen in de AFgeLOpen peRiOde

De afgelopen maanden ontvingen wij van:
• Dhr. H. Wiesenekker: ingebonden kerkbaden
• Dhr. H. Borstlap: diverse boeken, speldje van Bernhard en Juliana
• Fam. P. Elkerbout: 7 boeken
• Fam. Brouwer: Huizer Kwartet
• Mevr. W. van Wessel: tijdschrift 12 ½ jr Bernhard en Juliana
• Kringloopwinkel: gedenkplaat gedrukt in het vrijheidsjaar 1945
• Mevr. G. van Soest: diverse foto’s en ansichtkaarten
Wij zijn als Historische Kring Huizen ontzettend blij met al deze schenkingen.
Hartelijk dank hiervoor.


ReActies en OpROepen
Reactie op foto omslag februari-Ratel Op de voorkant van de vorige Ratel stond een foto waarvan de gegevens niet bekend waren. Een oplettende lezer gaf echter uitsluitsel over de identiteit van het meisje met het juk. Na wat speurwerk stuitte ik toevallig ook nog op een foto die van de voorkant van het meisje is genomen en een foto van het gezin met paard en wagen. De oplettende lezer is de heer Spilt en hij schreef ons het volgende:
‘De foto kwam mij bekend voor, maar ook weer niet, want de foto is in spiegelbeeld afgedrukt. Als u de foto uit Oud Huizen in Beeld omgeving Havenstraat blz. 66 er naast legt en let op de gestreepte zonwering, muurankers, geschilderde hanenkammen boven de raamkozijnen en de vlechten van het meisje, dan ziet u dat. De horizontale streepjes in de holling van haar rechterarm is een bankje. 
De donkere plek rechts is hooi waar een hooibergroede uitsteekt met een lindenboom op de achtergrond. De gepotdekselde schuur is van de familie Bout, Taandersdwarsweg 17, tegenwoordig Valkenaarstraat 20. Die schuur was de opslag van hun rokerij op de Valkenaarstraat (Mierennest) met manden, kisten, enz. Later is het aan de vak-

bond verkocht die er een zaal in hebben gemaakt voor bijeenkomsten en feesten. Tussen de schuur en het huis liep een steegje, waar sommige mensen vanuit de Valkenaarstraat over ‘ons’ erf liepen om brood bij Hamerslag te halen. Het meisje met de vlechten is zus Gerrie (wellicht voor de lezers beter bekend als de dochter van Piet en Zwaantje Spilt red.), die dan (± 1960) ongeveer acht jaar oud is. Het is dus geen bevrijdingsfoto.'  Het jukje op de schouders van Gerrie heeft de heer Spilt in zijn bezit.


Achterop de wagen zit Freek Spilt samen met zijn zusje Gerda. Op de bok zit vader Piet Spilt met naast hem twee ‘bleekneusjes’ uit Rotterdam. Het jongetje heet Jan en verbleef ongeveer vier weken bij de familie Spilt in huis. Het meisje is zijn zusje en die verbleef bij de familie Dikkeboom. Volgens Freek kwamen er één of meer bussen vol met ‘bleekneusjes’ naar Huizen om een aantal weken aan te sterken. Dit is een aantal jaren zo gegaan. Of het van de kerk uitging, of van een andere organisatie, is niet bekend. Misschien zijn er lezers die dit weten?
Oproepen
In het kader van ‘75 jaar Vrijheid’, kregen we op onze oproep in de vorige Ratel diverse herinneringen uit de Tweede Wereldoorlog toegestuurd. Deze zijn of worden in de speciale Huizer Courant en/of de Ratel gepubliceerd. Mocht u ook (korte) verhalen, anekdotes en/of foto’s van de Tweede Wereldoorlog in Huizen én de Bevrijding en Bevrijdingsfeesten hebben, laat het ons weten. U kunt hiervoor contact opnemen met de redactie (zie colofon). Foto’s hoeft u niet af te staan, we kunnen een foto van de foto maken.
Ons JAARLiJKse uitJe     door Ria Westland


Utrecht in De Middeleeuwen, zaterdag 5 september 2020
We beginnen met koffie in restaurant De Rechtbank gesitueerd in het oude Gerechtsgebouw op het mooiste plekje van de Utrechtse binnenstad. Om 11.00 uur komen er twee gidsen voor de stadswandeling door Utrecht in de Middeleeuwen. Deze wandeling voert ons langs de vele middeleeuwse monumenten in wat ooit de grootste ommuurde stad van de Noordelijke Nederlanden was. Tijdens deze wandeling leer je Utrecht beter kennen en wordt bovendien ingezoomd op het rijke middeleeuwse verleden. Aan de hand van levendige verhalen en historische monumenten krijg je een goed beeld van hoe het eraan toeging in deze boeiende tijd.
De wandeling eindigt bij restaurant The Colour Kitchen voor een lunchbuffet met diverse soorten brood, roomboter, kaas en vleeswaren, rauwkostsalades, zoet beleg, fruit, boerenlandmelk en diverse biologische sappen.
Daarna maken we een rondvaart en gaan we de historische binnenstad vanaf het water bewonderen. We varen langs talloze bezienswaardigheden zoals middeleeuwse wasplaatsen, interessante musea, de leukste en mooiste gevels, langs de kenmerkende werven en werfkelders en bewonderen de statige Domtoren vanaf het water.
Kosten voor dit dagje uit: € 43,- p.p.
Opgeven kunt u zich bij: 
Ria Westland-Rebel
Joost Banckertstraat 77, Huizen
Telefoonnummer: 06 144 97 120 Graag vóór 1 augustus 2020!


pHiLips in Huizen     (deel 10) 28 april 1954
ONZE BEDRIJFSSCHOOL
THANS DR. A.F. PHILIPS-SCHOOL
Onze bedrijfsschool heeft bij de viering van haar zilveren jubileum de naam Dr. A. F. Philips-School gekregen. Sinds Woensdag 14 April j.l. prijkt deze naam aan de voorgevel van het schoolgebouw op een plaquette, die door Ir. F. J. P h i l i p s werd onthuld.
De eenvoudige plechtigheid, tijdens welke deze onthulling plaats vond, werd bijgewoond door de burgemeester van Hilversum, de Heer J.J.G. Boot, de wethouders P.T.H. Beudeker en K. Van Dijk, de burgemeester van Huizen, Mr. P. Van Driel, vele autoriteiten op het gebied van het technische vakonderwijs, de leraren en leerlingen van de school en een aantal belangstellenden uit ons bedrijf en daarbuiten. 
“Het is voor mij een ogenblik van bijzondere emotie.”, aldus Ir. Philips, “de naam van mijn vader verbonden te zien aan een werk, dat zijn grote belangstelling had: het onderwijs. Mijn vader heeft zich steeds op het standpunt gesteld, dat de taak van de ondernemer niet ophoudt met het leveren van goede producten: hij dient ook bij te dragen tot de ontwikkeling van de in zijn bedrijf werkende mensen, zodat hun werk hen grotere voldoening in het leven zal geven. 
Mijn vader en mijn oom, Dr. Gerard Philips, lieten eerst de mensen bij zich thuiskomen om met hen over het werk te praten; later, toen het bedrijf zich uitbreidde en het persoonlijke contact moeilijker werd, nam het onderwijs die taak over.
Nu is ook in Hilversum een eigen schoolgebouw voor onze telecommunicatie-industrie tot stand gekomen. Dat geeft ons allen een grote voldoening, omdat het onderwijs thans doelmatiger kan worden gegeven, dan in de lokalen van de fabriek, voor welke de productie immers hoofdzaak is.” Ir. Philips bracht voorts de toespraak in herinneríng, die Dr. A.F. Philips ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag voor een jeugdig gehoor hield en waarin hij plichtsbetrachtig, moed en fantasie als voorwaarden stelde om in het leven te kunnen slagen. “Van deze drie kan de laatste wel het moeilijkste worden onderwezen en daarom”, aldus lr. Philips, “zou ik er bij de leiders van onze bedrijfsscholen op willen aandringen om vooral aan het bijbrengen van die eigenschap de nodige aandacht te besteden.”
Ir. Philips wenste onze industrie met de totstandkoming van deze school geluk, dankte het bestuur van de stichting voor de gedachte, de naam van Dr. A.F. Philips aan de school te verbinden en besloot: “Ik wens U allen het beste en ik vertrouw, dat de leerlingen die nu worden opgeleid, bij hun latere werkzaamheid niet uit het oog zullen worden verloren, zodat zij in ons mooie bedrijf een goede toekomst tegemoet zullen kunnen gaan: ten bate van de gemeenschap en van henzelf.”
Tevoren had de voorzitter onzer directie, Ir. H. Furstner, de aanwezigen welkom geheten en dank gezegd aan Ir. Philips om bij de naamgeving tegenwoordig te willen zijn, terwijl hij voorts zijn erkentelijkheid uitsprak voor de toestemming van Mevrouw Philips - de Jongh, deze school naar haar echtgenoot te noemen.
“De naam van onze school”, zo zeide Ir. Furstner verder, “heeft een wel heel zeer bijzondere betekenis voor hen die het voorrecht genieten, Dr. Philips te hebben gekend en onder hem te hebben gewerkt. Over wat deze grote fi guur gepresteerd heeft, behoeft hier niet te worden gesproken maar wel moge er bij deze gelegenheid nog eens aan worden herinnerd, hoe de belangstelling voor het bedrijf bij hem vooropstond, maar niet minder de belangstelling voor elk van zijn medewerkers individueel. Dit zijn de primaire overwegingen geweest die hem zoveel aandacht aan het bedrijfsonderwijs deden schenken.”
Nadat de Heer Furstner zijn dank had betuigd voor de medewerking die het Philips-onderwijs te Eindhoven ons in de loop der jaren heeft verleend, vervolgde hij: “Onze in 1929 door de Heer Gieskes gestichte bedrijfsschool heeft een grote vlucht genomen. Onze industrie drong haar daartoe: zij bestrijkt een nieuw gebied, dat zich nog dagelijks ontwikkelt; zij eist zeer bekwame mensen en heeft meer dan andere industrieën krachten nodig, die men niet van buiten kan aantrekken. Wij staan daarom voor de primaire opgave, de aanwezige medewerkers verder te ontwikkelen en te promoveren. Het aantal producten is toegenomen, de fabricage bestrijkt een zich nog steeds uitbreidend terrein, daarom moeten wij ook ons onderwijs versterken. Van onze ruim 5000 medewerkers volgen er thans 800 enigerlei vorm van op het bedrijf gericht onderwijs, waaraan 73 docenten hun krachten wijden. De Dr. A.F. Philips-school zal ongetwijfeld bijdragen tot de verdere ontwikkeling van de telecommunicatietechniek. Wij hopen ook in de toekomst het vertrouwen en de steun te blijven ontvangen, die de overheid en onze afnemers ons tot dusverre hebben geschonken en wij hopen daarop de juiste reacties te geven”, aldus besloot Ir. Furstner.
De heer A. de Vos, voorzitter van de ‘Stichting Onderwijs der N.V. Philips Telecommunicatie Industrie v/h N.S.F.’ en chef van de Afdeling Sociale Zaken onzer N.V., dankte Ir. Philips voor de door hem verrichte symbolische handeling en gaf daarna een uiteenzetting over de doelstelling van ons onderwijs, die wij om haar belangrijkheid in haar geheel laten volgen.
“Hoewel ons onderwijs zich uiteraard in de eerste plaats richt op het bijbrengen van vakken, die binnen onze onderneming worden beoefend en waarvan ik een algemeen overzicht zou willen geven, zijn wij er ons wèl van bewust dat juist in onze 

