DE RATEL GAET DECEMBER 2020
Ook in de achter ons liggende periode sinds september heeft Corona op ons aller leven veel invloed gehad, en dus ook op de activiteiten van onze Kring. Net voor de besluitvorming over een nieuwe lockdown kon de Fietstocht Oostermeent nog plaatsvinden, alhoewel daar op het laatste moment nog een paar afzeggers het aantal deelnemers klein maakte. Desondanks was het een boeiende tocht die ook nog twee nieuwe enthousiaste leden opleverde. De rondleiding op de Oude Begraafplaats en de lezingavond in november konden door risico’s op besmetting met het coronavirus geen doorgang hebben.
Wel konden, met de nodige aanpassingen en beperkingen, de archiefwerkzaamheden worden voortgezet. De groep mensen die daarbij helpt groeit nog steeds en heeft nu naast de maandag, op dinsdagochtend mogelijkheden om hun werk te doen. Daarbij hoorde ook een nieuw mooi project in samenwerking met de Jumbo, waarover we nog niet veel mogen bekendmaken, maar dat er veelbelovend uitziet. In de volgende Ratel meer hoop ik.
Daarnaast kregen wij de aangename mededeling van de Gemeente Huizen dat we in ieder geval tot eind februari 2021 in het oude postkantoor mogen blijven met vooral onze klederdracht opslag. Wel moesten we van de begane grond grotendeels naar boven verhuizen, maar daar hebben we nu ook een uitstekende ruimte. Hopelijk krijgen we begin 2021 opnieuw te horen dat we nog een paar maanden langer mogen blijven.
In oktober bleek echter ook dat de Gemeente Huizen inplande om onze subsidiestroom over twee jaar naar nihil af te bouwen omdat de Gemeentelijke financiën zich sterk negatief ontwikkelen. Ondanks onze oproep aan de Gemeente om dan wel toezeggingen te doen over de financiering van oplossingen voor onze veel te krappe opslag, hebben de raad en het college besloten zonder verdere toezeggingen aan ons het plan uit te gaan voeren. Wij zullen door deze maatregel niet meteen omvallen, maar moeten ons wel beraden welke consequenties dit voor ons gaat hebben.
Positief is dat we recent vernamen dat er nu concrete voorstellen liggen om de Oude Begraafplaats gedeeltelijk als Gemeentelijk Monument aan te wijzen, waardoor potentiële teloorgang van het historische aanzicht hopelijk nu kan worden tegen gehouden. De details zullen in de komende maanden gaan blijken. Onze archiefmedewerkers hebben actief het Gemeentelijke adviesteam dat hiervoor was gecreëerd ondersteund.
Gelukkig hebben we naast Klaas Vos voor de vicevoorzitter rol ook Rienko Verboon enthousiast gevonden voor de vacant vallende functie van penningmeester in het HKH bestuur. Jammer genoeg hebben we nog geen kandidaat gevonden voor de secretaris-rol en zullen we daar zolang die functie vacant is tijdelijke oplossingen voor moeten zoeken. Omdat de ledenavond in november door Corona niet is doorgegaan en de jaarvergadering van maart nog ver weg is, gaan we de twee kandidaat bestuursleden op een aangepaste manier voordragen en verkiezen. Hierover meer details bij de mededelingen op de volgende pagina.
Naast het eerder aangekondigde vertrek als bestuurslid van Vincent Bout en Martin Geers, formeel per einde dit jaar, heeft Gijs Schaap, algemeen bestuurslid, besloten in verband met prioriteit-verschuivingen zijn bestuurstaken neer te leggen. In de hopelijk wel doorgang hebbende ledenavond van maart 2021 zullen wij ze alle drie nog publiekelijk bedanken voor hun inspanningen, maar daarop vooruitlopend wil ik hen ook hier hartelijk dank zeggen voor hun inzet en inhoudelijke bijdragen de afgelopen jaren.
Laten we hopen dat de ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus ons in staat stellen om het komende jaar ons gebruikelijke jaarrooster van activiteiten weer een beetje normaal in te vullen. Gelukkig is ons Ratel team er in geslaagd om ons jaarlijkse kwartet Ratels, in 2020 dikker dan ooit, wel door te kunnen zetten. Er ligt weer een mooi en dik exemplaar voor u. Ik wens u, mede namens het hele HKH bestuur, ondanks alle beperkingen die deze maand nog noodzakelijk zijn, zo veel mogelijk gezelligheid en warmte met uw naasten en vooral alle gezondheid en goeds voor 2021! En hopelijk tot ziens op 25 maart!
Ewoud Doyer
voorzitter Historische Kring Huizen
MEDEDELING VAN HET BESTUUR Veranderingen in de samenstelling van het HKH-bestuur
Al in de eerste helft van 2020 hebben Vincent Bout (penningmeester) en later Martin Geers (secretaris) aangegeven dat zij wilden stoppen; beiden gaven aan dat zij ervan uitgingen dat zij tot 31 december 2020 hun functie zouden blijven uitoefenen, maar dat zij deze zouden overdragen als er eerder een vervanger voor hen gevonden zou worden.
Verleden maand gaf Gijs Schaap (algemeen bestuurslid) aan dat hij wilde stoppen met zijn bestuurlijke HKH-activiteiten en niet wilde wachten op een opvolger, als daartoe besloten zou worden. Afgesproken werd dat hij met ingang van november 2020 stopte.
In de september-Ratel is al aangekondigd dat Klaas Vos graag als vicevoorzitter in het bestuur zou komen. De formele benoeming door de ledenvergadering kon echter niet plaatsvinden door het niet doorgaan van de ledenavond in november. Inmiddels zijn wij verheugd dat Rienko Verboon bereid is gevonden voor de rol van penningmeester. Uiteraard zoeken wij nog door naar een secretaris, welke functie tijdelijk zal worden waargenomen door het zittende bestuur. Voorlopig gaan wij niet actief op zoek naar een opvolger van Gijs Schaap als algemeen bestuurslid, maar kandidaten zijn uiteraard van harte welkom om zich te melden.
Omdat we met onze voordracht aan de leden voor formele goedkeuring van de benoeming van de huidige twee bestuur-kandidaten niet wilden wachten totdat een volgende ledenvergadering wel weer mogelijk zou zijn, heeft het bestuur besloten dat we gedurende de 2e helft van december 2020 een ongebruikelijke stemming zonder fysieke ledenvergadering organiseren.
Om de procedure simpel te houden wordt u verzocht om uiterlijk 1 januari 2021 aan te geven of u tegen de benoeming van Klaas Vos en/of Rienko Verboon stemt. De uitslag en het besluit zal op de website en in de Ratel van februari 2021 worden gepubliceerd.
Uw stem kunt u naar keuze schriftelijk of per e-mail uitbrengen. Het bestuur zal uiterst zorgvuldig en gepast omgaan met deze informatie. Een brief kan worden afgegeven bij, of verstuurd aan: Elleboogstraat 19, 1271 RG (M. Geers; secretaris) of Grenspad 58, 1271 XR (K. Schipper; algemeen bestuurslid).
Een e-mail kan worden verstuurd naar:
In het kort iets over de voorgedragen bestuursleden:
Klaas Vos - voor Huizers: Klaas van Jan van Klaas van Emmetje (26-05-1949). Na omzwervingen die mij als predikant en radioman brachten in Utrecht, Roemenië, Vreeland, op Wieringen, in Amsterdam en Ossendrecht ben ik na 47 jaar weer terug op het oude nest. Al de uit-Huizige jaren bleef mijn interesse voor de Huizer historie en terug werd ik direct actief voor de HKH, deed al rondleidingen, was betrokken bij de jubileumavond etc.
Rienko Verboon - mijn naam is Rienko Verboon (59), ben afkomstig uit Naarden en sinds 1987 inwoner van Huizen. Ik werk als projectcoördinator bij ingenieursbureau Movares en ben vrijwilliger bij de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik (in diverse functies). Ik ben in het algemeen geïnteresseerd in de geschiedenis en ontwikkeling van de omgeving, omdat het heden voorkomt uit het verleden. Na een oproep in de Huizer Courant heb ik de archiefruimte van de Historische Kring bezocht en kennis gemaakt met een aantal (bestuurs)leden. Na diverse gesprekken, deelname aan ledenavonden, de kascommissie 2019 en de wijze waarop het penningmeesterschap nu wordt ingevuld, stel ik mij beschikbaar voor deze functie.
Namens het bestuur van de Historische Kring
Huizen,
Ewoud Doyer, voorzitter
AGENDA - EERSTE HELFT 2021
Vanwege de nog voortdurende coronacrisis zijn alle rondleidingen, fietstochten en lezingen onder voorbehoud.
Eind februari Ratel en jaarstukken Donderdag 25 maart Jaarvergadering en lezing April Wandeling Oud Naarden April/mei Rondleiding Oude Begraafplaats April/mei Fietstocht langs markante plekken en huizen uit de Tweede Wereldoorlog Mei/juni Lezingavond Mei/juni Ratel • Actuele informatie over de activiteiten is te vinden op de website: www.historischekringhuizen.nl en op de facebookpagina: www.facebook.com/historischekringhuizen.nl
• Tenzij anders vermeld, vinden de thema avonden/presentaties plaats in zalencentrum ’t Visnet, de Ruyterstraat 7, 1271 SR Huizen.
• De fietstochten/wandelingen/rondleidingen starten op verschillende locaties.
ARCHIEF HISTORISCHE KRING HUIZEN
Het archief van de Kring is weer beperkt toegankelijk voor het publiek op maandag en dinsdagochtenden. Indien u informatie wenst, kunt u een e-mail sturen naar
INHOUDSOPAVE
– Van de redactie ...........................................................................................................................................................................................................................................................................................4
– Schenkingen in de afgelopen periode ...................................................................................................................................................................................................................4
– Van de Werkgroep Huizer Dialect door Klaas Schipper ..............................................................................................................................................................5
– Philips in Huizen, Nieuwsgolf deel 12 ....................................................................................................................................................................................................................6 – Emmetje’s Hout door Klaas Vos ....................................................................................................................................................................................................................................... 7
– Terug in de tijd, herinneringen van Gerda van Zonneveld-Wouda .........................................................................................................................8
– 75 jaar Bevrijding, verhalen over de bezetting en bevrijding in Huizen – afronding met:
Mijn spannende dagen in oorlogstijd (1940-1945) door Roelof ter Stege....................................................................................................9
– De Phohi-zenders (deel 3) door Dick Kos....................................................................................................................................................................................................... 15
– De trapgevel naast de Oude Kerk door Ineke Westdorp .....................................................................................................................................................19
– De Ratel leest: Strijd de goede strijd des geloofs .............................................................................................................................................................................21
– Interview met Paul Schiffers door Janine van der Hulst-Veerman ......................................................................................................................22
– Uit het leven van mevrouw A. Lots-van Gool door Gerrit Jongerden en Willemien van Wessel-Van As ......... 25
VAN DE REDACTIE
In deze Ratel ronden we het herdenkingsjaar 75 jaar Bevrijding af, met verhalen over oorlog en bezetting, en bevrijding. Hartelijk dank aan al diegenen die hun bijdrage hebben geleverd aan deze geschiedschrijving.
In het septembernummer (blz. 9 en 10) beschreef Jan Jager zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog; helaas is hierbij zijn e-mailadres niet vermeld – Jan zou het zeer op prijs stellen om reacties te ontvangen van oude vrienden en bekenden. Hij is te bereiken via
Inleverdatum kopij voor de volgende Ratel: 15 januari
(februarinummer)
Verder: het bijschrift bij de foto op blz. 14 van de Ratel van september 2020 moet zijn: ‘In 1956 werd bijgaande foto gemaakt tijdens een weerzien met de familie Bastiaan: van links naar rechts een dochter van de familie Bastiaan, mevrouw Riek Bastiaan, Mevrouw Aaltje van der Wal-van As, de andere dochter van de familie Bastiaan’. Excuses voor het vermelden van de personen in de verkeerde volgorde.
Hierbij gaan ook onze beste wensen voor de Kerstdagen en alle goeds voor 2021.
We hopen u met deze Ratel weer veel leesplezier gebracht te hebben aan het eind van een in veel opzichten historisch 2020!
Redactie.