grote ondernemingen de prestaties – resulterend in de vervaardigde producten – niet alleen de uitkomst zijn van individuele kundigheden, maar meer nog van gemeenschappelijke arbeid, waarbij de intermenselijke eigenschappen, als teamgeest en harmonische samenwerking, een belangrijke rol spelen. Bij de vorming van onze jonge mensen wordt er daarom aandacht aan besteed, dat zij later bij de uitoefening van hun vak tevens de eigen plaats in de arbeidsgemeenschap van het gehele bedrijf goed leren beseffen. Ons personeelsbeleid en ons onderwijs zijn er op gericht, door een juiste ‘handreiking’ – in het bijzonder aan de jeugd – de mogelijkheid te scheppen, in haar arbeid – als onmisbaar onderdeel van het bestaan – als mens te kunnen uitgroeien en tot ontwikkeling te komen. Ik wil van deze plaats – gaarne – dank brengen voor het sociale verantwoordelijkheidsgevoel dat zo sterk leeft bij de leiding van ons concern, waardoor de beste waarborgen worden geboden voor de vrije ontwikkeling van ieder individu.
“Wat onze Dr. A. F. Philips-school betreft” – aldus de Heer de Vos – “komen de leerlingen met diploma ambachtsschool na een grondige selectie in een tweejarige dagcursus ter opleiding tot gereedschapmaker, fijnbankwerker, draaier, frezer, hulptelefoniemonteur en hulp-radiomonteur. Gedurende deze periode worden 2 dagen per week gewijd aan theorie, algemene vorming en sport, en 3 1/2 dag per week aan praktijk-onderricht. Voor hen die geen ambachtsschooldiploma bezitten doch wel het intelligentiepeil en de aanleg hebben om tot vakman te worden opgeleid, kan via een nijverheidscursus van een jaar een drie-jarige opleiding tot vakman volgen. Deze nijverheidscursus moet worden gezien als een net, waarin alle jongens beneden 18 jaar, die geen ambachtsschoolopleiding hebben en in ons bedrijf werken, worden opgevangen, wanneer zij naast een zeker intelligentiepeil ook de energie kunnen opbrengen om via studie zich verder te bekwamen in een vak, teneinde een betere plaats in ons bedrijf te veroveren.

Radio Philips Capella  © Hannes Grobe Voorts kunnen jongelui met Mulo-B of H.B.S. 3 met overgang naar 4 in de dagcursus die een jaar duurt, worden opgeleid tot aspirant-tekenaar voor de verschillende constructiebureaux van ons bedrijf. Voor deze cursussen volgen wij het sandwich-systeem, waarbij perioden van drie maanden theoretisch onderricht en drie maanden fabriekspraktijk 

elkaar afwisselen. Ook geeft de school aan bezitters van het H.B.S.-diploma 5-jarige cursus B en een één-jarige opleiding voor verschillende bedrijfsfuncties, waarbij in het bijzonder de aandacht wordt gevestigd op de kennis van de electronentechniek, het lezen van tekeningen, op het verrichten van mechanischen electrotechnisch practisch werk, en op bedrijfsorganisatorische onderwerpen. Ten slotte kennen wij bij onze dagschool nog de parttime opleiding, waarbij enkele dagen per week, aangevuld door een avondcursus, aan bepaalde functionarissen uit ons bedrijf aanvullend onderwijs wordt gegeven. Als voorbeeld moge worden genoemd de constructeur, die in vele gevallen op mechanisch gebied reeds voldoende scholing heeft verworven, doch die op het gebied van de electronentechniek nog moet worden bijgewerkt.
De avondopleidingen, waaraan verscheidene honderden personen deelnemen, strekken zich uit over het gehele telecommunicatiegebied. In dit verband is het misschien belangwekkend, dat op het ogenblik 180 jonge M.T.S.-ers in opleiding zijn in een drie-jarige ITO-cursus. Deze interne technische opleiding strekt zich uit over de vier sectoren van ons bedrijf: radio, draaggolftechniek, automatische telefonie, bedrijfsconstructie. Bovendien bestaat daarna nog de mogelijkheid tot verdere specialisatie op de gebieden radar, televisie en transistors. Deze cursussen, die twee jaren duren, worden ook gevolgd door ingenieurs die het diploma van de technische hogeschool te Delft reeds hebben verworven.”
“Tegen elk scepticisme in”, zo besloot de Heer de Vos zijn uiteenzetting, “kan ik hier wel zeggen dat de jeugd dankbaar gebruik maakt van de gelegenheid die het haar wordt geboden. Onder jeugd versta ik hier niet alleen de tweehonderd leerlingen van de dagschool, maar ook de omstreeks zeshonderd leerlingen van de avondcursussen. Zowel door leerlingen als door leraren wordt hard gewerkt om de uitgebreide stof voor de vele nieuwe vakken en technieken onder de knie te krijgen.
Ik spreek tenslotte de wens uit, dat U nog vaak met voldoening aan deze dag zult mogen terugdenken, doordat de gunstige resultaten van ons werk 
U mogen bereiken.”
Hierna volgde een rondleiding door de verschillende theorie- en praktijklokalen waarin werkstukken van de leerlingen waren tentoongesteld.
Tot de volgende keer maar weer!
Bron foto Philipsradio Wikipedia, credits: Door Hannes Grobe - Eigen werk, CC BY 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.
php?curid=11153470
De PHOHi- zenDeRs  (deel 1)  
de Huizers en de pHOHi-zender In deze serie van drie delen zocht ik vooral naar verhalen over de PHOHI-zenders die niet eerder zijn opgeschreven of die onderbelicht zijn gebleven. In eerdere uitgaven van De Ratel is de geschiedenis van de PHOHI-zenders al eens verteld en op internet is ook het één en ander te vinden over de zenders. Daar ga ik nu aan voorbij, omdat dat inmiddels wel bekend is. In deel één wil ik wat wetenswaardigheden over de PHOHI-zenders vermelden, gerelateerd aan ons dorp, waarin ik ook gedeelten van mijn gesprek met de heer Izaäk Wiesenekker op neem. Wiesenekker heeft in zijn kinderjaren veel van de PHOHI-zenders gezien. In deel twee gaat het over de betonplaat die in de oorlog door de Duitsers is gestort bij de PHOHIzenders en in deel drie gaat het over de bestemming van het leeggekomen zenderpark na de sloop van de masten; de VRON (Vrije Radio Omroep Nederland, later Veronica genoemd) wilde na hun oprichting een vergunning krijgen om in het zenderpark een commercieel radiostation te beginnen. 