SCHENKINGEN IN DE AFGELOPEN PERIODE
In de afgelopen periode kregen wij de volgende schenkingen.
• Fam Kuipers: fotoalbum uit de nalatenschap E. Wichers van de Kliniek Oud-Bussem;
• Dhr K. Vos: rapportenboekjes, rouwkaarten, oude foto’s, diverse knipsels;
• Dhr P. Schiffers: 2 albums vol met foto’s van Huizen (de meeste van rond 1992), diverse krantenknipsels;
• Mw E. Kos: diverse lepeltjes en een memoryspel;
• Anoniem (bekend bij archief): lepeltjes, diverse tasjes, reclame kruidenpotje slager.
Wij zijn als Historische Kring Huizen ontzettend blij met al deze schenkingen.
Hartelijk dank hiervoor.
Werkgroep Archief
VAN DE WERKGROEP HUIZER DIALECT door Klaas Schipper
Uit de tijd uit
Zoë an ’t ainde van een triest jaar, waarin zoëvuul minsen d’r dierbaren verleuren hemmen, hem ik wat naeëdocht over ’t leven, over treurnis en ofscheid niemen. Dus hem ik dee mol een bietjen triest stukkien ëschreven. Oëk in dialect ka-je trieste stukkies schrijven. Je kannen ók haast nijt aarst as trieste stukkies schrijven in dee rare tijd. As je de Gooi en Ómmeland óp slaenen zie je ellëke dag weer verschaiëne rouwankóndigingen van minsen dee al dan nijt deur Corona uit de tijd uit ëgaen binnen. As je dat lezen dan gae je je aigen toch ofvragen wat of een mins nou héëlemol vurstelt. Zoëlang je gezóngd binnen denken we dat we de héële werreld an kannen, mar zoëdra je wat gaen mangkeren kóm je d’r toch wel achter dat dat nijt zoë is. ’t Is hoo dan ók altijd weer triest as je ofscheid mótten niemen van je dierbaren.
’t Gaet mót mijn mins héëlemol nijt goeëd en ’t zit t’r an te kómmen dat we ofscheid van heur mótten niemen. Nou is ’t netuutlijk wel zoë dat we allemol óp een gegeven oëgenblik de geest geven. En dan ka-je je ofvragen wat daernae. Is t’r een leven nae de doëd. As je geloëvig binnen, dan geloëf je dat je ziel naer de hemel gaet. Of naer de hel? Dat je een ziel hemmen, dat geloëf ik wel, want ik het verschaiëne keren óp m’n ziel ëhad van m’n moeder. En je kannen ók errëges je ziel en zalighaid in leggen. Waar je zalighaid dan blijft as je doëd gaenen, dat weet ik nijt.
De minsen dee nijt geloëven, dee denken vaak wel dat t’r “iets” is nae de doëd. Mar wat. Dat weet gien mins. Ik denk welderies, ’t mót toch wel héël groët wezen daer boven. Want as je nae gaenen hoovuul minsen d’r in de loëp van eeuwen binnen gaen hemelen, dan mót ’t daerboven, of héël vol wezen of héël groët. Mar d’r is nog nooit iemand vróm ëkómmen óm te vertellen hoo of ’t in mekaar zit. We zallen ’t allemol zellëf gaen beleven. Nou kan ik noch wel een poësien zoë deurgaen, mar ik kóm d’r toch nijt uit. Dus besluit ik mar mót een verhaaltjen uit ’t bookie “De rol van tooval en noodlot in ons leven.” Dat gaet as volgt.
In een straet wooënt meneer Jansen. Meneer Jansen mót vur z’n werk naer Afrika. Too die weggung zai die teugen z’n mins, as ik annëkómmen bin zal ik een kaertjen sturen. Zoë ëzaid zoë ëdaen. Mar nou wul ’t tooval, of noëdlot zoë je wullen, ankómt bij een are meneer Jansen dee toovallig in dezelde straet wooënt. Dee meneer Jansen was een dag daervur ësturven. Too z’n weduwe ’t kaertjen las stung daer óp, “Bin goeëd annekómmen, mar ’t is wel arg heet hier.”
PHILIPS IN HUIZEN (deel 12) DE MILVA IETS VOOR U !
Woensdagmiddag 8 Juli werd in het Jaarbeursgebouw in Utrecht de Jubileumtentoonstelling geopend: ‘DE MILVA IETS VOOR U !’, ter viering van het tienjarig bestaan van dit korps. ‘Wat had deze tentoonstelling met de N.S.F. te maken’, zult u zich afvragen. Wel dit, dat in de verschillende stands de dagelijkse werkzaamheden van de Milva’s naar voren werden gebracht en tevens – dat was voor ons interessant – de apparatuur, waarmede de dames werken, voor het publiek tentoongesteld was.
Voor automatische telefonie betrof dit twee van de telefoonbedienings-tafels, die wij de afgelopen jaren hebben geleverd. Daar deze tentoonstelling voor het publiek is opengesteld en vele plaatsen in ons land gaat bezoeken, zoals Middelburg, Amersfoort, Alkmaar, Zwolle, Dokkum, Gouda, wordt onze apparatuur voor het eerst aan het publiek getoond, terwijl tot dusver slechts militaire ogen onze producten bezagen.
Onze telefoontafels hadden een aantrekkelijke plaats gekregen met even aantrekkelijke Milvatelefonisten ervoor, die de werking van onze tafels duidelijk aan de aspirant-milva’s uitlegden, om op deze manier de meisjes, die vanaf hun achttiende jaar tot dit korps kunnen toe treden, voor het ambt van telefoniste te interesseren. De verschillende stands zijn zeer goed verzorgd en een bezoek alleszins waard. H.
FLITSLAMP ZONDER HULS
Nadat men er in de Philips-laboratoria in was geslaagd een kleine flitslamp te ontwikkelen, welke in het bijzonder in de kring der amateurfotografen een grote vlucht heeft genomen, wordt thans de vervaardiging van een overeenkomstige flitslamp zonder huls aangekondigd. Deze vereenvoudigde constructie zal wederom tot een welkome prijsverlaging voor de amateur leiden. De nieuwe hulsloze lamp zal met behulp van een eenvoudige adapter ook kunnen worden gebruikt in de bestaande flitsapparatuur voor alle camera’s. Het ligt in de bedoeling begin volgend jaar met deze hulsloze flitslamp op de markt te komen.
Een Milva-telefoniste aan het werk.
EMMETJE'S HOUT Klaas Vos Op de vraag van wie ik er één was heb ik al heel jong leren zeggen: ‘ik ben Klaas van Jan van Klaas van Emmetje.’ “Oh dan ben je een muis’, hoorde ik dan ook wel eens terug. De Klaas in het rijtje – mijn opa – was getrouwd met een dochter uit het qua kindertal zeer rijke gezin Visser, dat de bijnaam ‘muizen’ droeg.
Enfin, ik stamde af van Emmetje. Merkwaardig. Zeker in een mannenmaatschappij. Waarom zij en niet mijn overgrootvader, ook een Klaas. Omdat die Klaas al jong overleed en Emmetje er alleen voor stond met een vijftal kinderen, tot haar dood bijgestaan door mijn opa Klaas, zodat ook mijn vader zijn grootvader nooit gekend heeft. In die tijd en lang daarna kenden we geen verzorgingsstaat. Je was aangewezen op familie, goede buren, hopelijk de kerk en eigen vermogen in beurs en handen. En in grond.
De boerenfamilie Vos bezat land aan en bij de Oud Bussummerweg. Waaronder een perceel bos. Een geschikte leverancier van gemaks- en brandhout. Emmetje sprokkelde hout voor kook- en stookpot, voor het washok en om de winter door te komen. Emmetje had genoeg hout voor anderen, wat ze verkocht of wellicht ook weggaf aan wie geen vermogen in de knip had. Later heeft Emmetje – ik denk na overleg met haar zoon (en dus mijn opa) – het perceel verkocht. De koper toverde het bos om tot bouwplaats voor huis en tuin. Dat huis staat er nog. Het is zo’n huis dat je als kind tekende, althans ik deed dat en dus nog immer een soort droomhuis. En dat huis heeft een gevelsteen gekregen, waarin je een vrouw hout ziet sprokkelen. ‘Emmetjes hout’ staat er in gebeiteld, ter verduidelijking. Hoe vaak ben ik niet langs dat huis gefietst, als kind, als jong volwassene en later in een auto langs gereden. Nooit gezien. Een aantal jaren geleden kwam dat alleraardigste boek over Huizer gevelstenen uit en toen zag ik ‘mijn Emmetje’ in die gevelsteen. Ik vertelde het onder andere aan mijn drie jaar jongere broer Cees. En die bleek het al die tijd te hebben geweten, want hij was jaren de vaste onderhoudsschilder van het huis!
Gevelsteen van Oud Bussummerweg 17, met de afbeelding van Emmetje die hout aan het sprokkelen is.
Op een keer – ik reed voor de zoveelste keer naar en niet alleen langs het huis – trof ik de vrouw des huizes in de weelderige, voor sommigen misschien wat verwilderde tuin, bij de voordeur. En ik sprak haar aan. Ja, het was haar vader die ooit dat huis kocht en als eerbetoon die gevelsteen heeft aangebracht. ‘Oh, uw broer schilderde mijn huis! Zeg maar dat ik hem nog altijd mis. Kan hij niet terugkomen!’ De vrouw bleek zelf ongetrouwd en kinderloos en vertelde spontaan dat een paar neven en nichten op het huis aasden, na haar dood. ‘Ze kunnen niet wachten’, zei ze snuivend en gnuivend. ‘Maar ze zijn nog niet van me af.’ En of ze het krijgen? Ik dacht brutaal, maar durfde die brutaliteit niet verbaal te tonen: kunt u het niet aan mij erflaten?
Grond van de Vossen in dezelfde buurt grensde aan grond dat literaire vermaardheid heeft gekregen. De schrijver Nescio (pseudoniem van J.H.F. Grönloh) en een paar vrienden stichtten begin vorige eeuw de gemeenschap Tames. Het was in die tijd onder cultureel bevlogen jongeren een zekere rage. De meest succesvolle was Walden van Frederik van Eden, bij Bussum. Tames werd geen groot succes en stierf al een vroege dood. Nescio’s ‘aardige jongens’ waren totaal ongeschikt voor harde labeur op schrale grond. In een tuin staat nog een schuurtje uit Tames’ tijd en de naam prijkt nog op een hek bij een ander huis. Opmerkelijk: mijn lievelingsschrijver Nescio en mijn lievelingsopa zijn beiden in 1882 geboren en beiden in 1960 overleden!
Na de oorlog kwam in het gebied een ander soort commune, groter, vreemdsoortiger, tegen wil en dank gettoachtiger: het zogenoemde Ambonezenkamp. Slechts een paneel herinnert aan de plek.
Een gevelsteen heeft dan toch wat meer cachet.
Vind ik. Overigens zou een monument voor vrou-
TERUG IN DE TIJD - herinneringen van Gerda van Zonneveld-Wouda
wen die al vroeg weduwen werden – zeker in een vissersdorp – en moesten sappelen om het hoofd van hun gezin fatsoenlijk overeind te houden, ons dorp niet misstaan.
Ging ik vroeger naar school, dan kon ik vanuit de tuin linksaf of rechtsaf het Grenspad op*. Meestal was het rechtsaf, dan zag je nog eens iemand. Was het linksaf, dan was het stiller op straat. Meestal kinderen die naar de Julianaschool gingen, de laatste school in de Noord. Ik moest verder, meer naar het centrum, naar de Keucheniusschool, de Keu-school zoals hij genoemd werd. De meeste scholen op ons dorp waren op Hervormde leest geschoeid, maar de Keucheniusschool was Gereformeerd. Als ik die linker route nam, ging ik ook bijtijds van huis.
Daar ga ik. De Julianastraat, het eerste huis waar ik altijd even moest nadenken: ‘Rie, wie, jo.’ Hé, Rie, wie, jo, wat zou dat nu te betekenen hebben? Zo jong als ik was wilde ik wel graag de oorsprong van iets weten. Verder maar, de zes jaren dat ik deze weg naar school ging, bleef toch dat ‘Rie, wie, jo’ boeien. Tot aan de zijstraat niets bijzonders. Geb, de melkboer op de hoek, maar dán gebeurde het: opeens rook het heel lekker naar versgebakken brood. En die lucht kwam uit de bakkerij van Braaksma. Voor aan de straat de bakkerswinkel, achter de toonbank mevrouw Braaksma, een beetje fors, smetteloos wit schort, en als ik het goed heb, blond opgestoken haar. In de winkel een hoge glazen toonbank met de vers gebakken broden, en daarnaast de vitrine met gevulde koeken en appeltaartjes. Ze was altijd vriendelijk, en een enkele keer kwam heel even meneer Braaksma om het hoekje. ’t Was natuurlijk niet zo dat ik dan in die winkel stond. Ik snoof elke ochtend die heerlijke lucht op en vervolgde gewoon mijn weg naar school.
Ik beleefde nog wel meer, maar de weg was nog niet gelopen. Aan het eind van de Julianastraat moest ik naar links, en, o heden, daar stond Piet Bans. Vlug daar voorbij, Havenstraat oversteken en gelukkig op het hoekje bij fietsenmaker Veerman de Keucheniusstraat in. Als ik nou veel gezien en beleefd had, ontdekte ik dat het zo stil was, er liepen geen kinderen meer … hoe kon dat nou? Ik was toch op tijd van huis gegaan. Klokslag negen uur klonk de bel, allemaal de groene deur door. Was je daar niet bij, zat de boel op slot. ’t Gebeurde mij niet elke week, maar toch … aanbellen dan maar, wachten tot er een leerling uit de zesde klas opendeed. Daar zei ik natuurlijk niks tegen, liep naar het einde van de gang en stond voor weer een gesloten deur. Aankloppen maar, in ’t gunstigste geval deed iemand van mijn klas open. Dan naar de juffrouw of meester: ‘Zo, en?’ Stoplichten of bruggen hadden we niet in ons dorp, dus dat ging niet. Ik kon moeilijk gaan vertellen over ‘Rie, wie, jo’ of over die lucht van dat brood, nog minder over Piet Bans. Van mijn moeder leerde ik vroeger: Als je iets gevraagd wordt, zeg je maar: ‘Ik weet het niet.’ (Dat was ook heel belangrijk in de oorlog, dit er even tussendoor.)
Na dat ernstige gezicht van de juffrouw of meester kwam dan na vier uur schoolblijven. Dat was te doen. Als ze geen tijd hadden, werd ik gewoon weer naar huis gestuurd. Maar oh, ik zag en beleefde altijd weer wat. Uit school kon ik ook weer naar links of naar rechts. Waarom keek ik altijd zo naar alles? Gewoon van school naar huis kon toch ook? Maar bij mij was dat altijd een beetje spannend!
Huizen 1938-1946
[ *Zie ‘Terug in de tijd’ – in de Ratel van februari 2003, mei 2003 en februari 2004 voor het uitgebreide verhaal in drie delen van mw. Van
Zonneveld waarin zij haar wandeling beschrijft van huis naar school als ze niet links, maar juist rechtsom ging! Met illustraties. Red.]
75 JAAR BEVRIJDING VERHALEN OVER DE BEZETTING EN BEVRIJDING IN HUIZEN
Roelof ter Stege Mijn spannende dagen in oorlogstijd (1940-1945)
Voorwoord
Van de kleinzoon van Roelof ter Stege ontvingen wij vorig jaar diverse documenten, foto’s en toebehoren met betrekking tot zijn verzetsdaden in de Tweede Wereldoorlog, die wij mogen gebruiken voor publicatie in de Ratel. Hiervoor zijn wij hem en zijn familie zeer erkentelijk – het is een belangrijk verhaal in het kader van het herdenkingsjaar 75 jaar vrijheid. Roelof ter Stege heeft een aantal van zijn ervaringen opgetekend die u hieronder kunt lezen.*
Redactie.
Roelof ter Stege. Geboren 22 december 1899 te Zwollerkerspel, echtgenoot van Hendrika Johanna Rundervoort. Wat ik ga vertellen is bestemd voor mijn kinderen: Lammie, geb. 18 november 1926; Gerrit Jan, geb. 6 mei 1930; Thonia A., geb. 2 mei 1934.
Hiermede mijn herinneringen aan de spannende dagen, waarvan ik helaas de juiste data al vergeten ben. In de oorlog was het trouwens ook niet raadzaam data te noteren.
Ik lag met mijn schip, de ‘Eben-Haëzer’, in de Huizer haven aardappelen te lossen voor de Voedselvoorziening (V.B.N.A.). Op een avond kwam een zekere meneer Van der Lugt bij me die een betrouwbare schipper zocht en mij vroeg een vrachtje te willen doen voor hen. Ik vroeg wat voor werk het was, waarop hij antwoordde: ‘Wapens uit Amerika.’ Jullie zullen mijn verwondering kunnen begrijpen. Ik zei hem hierover nog een nachtje te willen slapen.
Ik heb er eerst mijn vrouw over gesproken. Jullie moeder zei: ‘Als je bedenkt dat je vader bent van een gezin, dan raad ik het je af, maar als Nederlandse vrouw zeg ik: doe het.’ Het besluit lag dus volkomen in mijn handen. Ik dacht: er zijn er zoveel die hun leven voor het vaderland hebben gewaagd en nog wagen, zou ik dat niet durven? Je moeder en ik zijn toen op onze knieën gegaan en hebben aan God onze moeilijkheden voorgelegd. De volgende dag kwam meneer Van der Lugt weer, maar nu om naar mijn beslissing te luisteren. Ik heb hem toen mijn ja-woord gegeven. Direct kreeg ik mijn orders: de wapens moesten geladen worden in WestFriesland, in het plaatsje Broekerhaven.
Noot: Aan dit verhaal is diverse malen aandacht besteed in de Huizer Courant en het is deels opgenomen in ‘Huizen in verdrukking en verzet, deel I’ van Jady Snel. (Red.) Als vertrouwensman kreeg ik een zekere meneer De Wit mee van de illegaliteit. (Eerst na de oorlog ben ik te weten gekomen dat dit zijn schuilnaam was, in werkelijkheid was het niet De Wit, maar de ritmeester L.U. de Sitter uit Leeuwarden.) Nu, op een zekere morgen voeren wij de Huizer haven uit met de bestemming Broekerhaven. Eerst moesten we, wanneer we daar aankwamen, naar Enkhuizen gaan en ons vervoegen bij de vishal, waar we met iemand moesten praten over vis. Helaas was de meneer die wij moesten hebben juist een dag tevoren ondergedoken, zodat het voor ons heel moeilijk werd om de juiste man te vinden. Het heeft ons drie dagen gekost voor we de goede man hadden. (Het is misschien wel leuk om te weten, dat we meneer De Wit een schipperspet en dito trui gegeven hadden ter camouflage, maar je kon zo wel zien dat hij nog niet veel op een schipper leek.) Maar hoe wij ook vroegen naar vier kilo vis, niemand nam contact met ons op. Tenslotte zei ik tegen De Wit: ‘Laten we eens vragen naar 42 kilo vis. Dat is een gek getal, je kunt niet weten.’ Zo gezegd, zo gedaan. En we hadden succes. De meneer die we het vroegen zei echter: ‘Waarom moet het nou 42 kilo zijn?’ Ik wist niet zo gauw een antwoord, maar zei ten slotte dat ik een groot gezin had … Waarop die meneer aan ons vroeg: ‘Mag het ook iets anders zijn dan vis, bijvoorbeeld speelgoed?’
‘Jazeker,’ was ons antwoord. Toen moesten we mee naar binnen en kregen daar een duidelijker uiteenzetting. Onze instructies die we kregen luidden: terug gaan naar het schip, met niemand natuurlijk ergens over praten en wachten tot er iemand komt die het schuilgetal 88 noemt.
De volgende dag liep er een meneer langs de kade, die maar steeds naar ons schip stond te kijken. Ik ben de wal eens opgegaan en maakte een praatje met hem. Ik rolde een sigaret (eigenbouw) en vroeg of hij er soms ook een wilde draaien. ‘Nou schipper, heel graag,’ antwoordde hij, ‘het roken is zo duur en je kunt bijna niet aan tabak komen. En dan moet je weten,’ zei hij, ‘ik ben een liefhebber van roken, trouwens m’n hele familie rookt graag. M’n vader bijvoorbeeld was 88 toen hij stierf, maar toen had hij zijn pijpje nog op tafel liggen.’ Ik wist meteen: o, die is van de illegaliteit, maar ja ik moest nu toch ook het getal 88 noemen. Hij zei: ‘Schipper, je hebt een mooi schip.’ Ik zei: ‘ Ja meneer, dat gaat wel, deze heb ik nog maar twee jaar (dat loog ik), mijn vorige schip was maar 88 ton.’ Waarop die meneer op zijn beurt weer zei: ‘Schipper, ik geloof dat wij elkaar moeten hebben.’ Ik zei: ‘Dat geloof ik ook, kom maar eens mee naar de roef, dan kunnen we makkelijker praten.’
We waren nog maar net in de roef of hij haalde uit zijn tas chocolade, Engelse sigaretten (dat was wat anders dan eigenbouw) en een complete kortegolfzender. Hij spande een paar draadjes door de roef en even later was hij met ik weet niet wie in het Engels aan het praten. Ik zei tegen hem: ‘Joh, wat jij doet is levensgevaarlijk, weet je wel dat het op de wal vol Duitsers loopt?’ ‘Heb maar even geen zorgen, schipper,’ zei hij, ‘overal waar ik loop of me bevind is er een lijfwacht van twaalf man om me heen, sommigen van hen zijn gestoken in Duitse uniformen, en het kan best zijn, dat de mensen die jij voor Duitsers aanziet tot mijn bewaking behoren.’ Hiervan had ik niet terug. In ieder geval zou die meneer voor het verdere verloop zorg dragen en ik kreeg weer instructies om maar verder af te wachten.
Op zekere avond kwam die meneer terug. Hij had nog een paar mensen bij zich, iemand van de C.C.D., een commissaris van de politie en de burgemeester van Hoogkarspel, een flinke man: reusachtig, eenvoudig, aardig; echt iemand die in alles meewerkte. De volgende avond arriveerde de eerste partij wapenen (5000 kilo). In totaal moesten we echter 15000 kilo van dit ‘speelgoed’ laden. In ons schip hadden we een goede schuilplaats, waar het kwantum makkelijk in zou kunnen gaan. Als er geen verraad of spionage was zou het best gaan. De volgende avond laadden we de rest van de partij en bedekten de hele zaak met een paar ton aardappelen. Tijdens het laden van de wapens en munitie was de hele kade afgezet door mensen van de ondergrondse beweging plus de lijfwacht in Duits uniform van die meneer. De volgende dag hebben we het schip verder met aardappelen geladen voor de voedselvoorziening. De volgende dag kwam Klaas Schaap (De Biet …) aan boord en zei: ‘Roelof joh, ik kan hier een geslacht schaap kopen en niet te duur, zullen we die samen gaan kopen, dan kun jij hem mooi met het schip mee naar Huizen nemen.’ Ik zei: ‘Nee, Klaas, ik durf het niet aan, als ze ons te pakken krijgen, dan heb je de poppen aan het dansen.’ Ik ging de wal op een paar boodschappen doen en Klaas bleef bij de knecht in de roef nog wat praten. Tegen De Wit zei hij o.a.: ‘Roelof is altijd zo bang, hij durft nooit iets …’ Meneer De Wit dacht: Klaas je moest eens weten waar jij bovenop zat, dan zou je wel anders praten. (En Klaas zat er bovenop, want jullie moet weten, dat de geheime bergplaats zich onder de roef bevond.)
men. Toen we langs de pont voeren riep iemand: ‘Schipper, kom je van Delft?’ ‘Ja,’ schreeuwde ik terug. ‘Dan moet je niet lossen aan de Eemdijk, maar in Eemnes. Onderweg waren we nog en keer aangehouden door een schip van de Wasserschutzpolizei, maar onze papieren waren in orde bevonden. Wij hebben de wapens in Eemnes gelost en zijn de volgende dag naar Huizen gevaren, waar de aardappelen zijn gelost. De eerste reis zat erop.