door dick Kos
Enige tijd geleden bezocht ik in zijn appartement in Huizen de heer Izaäk Wiesenekker, in 1935 geboren, en als kind opgegroeid in de Zuidbuurt, op de Bloemenweg, dichtbij de PHOHI-zenders. Hij groeide op als enige zoon in een gezin met drie zussen. Inmiddels is hij 80-plusser, maar heeft nog veel beelden van de PHOHI-zenders helder voor ogen en heeft mij veel herinneringen verteld. 
De PHOHI-zenders spreken nog altijd tot de verbeelding. Van verre afstand zag je de zendmasten. Op oude radiotoestellen zie je de naam PHOHI HUIZEN of PCJ HUIZEN op de zenderafstemschaal. Wanneer ik ergens oude radiotoestellen zie staan, moet ik altijd even kijken of deze naam op de zenderschaal staat. 
Er heeft een geweldige radiohistorie plaatsgevonden in Huizen destijds. PHOHI (Philips Omroep Holland Indië) was de verbinding tussen ons land en Nederlands-Indië destijds. Het lied ‘Hallo Bandoeng’ van Lou Derby, later vertolkt door Wieteke van Dort, gaat eigenlijk ook over PHOHI. 
Overigens pionierde de Blaricummer Roelof Visser al in 1923 met radio-uitzendingen naar Nederlands-Indië, in een radiogebouwtje op palen, in Blaricum, op de meent nabij Eemnes. Dit kleine radiogebouwtje is al in de jaren 30 van de vorige eeuw afgebroken. Roelof Visser werd later radiotechnicus bij de omroepen. Ondanks zijn pionierswerk worden de PHOHI-zenders gezien als de zenders die voor het eerst uitzendingen maakten voor Nederlands Indië. Op de plek waar het zenderpark stond (tussen Gemeenlandslaan en Phohistraat) staat nu de PHOHI-flat en daarin het PHOHI-winkelcentrum. In de PHOHI-flat bevindt zich in de hal, achter de toegangsdeur voor de bewoners van de flat, aan Gooilandwegzijde, een gedenksteen op de vloer, met aanduiding dat daar de PHOHI stond. Op die plek stonden namelijk de twee draaibare zendmasten, die ook zijn nagebouwd op de rotonde aan het eind van de Gooilandweg. De originele masten waren vijf keer zo hoog als de masten op de rotonde. De twee draaibare masten waren van Amerikaans grenenhout en waren ruim 60 meter hoog. Er waren in totaal zes masten, waarvan twee ijzeren masten. De overige masten waren van hout. Het hout waarin het informatiebord bij de rotonde (langs het fietspad) is geplaatst, is afkomstig van de houten masten. 
De hele wijk aldaar herinnert aan de PHOHI. De Zenderwijk kent de Zenderlaan, Studiostraat, Antennestraat, Omroeplaan, Edisonstraat, Marconistraat, en nog enkele van dit soort namen. De kerk kreeg de naam Zenderkerk en een voormalige basisschool in de buurt ging Zenderschool heten.
De lokale omroep die in de jaren 90 in Huizen werd opgericht ging Radio PHOHI heten. Om die naam konden de oprichters niet heen. Toen de lokale omroep in latere jaren ging samenwerken met andere lokale omroepen in de regio, liet men de naam PHOHI vervallen. 
Tja, die zenders hoorden er zo bij voor de Huizers. Op veel foto's die in de Zuid-buurt zijn genomen, waren de zendmasten op de achtergrond te zien. Mijn ouders hadden een foto die op hun trouwdag op 21 mei 1947 was genomen, op het tuinpad van het ouderlijk huis van mijn moeder, op de Zuiderweg 4 in Huizen, waar zij in hun trouwkleding staan met op de achtergrond de zendmasten van de PHOHI. 
Mijn vader heeft nog als onderhoudsmonteur bij de PHOHI-zenders gewerkt, nadat hij in 1942 in dienst kwam van NSF (Philips) in Hilversum. Wat zou ik hem nog veel hebben willen vragen over de zenders en wat hij gezien en beleefd heeft. Zoals veel van zijn generatiegenoten praatte hij zelf niet veel over die tijd. Het bleef helaas bij oppervlakkigheden. In het midden van de jaren 60 heb ik zelf nog op de kleuterschool gezeten in een leegstaand zendergebouw, dat later bij de bouw van de Zenderwijk, gesloopt werd. Daarna verhuisde de school naar de Edisonstraat, waar deze de 


Willem Kos, geboren 18 juni 1920, overleden 8 mei 1996,  en Evertje Kos-Honing, geboren 6 februari 1925,  overleden 4 april 2009.
naam De Woelige Hoek kreeg. 
Izaäk Wiesenekker weet het ook nog goed. Hij heeft mij verteld over de houten en stalen masten die zich ongeveer vanaf de huidige Gemeenlandslaan tot voorbij de PHOHI-flat bevonden. Daartussen stonden de zendergebouwen. Wiesenekker vertelde dat je er eigenlijk niet mocht komen. Het terrein was omheind met een stalen hek. Het was een beetje mysterieus gebied. Vanaf de weg hoorde je vaak een zoemend geluid en het geluid van water, dat volgens Wiesenekker gebruikt werd voor de verkoeling van de apparatuur. 
In het verlengde van de Tulpstraat stond een houten mast. Deze was volgens Wiesenekker zeker 60 meter hoog. Wiesenekker heeft weleens in deze mast geklommen. Tussen sommige masten waren draden gespannen waar de vliegers van de kinderen uit de buurt wel eens in vast raakten. De masten stonden op betonnen fundering, die na het neerhalen van de masten, in grote vierkante en taps toe lopende brokken door de firma Teeuwissen in opdracht van de gemeente langs de Gooimeerkust (Zomerkade) zijn gestort. Wiesenekker heeft deze brokstukken later, toen de Huizermaatwijken gebouwd werden, daar nog zien liggen. Er zaten ijzeren staanders in deze brokstukken. 
Toen de wijk Huizermaat-Noord bouwrijp werd gemaakt omstreeks 1980, kwam men bij deze brokstukken beton. De Huizer Courant van 1 mei 1980 vermeldde toen dat er hunebedden waren ontdekt, en plaatste daarbij een foto van deze brokstukken. De fi rma Teeuwissen heeft de brokstukken overigens in de toen aangelegde dijk verwerkt en ze schijnen onder het fi etspad te liggen die langs de Zomerkade loopt. Een goede dijkversterking. 
Wiesenekker vertelde mij verder dat hij gezien heeft dat er destijds vanuit de omgeving Woensberg tot aan de PHOHI-zenders zand werd afgegraven van de hoger gelegen gedeelten aldaar. Na het neerhalen van de zendmasten in september 1958 is het hout van de zendmasten in de woningbouw gebruikt. Wiesenekker wist te vertellen dat bakker Jan Rebel destijds ook veel hout van de masten meegenomen heeft om deze bij de verbouwing van zijn bakkerij aan de Havenstraat te gebruiken. De zenders zijn in gebruik geweest van 1937 tot 1957. Al in 1947 nam de Wereldomroep de taak van de PHOHI-zenders over. In de Tweede Wereldoorlog zaten de Duitsers bij de zenders. In deel twee in de volgende Ratel is te lezen wat Wiesenekker daar nog meer van gezien heeft.


Toen Cees Rebel in de zomer van 1958 van het CIOS (Centraal Instituut Opleiding Sportleiders) kwam en pas in december in militaire dienst hoefde, solliciteerde hij voor deze periode bij de sloopploeg van de PHOHI-zenders die de zendmasten, na bewezen diensten, vanaf 22 september 1958 ging ontmantelen. De jonge Cees staat hier onbevreesd op de verbindingsbalken buiten de loopvlonders op een hoogte van 63 meter en met een magnifi ek uitzicht. (Bron: Oud Huizen in Beeld)

14    DE RATEL / FEBRUARI 2018 DE RATEL / FEBRUARI 2018    15


16    DE RATEL / FEBRUARI 2018

WiJgeRt KOOiJ en de inHuLdiging      door Henk schipper VAn KOningin WiLHeLMinA


Hierboven ziet u een afbeelding van de inhuldiging van de 18-jarige koningin Wilhelmina op 6 september 1898. De koningin-moeder Emma zit naast haar. Volgens krantenverslagen werd het in het hele land gevierd. Ook in Huizen, en wel gedurende twee dagen. De Gooi en Eemlander van 8 september schrijft:
Hoezee, hoezee, wie blijt er nu thuis
De vlaggen wap’pren huis aan huis
Neen, niemand, niemand heet ooit zoo’n feest gezien.
Een commissie van 18 leden had het georganiseerd. Mede dankzij het gedrag van de feestvierenden was het een prachtig feest. Waarom was het bij vroegere andere feesten minder ordelijk verlopen? Dat kwam doordat de commissie nu de kasteleins verzochten geen sterke drank te verkopen.
Heel anders dan in onze tijd had het volk geen enkel beeld van de plechtigheid. Er was geen radio, televisie, fi lm en zelfs de kranten drukten geen foto’s af van de gebeurtenis.

Wijgert Kooij, die behalve aannemer ook eigenaar was van hotel Promenade aan de Lindenlaan, had daar iets op gevonden. Het eerste bericht hierover werd bij toeval gevonden in het Nieuwsblad van het Noorden (Groningen) van 29 september. De tentoonstelling van de beide koninginnen had hij per ‘biljet’ bekendgemaakt in het dorp. Er is geen foto van, dus moeten we uit de beschrijving opmaken wat er eigenlijk gebeurde.
De Gooi en Eemlander kwam pas op 1 oktober met een bericht. De ‘koninginnen’ waren toen nog steeds te bewonderen.
De Gooi en Eemlander van 10 november schreef dat in de concertzaal van de heer Jans in Hilversum een mechanisch kunstwerk te zien was met levensgrote beelden van de Koningin en de Koningin-Regentes, “die in een sierlijk met spiegels omringde verlichtte salon naar voren treden, terwijl het orgel door dezelfde mechaniek gedreven, de volksliederen speelt. Het geheel is een kunststuk van werktuigkunde en alles is zeer net ingericht.”
Advertentie tentoonstelling
In de Gooi en Eemlander van 19 november wordt in de berichtgeving de tentoonstelling weer aangeprezen: “Wij kunnen onze lezers wel aanraden, dezen arbeid van den heer Kooij, die vervaardigd is als eene hulde aan H.H. M.M. de Koninginnen te gaan zien.”
Het was een succesvol initiatief van Wijgert Kooij. Hij had bijzondere ideeën. Later hoop ik daar nog op terug te komen. Wijgert was in 1898 43 jaar oud. Hij had met Alida Kruimer een jong gezin met vier dochters en een zoon tussen de nul en vijf jaar oud. Hij was in die tijd bezig met zijn logement Promenade en allerlei activiteiten en faciliteiten voor zijn klanten, vooral op het gebied van bouwkunde.

in dAt HeLe KLeine HuisJe  AAn de VisseRsstRAAt
“In dat hele kleine huisje aan de Vissersstraat maakt ze, tot de bevrijding, ruimte voor enkele Joodse onderduikers.”
Deze zin, uit het artikel over Willem Verweerdt in De Ratel van mei 2019, is voor mij de aanleiding voor het volgende verhaal. Want ik begreep al heel snel welk huisje werd bedoeld. Vooral ook door de foto van Willem en Maartje Verweerdt, die erbij was afgedrukt – dat huisje was immers het geboortehuis van mijn moeder geweest! Vissersstraat 80 (vroeger A95, tegenwoordig genummerd aan de Vletstraat, nummer 5). Hoe toevallig kun je het hebben...
Het artikel in De Ratel vertelt over Willem Verweerdt. Hoe hij en Maartje in dat huisje terecht kwamen. Dit verhaal laat ik nu rusten. Wel met groot ontzag voor de moed van Maartje Verweerdt om in dat hele kleine huisje Joodse onderduikers te herbergen! Eerst nu bekend geworden.
Zoals gezegd: het huisje aan de Vissersstraat was het geboortehuis van mijn moeder. Eind 1940 was het leeg gekomen, na het overlijden van mijn grootmoeder, Lijsje Koeman-Prins. Ikzelf heb haar nooit gekend, want ik werd twee maanden na haar dood geboren. Over haar, naar wie ik werd vernoemd, wil ik nu verder vertellen.
Lijsje Prins werd 150 jaar geleden geboren op 25 februari 1870. Haar ouders waren Dirk Prins (1834- 1893) en Aaltje van den Born (1835-1875). Eerder heb ik over de familie Prins in De Ratel (juli 2009 en mei 2016) al e.e.a. verteld. Oorspronkelijk was deze familie afkomstig uit Zaandam en behoorde tot de Doopsgezinde Gemeente. De grootvader van Lijsje Prins was Jacob Prins (1793-1870), de eerste havenmeester van Huizen. Hij verloor jong zijn vader. De jonge Jacob is pas twee jaar als zijn vader sterft. Zijn moeder – Aaltje van ’t Land – is gereformeerd en als haar man – Piet Prins – is overleden laat zij Jacob op Paaszondag 16 april 1797 alsnog gereformeerd dopen. 
Lijsje was het vijfde kind in het gezin van Dirk Prins. Zij was zelf nog maar vijf jaar toen ze haar 
door Lies schaap
moeder verloor. Dat was Aaltje van den Born, die stierf op 40 jarige leeftijd. Ze hadden toen al zeven kinderen. De jongste – Kees – was pas ruim één jaar oud. De oudste – Wim (Willempje) – was elf jaar en moest, toen haar moeder was overleden, voor het gezin Prins zorgen. Vader Dirk Prins was visserman en de hele week naar zee. 
Toen Lijsje negen jaar was stierf haar één jaar jongere zusje Wijmpje, acht jaar oud. Wat een droefenis, zo’n kind! Ik weet niet waar Wijmpje aan gestorven is. Ontroerend vind ik dat haar oudste broer Henk in 1936 (!) in zijn aantekenboekje haar verjaardag nog gedenkt en schrijft dat ze dan 65 jaar zou zijn geworden!
In december 1885, zes jaar later, sterft hun broer Jacob, 19 jaar oud. Wat een verdriet toch in zo’n gezin. Lijsje is dan zelf 15 jaar en veel vrolijkheid heeft ze tot dan toe nog niet beleefd, denk ik. Een paar maanden later, in februari 1886, trouwt haar oudste zus Wim, met Pieter Vlaanderen. Een ‘moetje’ zogezegd. Maar dan … overlijdt Pieter in november van datzelfde jaar! Hun dochtertje Aaltje is dan pas een half jaar oud. Wim was de oudste dochter in het gezin Prins en had als een moedertje voor de jongere kinderen gezorgd. Een hele opgave. Toen zij eenmaal getrouwd was, was zus Zwaantje de oudste thuis en woonde daar samen met Lijsje, haar twee ongetrouwde broers en hun vader. 
Weer vijf jaar later – Zwaan is dan 23 jaar – gaat ook zij het huis uit en trouwt met de schildersbaas Hendrik Rebel, ‘Hein van Gijs’.
Dan – weer twee jaar later – in 1893, is er opnieuw rouw in huis. Vader Dirk Prins is verdronken! Eigenlijk: gestorven in het water! In de buitenhaven van IJmuiden, bij het opsteken van de lantaarn vóór op de schuit, overboord geslagen en vervolgens – waarschijnlijk aan een hartstilstand – overleden. Hij werd maar 59 jaar.
Er was een verhaal dat hij ooit had gedroomd dat hij verdronk en toen een roodbaaien hemd droeg. 
Dus wilde hij nooit rood baai dragen. Wisten zijn dochters daar niet van? Hoe dan ook, op een dag was er toch bij zijn schone kleren een roodbaaien hemd klaargelegd. Toen hij dat zag schrok hij verschrikkelijk en zei: “Mens, wat heb je nóu toch gedaan…”. Maar hij heeft het toch wel aangetrokken. Misschien toch wel overtuigd geraakt dat hij maar niet bijgelovig moest zijn? Maar toch, hij verdronk in dit hemd! Van schrik, die hartstilstand…? Lijsje blijft dan met haar beide broers, Henk en Kees, in het kleine huisje aan de Vissersstraat achter. 
Lijs prins
Pas negen jaar later, in 1902 trouwt ze zelf. Met Klaas Koeman. Die net als Lijsje al 32 jaar is. 
Voor zover ik hoorde van mijn moeder en tante, hadden hun ouders een goed huwelijk. Het mocht ‘slechts’ zestien jaar duren. Want Klaas overleed al in 1918 op 48-jarige leeftijd, aan de Spaanse griep. Dat was een geweldige slag. Voor moeder Lijsje en natuurlijk ook voor de beide dochters. Tante Aaltje 

kon het 60 jaar later allemaal nog nauwkeurig vertellen. (Zie De Ratel van februari 2018.)
In hun huwelijk hadden Klaas en Lijsje overigens ook al te maken gehad met rouw. Nadat ze eerst twee dochters kregen – Aaltje en Heintje – kregen ze vier jaar later in 1909 nog een zoon Dirk, vernoemd naar Lijsjes overleden vader. Helaas werd dit kind – toch “een wolk van een baby” zei mijn moeder later – na 11 maanden ziek. Longontsteking. Ze konden er niets tegen doen. Dirk, “onze kind” zoals moeder hem noemde, stierf! Tot groot verdriet van zijn ouders en zusjes. 
Wie was Lijs Prins, zoals ze werd genoemd? Een flinke vrouw, die gauw raad wist. En aanpakken kon, zelfs timmerwerk. 
Een vrome vrouw? Ik weet niet of ze zichzelf zo zou hebben genoemd. Maar het was wel waar, denk ik. Een bezorgde vrouw? Soms, als het onweerde. Of voor haar kinderen, die nooit op zee hebben gevaren. Of zoals uit een ander verhaaltje bewaard is gebleven:

Lijs Prins en Klaas Koeman

Op een dag werd op de buurt luid geroepen: “De christelijke school staat in de brand!” Moeder Koeman was alleen thuis en schrok hevig. Ze rende zo hard ze kon in de richting van de “Ebenhaëzerschool”, want daar zaten haar kinderen, Aaltje en Heintje, immers op. Maar de schrik werkte zo verlammend, dat haar voeten onderweg ineens niet meer vooruit wilden. Toen ze eindelijk toch bij de school kwam, bleken de kinderen allemaal op het speelplein te zijn. Het was een schoorsteenbrandje geweest en de onderwijzers hadden de kinderen rustig, klas voor klas, naar buiten laten gaan. Toch was het een indrukwekkende ervaring voor haar geweest.
Een levendige vrouw, die graag geanimeerd omging met familieleden of anderen. En het benauwd kreeg bij haar schoonzuster Gijsbertje, die nauwelijks praatte bij een bezoek. 
Een nuchtere vrouw, die niet zo goed tegen zeuren kon, zoals haar andere schoonzuster Tijmentje kon doen.
Een vrouw, die haar dochter Aaltje maande: “Wie vrienden heeft, heeft zich vriendelijk te gedragen.” Een oma, opoe zeiden we in Huizen, die altijd een snoepje (Wybertje met stukje pepermunt) voor de kleinkinderen had als ze weggingen. En dikwijls kleinkinderen van haar zus Wim te logeren had, die daar graag waren en haar ‘tante Lize’ noemden. 


Van links naar rechts: Aaltje Koeman (1903-1994), 
Heintje Koeman (1905-1977, die later de moeder van Lies Schaap zou worden) en Lijsje Koeman-Prins (18701940), Lies Schaaps grootmoeder. Foto is in 1930 gemaakt, bij de toenmalige voordeur van hun huisje, Vissersstraat 80.
tante Lize
Een van die achternichtjes kon op hoge leeftijd daar nog over vertellen. Ze was graag bij haar oudtante in Huizen: “Soms wel voor lange tijd: wel zes weken soms en helemaal alleen!” Ze mocht dan wandelen met Aaltje en Heintje. Je had toen broekjes met kanten randjes, die net zichtbaar waren. Kinderen wilden dan aan de pijpjes trekken, maar Jannie zei: “Nee, nee, niet doen!”
Van haar oudtante mocht ze helpen om de afgevallen bloemblaadjes van de geraniums op te rapen. Tante Lize hield van geraniums en mooie grote fuchsia's (‘bellepotten’) die ze na de winter weer prachtig in bloei wist te brengen. ’s Winters stonden die fuchsia's in de kelder. En ’s zomers in het hoekje bij de deur, op de vensterbank van de slaapkamer. Jannie mocht de afgebrande lucifer-

tjes uit de asbakken halen en maakte van die houtjes en de bloemblaadjes die ze verzamelde weer ‘bloemetjes’ en ‘tuintjes’. “En niemand mocht daar overheen lopen…!”
Ze sliep in de bedstee bij haar tante. Die bedstee was, net als nóg een bedstee, in de kamer. De ene was aan de raamkant. Daar sliepen Aaltje en Heintje. In de andere tante Lize en Jannie. Jannie op het plaatsje bij de muur. Haar tante vond het wel een koud plaatsje, zo aan die koude Noorder buitenmuur. Zij nam een plank, wikkelde daar een deken omheen en stak die tussen muur en beddengoed in, naast Jannie, als een soort isolatiewandje. Op die muur stond immers vaak “een kouwe wijnd”. Tussen de beide bedsteden was ook nog een diepe kast, waar o.a. Keulse potten stonden. En knoppen aan de muur zaten om kleren aan op te kunnen hangen.
Vanuit de bedstee kon Jannie net op de Friese staartklok kijken, die aan de buitenmuur hing. Voor het raam hing een lancaster met balletjes eraan. Daaronder was een batisten gordijntje gespannen met mooie Zwitserse kantmotieven. Later stond er ook wel een hor.
Opoe Koeman
Er zou nog wel meer te vertellen zijn over mijn ‘Opoe Koeman’, Lijsje Koeman-Prins. Over de periode van ziekenhuisopname van haar man in het Ooglijdersgasthuis in Utrecht en de brieven die uit die tijd werden bewaard. Over de inwoning van de twee ongetrouwde broers, vissers en dus wel veel op zee, maar toch ... Over haar geloof. Maar ik laat het nu hierbij.
Behalve de stijf geposeerde foto’s van Lijsje Prins, gemaakt in het atelier van een fotograaf, hebben we gelukkig ook nog andere foto’s. Die ‘bij de deur’ zijn genomen. Bij het kleine huisje aan de Vissersstraat, waar zij haar hele leven is blijven wonen. Zij stierf op 3 oktober 1940.
 
Lies Schaap 
(Lijsje Aaltje), Ede, februari 2020
Tegenwoordig is het huisje aan de oostkant genummerd, aan de Vletstraat. 
Het rechter raam, op de hoek, is later gemaakt.

geVeLstenen KeucHeniusHOF      door Henk schipper

Het is zover. Het Keugat is bebouwd. Visser Bouw Maatschappij heeft er 19 woningen en drie bedrijfspanden op gebouwd en men is trots op het resultaat. Het zijn geen kleine dorpshuisjes maar mooie luxe afgewerkte woningen, bestemd voor huurders met een hoger inkomen. Aan de zijde van de Keucheniusstraat staat nu een monumentaal pand met hoog in twee topgevels mooi uitgevoerde gevelstenen. De voorstellingen zijn het wapen van Huizen met een melkmeisje en een botter. Dus echt Huizer afbeeldingen. Het melkmeisje staat voor de vroegere agrarische sector en de botter voor de visserij. De botter heeft het nummer HZ42, ooit eigendom van de familie Visser. Volgens de heer Visser symboliseren de stenen de goede samenwerking tussen de gemeente en het bouwbedrijf. 
In de Gooi en Eemlander van 17 januari 2020 staat een uitgebreid interview met vader en zoon Visser.
HeRinneRingen AAn de  tWeede WeReLdOORLOg