De volgende twee reizen heb ik weer 15 ton wapens en munitie meegenomen, zodat er met mijn schip totaal 45 ton ‘speelgoed’ over het IJsselmeer is vervoerd. Ook hebben we met de Eben-Haëzer nog eens een partij van 60 ton contrabande vervoerd van Enkhuizen naar Huizen. Dit zat zo: de ondergrondse had een koelhuis van de Duitsers leeggeplunderd in Enkhuizen. Het geplunderde bestond in hoofdzaak uit boter, kaas, eieren en worst. Ook deze lading is in Huizen aangekomen en daar verder door de ondergrondse verdeeld over het hele Gooi.
Op een van mijn reizen van Drenthe naar Huizen heb ik vijf politieke gevangenen uit Duitsland (Meppen) gehaald en meegenomen naar het Gooi. Dit was heel mooi en zeer dankbaar werk. Ik had deze vijf mensen in de schuilplaats terwijl ik de heren van de landwacht aan boord kreeg in Erica. Die reis hebben de ‘heren mensenjagers’ zeven keer m’n schip doorzocht zonder echter de vluchtelingen te vinden. Soms moet je lachen om genoemde heren. In Hoogeveen bijvoorbeeld vroeg landwachter nummer één: ‘Schipper, heb je nog iets anders aan lading aan boord dan aardappelen?’ Ik antwoordde natuurlijk van neen. Waarop landwachter nummer twee zei: ‘Schippers zijn niet te vertrouwen.’ Ik zei: ‘Ja man, een schipper heeft nu eenmaal een slechte naam, maar ik zeg toch ook niets van jullie. Wat dat betreft kunnen we elkaar dus wel de hand geven.’ Ze begonnen te lachen en hebben me verder met rust gelaten. Wat landwacht en S.S. betrof was het ook lang niet pluis in Zwartsluis. De schippers die we op het kanaal tegenkwamen zeiden: ‘Ter Stege, als je iets aan boord hebt wat niet mag, gooi het maar overboord, want je krijgt in Zwartsluis een heel zware controle. Ja, dacht ik, dat is makkelijker gezegd dan gedaan, je kan toch moeilijk vijf mensen overboord gooien …?
Nu, de schippers hadden niet overdreven, de controle was inderdaad zeer scherp. We kregen iemand van de S.S. vergezeld van een landwachter aan boord welke laatste schipper was, die dus ook de verstopplaatsjes op een schip zo’n beetje kende. Ondanks dat vroeg die kerel me van alles, op een gegeven moment zei ik ten hem: ‘Joh, jij hebt ook niet veel verstand van schepen, anders zou je me al die onzin niet vragen.’ Hij hield verder zijn mond dicht en zocht verder. Na een poosje gingen ze weg, maar nog geen tien minuten later kwam een Duitser zeggen dat we nog niet verder mochten varen want dat we opnieuw controle zouden krijgen. Toen schrok ik hevig, ik ging naar de vijf vluchtelingen en zei dat er nog eens gecontroleerd zou worden. Zelf ging ik met de knecht boodschappen doen, dat zei ik tenminste tegen de schipper die naast ons lag, terwijl ik hem de sleutel van de roef gaf en hem er verder bij zei, dat als de Duitsers zouden komen, hij de sleutel maar moest afgeven. Wij gingen een eind verder op een sleepboot staan, zodat we de ‘Eben-Haëzer’ goed konden zien en opletten wat er gebeurde. En ja hoor, na verloop van tijd kwamen ze vier man sterk. Ik kneep hem jongens, maar gelukkig gingen ze eerst in het vooronder kijken, dat vond ik niet erg, daar was toch niets te vinden. Ze bleven een hele tijd beneden en hebben alles blijkbaar goed nagezocht. Plotseling zagen mijn knecht en ik ze weer boven komen en liepen ze naar de roef. Morrelden aan de deuren, keken door de ramen, maar zagen kennelijk niets verdachts. Goddank maakten de jongens kennelijk geen geluid, want nadat de Duitsers nog eens door de ramen hadden gekeken, verlieten ze het schip. Er viel een pak van mijn hart. jullie zult begrijpen dat we weer gauw aan boord waren … Een uur later kregen we bericht dat we door mochten varen. Ik geloof niet dat ik een Duits bevel ooit zo snel heb opgevolgd.
Toen we goed en wel in zee waren heb ik de jongens boven geroepen, het waren allemaal volwassen kerels, maar ze liepen te huilen als kleine kinderen. Zelf had ik ook moeite om mijn tranen te bedwingen. Deze mensen hebben me verhalen verteld over hun concentratiekamptijd die nauwelijks te geloven waren. Eindelijk kwamen we in Huizen aan en Gode zij dank was deze reis ook weer volbracht. (Later hebben ze me een gedicht over deze reis gegeven, waarvan ik jullie een afschrift zal geven. Zie bladzijde 12) De volgende reis was de volgende: ik moest 90 ton tarwe halen uit Groningen, deze tarwe was bestemd voor de ‘Wehrmacht’ in Amsterdam. Zo
luidden tenminste mijn papieren. Maar in werkelijkheid moest ik zorgen dat ze ook weer in Huizen kwam waar de tarwe ook weer voor de ondergrondse in het Gooi bestemd was. Het is me het reisje wel geworden. Och, aanvankelijk ging alles goed. Op mijn papieren stond toch dat ik moest laden voor de Duitse Wehrmacht. We gingen dus leeg van Huizen naar Groningen, via Lemmer. We werden vlug geladen, konden direct vertrekken en alles leek goed te gaan tot we in Stavoren kwamen. Daar had je de poppen eerst recht aan het dansen. Jullie moet eerst weten, dat we die reis met vijf mensen aan boord waren namelijk. Een meneer voor de lading, een zekere Belmer van de C.C.D., meneer Lette van de C.D.K. en een zekere meneer Krol, die meeging om generatoren te kopen voor ziekenhuizen, mijn stuurman en ik (zo stond het tenminste op de bemanningslijst).
Goed, we kwamen dus in Stavoren aan. Ik moest me zoals het de gewoonte was vervoegen bij de havencommandant. Dit was een zeer fanatieke jonge officier. Ik vertrouwde hem al direct niet. Hij mocht mij kennelijk ook niet, want voordat ik nog maar iets had kunnen zeggen, begon hij me al uit te vloeken. Het ontvangst was dus niet wat je noemt direct hartelijk. Onder veel getier en geraas (z’n meisje had hem zeker in de steek gelaten) vertelde hij me dat hij m’n scheepspapieren, vrachtbrieven en bemanningslijst wilde zien. Toen hij alles had bekeken zei hij: ‘Schipper, als je nog meer personen aan boord hebt dan op de bemanningslijst staat, schiet ik je dood.’ Ik zei hem dat de er zich geen mensen behalve de geregistreerde op mijn schip bevonden. Dit zou onderzocht worden. Ik vroeg hem of ik die vijf mensen soms moest halen. Toen maakte de officier zich zo kwaad dat hij achter zijn bureau vandaan kwam en me in de hoek trapte, terwijl hij me toeschreeuwde, dat ze die vijf mensen zelf wel van het schip zouden halen. De officier maakte zich, ik weet echt niet waarom, steeds woedender op me, want toen een van zijn mannetjes op pad gestuurd werd om vijf mensen te halen, kwam hij weer achter z’n bureau vandaan en bonsde me nog een paar keer met mijn hoofd
tegen de muur aan …
Goed, na verloop van tijd kwamen m’n bemanningsleden opdagen en keken, zo ik later hoorde, vrij beteuterd toen ze mij zo in de hoek zagen staan als een schooljongen. Ze moesten allemaal naast elkaar in de houding gaan staan en ik moest me ook omdraaien. De officier vroeg me met ingehouden woede of ik deze mensen allemaal in dienst had, waarop ik bevestigend antwoordde, omdat ze op mijn bemanningslijst stonden. Dat antwoord was kennelijk weer totaal verkeerd, want nu begon hij in voor mij onverstaanbaar gekrijs te schreeuwen. Ik bleef echter doodkalm, wat zeker nog meer op de man zijn zenuwen werkte, want plotseling greep hij zijn revolver, ging vlak voor me staan, terwijl hij me toegilde dat hij het volste recht had om me dood te schieten, omdat ik hem stond voor te liegen. Heel kalm vroeg ik hem toen wat ik dan wel had gelogen? Hij zei: ‘Heb je deze mensen in loondienst?’ Waarop ik ontkennend moest antwoorden. ‘Nu mens, dan sta je toch te liegen’. Hij kwam weer naar me toe en begon nog eens gevaarlijk met zijn revolver te zwaaien. Hij brulde mijn bemanningsleden toe dat ze niet meer naar het schip terug mochten. Na een paar uur van heen en weer gepraat (de Duitser was inmiddels weer wat kalmer geworden) kregen de heren plotseling toestemming om mee te varen, maar ze moesten zich zo gauw we in Amsterdam waren, bij de Wehrmacht melden.
Eindelijk mochten we weer naar boord terug, maar mijn papieren kreeg ik niet terug, want eerst moest het schip nog doorzocht worden op eventuele onderduikers en op contrabande. ‘Meneer’ de officier verwaardigde zich in hoogst eigen positie de onderzoekingstocht te leiden. Alle pakjes die ik voor mensen meegenomen had werden met grote dolken kapotgesneden op de bolders, waardoor veel van het kostelijke voedsel verloren ging. Plotseling greep hij een betrekkelijk groot pakje. Hij vroeg me wat erin zat. Ik zei: ‘Een oude accu.’ (Dat hadden de mensen die me het pakje hadden meegegeven me ook gezegd.) hij sneed het op dezelfde manier als boven beschreven open en toen zat er geen accu in, maar tindraad. Over deze vondst kreeg meneer de officier het weer op z’n zenuwen. Ik moest weer mee naar kantoor. Daar heb ik hem aan het verstand kunnen brengen dat niet ik, maar de afzender aansprakelijk was voor de inhoud van het pakket. Ook dit werd voor aannemelijk aanvaard. Het laatste beetje vertrouwen dat hij in me had was kennelijk nu ook verdwenen, want ik kreeg bevel met m’n schip naar de buitenhaven te varen, waar het schip helemaal overgeladen zou worden in een ander schip om te zien of er nog meer verborgen waar onder de lading vandaan zou komen. Door voor mij nog steeds duistere omstandigheden, kwam er plotseling ’s avonds een militair ons vertellen dat we naar Amsterdam mochten vertrekken, gelijk met nog twee andere schepen die bij ons op zij lagen. Wij vertrokken dus als derde schip.
Ze hebben hun vergissing kennelijk gauw bemerkt en vanuit Stavoren naar Enkhuizen gebeld (hier lagen de schepen van de Duitse waterpolitie) dat ze het derde schip, dat voorbij voer aangehouden en opgebracht moest worden; ze konden niet weten dat wij tussen Stavoren en Enkhuizen één schip voorbij gevaren waren. De Wasserschutzpolizei hield namelijk het schip dat wij voorbij gevaren waren aan en sleepten dat naar Enkhuizen. Inmiddels was het donker geworden en eer ze hun tweede vergissing bemerkt moeten hebben, waren wij al een eind weg. We hebben die nacht nog wel even in de benauwdheid gezeten, toen een paar uur later door politieschepen met zoeklichten de zee werd afgezocht. Ik had echter, zo gauw toen het donker begon te worden, een andere koers genomen, richting Harderwijk en de Duitse schepen zochten in de hoofdzaak in de koers naar Amsterdam. We zijn dus wel door de mazen van het net gekropen.
Toen we in de buurt van Harderwijk kwamen, hebben we een nieuwe koers genomen in de richting van Huizen. Voor de wal van Huizen aangekomen, moesten we voor de haven in verband met de duisternis blijven liggen. Heel vroeg in de ochtend, toen het een beetje begon te dagen zijn we vlug de Huizer haven – onze bestemming – binnengeglipt. Na een week was de oorlogstoestand zo ver gevorderd dat de voedselvliegtuigen overkwamen en de Duitsers wel iets anders te doen hadden dan te zoeken naar een lading tarwe welke bestemd was voor de Wehrmacht, maar die plotseling met schip en bemanning was verdwenen. God had ons ook deze reis gespaard – Eben-Haëzer.
Verder heb ik in Zwartemeer nog eens een Amerikaans afgeschoten piloot helpen onderduiken. (Deze is in Amerika teruggekomen, waarvan ik na de oorlog bericht heb ontvangen.) Ook het lichaam van een Engelse piloot, die ik op het IJsselmeer vond en minstens drie maanden in het water had gelegen, heb ik op een van mijn tochten mee naar Huizen genomen. Deze is door de Duitse autoriteiten in Hilversum begraven. Op 30 april 1945 hebben wij nog een poging gedaan, de haven van Huizen te blokkeren, waarbij meneer De Vries, de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten van Huizen, aanwezig was. Deze poging is echter mislukt.
Enige gedeelten uit dit verslag zijn opgenomen in het Gedenkboek der LO L.K.P. Uitgegeven bij Blankevoort te Amsterdam. http://www.lo-lkp.nl http://www.lo-lkp.nl/het-grote-gebod-deel-1/ i-hoofdstuk-1/voorwoord-opdracht-inhoud.html
Eben-Haëzer betekent: "Tot hiertoe heeft de Heer ons geholpen".
Nawoord
Roelof ter Stege ontving voor zijn moed op 5 april 1950 het Mobilisatie-oorlogskruis. De Huizer Courant schreef op 6 mei 1950 hierover onder andere: “Dit kruis is op de juiste plaats terechtgekomen! Niet alleen heeft deze schipper aan de voedselvoorziening te Huizen en elders onschatbare diensten bewezen, maar vele malen heeft hij ook zijn leven gewaagd voor de goede zaak. Hoewel hij in de oorlog nooit aangesloten is geweest bij enige illegale groep, wist men hem toch steeds te vinden, als er wat gevaarlijks te verrichten was. Hij behoorde tot de mensen die niet veel praatten, maar deed! Nooit weigerde hij, wanneer men in moeilijke ogenblikken een beroep op hem deden. Hij stond gereed, als het ging om de zaak van het vaderland. Het publiek merkte dat zo niet: hij immers praatte er niet over. Ook trachtte hij niet, zoals zovele anderen, na de bevrijding op de voorgrond te treden. Integendeel, hij trok zich terug. Hij had zijn plicht gedaan.”
Huldiging Roelof ter Stege Paleis op de Dam 24 juni 1954.
Kruis van Verdienste (links) en Mobilisatie-oorlogskruis (rechts). Op 24 juni 1954 ontving Roelof ter Stege in de Burgerzaal van het Paleis op de Dam het Kruis van Verdienste uit handen van Prins Bernhard. De Telegraaf, Trouw en Gooi en Ommeland schreven hierover. In de Huizer Courant stond onder andere: “De prins begon met een toespraak tot alle aanwezige decorandi. In het bijzonder herdacht hij hen, die wel waren onderscheiden, maar deze onderscheiding niet persoonlijk in ontvangst konden nemen, omdat zij in de strijd om het behoud van ons Vaderland gevallen zijn. Ook dacht hij aan hen, die zeker een onderscheiding hadden verdiend, maar wier daden nooit bekend waren geworden. Ook hen was hij dankbaar voor alles wat zij gedaan hadden. Vervolgens ging de Prins over tot de persoonlijke uitreiking. Zo kwam ook de beurt van de heer Ter Stege. Opvallend hierbij was hoe goed de Prins zich op de hoogte had gesteld van ieders persoonlijke daden. De Prins noemde tegenover de heer Ter Stege uit het hoofd de feiten waarvoor hij hem thans mocht onderscheiden. Het was voor de gedecoreerde een moment in zijn leven dat hij niet licht zal vergeten. “Je hebt je dapper gedragen.” Aldus besloot de Prins zijn gesprek met de heer Ter Stege. Hij speldde hem vervolgens het eremetaal, het Kruis van Verdienste, op de borst en nam met een stevige handdruk afscheid. Diep onder de indruk luisterde men daarna naar het spelen van het Volkslied.”
In 1961 overleed Roelof ter Stege in de leeftijd van slechts 61 jaar.
DE PHOHI- ZENDERS (deel 3) door Dick Kos
De bestemming van het leeggekomen zenderpark
In deze serie van drie delen zocht ik vooral naar verhalen over de Phohi-zenders die niet eerder zijn opgeschreven of die onderbelicht zijn gebleven. In deel 1 had ik wat wetenswaardigheden over de Phohi-zenders vermeld, gerelateerd aan ons dorp. In deel 2 ging het over de betonplaat die in de oorlog door de Duitsers is gestort bij de Phohi-zenders. Deel 3 gaat over de bestemming van het leeggekomen zenderpark, na de sloop van de masten.
midden van de jaren zestig staan, in één van de gebouwen heb ik zelf nog op de kleuterschool gezeten. Toen de “Woelige hoek” op de Edisonstraat werd geopend, gingen de kleuters, waaronder ikzelf, daarnaartoe, en werd het voormalige zendgebouw verlaten.
Huizen bleef zenderloos na het neerhalen van de masten, al hadden enkele radiopioniers hun oog op het leeggekomen zenderpark laten vallen. Een aantal radiohandelaren kwamen in oktober 1959 bijeen omdat zij zich wilden verenigen in een bond van vrije radiohandelaren. De handelaren ergerden zich destijds aan de door de fabrikanten vastgestelde prijzen van radio- en televisietoestel- 15 DE RATEL / DECEMBER 2020 De Wereldomroep had de taken van Radio PHOHI in 1947 overgenomen. Het zenderpark bleef daarna nog ruim tien jaar staan. Er was in die tijd wel doorlopend sprake van een totale opheffing van het Huizer zenderpark. In september 1958 zijn de zendmasten gesloopt. De masten zouden van boven naar beneden gesloopt worden. Ze waren opgebouwd uit demontabele stukken. Toen de eerste mast boutje voor boutje werd afgebroken, kwam men tot de conclusie dat deze methode te arbeidsintensief was. Daarna werden zowel de houten en de stalen masten los op de poten gezet en omgetrokken met een kabel. Een heel spektakel.
De zendergebouwen bleven daarna nog tot na het len. Ze wensten zich niet langer te onderwerpen aan de toen geldende regels van importeurs en fabrikanten.
Onder hen waren de handelaren L.M. Slootmans, Max Lewin, Henk Oswald (tevens importeur van zendmateriaal) en Dirk Verwey (ook eigenaar van textielonderneming Universum in Hilversum). Ze vonden dat er ook plaats moest zijn voor een vrije radiozender, waar reclameboodschappen zouden worden afgewisseld met lichte muziek. De programma’s zouden dan zo aantrekkelijk mogelijk worden gemaakt voor de luisteraars, en er zou in geen geval godsdienst of politiek te horen zijn. Volgens de oprichters werd het volk daar al mee overspoeld door de publieke omroepen. De door hen bedachte radiozender zou de verkoop van radiotoestellen bovendien stimuleren. Ze richtten de Vrije Radio Omroep Nederland (voortaan VRON genoemd) op.
De VRON wou net als het destijds populaire Radio Luxemburg, allereerst een zender vanaf land en had het oog laten vallen op het verlaten zenderpark van PHOHI. Op 4 november 1959 had de VRON op het ministerie van Verkeer en Waterstaat een request ingediend, waarin vergunning werd gevraagd voor de exploitatie van een commercieel radiozendstation in Huizen. Kees Manders, liedjeszanger en eigenaar van een cabaret in
Amsterdam (broer van Tom Manders die als Dorus bekend stond), was woordvoerder van VRON. Hij maakte bekend, dat er in Duitsland een vijf KWkortegolfzender was gekocht, en dat men met een golflengte van 31 meter wou gaan zenden. Overigens werd ook al meteen bekend gemaakt dat de VRON ook zonder een zendvergunning zou gaan uitzenden. De VRON zou dan naar Deens voorbeeld, vanaf een schip, buiten de territoriale wateren gaan uitzenden. Voor de Scandinavische kust lagen toen al een aantal jaren de zendschepen van Radio Mercur en Radio Syd.
Het ontduiken van de wet door buiten nationaal grondgebied te gaan uitzenden, waarbij de medewerker niet strafbaar was, was een optie. Het aanvragen van een machtiging volgens de Telegraaf- en Telefoonwet voor een zender op land, bleek zinloos omdat het om een particuliere onderneming met een duidelijk winstmotief ging. De overheid moest in 1959 nog niets hebben van commerciële radio of televisie.
verder te lezen dat de aanvraag van VRON geen kans heeft, omdat het voormalig zenderterrein in de naaste toekomst bebouwd zou gaan worden. Een groot uitbreidingsplan, ontworpen door prof. Froger uit Delft, voorzag op het voormalig zenderterrein in de bouw van 300 woningen, tien winkels (het latere PHOHI-winkelcentrum) en een school. De nog aanwezige zendergebouwen kwamen zeker niet als studio voor de VRON in aanmerking. De gemeente Huizen had er zeggenschap over en bestemde één van de gebouwen al tot schooldependance, in afwachting van de te bouwen tweede openbare lagere school (dat werd de Jan Ligthartschool tegenover de PHOHI-flat).
De bebouwing van het zenderterrein in 1967, met de zendergebouwen er nog op, op de voorgrond De Jan Ligthartschool, en daarachter de kleuterschool de Zonnebloem, links het noodgebouw van de Zenderkerk, en rechts de woningen van de Studiostraat en op de achtergrond nog de geheel onbebouwde Oostermeent.
Nee, men geloofde in Huizen toen niet in een VRON-zendstation op de plaats waar eens radioprogramma’s werden gemaakt voor het toenmalige Nederlands-Indië. De eigenaresse van de grond, de vereniging van erfgooiers “Stad en Lande van Gooiland”, wou het hele zenderterrein in cultuur gebracht zien voor de landbouw en mogelijk een half miljoen gulden verdienen met zandverkoop. De gemeente was ervan overtuigd dat zij de onteigeningsprocedure zou gaan winnen en dat er woningen zouden worden gebouwd. Burgemeester P. van Driel had destijds een hartelijke lach voor de VRON-plannen. In de gemeenteraad is er geen woord over gerept.
De aanvraag van de VRON werd afgewezen en zoals aangekondigd werd er vervolgens een schip (de Borkum Riff) aangekocht dat buiten de territoriale wateren voor de kust bij Scheveningen kwam te liggen. Vanaf 21 april 1960 ging men uitzenden vanaf dat schip op 192 meter in de middengolf.
VRON-Veronicaschip in 1960
De programma’s werden opgenomen in de studio, die in een oude kosterswoning aan de Zeeweg 27a te Hilversum werd gevestigd. De programmabanden werden in waterdichte tonnen gedaan en werden naar Scheveningen gebracht waarna ze met de tender naar het zendschip werden vervoerd en daar uitgezonden konden worden. Op het schip zat een complete bemanning, zendertechnici en een nieuwslezer. Wat men deed was toen eigenlijk volledig legaal – men had geen zendvergunning nodig om zo te werken. Het was een “offshore” radiostation. Omdat het schip buitengaats lag, met een Panamese vlag erop, adviseerde een jurist om Nederland in de naam Vrije Radio Omroep Nederland weg te laten. Men bedacht toen de naam Veronica omdat de letters van VRON daarin zaten en ook naar aanleiding van het kinderversje "Het zwarte schaap Veronica" uit de boekjes van Annie M.G. Schmidt.
In het begin liep het niet echt goed, er was geen leiding, de adverteerders bleven weg, er was geen geld genoeg. Dirk Verwey en zijn broers Bull en Jaap hebben er toen nog geld ingestoken en werden de nieuwe eigenaren. Met de komst van concurrentie uit Engeland, waar in 1964 meerdere radiostations vanaf schepen en verlaten oorlogsforten voor de Engelse kust verschenen, werd Veronica volwassen. Programmaleider Willem van Kooten (Joost den Draaijer) heeft toen een studiereis naar Amerika mogen maken en kwam terug met ideeën om het station nog commerciëler te laten zijn. Er kwam een wekelijkse hitparade, de top 40, om de platenverkoop te peilen, en er kwamen jingles, t-shirts, en later ook een drive-in-show, en horizontale programmering.
Het bekende Veronicaschip "Norderney" .