door gerda van zonneveld-Wouda

Vergeten? nee!
Ik zie ze nog staan, mijn moeder en mijn kleine zusje. Het is nog donker en heel vroeg in de ochtend... de tas met wat kleren... mijn broertje en ik. Mama neemt ons bij de hand, papa houdt de fi ets, en daar gaan we. ’t ls koud en nog heel donker. Bij Piet de slager rechtdoor, de Botterstraat uit die je naar de haven voert. Dan zijn we er eindelijk. Mama drukt ons nog eens dicht tegen haar aan. Afscheid nemen is zo moeilijk. Ik zie ze nog staan, mijn moeder en mijn kleine zusje. Zullen we elkaar ooit terug zien? Mijn vader praat met een paar mensen, en dan worden we geholpen om in een schip te stappen, alleen mijn vader, mijn broer en ik.
Maar wat gaat er nu eigenlijk gebeuren? Ik zit vol met vragen en niet weten. Het is allemaal zo, ja, zelfs een beetje geheimzinnig. ’t Gaat bijna geruisloos, en, ’t is donker. Ik zie ze nog lang staan, mijn moeder, mijn kleine zusje… inmiddels varen we de haven van Huizen uit.
Zo staat dit álles, terwijl ik nu op hoge leeftijd ben, in mijn geheugen gegrift!
Het is, denk ik, in 1944 geweest. Na een bewogen en zware reis kwamen we uiteindelijk in Staphorst aan. Daar vonden we een warm nest bij lieve mensen. We gingen er ook meteen naar school en voelden ons ook al gauw thuis onder de kinderen daar. Die ontmoeten we, van zolang al geleden, nog steeds.
Het toch wel meest tragische was het contact met thuis, dat was namelijk heel zeldzaam:
Weinig mensen in ons dorp hadden telefoon. ’t Was soms gevaarlijk omdat alles gecontroleerd werd door de NSB en ook door de Duitse overmacht, die duidelijk overal aanwezig was. Eén brief van mijn ouders is bewaard gebleven.
Het jaar 1945 is al gevorderd als we op Staphorst verrast worden door binnenrijdende grote Canadese wagens, tanks met roze doeken er bovenop en lachende soldaten. Dat waren dus geen vijanden maar vrienden. Die kwamen om ons te bevrijden. 
Er is toen op Staphorst zwaar gevochten met de Duitsers. Veel boerderijen die we ook nu nog kennen en ook het bekende Hotel Waanders zijn toen in brand gestoken. De bevrijding hebben we dus wel meegemaakt, maar helaas onder verdrietige omstandigheden: er was rouw op Staphorst.
Toch, we mochten de bevrijding maanden daarna ook nog meemaken in ons eigen dorp toen we weer thuis kwamen. Als twee gezonde kinderen die goed te eten hadden gehad, staken we wel wat af bij onze dorpsgenoten, die het de laatste maanden van het voorjaar 1945 niet gemákkelijk hadden gehad. Al gauw waren we weer gewend en genoten we van de feestelijkheden die in mijn dorp Huizen volop georganiseerd werden. Opnieuw moet ik mijn herinneringen besluiten met ‘Opdat wij niet vergeten’.
Herinneringen van de dochter van Klaas snel, mevrouw F. Muts-snel
Razzia
Op een avond, ’t was april 1944, werd er op het raam geklopt, er stond een oom, de heer C. Roosenbeek uit Bussum. Hij was gewaarschuwd, dat daar een razzia zou komen. Hij is vanaf de Gooische Boer te Bussum door het bos naar Huizen gelopen. Mijn moeder zei tegen hem: “Er staat een divan op zolder, ga daar maar op slapen, maar ik ga hem niet opmaken, je weet het maar nooit.”
De volgende morgen keken we naar buiten, vanaf Eemnesserweg 60 zagen we op het open veld voor ons huis om de tien meter groepjes Duitse militairen staan. De razzia was in Huizen voor mannen onder de 40 jaar. Opa Klaas Snel zei: “Als ze aanbellen dan ga ik wel naar de deur, ik spreek een beetje Duits.” Mijn vader gaf een overal aan mijn oom, maar hij was langer dus kwam hij maar tot zijn kuiten, en zei: “Loop rustig achter mij aan naar de fabriek.”
Inmiddels was Jaap Bos, een werknemer, gekomen. Hij was boven de 40 jaar, de anderen kwamen niet. Naast ons, op nummer 62, woonden acht à tien Duitse militairen, voor de bewaking van de Phohi-zenders. Er werd door ze aangebeld. “Hier geen onderduikers,” zei mijn opa en ze gingen weg. In de fabriek zou Jaap Bos aan een machine werken en mijn oom zat in de afvalberg. Ze zijn daar niet geweest. Mijn oom moest in Duitsland werken, bij de Ufa in Berlijn, hier werden veel reclamefilms gemaakt over de oorlog. Hij was na zijn verlof niet teruggegaan. Gelukkig is dit wel goed afgelopen.
Wij konden toen pas rouwen
Na de fusillade van mijn vader, de heer Klaas Snel en de heren Arie de Waal en Jacob Brands op 28 september 1944, moesten we eind oktober 1944 uit ons huis aan de Eemnesserweg nummer 60 en uit de Timmerfabriek op nummer 64. We hebben toen, mijn moeder, opa Klaas Snel en ondergetekende bij een broer van mijn moeder, de familie Hees, in Bussum gewoond. Ook Opa Snel ging mee. In de kamer achter de winkel woonden een oom en tante van mijn tante, die geëvacueerd waren vanuit Den Helder. We hebben daar tot 31 december 1944 gewoond, onze meubels waren opgeslagen. Vanaf 1 januari 1945 konden we met z’n drieën, via makelaar van den Born, naar Populierenlaantje 4 in Huizen. 
Op een gegeven moment hadden wij daar geen water meer. In het dorp konden de mensen in de kelder met een langzame straal nog aan water komen. Bij Alie Visser, die woonde in een oud huis aan de Nieuw Bussummerweg (een eind van de weg af) konden we elke dag via de pomp één emmer ijzerhoudend water halen. Bij kamp Almere, daar ging ik heen met een teil op de bagagedrager, kreeg je water met geel zand, dat lieten we bezinken. Om het achterwiel van mijn fiets, zat een stuk vrij massief slang, die sloot met een soort nagel, zodat je elke keer een hobbel maakte. De teil kon daarom niet te vol. De gemeentepomp stond voor de oude begraafplaats aan het huidige Prins Bernhardplein. Dat water werd gebruikt om eten te koken en surrogaatthee (van cacaodoppen) en surrogaatkoffi e te maken. 
Mijn andere opa kwam één keer per veertien dagen op de fi ets vanuit Weesp naar ons toe en rookte de gebruikte cacaodoppen in zijn pijp om de volgende dag weer terug te fi etsen. Op een nacht in april 1945 van vrijdag op zaterdag, lag opa Snel te kreunen in zijn bed. Mijn moeder en ik gingen naar hem toe. Hij zei: “Over een maand dan ben ik er niet meer.” Er was volgens de specialist, die bij ons thuis kwam, niets meer aan te doen. 
Op zaterdag 5 mei 1945 ging ik weer water halen bij de gemeentepomp, daar hoorde ik, dat we bevrijd waren, maar je moest voorzichtig zijn, want er waren nog Duitsers in het dorp. Mijn moeder wilde heel snel in de timmerfabriek kijken. Ze zocht contact met de heer van Wiefferen en binnen één week konden we erheen. We moesten vanaf het machinegebouw erheen lopen, allemaal tussen vlaggetjes door, want er lag nog veel munitie in de grond verborgen. Dat is later door militairen opgeruimd. 
De motor van mijn vader stond in het machinegebouw. Een Douglas. Die had een aantal jaren in de grond verborgen gezeten. Alle drijfriemen van de machines waren door de Duitsers meegenomen. 
Op maandag 7 mei hoorde ik dat er een auto met militairen (bevrijders) in het dorp geweest waren en werden we uitgenodigd door de B.S. (Binnenlandse Strijdkrachten) om naar de Oude Begraafplaats te komen. Daar stonden acht of tien mannen in een blauw overal met geweren in de aanslag en losten een eresaluut voor de drie gevallenen. Of er een toespraak is gehouden en of er nog meer mensen waren, kan ik me niet herinneren. Ik schrok heel erg van dat schieten. Ondertussen hoorde je feestmuziek vanuit de muziektent komen. Maar bij ons begon het eigenlijke rouwen nu pas.
Vier dagen later, in de nacht van donderdag op vrijdag, overleed opa Snel. 
In juli 1945 konden we terug naar de Eemnesserweg en gingen op nummer 62 wonen.

uit Het LeVen VAn geRRit VisseR  (deel 2)     door gerrit Jongerden
Gerrit Jongerden interviewde Gerrit Visser over zijn leven en daarbij kwamen ook herinneringen aan zijn vader Cees in de Tweede Wereldoorlog ter sprake (zie ook de Ratel van februari 2020).
Op 20 december 1937 ben ik geboren als derde kind van Cees Visser, de drukker en Jannetje Honing. Eerder werden mijn twee zussen Jaapje en Marretje geboren, die nog weleens over mij wilden moederen. Zodoende had ik drie moeders! Als ik bijvoorbeeld een broek kocht, kon het gebeuren dat ik die broek moest terugbrengen wanneer het mijn zusters niet aanstond. Ik was/ ben echt niet zo’n onderdanig type maar als kind liet ik me toch wel eens wat ringeloren door m’n zussen.
Mijn opa Visser was kruier, kaasventer dus. Hij ventte in Limburg. Kaas venten was niks voor mijn vader. Of hij het nog even geprobeerd heeft, weet ik niet maar het zou kunnen. Opa Honing werkte in de bouw als metselaar. 
Op een bepaald moment werd vader werkeloos. Hij vond toen werk bij drukkerij Van Wetter op de Nassaulaan in Bussum. Hij vond het zeer waarschijnlijk wel leuk werk en omdat hij leergierig was en lang niet dom, had hij ‘het vak’ al vrij gauw onder de knie. Hij besloot toen in Huizen voor zichzelf te beginnen. Dat was in 1923 en waar hij begon, was het eerste deel van een pand met drie gedeelten: het laatste huis links van de Voorbaan, nummer 41, toen nog geen nummer maar met een letter en een cijfer. In dat pand zat later nog heel lang een schoenmaker en het was naast groenteboer P. Schaap. Veel geld om een drukkerij 

te beginnen was er niet Je had uiteraard ook nog machines nodig. Kwam de bank er aan te pas? Ik weet het niet. Om wat te verdienen, ging mijn grootmoeder Visser jakken naaien. Tante Sien, een zuster van vader ging moffen breien (zie foto) en dat kon ze heel goed en natuurlijk met hetzelfde doel. 
Van tante Sien hebben we nog een prachtige bijbel geërfd van schildpaddenleer uit 1926, met gouden slotje. Voorin een dankbetuiging van de heer Dolman voor de verzorging van z’n vrouw en van hem van 1915 tot 1926. Die familie woonde op Kerkstraat 20, een vrijstaand huis tussen het postkantoor en de winkel van Hoogvorst. Dolman heeft dat laten bouwen en later woonden meester Van Ommeren en en z’n vrouw daar.