Omdat de populariteit van de zeezenders overal een bedreiging vormde voor de nationale omroepen, werden anti-zeezenderwetten ontwikkeld en geregeld in het zogenoemde verdrag van Straatsburg. Als landen dit verdrag ondertekenden, werd medewerking aan radio- en/of tv-uitzendingen vanaf vaar- en vliegtuigen in internationale wateren verboden. In Engeland, waar een wildgroei van Offshore-radiostations ontstond en er zelfs een directeur van een radiostation in het huis van zijn concurrent werd doodgeschoten, werd het Verdrag van Straatsburg al in 1967 ondertekend en was het in augustus 1967 afgelopen met de Engelse piratenstations. De Nederlandse regering bleef gedogen, omdat Veronica zo populair was.
Een aantal Radio Noordzee-medewerkers voor de hofstede Oud Bussem, met 2e van links programmaleider Tony Berk en geheel rechts John de Mol sr., directeur van Radio Noordzee. Er kwam een nieuw schip genaamd Norderney en er werd een nieuw studiogebouw betrokken, villa Laapershoek aan de Utrechtseweg in Hilversum (tegenwoordig hotel Laapershoek). De Zwitsers Meister en Bolier begonnen in het begin van de jaren 70 met Radio Noordzee Internationaal, die met een nog sterkere zender vanaf zee begonnen uit te zenden, met een nog groter bereik dan Veronica. Veronica was toen hoofdzakelijk in het westen en midden van het land goed te ontvangen (later toen men in 1972 overging naar de golflengte 538 meter, was ook het oosten van het land niet meer verstoken van de Veronica-programma’s); Noordzee had een bereik dat nog verder ging dan het gehele land.
De studio van Radio Noordzee, waar de programma’s werden opgenomen alvorens ze naar het zendschip zouden worden gevaren, bevond zich overigens in de boerderij Oud Bussem aan de Flevolaan in Huizen, in een idyllische omgeving, in het gebouw waar ook het Strengholt-concern gehuisvest was. Op 15 mei 1971 werd er een bomaanslag gepleegd op het zendschip MEBO 2 van Radio Noordzee. Wonder boven wonder raakten de medewerkers aan boord niet gewond. Er brak wel brand uit. Later bleek dat de directie van Radio Veronica, na een zakelijk geschil met de eigenaren van Radio Noordzee, opdracht had gegeven om het schip binnen territoriale wateren te laten komen, zodat er beslag op kon worden gelegd. Dit pakte geheel verkeerd uit. Veronica-directeur Bull Verwey kreeg een jaar gevangenisstraf.
En de regering ging zich toen serieus buigen over ondertekening van het Verdrag van Straatburg. Het kwam op de politieke agenda. De bomaanslag had een groot negatief effect op de populariteit van Veronica. Programmaleider Rob Out heeft vervolgens met allerlei acties golven van emotie over de hoofden van de luisteraars uitgestort, maar het mocht niet meer baten. De strijd om het behoud van Veronica, die veel jongeren van toen zich nog goed kunnen herinneren, werd verloren. In januari 1974 nam ook de Eerste Kamer de antizeezender-wetten aan. Op zaterdag 31 augustus 1974 moesten de zeezenders Veronica en Noordzee hun uitzendingen staken. Een week eerder werd in Huizen door KVP-minister Harry van Doorn, die in het kabinet Den Uyl de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk was, de opening verricht van het sportcentrum De Bun aan de Bovenweg in Huizen. De toen aanwezige jongeren hebben hem daar uitgejoeld en toegeschreeuwd: "Veronica moet blijven!"
Van Doorn was een groot voorvechter van het laten verdwijnen van de zeezenders. Doorgaan kon niet, want medewerking vanaf land was strafbaar geworden. Naast het maken van programma’s vanaf land zou ook het vanaf land bevoorraden van het schip strafbaar zijn, maar ook zou adverteren niet meer legaal zijn. De Vlaamse zeezender Mi Amigo ging overigens nog een aantal jaren door, omdat ze de studio hadden verplaatst naar Spanje, dat als enig Europees land het Verdrag van Straatsburg niet had ondertekend. Veronica kwam na een aantal afwijzingen door minister Van Doorn, en na een uitspraak van de Raad van State, in 1975 terug als Veronica Omroep Organisatie, en zou binnen het publieke omroepbestel binnen 10 jaar uitgroeien tot de grootste omroep van Nederland. In de jaren ’90 zijn ze uit het bestel gestapt omdat commerciële radio en televisie in Nederland toen wel toegestaan werd.
Tot zover de geschiedenis van de zeezenders in een notendop. Het leest als een jongensboek.
Terug naar PHOHI: stel dat VRON in 1959 wel een vergunning had gekregen voor het uitzenden vanaf land. Dan had die hele radiorevolutie die we in de jaren ’60 hebben gehad met de opkomst van de popmuziek en jongerencultuur, zijn basis in Huizen gehad. Je kunt weleens dagdromen over wat we gemist hebben.
De naam Radio Phohi kwam in Huizen nog een keer terug toen in de jaren ’90 de lokale omroep van start ging. De oprichters vonden dat ze gezien de historie niet om die naam heen konden. Doordat de lokale omroep later een streek- en regionale omroep werd, moest men die naam laten vallen voor 6FM en nu NH ’t Gooi.
Dank aan Juul Geleick, stichting Norderney, die de krantenberichten uit het archief van de stichting opzocht en aan mij deed toekomen.
De Stichting Norderney stelt zich tot doel het culturele en historische erfgoed van Radio Veronica uit de periode 1959 - 1974 te conserveren en te beheren.
Zie www.norderney.nl
HET TRAPGEVELPAND NAAST DE OUDE KERK Ineke Westdorp Tijdens mijn onderzoek naar het trapgevelpand aan de Voorbaan/Boerensteeg kwam ik foto’s van nog een trapgevelpand tegen dat ooit naast de Oude Kerk heeft gestaan. Helaas is dit pand in 1909 afgebroken en zelfs het pand dat daarna op die plek kwam is er al niet meer. Hier staat inmiddels het pand waar de laatste jaren op de begane grond PHOENIX verf en glas in was gevestigd.
Na afbraak van het trapgevelpand is daar door de nieuwe eigenaar, Jacob Schaap (bijnaam Potloodje) een woning gebouwd. In 1934 heeft zijn zoon Hendrik, die bakker was, het pand laten aanpassen en werd het woonhuis-bakkerij-winkel. Van deze verbouwing heb ik in het Streekarchief te Naarden mooie tekeningen gevonden behorende bij de vergunning. Ook van Jacob Schaap heb ik aardige documenten gevonden b.v. grondruil met de Gemeente i.v.m. het verbreden van de straten, vastgelegd bij notaris F. Kat.
Voor de afbraak van het trapgevelpand zijn van de voorzijde nog mooie tekeningen gemaakt: één schets en één keurig uitgewerkt.
Jacob Schaap was een van de grondleggers van de Mayonna fabriek.
Van het pand zijn twee ansichten bekend en er zijn diverse tekeningen gemaakt door kunstenaars zoals Herman van der Kloot Meijburg, Tijmen Moll en Cor Visser.
Rond 1900 hebben de heren G. van Arkel en A.W. Weissman voor het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG) te Amsterdam het Gooi en ook het dorp Huizen bezocht. Zij beschreven uitgebreid de Oude Kerk, maar zij hadden slechts anderhalve regel nodig voor de rest van het dorp: In het dorp ziet men een gevel in gebakken en gehouwen steen van 1633, en een gevelfragment van 1649.
Jacob Schaap heeft het pand gekocht van Jannetje Slokker (1855-1918) gehuwd met Dirk Goedhart (1852-1935). Jannetje was de enige erfgename van haar ongehuwde broer Gerrit Slokker (1854-1904).
Tussen 1904 en 1909 moet het pand verkocht zijn, maar tot op heden kan ik in het notarieel archief hier niets van vinden, noch in Naarden noch in Hilversum.
Mocht het bij een lezer bekend zijn bij welke notaris en op welke datum deze overdracht heeft plaats gevonden dan hoor ik het heel graag.
Jannetje en Dirk hadden vijf kinderen, waarvan de jongste – Mijndert – kapper was op de Achterbaan. Zowel Jannetje als haar broer Gerrit verhuurden het pand in vier delen.
Gerrit was kleermaker en woonde volgens het Bevolkingsregister van 1888-1919 op hetzelfde adres als kleermaker Dirk Kos (1847-1922) de ongehuwde zoon van Jacob H. Kos en Jannetje Boor. Adres hierbij was B11a = in 1929 Valkenaarstraat 11. Gerrit staat eerst vermeld als ‘schoolleerling’ daarna als ‘kleermaker’. Als huishoudster staat hierbij vermeld Geertje Tewiszen (1847-1930). Zij was een zuster van Stijntje Tewiszen, die met haar dochter en schoonzoon Jacob Rebel in het trapgevelpand aan de Voorbaan/Boerensteeg woonde.
Gerrit had het pand bij de kerk verworven na het overlijden van zijn vader Jan Gerritsz. Slokker (1812-1884). Ook van deze boedelverdeling kan ik in het notarieel archief niets vinden.
Jan Gerritsz. Slokker was ook kleermaker en gehuwd met Jannetje Ridder geboren in 1815 te Weesp en overleden te Huizen 1880. Zij kregen drie kinderen: Gerrit, Jannetje en nog een zoon Mijndert, maar hij is maar één jaar geworden.
De openbare verkoping was ten overstaan van notaris P. Munnikhuizen. Dan verwacht je dat de verdere afhandeling na dit overlijden door dezelfde notaris is geschied, maar hiervan kan ik geen akte vinden.
Jan Gerritsz. Slokker was een zoon van Gerrit (17851840) en Annetje Harmensz. Brasser (1780-1827). Van vader Gerrit en zoon Jan heb ik in het archief te Hilversum nog een aardig proces verbaal gevonden uit 1830:
Jan Gerritsz. was als kleermaker in de leer bij Willem Wiegers te Laren. Maar Gerrit vond dat zijn zoon daar te veel vrijheden kreeg, die niet strookten met zijn opvattingen. Hij wilde zijn zoon weer huiswaarts krijgen en schakelde om dit te bereiken zelfs de burgemeester van Huizen – Hendrik Rebel – in.
In het kadaster staat Jan G. Slokker lange tijd vermeld als eigenaar van het pand dat hij verhuurde. Het is mij nog niet duidelijk hoe hij dit pand verworven heeft en wanneer.
Het begin van het kadaster is vaak wat rommelig en er ontbreken delen. Ook heb ik de indruk dat het vaak van eigenaar is verwisseld en hierbij valt regelmatig de naam Snijder.
In 1824, het eerste duidelijke en betrouwbare deel van het kadaster staat Hendrik Maatjes als eigenaar, hij was gehuwd met Jannetje Snijder. Daarvóór staat Adrianus Petruszn. Kooij vermeld, hij was gehuwd/gescheiden met/van Marretje Snijder.
Daarvoor worden Joost van der Wal genoemd, Lambert Jac. Vos, Jacob Lambertsz. Klink gehuwd met Antje Lammerts Volkerden en de eerste eigenaar die ik gevonden heb is Lambert Klaaszen Volkerden (1739-1800) gehuwd met Trijntje Groeneveld uit ’s Graveland.
Op 30-10-1801 verschenen voor de Schout en Schepenen de erfgenamen van Lambert Klaaszen Volkerden die verklaarden het pand verkocht te hebben aan Lambert Jac. Vos.
Hierin wordt een koopcedulle vermeld gedateerd 20 november 1800. Hoopvol ging ik hiernaar op zoek, maar helaas ontbreekt dit document.
Ik heb dus nog wel wat werk te doen, maar misschien kunnen lezers mij helpen met het recente deel, namelijk tussen 1904 en 1909 de koop/verkoop tussen Dirk Goedhart/Jacob Schaap.
In een koopakte wordt vaak verwezen naar de voorgaande akte en zo zou ik op het spoor kunnen komen van de verschillende aan- en verkopen.
En misschien kan iemand mij nog een en ander vertellen over deze tak van ‘de Slokkers’ of andere wetenswaardige anekdotes, de zogenaamde ‘krenten in de pap’.
Dit kan via mijn e-mail:
INTERVIEW MET PAUL SCHIFFERS Janine van der Hulst-Veerman
Het zou dit jaar (2020) de vijfentwintigste keer zijn dat de kerststal aan de Kombuis in Huizen opgebouwd zou worden en ter gelegenheid daarvan namen wij, Janny Stevens en ondergetekende, in december vorig jaar een interview af bij initiatiefnemer Paul Schiffers. We konden toen niet bevroeden dat het coronavirus roet in het eten zou gaan gooien. Paul Schiffers mailde ons hierover op 4 oktober het volgende: “Het is wel erg vroeg om het over de Kerststal in de Kombuis te hebben. Alhoewel we de voorbereidingen normaal gezien deze tijd wel al moeten nemen. Maar het coronavirus gooit in vele organisaties de problemen op een hoop. En wij dachten: wat moeten wij hiermee? Nu hebben wij met een paar van ons de koppen bij elkaar gestoken en hebben toch besloten, al zou het dit jaar het 25ste jaar zijn, dat die kerststal niet opgebouwd zal worden. Het is vervelend en jammer zoiets te beslissen, maar je heb toch met veel mensen te maken ... Dus het volgend jaar nieuwe kansen voor de kerststal. Al het houtwerk ligt in de container en de poppen staan rustig te wachten in de Bolder
Langs de Loefzij wijzen borden de weg naar de Kerststal in het plantsoen van de Kombuis. Paul Schiffers is bezig met de dagelijkse verzorging van de dieren en het checken van de stal. Hij vertelt amicaal over de indeling, alle dieren in de Kerststal en ook de echte mensen die met de Kerstdagen in de stal te zien zijn: de herders, de wijzen en een jong ouderpaar met een baby. De ezel, daar was moeilijk aan te komen. ‘In het ergste geval ga ik zelf voor ezel spelen,’ grapt de energieke Paul. Maar de kleine ezel, die de omwonenden met zijn gebalk al vroeg wekt, staat in zijn deel van de stal genoeglijk te snoepen van het verse hooi.
Het interview met Paul Schiffers op 16 december 2019 In de tijd dat wij in en om de kerststal met Paul staan te praten is het een komen en gaan van ouders met jonge kinderen die de schaapjes willen aaien tot een ouder echtpaar voor wie de Kerststal op hun wandelroute ligt. ‘Dat gaat de hele dag zo door,’ vertelt Paul. Hoeveel mensen er langs komen houdt hij niet meer bij. Mensen komen alleen, samen en in groepen. Tellen is geen doen. Mensen van verzorgingstehuizen komen met hun begeleiders in rolstoelen. Niet alleen uit Huizen, maar bezoekers komen ook van buiten Huizen. De dieren worden veelvuldig geknuffeld en Paul Schiffers trakteert deze bezoekers op warme chocomel.
nog nooit gezien of gesproken heeft. Maar niets weerhield Paul er van om zijn plan door te zetten en jaarlijks te herhalen.
Het begon met een grote kerstboom zonder kluit en hij vroeg een aantal mannen uit de buurt: ‘Zullen we de boom overeind zetten in het gras?’ Dat hebben ze toen gedaan en vastgezet met een paar touwen. Een jaar later zei hij: ‘Nu moeten we een echte kerstboom met kluit hebben.’ Paul had er geld voor ingezameld. Zo’n boom kostte toen ƒ 24,- en die boom was helaas kapot gegaan, maar van het CDA kreeg hij een andere. ‘Die is nu heel erg groot en met een ster op een paal vlak langs de stam lijkt het of de ster in de top van de boom zit.’ Paul is ook wel in voor een geintje. Van een fietswiel had hij een ooievaarsnest gemaakt en twee ooievaars gekocht en deze op het nest gezet. Hij had Joyce Bout van de Huizer Courant gebeld en gezegd: ‘Ik hoor geklepper, ik heb een ooievaarsnest, je moet komen.’ Ze kwam en zag toen dat het neppers waren. ‘De kinderen in de buurt helpen de dieren te verzorgen, ze maken het hok schoon en voeren de schaapjes. En iemand van vluchtelingenwerk kwam met vluchtelingen die Nederland willen leren kennen en ook de cultuur. In de hoek van het plantsoen staat een beeld van het Huizer Melkmeisje, vervaardigd door Paul. Hij vertelt hoe hij het beeld heeft gemaakt.
Paul nodigt ons binnen om het interview af te nemen. De voortuin heeft een Japanse touch met bonsaibomen, een kiezelvijver en het hekwerk is geverfd in rood en zwart. In het toilet hangen door Paul ingelijste tekeningen van mensen in Huizer klederdracht.
In de woonkamer worden we verrast door Dickens-taferelen in miniatuur op een door Paul vervaardigd dressoir en in de brede vensterbank staat een miniatuur kerststal uitgestald. Aan de muur hangt een schilderij op doek van een Geisha. De muur in de achtertuin is beschilderd met Japanse kersenbloesem. Voor elk probleem bedenkt Paul een oplossing. ‘Ze zeggen weleens: “Je moet eens wat rustiger aan doen.”’
Als we vragen: wie is Paul Schiffers? brandt hij los en vertelt: ‘Geboren in Hilversum in de Veerstraat. Wij hadden tien kinderen thuis. Mijn vader had een herenkapperszaak. Dat was ook in de oorlogstijd, in 1940. Helaas is hij gestorven toen ik 8 jaar was, in 1948.’ Paul toont ons een zelfportret van zijn vader. Het schilderen heeft hij dus niet van een vreemde. Volgens zijn broers en zussen lijkt Paul het meest op zijn vader en mocht hij het schilderij hebben, samen met het schilderij dat zijn vader van Pauls moeder heeft gemaakt. Er staat echter geen datum op en Paul vindt het nog altijd jammer dat hij hem nooit heeft kunnen vragen wanneer hij de portretten geschilderd heeft. Paul vertrouwt ons toe dat toen hij rond de vijftig was, hij daar erg veel last van heeft gehad. Zijn oudste broer nam in eerste instantie de kapperszaak over, maar die had er geen zin in. Paul groeide in armoede op. Het gezin leefde van de steun. Toen had je geen pensioenen en de bijstand. De vader van Paul kwam uit Limburg, uit Vaals. De mensen uit Limburg zijn kleiner dan die uit Friesland, leerde hij op school. Pauls moeder kwam uit Drenthe. Hij weet niet meer hoe ze aan elkaar gekomen zijn. Ze kregen overal bonnen voor. Van de kerk – ze waren aangesloten bij de Vituskerk – kregen ze een doos waarin een rollade, wat bonnen en een pakje roomboter zat en bij de kolenboer konden ze een zak kooltjes halen. Alleen de potkachel in de woonkamer werd daarmee verwarmd; in de rest van het huis ‘bloeiden’ in de winter de ijsbloemen op de ramen. In de woonkamer lagen er handdoeken in de vensterbanken om de condens van de ramen op te vangen. Paul Schiffers ging naar de Sint Aloysiusschool in Hilversum. Op facebook kwam Paul foto’s tegen van de Veerstraat. Hij zoekt ze op zijn mobiel op en toont ze ons.
Al op jonge leeftijd toonde Paul zijn creatieve en inventieve geest. Rond 1950, op tienjarige leeftijd, speelde hij met zijn zelfgemaakte poppenkast op straat voorstellingen voor buurtkinderen. Paul was erg verlegen en dorste nooit achter de poppenkast vandaan te komen. De poppenkast bood hem een veilige manier om zijn kunsten te vertonen. Middels een kijkgaatje hield hij de boel in de gaten. Vlakbij was een logement waar hij wat te eten kreeg. De zoon van de kok aldaar was zijn vriend en samen met hem struinde hij ’s ochtends vuilnisbakken af om oud papier en lompen te verzamelen. Dit afval verkocht hij en van dat geld kocht hij poppenkastpoppen bij het Kinderparadijs.
Hij mocht altijd bij het logement in de Veerstraat spelen. Paul heeft ook wel op de Groest gespeeld maar dan kwam de politie en moest hij daar weg. Met blikken en planken bouwde hij een ‘tribune’ voor de jeugdige toeschouwers. Ooit moest hij op een hond passen, een dalmatiër. Hij had een kar gemaakt en de hond ervoor vastgemaakt. Aan een lange stok deed hij een stuk worst die hij vanuit de kar voor de neus van de hond hield en zo trok de hond de kar. Als hij links- of rechtsaf moest bewoog hij de stok respectievelijk naar links of moest wat te doen hebben. Dit jaar (2019) lag hij nog in het ziekenhuis. Hij maakte er tekeningen. ‘Een zuster met een kind vroeg of ik haar kind wilde natekenen.’ Het kunnen tekenen komt doordat hij voorheen meubels maakte en ze eerst moest tekenen. Van de docent op de Gooische Academie moest hij twee tekeningen op een avond maken, omdat die vond dat hij teveel bleef pielen. ‘Maar het precisiewerk zit in me.’
Bij het wijngilde leerde hij met allerlei kruiden en vruchten, van paardenbloemen tot jenever- en
rechts. Maar hij was ook ondeugend. Dan legde hij zijn fiets op de grond en ging er zelf naast liggen. Als mensen hem dan te hulp schoten, sprong hij snel op en fietste er snel vandoor. Toen hij ging trouwen en er een baby kwam, heeft hij de zolderverdieping in de Veerstraat verbouwd en economisch ingericht tot wat we nu een Tiny House zouden noemen. Soms vind hij het wel lastig voor elk probleem een oplossing te weten. Paul noemt zich een beelddenker.
Paul heeft heel veel sporten, cursussen en andere activiteiten gedaan, zoals rugby, turnen, fotoclub, wijn maken en de Gooische Academie bij verschillende docenten. ‘Want je kunt wel een gave krijgen, maar je moet het wel ontwikkelen,’ vindt Paul. Paul heeft veel in ziekenhuizen gelegen en vlierbessen, wijn maken. Er waren ook onderlinge en landelijke wedstrijden. Zijn port werd heel stevig. Hij had speciale flessen om wijn te maken met gist en waterslot. Hij maakte ook modelvliegtuigen en sloot zich aan bij Modelbouwclub Huizen, waar hij met zijn modelzweefvliegtuig aan deelnam. Dat ging niet altijd zonder slag of stoot. Op een gegeven moment was hij met zoveel dingen bezig dat zijn echtgenote zei: ‘Nou moet je eens een keertje thuisblijven.’
De buurt vroeg hem om in een buurtcommissie te komen om de wijk tussen de Loef- en Lijzij te ontwikkelen. ‘Ik kreeg een map met hoe je een wijk zou willen opbouwen.’ Zo heeft Paul in de loop der jaren al 300 foto’s gemaakt met hoe slecht de bestrating is in de wijk. De communicatie met de gemeente liep niet altijd even soepel. Het indienen van aandachtspunten raakte er regelmatig kwijt. Met de PVDA heeft hij een rondje door de wijk gelopen om de aandachtspunten te laten zien. Hij kreeg de opmerking: ‘Ja daar moet wel wat aan gedaan worden,’ te horen. ‘Net als met de gastransitie. Ze zouden dit jaar al begonnen zijn, maar ja, wie moet dat betalen?’ Iemand van de woningbouw wilde graag eens met hem praten over de wijk. Paul is de eerste persoon in Huizen waarmee wijk- en buurtbeheer begon.
We hopen samen met Paul dat de kerststal volgend jaar er weer zal kunnen staan.
(Afbeeldingen eigen collectie Paul Schiffers, Janine van der Hulst-Veerman en Facebookgroep ‘Hilversum in
oude en nieuwe foto’s’.)
IN MEMORIAM
Op 3 september 2020 waren wij op bezoek bij mevrouw A. Lots-van Gool op de Diaconessenlaan in Naarden om een verhaal uit haar leven op te schrijven. Het was een gezellige middag en zij vertelde op genoeglijke wijze het een en ander uit haar leven. We werkten het meteen uit en gaven haar en haar kinderen het concept-verhaal voor de Ratel. Na enige dagen kregen we het akkoord voor plaatsing met een paar kleine aanpassingen.
Ongelooflijk, maar op 22 september ontvingen wij tot onze droefenis een rouwcirculaire: mevrouw Lots-van Gool overleed onverwachts op 20 september! We hebben ons medeleven betuigd en één van ons kon bij de crematie aanwezig zijn. Het is met medeweten en goedvinden van haar dochters, dat we het verhaal ongewijzigd publiceren.