De drukkerij liep kennelijk goed want al ca. 1930 liet vader de drukkerij bouwen: Raadhuisstraat 4. Het woonhuis ernaast was Raadhuisstraat 2. Dat stond er al zoals op een prentbriefkaart van ca. 1900 is te zien. Boven de drukkerij is P. den Oude als fotograaf begonnen. Hij heeft veel prentbriefkaarten van Huizen uitgegeven, vooral in de jaren ’30. Later verhuisde hij naar Ceintuurbaan 21-A, waar weer later fotograaf Hagenbeek z’n zaak en woning had.
Over de oorlog sprak vader nooit. Ik wist natuurlijk wel iets want ik was zeven jaar toen de oorlog was afgelopen maar pas veel later besefte ik, dat er toen in onze drukkerij heel veel is gebeurd. Zo kreeg vader véél later het verzetskruis, uitgereikt door de toenmalige wethouder Rebel. Er staat op: De Tiranny Verdreven 1940-1945. In 1963, toen de drukkerij 40 jaar bestond, kreeg vader de eremedaille van Oranje Nassau, ook nog voor z’n werk in de oorlog.
 
Hij drukte in de oorlog o.a. Het Parool en Vrij Nederland. Terwijl Het Parool nog bestaat, was Vrij Nederland na de oorlog niet zo’n lang leven meer beschoren. Natuurlijk kwam lang niet iedere editie van die kranten bij ons vandaan Er was een aantal drukkerijen bij betrokken. Als er dan (door verraad?) bij één van die drukkerijen een inval van de Duitsers plaatsvond, werd er meestal niets gevonden. De volgende keer kwam die krant toch weer uit maar dan weer van een andere drukkerij. Een keer is een drukker uit Zandvoort opgepakt. Die is gemarteld en uiteindelijk gefusilleerd. Bij een inval bij een drukkerij in Amsterdam werd de journalist Jan Carmiggelt opgepakt, broer van Simon. Die kwam in kamp Vught terecht en is daar overleden. Niet gefusilleerd maar door ziekte en ontberingen. Vader drukte die kranten ’s nachts, met illegale stroom van ’t postkantoor. Lange tijd wist zelfs moeder niets van al dat illegale werk maar omdat er veel – voor haar – onbegrijpelijke dingen gebeurden, heeft vader haar toch ingelicht. Toen moeder hoorde wat er met die man uit Zandvoort was gebeurd, was ze logischerwijs erg bang dat vader iets overkomen zou. In die tijd ging vader van ’s nachts drukken van de kranten en zogenaamde bellettrie-uitgaven, over op overdag drukken. Goed beschouwd was dat eigenlijk wel veiliger dan nachtwerk. 
De volgende geschiedenis uit de oorlog hoorde ik pas kortgeleden, zo’n 75 jaar later dus! Gijs van Wik (Wik is Jaauwik Kos, groentehandelaar, Hellingstraat 5) moest als kleine jongen van z’n vader op z’n step een teiltje met aardappels op Raadhuisstraat 2 bezorgen. Hij gaf het teiltje daar af en moest even wachten bij de deur. Toen kwam vader met het teiltje terug, met alle aardappels er nog in. Hij zei zoiets als: zeg maar tegen je vader dat ik ze niet wil hebben, ze zijn niet goed. Gijs naar huis met diezelfde aardappels. De volgende week gebeurde precies hetzelfde. Gijs moest weer aardappels bij Visser brengen en kreeg ze weer mee terug omdat ze niet goed zouden zijn. Toen Wik een poosje daarna tegen Gijs zei, dat hij weer aardappels naar Visser moest brengen, vertikte hij dat. Die kerel geeft ze toch weer terug, zei hij. Gijs was acht of negen jaar en toen heeft Wik hem ‘het geheim' vertelt. Dat kon hij op die leeftijd net aan. Vader haalde de aardappels uit het teiltje en legde een stapeltje illegale krantjes op de bodem en dan 

de aardappels er weer op. Die krantjes werden dan door Wik verspreid. Gijs bracht daarna nog een aantal keren aardappels op de Raadhuisstraat! Zelf ben ik als 7-jarige ook een paar keer met krantjes er op uit gestuurd. Er zat dan een krantje in de mouw van m’n jas. Over de onderdeur moest ik m’n mouw dan ‘leegschudden’. Zo jongen, wat kom je doen? Dat vroegen ze wel eens en dan zei ik, dat ze dat binnen wel wisten. 
Mijn twee zussen woonden een groot deel van de oorlog niet in Huizen. Eén verbleef bij een oom in Benschop = platteland en dus meer te eten dan bij ons. De tweede bij een oom in Utrecht. Die was grossier in kaas en ook in dat geval ging het om het eten. Ik speelde in die tijd wel eens met de zoon van een NSB-er, die, naar later bleek, een pseudo-NSB-er was geweest. Dat wisten wij toen niet en vader zei, dat ik nooit mocht zeggen, dat wij ’s nachts stroom hadden. Dat was in de tijd, dat vader nog ’s nachts drukte. Vader gaf ook wel eens wat papier aan Duitse soldaten als die er om kwamen vragen. Mogelijk maakte dat hem ook minder of niet verdacht. 
Bij ons kwam ook een Duitse soldaat over de vloer. Oskar heette die. Hij was een zogenaamde Rijksduitser, al boven de 40. In het in Duitsland toonaangevende verklarende woordenboek van Wahrig, lees ik bij ‘Reichsdeutscher’: Inwoner van het Duitse Rijk binnen de grenzen van ‘das Reich’ zoals die in 1938 golden. Oskar woonde in Nederland maar was geboren in Silezië en dat was kennelijk genoeg om hem op te roepen voor dienst in de Wehrmacht. Verscheidene keren waarschuwde hij als er een razzia zou komen. Ik kan wel een langer verhaal over hem opschrijven. Als er interesse bestaat, zou dat mogelijk een andere keer in De Ratel kunnen worden opgenomen.
Na de oorlog, ik was toen bijna acht jaar, zag ik veel mij onbekende fi guren in de drukkerij komen. Ik vroeg mij af, hoe die toch hier terecht kwamen. Het bleken mensen te zijn van de illegale drukkers-/uitgeverswereld uit de oorlog. ’n Beetje artistiek soort volk dat je toentertijd in Huizen nog niet zag. Ze hebben vader heel wat werk bezorgd.
Journaliste Lisette Lewin schreef in 1983 ‘Het clandestiene boek 1940-1945’. (Artikel stond in de vorige Ratel. red.) Ze beschrijft in detail hoe er in de oorlog door veel drukkerijen illegaal werd gewerkt, altijd met gevaar voor eigen leven. Ik heb het boek in mijn bezit, een pil van 375 bladzijden. Vader wordt er vijf keer in genoemd, waarbij een interview met Lewin van zes pagina’s, waarvoor ze in Huizen op bezoek kwam. Ze was o.a., zo 
schrijft ze in haar verslag van dat interview, vooral geïmponeerd ‘door een enorme zwarte antieke bijbel, midden op het tafelkleed, altijd bij de hand’. Nu was vader weliswaar een zeer gelovig man maar eerlijk gezegd lag de bijbel niet midden op de tafel om altijd bij de hand te hebben maar om een grote schroeiplek te bedekken, er eens door vaders sigaar ingebrand! In dat boek staat ook, wat vader ons nooit had verteld, dat de Duitsers een andere drukker Visser gefusilleerd hebben, die mogelijk ook wel illegaal werk drukte, maar het was een vergissing, ze hadden vader willen hebben! 
Niet onvermeld mag in dit verband blijven, dat vader veel van dat gevaarlijke werk samen deed met Henk de Groot, z’n enige werknemer. Het betreft de latere boekhandelaar/begrafenisondernemer. In welk verhaal van oudere mensen komen geen geschiedenissen over de oorlog voor? Zelf meegemaakt of later gehoord, zoals ’t meeste in mijn geval. Het lijkt wel dat, hoe verder de oorlogsjaren achter ons liggen, er steeds meer over wordt geschreven. In 1983 schreef Lewin haar boek. In mei 2000 verscheen er in het blad ‘PERS, tijdschrift voor grafi sche vakmensen’ een artikel over vaders illegale werk. De titel was ‘Drukken onder dreiging van de dood’. Iets later heeft ook Jady Snel in deel één van zijn drieluik ‘HUIZEN - In verdrukking en verzet 1940-1945’ meerdere pagina’s gewijd aan het werk van vader en Henk de Groot in de oorlog.
Omdat het postkantoor dicht bij de drukkerij stond, hadden we daar ook wel eens mee te maken. In de beginjaren van de AOW moest iedereen z’n geld daar ophalen. Kwam een keer een vrouw verontwaardigd de drukkerij in. “Dee snotneus van Van Beek zait, dat ik môt inket had mótten tekere, mar ik dee dat mit potlood.” Wij losten het op. Een andere keer gebeurde in de rij voor het loket het volgende. De voorste was bijna aan de beurt, toen de man die achter haar stond, niet goed werd. Hij viel bijna tegen haar aan en zij dacht, dat hij nieuwsgierig was en zei toen: “Jij hoven nijt te weten wat ik krijg!” Ze kregen allemaal even veel! Dokter erbij gehaald en die vroeg wat hij die morgen gegeten had. Vier borden pap. Geen verdere vragen.
Ons huis stond tegenover de Oude Kerk. Eens toen de Oude Kerk uitkwam, kwam een vrouw in Huizer dracht bij ons aan de deur. “Jannetjen, hè jij effen een vailighaidsspelde vur mijn? De stiek van m’n óngerbroek is ësprungen”.
Mijn lagere schooltijd bracht ik op de Eben-Haêzerschool door. Meester Teunissen was toen hoofd en ik denk dat, in verband met de in 1949 opgerichte Uloschool, waar hij dan hoofd zou worden, hij wel kinderen klassen over liet slaan om zodoende gauw op het aantal leerlingen te komen dat nodig was om die ulo te starten. Hoe het ook zij, ik zat maar vier jaar op de Ebenhaëzer. Ik kwam dus op de Groen van Prinsterer ulo en was er één van de eerste ‘lichting’ die daar na vier jaar examen deed. Ik slaagde en ging naar de Grafi sche School in Utrecht en werd zo uiteindelijk gediplomeerd drukker. Was dat nu waar ik al jaren naar uitkeek om bij vader in de zaak te komen en die dan later over te nemen? Nee, helemaal niet maar het was gewoon onvermijdelijk: enige zoon en dus opvolger. Wat ik dan wel gewild had? Treinmachinist worden, dat was mijn wens maar daar werd niet aan gedacht en over gepraat. 
Ik ben mijn werkzaam leven begonnen bij een drukkerij in Naarden. Ook werkte ik nog een poosje bij de huisdrukkerij van de Balatum. Intussen moest ik in dienst. Bij de keuring vroegen ze, bij welk legeronderdeel ik wilde. ‘Landmacht,’ zei ik. Wanneer zou ik in dienst willen? ‘Vanmiddag,’ zei ik, want ik wilde ’t huis uit. Dat kon niet. ‘Dan morgen maar,’ zei ik. Dat ging ook al niet maar vrij kort erna ging ik toch in dienst en ik kwam bij de 

administratie van de Geneeskundige Troepen. In 1958, na mijn diensttijd, begon ik bij vader op de Raadhuisstraat. Begonnen ‘in ’t lood’, zoals dat heet; later digitaal. Ondanks het feit dat het drukkersvak niet echt ‘mijn grote liefde’ was, heb ik ook best wel met plezier mijn werk gedaan. Behalve het regelmatig terugkerende werk voor allerlei klanten zoals, winkels, fabrieken en kleine zelfstandige ondernemers en allerlei soorten kaarten, drukten we ook boekwerken. In 1948, toen de drukkerij 25 jaar bestond, drukte mijn vader als soort jubileumboek: ‘Waarom men in Huizen een haven wilde en wat daaraan vooraf ging’. Een beperkte oplage en niet in de handel verkrijgbaar. In 1963, bij het 40-jarig bestaan, verscheen: ‘Het dorp Huizen, naar oude gegevens bewerkt door Anonymus’. Hierin veel mooie afbeeldingen van foto’s en oude prentbriefkaarten, meest uit de verzameling van mijn jong overleden oom Piet Visser. Vader was toen 65 jaar en ging enige tijd later met pensioen. Hij overleed in 1988 op 90-jarige leeftijd. 
In 1977 heb ik voor de Huizer Dialect Werkgroep het boek ‘Huizen hoo ’t vroger was’ gedrukt. In 1981 gevolgd door hun ‘Huizen zoë as ’t nooit meer wurdt’. In 1980 ‘De aauwud vur Kursaauwud’ van Henk Rebel. In 1985 ook nog ‘De Huizer Klederdracht’ van Ineke van Herwerden. De historie van Huizen hield en houdt me dus wel bezig.
De drukkerswereld was streng georganiseerd. Alle drukkers moesten lid worden van ‘De Federatie van Drukkerijen’. Een verbond van werkgevers op ons vakgebied. Bestond al vóór de oorlog. Het gaf wel eens wat voordeel maar je had veel te maken met allerlei regels en verplichtingen, bijna bij het dictatoriale af. Zo verkocht ik eens een machine aan een beginnende drukkerij die (nog) niet aangesloten was bij de Federatie. Kreeg ik een boete van ƒ 500,-! Die heb ik niet betaald. Later werd de boete verlaagd naar ƒ 250,- maar ook dat bedrag hebben ze nooit gekregen. In de 70-er jaren gingen de drukkerijen over van lood op digitaal. Er kwamen nieuwe machines en alle drukkers moesten op cursus om de nieuwe technieken te leren. Eén werknemer van mij was toen 55 jaar en wilde er niet meer aan beginnen. De tweede kon het echt niet oppakken, het lukte hem niet. Ik ging op cursus in Mijdrecht om dat proces te leren. Dat werd geen succes. Misschien moet ik het zo zeggen dat het feit, dat ik m’n hele werkzame leven min of meer met lichte tegenzin drukker ben geweest, zich nu tegen mij keerde. Het werd me allemaal te veel. Ik kwam na enige tijd bij de arbeidsdokter terecht. ‘Stoppen meneer Visser,’ zei die. Ik heb dat advies opgevolgd en heb de zaak verkocht. Een poosje heeft er nog een drukkerij in het pand gezeten maar die heeft het niet gered. Het aantal drukkerijen is in de laatste decennia drastisch afgenomen.
Of dat drukkerslood niet gevaarlijk was voor de gezondheid wil je weten? Zeker wel, loodvergiftiging lag op de loer maar er zijn goede geneesmiddelen voor. Er werd ons aangeraden veel melk te drinken. Dat bleek juist verkeerd te zijn. Melk is een beetje plakkerig zodat het de tegengestelde uitwerking had en het lood hierdoor aan je longen bleef plakken. 
Intussen was ik al lang getrouwd en wel op 10 maart 1967 en gelukkig in die afgelopen 53 jaren zonder spanningen zoals die er toch in de drukkerij waren.
In het jaar 2013 kreeg ik onverwacht toch weer met ‘drukkerslood’ te maken. Tijdens een open dag van het Nederlands Dagblad, die ik met mijn vrouw bezocht, zag ik daar 750 loodregels op een grote hoop liggen. Het bleek de laatst gebruikte loodpagina van het blad te zijn. Die had als aandenken van die tijd op de burelen daar aan de muur gehangen. Na een verhuisactie viel die pagina echter uit elkaar en vandaar die ‘hoop’ waarvan niemand er meer een pagina van kon maken. Ik zag een loodregel liggen en las wat er in spiegelschrift stond, moeiteloos voor. Toen werd mij ‘schoorvoetend’ gevraagd of ik het zag zitten de hele pagina weer in oude staat te herstellen. Ik ben niet zo gauw uit het lood geslagen en zei ja. Nou, ik heb het geweten en ik heb er zo’n 60 uur aan gewerkt om de hele pagina van 50 kilo weer in orde te brengen. In juli 2013 besteedde het blad er een artikeltje aan. 
Na het afscheid van de drukkerij, heb ik me op de wandelsport ‘gestort’! Liep 15 keer de Nijmeegse 4-daagse waarvan twee keer de 50 km per dag en 13 keer de 40 km. Ook nog een paar keer de Apeldoornse 4-daagse gelopen. Ook dat is nu verleden tijd maar een fietstochtje van 60 á 70 km op een dag, daar draai ik m’n hand niet voor om!

DE RATEL / MEI 2020