Willemien van Wessel-Van As
Gerrit Jongerden UIT HET LEVEN VAN MEVROUW A. LOTS-VAN GOOL
“Vermoedelijk weten veel lezers van de Ratel niet wie ik ben, dus eerst maar wat ‘toelichting’. De naam Lots komt van wijlen mijn man, Joop Lots, vele jaren eigenaar/beheerder van Boekhandel Flevo aan de Voorbaan. Hij overleed in 2013 en we waren ruim 60 jaar getrouwd. Kinderen zeiden wel eens ‘meneer Flevo’ maar dat was dus niet juist!
Ik ben geboren op 10 maart 1927 op Naarderstraat 260 in Huizen. Naarderstraat 250 was toen in aanbouw. Korte tijd later verhuisden we daarheen en daar heb ik tot mijn trouwen gewoond.
Mijn meisjesnaam ‘Van Gool’ verraadt dan wel meteen, dat ik niet uit een oud Huizer geslacht stam met een naam zoals Bout of Rebel, maar ik voel me toch een echte Huizer; er geboren en getogen. In 2010 moesten mijn man en ik helaas – noodgedwongen – Huizen verlaten. Er was daar op dat moment voor ons geen geschikte woonruimte te vinden. We kwamen terecht op de Diaconessenlaan in Naarden. Die woning is echt wel
Fietsend voor onze winkel in ... en mijn man uit het bovenraam.
mooi en geschikt voor ons. Echter, de verhuizing naar Naarden was toch – zacht uitgedrukt – geen hoogtepunt in mijn leven.
Mijn grootmoeder Van Gool woonde op Naarderstraat 198. Ik heb haar alleen als weduwe gekend. Grootvader had een fabriek in Veenendaal waar shawls en andere produkten van wol werden gemaakt. De shawls werden verkocht onder de naam JAGO, een afkorting van Jan van Gool. Hij hield kantoor in Amsterdam.
Achter ons huis lag de Limitische heide; een prachtig ruim speelterrein voor ons als kinderen. Ik begon mijn schoolleven op 3-jarige leeftijd op de Valkeveenselaan. Dat was op een klein privé kleuterschooltje vlakbij speeltuin Oud Valkeveen. De juffrouw die dat leidde, kwam aan moeder vragen of mijn zusje van vijf bij haar school kon komen. Moeder zei dat ze dat wel wilde maar alleen als ze mij erbij nam. Zo gebeurde het.
Mijn ouders hebben samen met meneer Hamming van Driftweg 127 de Nieuwe School opgericht. Hij was mede-directeur van de Kunstaardewerk fabriek HAVO, Havenstraat 85, later potterie De Driehoek. Hamming was een oom van mij, gehuwd met een zus van mijn vader. Die school begon op de Naarderstraat 252. Dat duurde niet lang want Hamming liet toen de Nieuwe School bouwen naast zijn huis aan de Driftweg.
Ik bracht mijn lagere schooltijd echter door in Bussum, op de Montessorischool. Mijn moeder was mede-oprichtster van die school, gelegen vlak over de Rijksweg. Een deel van mijn kleutertijd zat ik daar ook al. Tot mijn twaalfde jaar ben ik er halverwege de vier jaar op school geweest. Daarna ging ik – ook in Bussum – naar de IVO. Dat staat voor Individueel Voortgezet Onderwijs. Op die school was heel veel vrijheid. Ik maakte van die vrijheid te veel gebruik, laten we het maar zo zeggen! Halverwege de vier jaar, de duur van die opleiding, ben ik daarom weggestuurd. Toen kwam ik op de gemeentelijke MULO in Bussum en dat heb ik afgemaakt, met diploma. Daarna ging ik naar een school voor Huishoudkunde, ook in Bussum. Het eerste jaar was om te overdenken wat ik nu eigenlijk wilde. Je zou het een vormingsklas kunnen noemen. Die opleiding duurde eigenlijk twee jaar maar omdat er in de oorlog een jaar lang geen les gegeven kon worden, duurde het in mijn geval drie jaar. Toen was ik ‘Gediplomeerd Huishoudkundige.’ Daarna naar de school voor Maatschappelijk werk, nu de Sociale Academie.
Wat er verder thuis nog in de oorlog gebeurde wil je weten? Zoals overal ging de eerste paar jaar alles nog min of meer gewoon door. De laatste twee jaar waren moeilijk. Daar kwam nog bij, dat mijn vader in 1943 overleed. Hij zat in de textiel, in Amsterdam. Hij was zo ongeveer de eerste forens in Huizen. We hadden Joodse onderduikers in huis. Eerst een gezinnetje, maar moeder kon de stress
Met mijn oudere zusje in 1931. De blondine ben ik.
die dat meebracht niet aan. Ze werden toen ondergebracht bij ene familie Wiggers op de Prinses Irenestraat; in de oorlog weer Warandestraat geheten, zoals vóór de geboorte van Prinses Irene. Ik bracht daar de distributiebonnen voor dat gezin, die bij ons werden gebracht, denkelijk door de ondergrondse. Later zat er nog een Joods jongetje van een jaar of tien bij ons ondergedoken. Die werd op een gegeven moment door de Duitsers opgehaald. Was dat verraad? Ik denk het niet. Zijn vader zat ondergedoken op de Nieuwe Bussummerweg 159, bij mevrouw Dudok. Tante Truus, noemden we haar, maar het was geen familie. Die vader was op dezelfde dag opgehaald en mogelijk heeft hij, na ‘ondervraging’ door de Duitsers, ons adres genoemd. Werd moeder toen niet opgepakt wil je weten? Nee, die lieten ze ongemoeid. Dat had ze, je gelooft het niet, te danken aan politieagent Marinus. Dat is een feit. Had hij medelijden met een weduwe? Ik weet het niet. Ik weet natuurlijk wel, dat er over deze man, door zijn uiterst ‘gezagsgetrouwe’ houding in de oorlog, in Huizen verder niet veel goeds te vertellen valt. Bij die inval van de Duitsers, wilden ze ook mijn oudere zus oppakken omdat die er, met donkere krullen, bijna Joods uitzag. Dat ging gelukkig niet door. Ik was blond en zag er heel anders uit. De kleine jongen, die zeker al goed besefte dat hem niet veel goeds te wachten stond, is uit de trein gesprongen. Hij kwam in een sloot terecht, ontkwam en heeft uiteindelijk de oorlog overleefd. Bijzonderheden weet ik er verder niet van. Z’n vader is omgebracht.
Hamming op de Driftweg had in de oorlog een radio. Dat was toen verboden en hij had die al lang moeten inleveren. Die radio zat achter een schilderij en er werd vanzelfsprekend naar Radio Oranje geluisterd. Van achter ons huis over de hei was het maar een klein stukje naar de Driftweg en ik spurtte er ’s avonds naar toe. Ik hoorde dan het laatste nieuws en moest dat thuis vertellen. Ik heb dat wel een paar jaar gedaan. Een keer liepen er een paar Duitse soldaten op het fietspad. Het was al spertijd dus ik mocht niet meer buiten zijn. Ik verstopte me achter een boom en ze zagen me niet. Er is dus niets gebeurd maar toen was de schrik wel zo groot, dat het me altijd is bijgebleven.
Hoe wij het laatste oorlogsjaar overleefden? Nu, vader zat in de textiel zoals ik al zei en moeder had van zijn handel heel veel bundels met lappen stof onder de vloer liggen. Die gebruikte ze dan om in Huizen te ruilen tegen etenswaar. Moeder is tot het eind van haar leven op Naarderstraat 250 blijven wonen.
Na mijn opleiding op de Sociale Academie ging ik werken bij de AVO = Arbeid voor Onvolwaardigen. Geen leuk klinkende naam maar 70 jaar geleden lag daar niemand van wakker. Ik ging het hele land door om mensen te bezoeken. Dan beoordeelde ik tot welke werkzaamheden deze mensen in staat waren. Ja, heel verantwoordelijk werk. Wel altijd in overleg met een arts. Ik ging met het openbaar vervoer maar niet alle adressen kon/kun je hiermee bereiken. Ik liftte zodoende ook vaak. Meestal heel leuke ervaringen; een enkele keer minder leuk. In de eerste jaren van mijn huwelijk heb ik dat ook gedaan.
Op 12 oktober 1952 ben ik getrouwd. We kochten toen Nieuwe Bussummerweg 157 voor de lieve som van f. 7.000,00! We moesten toen wel een hypotheek afsluiten! We hebben daar 58 jaar met
25 Oktober 1952. De padvinderij is duidelijk aanwezig.
Op huwelijksreis. De G op het nummerbord stond voor NoordHolland.
plezier gewoond. We leerden elkaar kennen op de padvinderij. Ik was Akela en bij ons huwelijk was de padvinderij duidelijk aanwezig. Onze twee dochters zijn in het Diaconessenhuis in Naarden geboren en dat was ongeveer op de plek waar ik nu woon. Toen onze dochters wat groter waren, heb ik veel in de winkel gestaan. Het is lang een boek- en kunsthandel geweest. Ik heb nog een diploma moeten halen om kunst te mogen verkopen. Leuke bijzonderheid wel, dat mijn ‘ondervraagster’ vertelt dat zij nog elke dag thee drinkt uit een kopje dat ze heel lang geleden bij ons kocht.
Mijn schoonmoeder, mevrouw Lots-Bakker, is met de boekwinkel in Huizen begonnen. Ze was weduwe en had geen inkomen. Er was dus geen verzekering. Frappant detail is dat haar man, die reclametekenaar was, juist voor de R.V.S. (Levensverzekering Maatschappij) hun overbekend logo ontwierp, die zelfs op een suikerzakje werd afgebeeld zoals hierbij afgedrukt. Jarenlang hing er een groot bord met die afbeelding bij J.C. Speets, Voorbaan 8, die ook in verzekeringen deed.
Mijn schoonmoeder begon met de boekhandel op de Lindenlaan, iets voorbij de Engweg, vanaf het centrum gerekend. Ongeveer waar nu een viswinkel is. Schoonmoeder kwam uit Hoorn, dochter van een boekhandelaar aldaar. Een vertegenwoordiger in kantoorartikelen die daar in de win-
kel kwam, wist wel een pand in Huizen waar een boekhandel gevestigd zou kunnen worden. Waarschijnlijk was
Suikerzakje zoals gebruikt op de kantoren van RVS en door hun agent ont, nog eens terug te kijken op het verleden waarbij al pratende nog heel
wat naar boven kwam.”
Gerrit Jongerden Willemien van Wessel-Van As 28 DE RATEL / DECEMBER 2020 het ook de eerste boekwinkel in Huizen. Dat was allemaal zo rond 1930. Een zuster van mijn schoonmoeder was vermogend en die liet toen het grote winkelpand aan de Voorbaan bouwen. Op nummer 33 was de klerenwinkel van Piet Bunschoten, op 33a de meubelzaak van Visser, Flevo op 35 en ijzerhandel v.d. Meer op 35a. Dat stukje van de ijzerwinkel is later bij de boekwinkel gekomen. De prentbriefkaart van het strand bij Huizen, die we hierbij afbeelden, werd in 1933 verstuurd: uitgever Flevo. Die is zeer waarschijnlijk van de eerste serie die mijn schoonmoeder liet maken. De Zuiderzee was net afgesloten, dus nog geen riet te zien. In zo’n 70 jaar heeft Flevo ontzettend veel kaarten uitgegeven; succes-exemplaren ook regelmatig her-uitgegeven. Tegenover ons had Gerrit Kos, meestal Gerrit Kossie genaamd, z’n kleine leuke winkeltje. Eigenlijk een sigarenwinkel maar hij verkocht er nog van alles bij, o.a. ook kantoorartikelen en prentbriefkaarten. Hij gaf niet zelf kaarten uit en de kaarten van Huizen kocht hij bij ons!
Lang voor mijn tijd had Flevo ook een bibliotheek. Duurde niet zo lang want het was geen groot succes. Anekdotes hierover zijn er wel. Zo werd eens een niet uitgelezen boek teruggebracht met de bladwijzer er nog in. Het was in dat geval een plakje ham!
Het deed me goed als echte Huizer die in Naarden
DE RATEL / DECEMBER 2020